De Gulden Passer. Jaargang 86
(2008)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 29]
| |||
Steven Gysens
| |||
Handschriften en drukken uit Ortelius' bibliotheek: verschillen en overeenkomstenGa naar voetnoot3De Brusselse handschriften (die in de bijlage bij dit artikel summier worden beschreven) kunnen hier misschien het best worden gepresenteerd door ze kort te vergelijken met de drukken uit Ortelius' bibliotheek die tot dusver in Belgische collecties zijn teruggevonden. Wat de inhoud van deze zes handschriften betreft, valt onmiddellijk op dat slechts één handschrift teksten van een klassieke Latijnse auteur bevat (Cicero - nr. 2), terwijl in de vijf | |||
[pagina 30]
| |||
overige handschriften werken van laat-antieke auteurs (Augustinus - nr. 5, Orosius - nr. 3, Sidonius Appolinaris - nr. 4) te vinden zijn, al dan niet in combinatie met middeleeuwse auteurs (Freculfus - nr. 3, Bernardus van Clairvaux en Anselmus van Canterbury - nr. 5, en een Luikse kroniek - nr. 1). Geen van de handschriften bevat teksten in het Grieks of, de oud-Engelse glossen in nr. 6 buiten beschouwing gelaten, in de volkstaal. Het aantal handschriften is natuurlijk te beperkt om definitieve conclusies te trekken, maar als we de inhoudelijke kenmerken van de manuscripten afzetten tegen die van de teruggevonden drukken, zijn er toch enkele overeenkomsten. Betreffen de helft van de drukken historische werken, dan gaat het bij twee handschriften om historische werken (nrs. 1 en 3), terwijl een derde handschrift een belangrijke bron voor de geschiedenis van het laat-antieke Gallië bevat (nr. 4). Chronologisch gezien vinden we bij de handschriften uitsluitend (Latijnse) teksten uit de oudheid of de middeleeuwen, daar waar voor de drukken de verhouding bij 40% moderne werken lag tegenover telkens 30% teksten uit de oudheid en uit de middeleeuwen. Dat het percentage moderne werken bij de drukken hoger ligt, spreekt min of meer voor zich. Toch zijn er niet alleen qua inhoud overeenkomsten tussen de drukken en de Brusselse handschriften, maar ook op materieel gebied. Zo hebben vier van de zes handschriften een eigendomsmerk van Ortelius; drie daarvan (nrs. 2-4) dragen het eigendomsmerk Abrah[ami] Ortelii (met kleine varianten) dat ook in het merendeel van de teruggevonden drukken voorkomt. Bijzonder in dit verband is wel een vierde handschrift (nr. 1) dat de Gesta van de oudste bisschoppen van Tongeren/Maastricht/Luik bevat, en als eigendomsmerk Abrahami Ortelii et amicorum heeft. Deze onder bibliofielen niet onbekende et amicorum-formule kwam in de vijftiende eeuw in zwang in Italië en verspreidde zich van daaruit naar de rest van Europa.Ga naar voetnoot4 Daar verschijnt ze onder meer op talrijke boekbanden uit de bibliotheek van de Franse bibliofiel Jean Grolier (1489/90-1565) en, wat de Nederlanden betreft, op banden van de Brugse humanist Marcus Laurinus jr. (1525-1581).Ga naar voetnoot5 Toch treft men deze formule niet alleen op boekbanden aan, maar ook in colofons van handschriftenGa naar voetnoot6 of op titelpagina's van drukken.Ga naar voetnoot7 Het is voorlopig niet | |||
[pagina 31]
| |||
