De Gulden Passer. Jaargang 85
(2007)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 217]
| |
Herman Pleij, Joris Reynaert, e.a., Geschreven en gedrukt. Boekproductie van handschrift naar druk in de overgang van Middeleeuwen naar moderne tijd. Gent: Academia Press, 2004. [6] + 244 pp., ill. - isbn 90-382-0548-1. €20,00Deze bundel artikels vormt de neerslag van een drietal symposia die in Gent en Amsterdam rond hetzelfde thema zijn gehouden. Vanuit verschillende historische disciplines werd de overgang belicht van het handgeschreven naar het gedrukte boek in de tweede helft van de vijftiende en de eerste helft van de zestiende eeuw. De auteurs stelden zich tot taak om zowel het voorwerp van onderzoek zelf als het chronologisch kader kritisch te onderzoeken en zo nodig te herdefiniëren. Dit heeft, enerzijds, tot gevolg dat de exclusieve associatie tussen boeken en drukken wordt losgelaten en dat de rol van het handschrift in de periode van de ontwikkeling van de boekdrukkunst opnieuw wordt geëvalueerd. Anderzijds wordt het onderzoek van de gedrukte boekproductie gevoerd vanuit de medievistiek, waardoor de boekdrukkunst als de verworvenheid bij uitstek van de moderne tijd, in vraag wordt gesteld. De bundel, waarin de nadruk op de situatie in de Lage Landen komt te liggen, vangt aan met twee algemene bijdragen: H. Pleij en J. Reynaert lichten in de inleiding de thematiek toe en J. Biemans biedt een overzicht van ‘Handschrift en druk in de Nederlanden rond 1500.’ Andere auteurs bakenen hun thema geografisch, sociologisch of thematisch af. J. Reynaert behandelt de Gentse boekproductie, terwijl J.W. Klein zich in de situatie in Gouda verdiept. Th. de Hemptinne en H. Brinkman wijden een artikel aan respectievelijk de vrouwelijke kopiisten in de late middeleeuwen en de publicerende rederijkers. H. Kienhorst buigt zich over eenkolomsboekjes, terwijl R. Resoort het volkstalig drukwerk rond 1500 onder de loep neemt. Een derde categorie auteurs, ten slotte, behandelt de voorgestelde thematiek aan de hand van een concrete casus. In het boek vinden we een bijdrage terug van W. Waterschoot over Arend de Keysere, een artikel van S. Sutch over de Goudse incunabel met Le Chevalier délibéré van Olivier de la Marche, en een tekst van H. Pleij over de leesinstructies in de gedrukte proza-Reynaert (Gouda, 1479).
ann kelders | |
Jaarboek van het Nederlands Genootschap van Bibliofielen 2005. Amsterdam: De Buitenkant, 2006. 223 pp., ill. - isbn 90-76452-86-5; issn 1383-4584. €30,00Gebonden in linnen van een ongewone kleur, een oud-roze met titelopdruk in blauw, is het boekje op zich al een bibliofiele begerenswaardigheid, weerom verschenen dank zij de financiële ondersteuning van Isa de la Fontaine Verwey-le-Grand. Jan Storm van Leeuwen is opnieuw voorzitter van het genootschap, waarvan hij aan de wieg stond, en secretaris Corinna van Schendel verzorgt op de haar eigen prettig leesbare wijze het jaarverslag. Het boek van het jaar is gewijd aan Konrad Haeblers Typenrepertorium der Wiegendrucke, verschenen in 1905. Holger Nickel en Wolfram Kardorf (‘Gesamtkatalog’, in Berlijn) schrijven een zeer lezenswaardige bijdrage over een door louter incunabulisten gebruikt standaardwerk; de aandacht gaat terecht ook uit naar de pioniers Robert Proctor en Haebler zelf en zijn methode, én naar de voortgang van het incunabelonderzoek; de oorspronkelijk Duitse tekst is door Gerard Jaspers voorbeeldig vertaald. Wim Gielen bespreekt twee volledige handschriften en drie fragmenten van Vanden Vos Reynaerde naar aanleiding van een heel bijzondere tentoonstelling ‘Unter Tieren. Fabelhafte Ausstellung um Reineke, Isegrim & Co.’ in augustus 2005 in de Universitäts- und Landesbibliothek te Münster. Werner Waterschoot publiceert ‘Het boek en de man. Karel van Mander en zijn Schilderboeck uit 1604’, een onderwerp waarmee hij als geen ander | |
[pagina 218]
| |
vertrouwd is. John Landwehr heeft het over ‘Satirische dwergengrafiek in Nederland’. De historiograaf van het Nederlandse antiquariaat, Piet Buijnsters geeft met zijn bijdrage een smaakmaker over het onderwerp; de in het vooruitzicht gestelde publicatie belooft uitermate boeiend te worden. ‘De hoekloze bibliotheek’ van Ewoud Sanders is zeer aan te bevelen voor de échte bibliofiel! Volgt nog een rubriek gewijd aan leden die over hun collectie schrijven; voormalig voorzitter van het Genootschap, Gerard Jaspers, wéét te boeien over welk onderwerp ook uit zijn collectie.