duidelijk waarom Ortelius alleen in dit ene handschrift de formule et amicorum heeft aangebracht. Misschien komt daarin klaarheid wanneer verder onderzoek nog andere handschriften of drukken met dit bijzondere eigendomsmerk aan het licht brengt. Om nog even bij de boekbanden stil te staan: het valt op dat drie van de zes handschriften (nrs. 1, 4-5) hun wellicht nog oorspronkelijke, eenvoudige perkamenten band hebben behouden, terwijl een vierde handschrift nog tot eind negentiende eeuw een perkamenten band had (nr. 2). Eén handschrift werd later herbonden (nr. 3) en twee handschriften hebben meer bepaald in de twintigste eeuw een nieuwe band gekregen (nrs. 2 en 6). Anders dan bij de drukken, heeft dus geen enkel Brussels handschrift thans een vroegmoderne luxeband. Binnen deze groep van zes handschriften zijn er twee (nrs. 5 en 6) die - in hun huidige toestand althans - geen eigendomsmerk van Ortelius hebben, maar wel latere (zeventiendeeeuwse?) aantekeningen bevatten waarin de cartograaf als de eigenaar wordt genoemd.Ga naar voetnoot8 Toevallig of niet gaat het om twee manuscripten die, blijkens diezelfde aantekeningen, van de ‘Engelse beeldenstormers’ onder Hendrik viii zouden zijn gered: nr. 6, dat uit de bibliotheek van de in 1538 opgeheven abdij van Abingdon komt,Ga naar voetnoot9 en nr. 5, waarvan de vroegere herkomst onbekend isGa naar voetnoot10. Hoe en wanneer deze beide handschriften in het bezit van Ortelius zijn gekomen, is niet duidelijk. Vele Engelse katholieke intellectuelen hadden op hun vlucht naar het vasteland hun drukken en handschriften meegenomen,Ga naar voetnoot11 wat een mogelijke verklaring voor het probleem kan bieden.Ga naar voetnoot12 Van de overige Brusselse handschriften is in dit stadium trouwens evenmin bekend hoe en wanneer Ortelius ze heeft verworven. Wal ten slotte de verdere geschiedenis van de Brusselse handschriften betreft, wordt de lijst van latere eigenaren van drukken en handschriften uit Ortelius' bibliotheek uitgebreid met twee nieuwe namen (over wie dadelijk meer): de humanist Johannes Livineius (nrs. 2-4) en de Antwerpse jezuïet-humanist Andreas Schottus (nr. 5).Ga naar voetnoot13 Daarnaast zien we dat een van de handschriften is terechtgekomen bij Johannes Gevartius (nr. 1), die ook al eigenaar bleek van twee gedrukte werken uit de collectie van de Antwerpse cartograaf.Ga naar voetnoot14 Opvallend is verder | |||
[pagina 32]
| |||
dat vijf van de zes handschriften die nu in de Koninklijke Bibliotheek te Brussel worden bewaard, bij de (Antwerpse) jezuïeten terecht kwamen, hetzij rechtstreeks (nrs. 5-6), hetzij via Livineius (nrs. 2-4). Dergelijke verhouding hoeft echter niet te verbazen, omdat vele handschriften uit de diverse jezuïetenbibliotheken na de opheffing van de orde in 1773 in de Oostenrijkse Nederlanden werden bijeengebracht in de voorloper van de huidige Koninklijke Bibliotheek van België.Ga naar voetnoot15 Zo vinden we bijvoorbeeld in twee inventarissen die in het kader van de inbeslagname van de jezuïetenbibliotheken werden opgesteld, bij de handschriftenverzameling van de Bollandisten (die destijds nog te Antwerpen waren gevestigd) een aantal items waarin hier besproken handschriften uit Ortelius' bibliotheek te herkennen zijn, namelijk in een onder leiding van G.-J. Gérard (1734-1814) opgestelde inventarisGa naar voetnoot16 en in een tweede, daarmee grotendeels gelijklopende, anonieme inventaris.Ga naar voetnoot17 In deze beide lijsten worden weliswaar geen provenances gegeven, maar van de handschriften waarvan de beschrijving lijkt overeen te stemmen, hebben er zeker twee ook nog hun oude bibliotheeknummer bewaard. Daarom lijken ze toch te kunnen worden geïdentificeerd als de handschriften die thans in de Koninklijke Bibliotheek te Brussel worden bewaard.Ga naar voetnoot18 Na deze korte bespreking van de belangrijkste kenmerken van deze Brusselse handschriften, moet hier nader worden ingegaan op een punt dat Op de Beeck en De Coster bij hun studie nog niet volledig konden uitklaren: de verspreiding van Ortelius' collectie. | |||
Hoe en wanneer geraakte Ortelius' bibliotheek verspreid?In de correspondentie van de Brabantse humanist Justus Lipsius (1547-1606) is voor het beantwoorden van deze vraag alvast een eerste aanwijzing te vinden. Een van diens correspondenten, de jezuïet Gilles Schoondonck (1556-1617), een pater uit het Antwerpse col- | |||
[pagina 33]
| |||
lege, beschrijft in een brief van 13 januari 1599 hoe Lipsius' vroegere studiegenoot Johannes Livineius (1546/47-1599)Ga naar voetnoot19 diezelfde dag is overleden. Hij laat zich daarbij ontvallen dat diens, wat Griekse literatuur betreft, welvoorziene bibliotheek hopelijk niet hetzelfde lot zal ondergaan als Ortelius' collectie, die hij had zien uiteenrukken.Ga naar voetnoot20 Deze terloopse opmerking levert meteen ook, zoals Op de Beeck en De Coster terecht opmerkten, medio januari 1599 als terminus ante quem op. Bovendien vonden beide boekhistorici minstens twee drukken terug die al in Ortelius' sterfjaar een nieuwe eigenaar hadden gevonden.Ga naar voetnoot21 Dit zou er dus kunnen op wijzen dat minstens een deel van Ortelius' bibliotheek al in 1598 werd verspreid, misschien wel geveild. De reconstructie van Livineius' bibliotheek biedt echter nog een tweede, preciezer aanknopingspunt. Deze wat vergeten humanist was zeker geen onbekende van Ortelius. Zo leverde hij al op 1 juni 1575 een bijdrage aan diens album amicorumGa naar voetnoot22 of maakte hij tijdens zijn studieverblijf te Rome (ca. 1579-1582) voor de Antwerpse cartograaf in de Vaticaanse bibliotheek een kopie van een handschrift van de Geografie van Ptolemaeus, een kopie die echter verloren ging onderweg naar de Nederlanden.Ga naar voetnoot23 Zeker nadat hij in het voorjaar 1588 zijn oom Laevinus Torrentius (1525-1595) vanuit Luik naar Antwerpen was gevolgd, moet hij daar contacten hebben gehad met de bekende cartograaf, al zijn daarvan nauwelijks aanwijzingen bewaard.Ga naar voetnoot24 Livineius' bibliotheek geraakte niet verspreid, anders dan de jezuïet Schoondonck had gevreesd, maar ze kwam nog tijdens het jaar van zijn overlijden (1599) bij de Antwerpse jezuïeten terecht. Daar zou zijn druk- en handschriftencollectie bewaard blijven tot de | |||
[pagina 34]
| |||
opheffing van de jezuïetenorde. Aangezien een groot deel van de manuscripten uit de jezuietencolleges, zoals gezegd, werden bijeengebracht in wat nu de Koninklijke Bibliotheek van België is, vinden we dus de meeste handschriften uit Livineius' verzameling ook daar terug.Ga naar voetnoot25 Zij bevatten niet alleen de eigendomsmerken van Livineius en van de Antwerpse jezuïeten (meer bepaald het college en nadien het professenhuisGa naar voetnoot26), maar vaak ook een eigendomsmerk van de vorige eigenaar of een notitie waarin Livineius vermeldt hoe hij in het bezit van een handschrift was gekomen. Bij deze nu in Brussel bewaarde handschriften vinden we, zoals eerdere onderzoekers trouwens al hadden opgemerkt,Ga naar voetnoot27 ook drie handschriften uit Ortelius' collectie. Daarin maakte Livineius de aantekening dat hij deze handschriften op 7 oktober 1598 auctione publica had gekocht, zonder evenwel een locatie aan te geven. Het Latijn kent geen lidwoorden, zodat de woorden auctione publica, in theorie althans, ook als ‘op een openbare veiling’ kunnen worden begrepen. Leest men het eigendomsmerk van Ortelius echter samen met de aantekening van Livineius (en dat is wellicht toch de bedoeling geweestGa naar voetnoot28) dan lijkt de | |||