elly cockx-indestege | |
Jan Storm van Leeuwen m.m.v. Jos. M.M. Hermans, Van kalfsleer tot klatergoud: boeiende boekbanden in de Universiteitsbibliotheek Nijmegen. Gids bij de tentoonstelling 20 april-17 augustus 2007. Nijmegen: Universiteitsbibliotheek, 2007.48 pp., omslag, ill. Zolang de voorraad strekt te verkrijgen in de ub Nijmegen.Voorgesteld als ‘gids’ heeft dit in een recordtempo in eigen huis geproduceerde boekje toch de allures van een echte ‘catalogus’: een verantwoording, een algemene inleiding, specifieke inleidingen op elk van de twaalf hoofdstukken en beschrijving met korte toelichting van 84 boekbanden. Opgezet naar aanleiding van het symposium ‘Boekband en internet’ door het Belgisch-Nederlands Bandengenootschap, is het mogelijk gebleken een hele waaier aan voorbeelden van bindtechnieken, van sluitingen en beslag, materialen en leeshulpen, en van bandversieringen, gaande van de vijftiende tot en met de negentiende eeuw, samen te brengen. Ruitstempelbanden en paneelstempelbanden uit de Nederlanden, Duitse plaat- en rolstempelbanden in varkensleer, maar ook heel interessante handboekbanden en uitgeversbanden uit de negentiende eeuw (Mame in Tours!), deze laatste veelal rond christelijke of katholieke boekjes. Last but not least heeft de auteur enkele aanvullingen op zijn vorig jaar verschenen standaardwerk over de Nederlandse boekband in de achttiende eeuw, afgekort in verwijzingen tot ddb, (zie hiervoor) gevonden en besproken. De collectievorming door de jaren heen van wat tot voor kort de Katholieke Universiteit Nijmegen heette én de ligging in het grensgebied met Duitsland, verklaren ongetwijfeld de aanwezigheid van heel wat banden herkomstig uit kloosters (zoals Soeterbeeck) en uit Duitsland, of met godsdienstige inhoud. De haast waarmee, in moeilijke omstandigheden (waarbij duidelijk niet de Nijmeegse ‘context’ is bedoeld), de teksten zijn verwerkt en nagelezen, laat sporen na onder de vorm van schrijf- en tikfouten, enkele inconsequenties en bibliografische omissies, een register. Daartegenover staat dat véél informatie is geboden over een bij velen vrijwel onbekende collectie banden. Spreken wij de hoop uit dat van deze ‘gids’ een volwaardige, eventueel met andere banden aangevulde catalogus binnen niet al te lange tijd het licht ziet.
elly cockx-indestege | |
Door banden verbonden. Bundel ter herinnering aan het afscheid van dr. Jan Storm van Leeuwen van de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. Uitgegeven namens het Belgisch-Nederlands Bandengenootschap door Elly Cockx-Indestege, André Geurts en Jos. M.M. Hermans. Amsterdam: De Buitenkant, 2007. 293 pp., ill. - isbn 978-90-76452-975. €27,50Op dezelfde dag als de hierboven gesignaleerde tentoonstellingsgids, te weten 20 april 2007, verscheen ook de neerslag van de toespraken en lezingen in januari 2006 gehouden n.a.v. het officiële afscheid van Jan Storm van Leeuwen. Uitgeverij De Buitenkant heeft, zoals gebruikelijk, gezorgd voor een mooi vormgegeven boekje, geïllustreerd met foto's en velerlei soorten documenten over de boekband, en waarin een bio- en bibliografie van de gevierde is opgenomen.