[pagina 35]
| |||
meest waarschijnlijke interpretatie van deze aantekeningen toch dat Livineius de handschriften op de veiling van Ortelius' bibliotheek heeft gekocht. Dit zou tevens de bevestiging zijn dat de boek- en handschriftenverzarmeling van de Antwerpse geograaf vrijwel meteen, amper enkele maanden na zijn overlijden op 28 juni 1598, verspreid geraakte.Ga naar voetnoot29 Dat Ortelius' bibliotheek inderdaad werd geveild, blijkt trouwens ook uit een aantekening in handschrift nr. 5 dat de jezuïet Schottus op de veiling van de collectie heeft gekocht (zie de volledige tekst hiervan in nummer vijf van de bijlage). Deze informatie maakt het mogelijk om gerichter te zoeken naar verdere getuigenissen of aanwijzingen voor deze veiling. In dat verband hebben we, bij wijze van eerste steekproef, de correspondentie doorgenomen van twee tijdgenoten en vrienden van Ortelius. In de eerste plaats die van de drukker met wie hij nauw samenwerkte, Johannes i Moretus (1543-1610).Ga naar voetnoot30 In diens Latijnse correspondentie komen in brieven uit de zomer 1598 wel de ziekte en het overlijden van Ortelius kort ter sprake,Ga naar voetnoot31 maar niet de veiling van diens bibliotheek. Hetzelfde geldt voor de correspondentie van Ortelius' goede vriend Lipsius: daar vinden we voor 1598Ga naar voetnoot32 alleen een brief van 4 maart waarin Lipsius zijn vriend probeert te bemoedigen en de hoop uitspreekt dat deze opnieuw zal aansterken nu de lente in aantocht is.Ga naar voetnoot33 Ortelius' overlijden of de veiling van zijn bibliotheek komt in de briefwisseling van dat jaar niet ter sprake. Toch biedt de correspondentie van nog een andere tijdgenoot onverhoopt de definitieve bevestiging dat Ortelius' bibliotheek wel degelijk begin oktober 1598 werd geveild. Recent werd namelijk een brief gepubliceerd uit de contacten tussen Andreas Schottus en David Hoeschel (1556-1617).Ga naar voetnoot34 In die brief van 15 oktober 1598 verontschuldigt de Antwerpse jezuïet zich bij de Duitse humanist voor zijn late antwoord. De reden daarvoor was, naast een bezoek aan Lipsius in Leuven, ‘de veiling van de bibliotheek van de geleerde Ortelius en diens preciosa: schilderijen, munten en exotische objecten van overzee’. Hij voegt daaraan nog toe: ‘Ook ik was daarvan getuige. Was de bibliotheek maar in de handen van één erfgenaam terechtgekomen, dan waren zovele werken van antieke en moderne historici en geografen niet verspreid geraakt!’Ga naar voetnoot35 Schottus geeft weliswaar niet aan waar of | |||
[pagina 36]
| |||
wanneer de veiling precies plaatsvond, maar hij lijkt het toch duidelijk te hebben over een recente gebeurtenis, die indruk op hem heeft gemaakt. De datering van de brief zelf (15 oktober 1598) sluit echter nauw aan bij die welke we in de aantekeningen in de door Livineius gekochte handschriften aantroffen (7 oktober 1598), en bevestigt dus ook dat het in die aantekeningen wel degelijk om de veiling van Ortelius' bibliotheek gaat. Schottus' verzuchting dat de collectie hopeloos verspreid is geraakt, vindt trouwens een zwakke echo in die van zijn ordegenoot Schoondonck enkele maanden nadien, dat Livineius' bibliotheek toch maar niet hetzelfde lot hoefde te ondergaan als die van de Antwerpse cartograaf.Ga naar voetnoot36 Voorts vermeldt Schottus aan het eind van diezelfde brief nog dat hij in het bezit is van een werk over voeding van de Byzantijnse geleerde Simeon Seth (elfde eeuw), afkomstig uit de bibliotheek van Ortelius.Ga naar voetnoot37 Wellicht heeft hij deze druk, net als handschrift nr. 5, gekocht op de veiling van Ortelius' bibliotheek.Ga naar voetnoot38 | |||
Tot slot...In dit artikel werd verder materiaal gepresenteerd waaruit blijkt dat Ortelius' bibliotheek werd geveild en zo verspreid geraakte. Dankzij aantekeningen van Johannes Livineius in drie van Ortelius' handschriften die, samen met nog drie andere handschriften ooit in het bezit van de Antwerpse cartograaf waren en nu in de KB Brussel berusten, kennen we zelfs de datum van de veiling: 7 oktober 1598. Op die dag ging, blijkens een recent gepubliceerde brief van de jezuïet Andreas Schottus, zelf een koper op die veiling, niet alleen Ortelius' bibliotheek, maar zelfs zijn hele Museum onder de hamer. Het lijkt overigens niet onwaarschijnlijk dat de veiling meer dan één dag in beslag nam. Het enige punt dat nog niet is uitgeklaard, is de locatie van de veiling. Aangezien Ortelius in Antwerpen woonde en op de veiling van diens Museum ook een aantal Antwerpse humanisten (Livineius, Schottus, Gevartius) boeken en handschriften uit de bibliotheek van de cartograaf hebben gekocht, lijkt het min of meer voorde hand te liggen dat de veiling in Antwerpen plaatsvond, al moet | |||
[pagina 37]
| |||
dit nog door andere bronnen worden bevestigd. Het onderzoek naar inhoud en geschiedenis van Ortelius' bibliotheek is dus zeker niet afgerond: er moet niet alleen naar drukken uit diens collectie worden gespeurd, maar ook, zo is hier gebleken, naar handschriften. Hopelijk brengt verder onderzoek nog ander contemporain bronnenmateriaal aan het licht, zodat we over meer en preciezere gegevens over deze veiling beschikken, zoals namen van andere kopers en, wie weet, misschien zelfs nog een veilingcatalogus. | |||
Bijlage:
| |||
[pagina 38]
| |||
Lit.: J. Van den Gheyn - E. Bacha, Catalogue des Manuscrits de la Bibliothèque Royale de Belgique, ix Histoire de Belgique (histoire particulière) [...], Brussel 1909, 313, nr. 6546. | |||
2. Cicero, De oratoreKB Brussel, hs. 10000 - 15de eeuw - Italië 198 ff. - moderne, blindbestempelde lederen band (20e eeuw)Ga naar voetnoot46 Eigendomsmerken: (schutblad) Abrahami Ortelii et amicorum / Redemi in auctione publica vii Octobr[is] m.d.xcviii. Johannes Livineius / & ab huius haeredibus emit Coll[egium] Soc[ietatis] iesv Antuerp[iae] 1599 / D[omus] P[rofessa] [deze laatste hand schrapte Coll[egium]]; (f. 1r) Coll[egium] Societ[a]tis iesv Antuerp[iae] / D[omus] P[rofessa] [deze laatste hand schrapte Coll[egium]]. Op f. 198V subscriptio: ‘τέλος Hieronimus de Sanctogenesio pro [einde eerste regel en eerste helft tweede regel (met de naam van de eigenaar?) uitgekrabd] gratis scripsit etc.’ Ook het wapenschild op de titelpagina (f. 1r) is uitgekrabd, en ten dele vervangen. Om het wapenschild staan de initialen D. en G.