elly cockx-indestege | |
Ton Croiset van Uchelen, Vive la Plume. Schrijfmeesters en Pennekunst in de Republiek. Amsterdam: De Buitenkant, Universiteit van Amsterdam, Universiteitsbibliotheek, 2005. 64 pp., omslag, ill. - isbn 90-6125-194-x. €13,50Deze fraaie brochure verscheen ter gelegenheid van de tentoonstelling in de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam in de herfst 2005, onder de titel ‘Pennekunst. Vier eeuwen schoonschrijven in Nederland’. Overvloedig geïllustreerd (met fotografische opnamen van Paul Dijstelberge), onder andere met een paar schrijfmeestersportretten, is dit een aantrekkelijk, instructief boekje waarin vooral ook de tekst moet worden gele- | |
[pagina 219]
| |
zen. De inleiding klinkt als een pleidooi voor een fraai leesbaar handschrift in het dagdagelijkse leven. De materiële bezigheid van schrijven nu is immers zeer ondergewaardeerd maar dat is niet altijd zo geweest. De (schoon)schrijfkunst werd in de Nederlanden ooit onderwezen, eerst in het zuiden, met Gerard Mercator als eerste, daarna in het noorden, met een bloeitijd in de eerste helft van de zeventiende eeuw. We lezen er over Judocus Hondius en Jan van den Velde, Samuel de Swaef en Anthoni Smyters, en anderen. Het begon met de in hout gesneden of in koper gegraveerde schrijfvoorbeelden en exemplaarboeken, de typografische schrijfvoorbeelden of -methoden, ten slotte de kapitaal-voorletterboeken (sierinitialen). Ton van Uchelen heeft sinds vele jaren dit onderwerp tot het zijne gemaakt en hierover op voortreffelijke wijze gepubliceerd.
elly cockx-indestege | |
Juste Lipse (1547-1606), Vesta et les vestales (De Vesta et Vestalibus). Texte édité, traduit et annoté par Filip Vanhaecke. Préface de Rudolf De Smet. Paris - Louvain - Dudley, MA: Peeters, 2006. 212 + [xii] pp., ill. - (Translationes, 3) - isbn 978-90-429-1821-4. €28,00Het belang van Justus Lipsius' verblijf in Rome in de periode 1568-1570 is nauwelijks te onderschatten. Het contact met de Italiaanse geleerden en de toegang tot hun bibliotheken en archeologische verzamelingen legden de basis voor zijn latere filologische en antiquarische werken. Op het einde van zijn leven plukte hij nog altijd de vruchten van dat studieverblijf. Terwijl Lipsius ijverig werkte aan zijn monumentale Senecaeditie, publiceerde hij in 1603 zijn laatste cultuurhistorische monografie: De Vesta et Vestalibus Syntagma, Verhandeling over Vesta en de Vestaalse maagden. Op basis van voornamelijk literaire getuigenissen probeert de humanist een zo volledig mogelijk beeld te geven van Vesta, haar tempel, cultus en priesteressen met hun uiteenlopende taken, gewoonten en privileges. Met zijn monografie, opgedragen aan de aartsbisschop van Mechelen, Matthias Hovius, wilde Lipsius niet alleen een bepaald facet van de Romeinse samenleving belichten en toelichten, maar ook bijdragen aan de verduidelijking van de eigen religieuze instellingen (p. 44). De studie van Vesta en haar cultus zal zelfs de luister van het christelijke geloof vermeerderen en er een stimulans voor zijn (p. 46). Thans is het De Vesta et Vestalibus Syntagma beschikbaar in een mooi verzorgde editie met bijhorende Franse vertaling en enkele verklarende noten van de hand van Filip Vanhaecke. In de inleiding geeft hij een gedetailleerd beeld van de genese van het werkje, overloopt hij de verschillende edities, bespreekt hij het doel, de methode en bronnen van het traktaatje en verantwoordt hij ten slotte zijn editie en vertaling. Zowel de uitgave als de vertaling zijn accuraat. Van grote hulp is ook de bronvermelding van de vele citaten. Jammer genoeg laat het commentaar op sommige plaatsen wat te wensen over. Niet alleen zijn er bepaalde inconsistenties (bv, bij bibliografische referenties: op p. 47 is er een volledige referentie voor Der Neue Pauly, maar een onvolledige op p. 65 voor Der Kleine Pauly; verder zou Roman Republican Coinage voortaan afgekort worden als RRC, maar dat gebeurt niet altijd, zie p. 85 en p. 103), ook had de lezer misschien graag een woordje uitleg gekregen bij figuren als Zonaras (p. 113) en Georgius Cedrenus (p. 139), net zoals dat bij de aanvang van het werkje over de kerkvaders gebeurt. Een gemiste kans is vooral het feit dat Vanhaecke nauwelijks aandacht heeft besteed aan de autografische addenda van Lipsius (slechts een korte verwijzing in noot 33 op p. 25 en een korte vermelding op p. 35).Ga naar voetnoot1 Het gaat om het exemplaar van de eerste editie waarop Lipsius eigenhandig verschillende aantekeningen heeft gemaakt voor de heruitgave van het werkje (postuum, 1609). Dit neemt niet weg dat de lezer Filip Vanhaecke dankbaar is dat hij dit interessante traktaatje van Lipsius gemakkelijk toegankelijk heeft gemaakt en dat op een verzorgde manier.