Lit.: Thomas, Catalogue, 49, nr. 153. | |||
3. Orosius, Adversus Paganos; Freculfus van Lisieux, HistoriaeKB Brussel, hs. 9531-9532 - 12de eeuw - Zuidelijke Nederlanden 147 ff. - moderne lederen band (eind 18de / begin 19de eeuw) Eigendomsmerken: (f. 1r) Collegij Societ[a]tis iesv Antuerpiae 1599, D[omus] P[rofessa] / S[ocietatis] I[esu] A[ntuerpiae] / Abrahami Ortelii/ Redemi in auctione publica m.d.xcviiiGa naar voetnoot47 vii Octobr[is] Iohannes Livineius Aantekeningen in een zestiende-eeuwse (?) hand bij de tekst van Orosius (f. 26r, 33v, 34r, 44v, 47v, 59v, 71r en 73v)
Lit.: Van den Gheyn, Catalogue, ii, 288, nr. 1348Ga naar voetnoot48; M.I. Allen (ed.), Freculphus Lexoviensis, Opera omnia [i] Prolegomena - Indices (= Corpus Christianorum. Continuatio Mediaevalis 169), Turnhout 2002, 130*-131*. | |||
4. Sidonius Apollinaris, Epistolae; Ausonius, Versus de xii CaesaribusKB Brussel, hs. 10020-10021 - 13de/14de eeuw - herkomst onbekend | |||
[pagina 39]
| |||
92 ff. - perkamenten band, met sluitveters Eigendomsmerken: (f. Br) Abrah. Ortelii/Redemi in auctione publica vii. Octobr[is] m.d.xcviii. Johannes Livineius/ Emit Coll[egium] Societ[atis] Iesu Antuerpiae 1599 D[omus] P[rofessa] - (f. 1r) Collegii Societ[a]tis iesv Antuerpiae 1599
Lit.: Thomas, Catalogue, 54, nr. 170: Van den Gheyn, Catalogue, ii, 202 nr. 1191; C. Luetjohann (ed.), Gai Solii Apollinaris Sidonii Epistulae et carmina. [...] (= Monumenta Germaniae historica. Scriptores 1: Auctores antiquissimi 8), Berlijn 1887, xiii. | |||
5. Augustinus, Sermones; Bernardus van Clairvaux, Sermones; Anselmus van Canterbury, Cur Deus homo e.a.KB Brussel, hs. 8386-8396 - 12de/13de eeuw - herkomst onbekend 221 ff. - perkamenten band, met sporen van sluitveters Eigendomsmerken: (f. 2r) Liber hic membranaceus ex Angliae calamitate, vastatis ab Iconoclastis Ecclesiis sub Henrico viii Rege, in Belgium venum allatus e Bibliotheca Abrahami Ortelii redemptus est in auctione publica ab And. Schotto Antverpiano, Soc. I[es]uGa naar voetnoot49/ (f. 7r) Collegij Societ[a]tis iesv Antuerpiae 1598 / D[omus] P[rofessa] Een laat zestiende-/begin zeventiende-eeuwse hand heeft een inhoudstafel met verwijzingen naar vroegmoderne edities aangebracht op f. 1v; zie ook f. 168r en 216r.