erik de bom | |
[pagina 220]
| |
Vorstelijke vluchtelingen. William en Margaret Cavendish in het Rubenshuis 1648-1660. O.l.v. Ben van Beneden en Nora De Poorter. [Antwerpen:] Rubenshuis & Rubenianum, 2006. 263 pp., ill. - isbn 90-8586-013-x. €35,00In het Rubenshuis vond vorig jaar, van 1 oktober 2006 tot 31 december 2006, de tentoonstelling Vorstelijke vluchtelingen plaats. Zij liet ons kennismaken met William en Margaret Cavendish, twee uiterst boeiende en flamboyante persoonlijkheden die tijdens de zeventiende eeuw zelf in de kamers en gangen van het imposante Rubenshuis hebben rondgewandeld. Meer zelfs, in dit huis hebben zij namelijk twaalf jaar gewoond. William Cavendish was een koningsgezinde militair die tijdens de woelige jaren '40 van de zeventiende eeuw, een periode waarin de Engelse monarchie wankelde, naar het vasteland was gevlucht. Hij verbleef onder meer in Parijs en leerde daar in 1645 Margaret Lucas kennen. Nog in datzelfde jaar trouwden ze. Nadien vestigden zij zich even in Rotterdam, en kort daarna, tussen 1648 en 1660 nam het echtpaar zijn intrek in het statige huis dat aan Peter Paul Rubens had toebehoord. Deze plek, die al door menig kunstenaar en kunstliefhebber was bezocht, paste perfect bij de Cavendishes, een dilettantenkoppel. Allebei hebben ze een omvangrijk en divers oeuvre bijeengeschreven. Margaret vervaardigde bijvoorbeeld poëzie, toneel, filosofische werken én schreef een biografie over haar echtgenoot. Bijzonder voor een vrouwelijke auteur in de 17de eeuw is dat haar werk tijdens haar leven in druk verscheen. William schreef ook toneelstukken én organiseerde in zijn huis in Antwerpen onder andere theatervoorstellingen (bv. ‘masques’) en muziek- en danspartijen waar leden van de upper class (waaronder andere royalistische bannelingen) niet ontbraken. Hij droeg de kunsten een warm hart toe en stelde zijn beurs ter beschikking om die te bevorderen. Zo was hij een gul beschermheer van onder meer de dichters en toneelschrijvers Richard Flecknoe, Sir William Throckmorton, Ben Jonson en John Dryden, en van de filosofen en wetenschappers René Descartes en Thomas Hobbes. Daarnaast was William Cavendish, met zijn militaire en aristocratische achtergrond, een talentvol ruiter en had hij in het Rubenshuis een befaamde en drukbezochte paardrijschool ondergebracht. Hij gaf er zelf demonstraties en lokte daarmee bewonderende reacties uit. Over de paardrijkunst schreef hij het handboek Methode et invention nouvelle de dresser les chevaux dat in een luxe-editie verscheen in Antwerpen bij Jacob van Meurs in 1658. Dit boek is voorzien van talrijke illustraties, ontworpen door Abraham van Diepenbeeck en gegraveerd door o.a. Peter Clouwet, Pieter ii de Jode en Lucas ii Vorsterman.
Vorstelijke vluchtelingen zoomt in op het leven van William en Margaret Cavendish, met aandacht voor de familiegeschiedenis, voor het reilen en zeilen in Antwerpen in de tijd van Cavendish, maar het merendeel van de essays in het eerste deel van de tentoonstellingscatalogus (pp. 13-109) gaat over de brede interessesfeer van het paar. Daarna volgt de eigenlijke catalogus (pp. 110-249) met 87 bondige notities over de tentoongestelde stukken. Bij elke notitie wordt elk stuk bibliografisch beschreven, wordt nader ingegaan op de herkomst ervan en een beknopte bibliografie beëindigt elke catalogusnotitie. Beide delen van dit boek - essays en catalogus - zijn rijkelijk geïllustreerd, de vele Engelse citaten zijn overal vertaald en er zijn handige kruisverwijzingen in de essays naar de catalogusnotities. Achteraan vinden we nog een chronologisch overzicht van momenten uit het leven van William Cavendish, van 1593 tot 1676, doorspekt met politieke gebeurtenissen die in Engeland en de Nederlanden plaatsvonden (pp. 251-255). Dan volgt een genealogie van de Cavendishes (pp. 256-257) en een verklarende woordenlijst met begrippen die de lezer zich eigenlijk vóór de lectuur van het boek eigen zou moeten maken (p. 258). Een index op persoonsnamen ontsluit de inhoud van dit boek. Wie meer wil weten over Cavendish en zijn ‘Mad Madge’, over de intelligentsia en kunstminnaars die bij hem over de vloer kwamen, en over zijn prachtige handboek over paardendressuur, vindt hier zijn gading. Vorstelijke vluchtelingen is tegelijk ook een interessant vertrekpunt om het aristocratische netwerk van deze royalistische bannelingen te belichten.
maartje de wilde | |
Pierre Delsaerdt (eindred.), Het dagelijks boek. Zeventiende-eeuwse lectuur anders bekeken. Catalogus bij de rondreizende tentoonstelling maart - september 2007. Antwerpen: Erfgoedbibliotheken Vlaanderen, 2007.103 pp., ill. - isbn 978-90-807-0794-8. €5,00Van een handboek voor vroedvrouwen tot oorlogsjournalistiek en van een psychologische verhandeling tot een smakelijk receptenboek: het zeventiende-eeuwse gebruiksboek was er in allerlei soorten en maten. Blijkens het voorwoord van | |
[pagina 221]
| |
Pierre Delsaerdt en An Renard waren het deze gebruiksboeken die het meest intensief gelezen en geraadpleegd werden, maar vandaag de dag het zeldzaamst zijn. Reden voor een rondreizende tentoonstelling in verschillende Vlaamse bibliotheken, die afgelopen zomer werd gerealiseerd uit de samenwerking tussen twee projecten: het overlegplatform Erfgoedbibliotheken Vlaanderen en de Short Title Catalogus Vlaanderen. Naar aanleiding hiervan werd tevens de catalogus Het dagelijks boek uitgegeven, die de twaalf tentoongestelde boeken in woord en beeld toelicht. De gebruiksboeken zijn thematisch gerangschikt en worden telkens op twee manieren toegelicht. Eerst plaatst een deskundige het boek in zijn historische context, vervolgens koppelt een (soms bekende) Vlaming die betrokken is op het betreffende gebied het gebruiksboek aan de moderne tijd. Met deze originele combinatie van benaderingswijzen wordt van elk boek duidelijk hoe het vroeger en nu in gebruik is genomen. Voor de koppeling van het gebruiksboek aan de moderne tijd zijn de auteurs zeer vrij gelaten, wat resulteert in interessante en verrassende inzichten. Zo werd uit het liedboek Het Brabandts Nachtegaelken (toegelicht door Maartje De Wilde) het lied Laura hertaald en op muziek gezet door Eva De Roovere. De fabel Reynaert den vos oft Der dieren oordeel (toegelicht door Rik Van Daele) ging vergezeld van een uitleg bij een hedendaagse cartoon van Karl Meersman. In deze cartoon wordt de politicus Johan Vande Lanotte afgebeeld als sluwe vos. Eén van de meest originele bijdragen kwam van de leerlingen van het Antwerpse Sint-Lievenscollege, die een bijdrage verzorgden bij het Latijnse schoolboek Aeneidos liber IV. De leerlingen maakten een fotoverhaal waarin het verhaal van Dido en Aeneas in een modern jasje werd gestoken: Aeneas verlaat Dido om in Amerika te gaan studeren. Alle teksten in de catalogus worden begeleid door een beknopte biografie van de auteur, waaruit duidelijk wordt op welke manier hij of zij bij het onderwerp betrokken is. Bovendien worden de teksten van de deskundigen steeds gevolgd door een kort literatuuroverzicht over het betreffende onderwerp. De catalogus is zeer mooi vormgegeven en royaal voorzien van foto's en illustraties. Van elk zeventiende-eeuws gebruiksboek zijn enkele pagina's afgedrukt, maar daarnaast bevat de catalogus nog vele prachtige foto's en tekeningen, in sommige gevallen van bekende Vlaamse kunstenaars. Een overzichtelijke indeling en bladspiegel zorgen er bovendien voor dat de catalogus prettig is om te lezen. Daarmee is Het dagelijks boek niet alleen een informatief, maar ook een zeer plezierig boek: het zeventiende-eeuwse adagium lering en vermaak blijkt nog niets aan populariteit te hebben ingeboet.