Lit.: Van den Gheyn, Catalogue, ii, 143-145, nr. 1111; C.A. Ladd, ‘The “Rubens Manuscript and Archbishop AEfric's Vocabulary’, Review of English Studies, N.S. 11 (1960), 353-364 (p. 358); M. Sabbe, M. Lamberigts en F. Gistelinck (eds.), Bernardus en de Cisterciënzerfamilie in België 1090-1990 (= Documenta libraria 11), Leuven 1990, 499-500 (R. Wielockx); M.T. Wieser, Die handschriftliche Überlieferung der Werke des heiligen Augustinus, Bd. viii Belgien, Luxemburg und Niederlande: Verzeichnis nach Bibliotheken (nach Vorarbeiten von B. Giorgi) (= Österreichische Akademie der Wissenschaften. Philosophisch-historische Klasse. Sitzungsberichte 685/ Veröffentlichungen der Kommission zur Herausgabe des Corpus der lateinischen Kirchenväter 18), Wenen 2000,107. | |||
6. Aldhelmus van Malmesbury, Prosa de VirginitateKB hs. 1650 - eerste helft 11de eeuw - Canterbury/ Abingdon 58 ff. - moderne, blindbestempelde lederen band (20e eeuw)Ga naar voetnoot50 (vgl. nr. 2) Eigendomsmerken: (f. 3r) Collegii Soc[ietatis] Iesu Antuerp[iae] / D[omus] P[rofessa] Dit handschrift draagt (in zijn huidige staat) weliswaar geen eigendomsmerk van Ortelius, maar dat hij ooit de eigenaar van dit handschrift moet zijn geweest, kan via een omweg worden aangetoond.Ga naar voetnoot51 In een zeventiende-eeuwse kopie van dit handschrift, die in de KB Brussel wordt bewaard (hs. 4164-4166)Ga naar voetnoot52, bevindt zich namelijk een notitie die de herkomst van dit handschrift aangeeft. Deze sluit nauw aan bij een gelijkaardige notitie in hs. 1650,Ga naar voetnoot53 zonder daarvan evenwel een letterlijke kopie te zijn. De relatie tussen beide wordt snel duidelijk als ze naast elkaar worden gelegd: | |||
[pagina 40]
| |||
Andreas SchottusGa naar voetnoot54
De vergelijking van beide notities laat de afhankelijkheid van hs. 4164-4166 ten opzichte van hs. 1650 zien en, belangrijker voor ons onderzoek, geeft ook aan dat dit handschrift ooit aan Ortelius toebehoorde. De toevoeging in hs. 4164-4166 over Ortelius' eigenaarschap wordt verder nog bevestigd door een aantekening op f. 73r van dat handschrift dat de tekst ad exemplar vetustissimum Abr[ahami] Ortelii werd gecollationeerd. Bovendien merkt de Engelse historicus John Bale (1495-1563) in zijn notitie over Aldhelmus, die ook op f. 2r van hs. 1650 is gekopieerd, in verband met de De virginitate op: ‘Vidi calamo exaratum apud Abrahamum Ortelium, et ibi vitas sanctorum patrum qui continenter vixerunt.’Ga naar voetnoot56 Bale verbleef tweemaal als balling op het continent: een eerste maal in Duitsland (ca. 1540-1548) en een tweede maal toen hij via de Nederlanden en Frankfurt naar Basel trok (ca. 1554-1559).Ga naar voetnoot57 Wellicht zag hij dus bij zijn doorreis in de Nederlanden dit handschrift bij Ortelius. Tegelijk leveren deze data een, zij het indirecte, terminus ante quem voor de komst van dit handschrift, of in ieder geval dit deel ervan, naar de Nederlanden. Codicologisch onderzoek wees immers uit dat het Brusselse handschrift waarschijnlijk ooit deel uitmaakte van een groter geheel van 246 folia, waarvan de drie overige delen zijn: Antwerpen, Museum Plantin-Moretus, hs. 16.2 (Denucé, 47) (en de daaruit door Franciscus Junius (1591-1677) in de zeventiende eeuw verwijderde 24 folio's die thans het handschrift Londen, British Library, Addit. 32246 vormen), en Antwerpen, Museum Plantin-Moretus, hs. 16.8 (Denucé, 190) (het zgn. ‘Rubens-manuscript’).Ga naar voetnoot58 Alleen is niet duidelijk waar en wanneer het oorspronkelijke, grotere handschrift werd opgebroken, noch hoe en wanneer het naar het vasteland | |||
[pagina 41]
| |||
kwam.Ga naar voetnoot59 In de beide Antwerpse handschriften bleken, bij een eerste, vluchtige onderzoek, alvast geen sporen te vinden zijn die met Ortelius in verband kunnen worden gebracht.Ga naar voetnoot60
Lit. (selectie): Van den Gheyn, Catalogue, ii, 410 nr. 1520; Aldhelm's De Laudibus Virginitatis with Latin and Old English Glosses. Manuscript 1650 of the Royal Library in Brussels. With an Introduction Chapter by G. van Langenhove (= Rijksuniversiteit te Gent. Werken uitgegeven door de Faculteit van de Wijsbegeerte en Letteren. Extra serie: facsimiles, 2), Brugge 1941; L. Goossens, The old English glosses of ms. Brussels, Royal Library, 1650 (Aldhelm's De laudibus virginitatis) edited with an introduction, notes and indexes (= Verhandelingen van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België. Klasse der Letteren, jaargang 36, nr. 74), Brussel 1974; N.R. Ker, Catalogue of manuscripts containing Anglo-Saxon, Oxford 19902, nr. 8 (p. 6-7); S. Gwara m.m.v. R. Ehwald (eds.), Aldhelmi Malmesbiriensis Prosa de virginitate cum glosa latina atque anglosaxonica [I] Prolegomena - Indices (= Corpus christianorum. Series latina 124), Turnhout 2001, 94*-101* en 197*-234*. | |||
[pagina 42]
| |||
SamenvattingRecent publiceerden B. Op de Beeck en A. De Coster de eerste resultaten van hun onderzoek naar de bibliotheek van Abraham Ortelius. Daarbij schetsten zij ook de geschiedenis van deze humanistenbibliotheek. Een punt dat ze nog niet volledig konden uitklaren, is hoe en wanneer Ortelius' verzameling verspreid geraakte. Enkele manuscripten uit Ortelius' bibliotheek die thans in de KB Brussel worden bewaard, geven hierop het antwoord: in een aantekening geeft Johannes Livineius aan dat hij deze handschriften kocht op de veiling van Ortelius' bibliotheek op 7 oktober 1598 (dus vrij snel na diens overlijden). Dit wordt trouwens bevestigd in een recent gepubliceerde, bijna gelijktijdige brief van de Antwerpse jezuïet Andreas Schottus, die overigens zelf een koper op die veiling was. In een bijlage worden de betrokken handschriften (zes in totaal) beknopt beschreven. | |||
AbstractIn a recent article B. Op de Beeck and A. De Coster published the first results of their research into the library of the Antwerp cartographer Abraham Ortelius. They also outlined the history of this library. They were not able, however, to eslablish precisely when and how Ortelius's library was dispersed. A few manuscripts, now in the Belgian Royal Library, help to answer these questions: in a note Johannes Livineius mentions he bought these manuscripts during the auction of Ortelius's library on 7th October 1598 (shortly after the death of the cartographer). This is confirmed by a near contemporary, recently published letter of the Antwerp Jesuit, Andreas Schottus, who also bought some books and manuscripts at this auction. The Appendix gives a summary description of the manuscripts in question (six in all). | |||
RésuméRécemment, B. Op de Beeck et A. De Coster ont publié les premiers résultats de leurs recherches sur la bibliothèque d'Abraham Ortelius. Dans cette étude, ils ont aussi donné un aperçu de l'histoire de la bibliothèque du cartographe anversois. Un point qui restait encore à préciser, était de savoir quand et comment la bibliothèque d'Ortelius fut dispersée. Quelques manuscrits, conservés aujourd'hui à la Bibliothèque Royale de Belgique, nous fournissent la réponse: Johannes Livineius y nota qu'il acheta ces manuscrits à la vente aux enchères de la bibliothèque d'Ortelius, vente qui eut lieu le 7 octobre 1598 (donc très vite après la mort du cartographe). Cette information est, par ailleurs, confirmée par une lettre contemporaine (publiée récemment) de la main du jésuite anversois, le Père André Schott, qui avait luimême acheté quelques livres et manuscrits à cette vente. Dans l'annexe on trouvera une description sommaire des manuscrits en question (six au total). |
|