roeland harms | |
Bernard van Noordwijk, Zondags zilver: drie eeuwen versierde kerkboekjes. Met bijdragen van Hermine Pool & Jan Storm van Leeuwen. Heerenveen: Nederlands Bijbelgenootschap, 2006. 468 pp., omslag, ill, - isbn [10] 90-6126-681-5; issn [13] 978 90-6126-681-5. €24,95Een juweel van een boekje: als een kerkboek uitziende catalogus waarin kerkboekjes van toen beschreven staan voor de boekenliefhebber van nu! Dat was het onderwerp van een heel bijzondere tentoonstelling in de zomer 2006 te zien in het Bijbels Museum te Amsterdam. Hiervoor stond een particulier verzamelaar een belangrijk deel van zijn collectie af, aangevuld met een aantal bijzondere stukken uit Nederlandse openbare instellingen, waaronder het Bijbels Museum zelf. Een zilveren armband, gemaakt van het slot van zo'n kerkboekje, die de echtgenote van de verzamelaar ten geschenke kreeg, stak het vuur aan de lont! Het bijzondere aan deze kerkboeken, daterend van circa 1650 tot 1900, is immers het zilveren beslag en de zilveren sloten: een boek dat een hoge status had verworven en waaraan extra aandacht werd besteed. Om welke boeken gaat het precies? Wie waren de makers van dit bewerkte zilver en welke versieringsvormen en welke iconografie zijn erin te onderscheiden? En ten slotte, wie waren de opdrachtgevers, soms alleen door hun initialen bekend? Al deze vragen komen hier aan de orde. Het gaat vrijwel uitsluitend om Bijbels (Oud en/of Nieuw Testament), de psalmen, gezangen, gebedenboeken, voornamelijk van protestantse signatuur (calvinisme en kleinere kerkgenootschappen), maar er zijn ook joodse en rooms-katholieke teksten bij. Een en ander betekent dat deze catalogus dus niet enkel een boekhistorisch maar ook een kerkhistorisch belang heeft. Ze zijn afkomstig uit alle windstreken van Nederland, een enkel uit het buitenland. 170 in totaal werden geëxposeerd en zijn beschreven. De meeste banden zijn van al of niet bestempeld leer maar er zijn ook voorbeelden in textiel, borduurwerk, schildpad. Het boekbeslag (soms met draagketting) en de boeksloten werden door zilversmeden vervaardigd, doorgaans op maat van het boek: de klamparmen die scharnierend over | |
[pagina 222]
| |
de frontsnede heen komen, varieerden uiteraard in lengte en langs de binnenzijde ervan werd vaak naam en datum van de opdrachtgever/eigenaar gegraveerd. Maar ook de andere onderdelen van het boekslot, muiter en aanzetstuk werden versierd. Het edel metaal kon worden gedreven, gegraveerd, geguillocheerd, geciseleerd, geajoureerd, met filigrein bewerkt, om de voornaamste te noemen. De motieven zijn van florale inspiratie, soms zuiver geometrisch, ook met een herkenbaar onderwerp als het kruis, een leeuw, een wapenschild, bijbelse en andere figuren, ja hele bijbelse taferelen. De buitenkant van dit boek, ongeveer ter grootte van een kerkboek, doet denken aan een ‘imitatie’ zilveren band, en is met véél smaak uitgevoerd; daarvoor staan ook de goede fotografische opnamen borg, die precies het beslag en het sluitwerk in de kijker stellen. Een van de aantrekkelijkheden van dit boek zijn de enkele oude fotografische opnamen van vrouwen die, in klederdracht met hun kerkboek in de hand naar de kerk gingen. De verklarende woordenlijst zal voor velen geen overbodige luxe zijn; van verkorte-titelbeschrijvingen bij veel voorkomende titels zijn onder de rubriek ‘Bibliografische gegevens kerkboekjes’ de volledige titels gegeven. Tot slot volgt geraadpleegde literatuur, de eindnoten (het enige wat geen aanbeveling verdient) en een register van zilversmeden. Een heel mooi boekje dat in de kast van elke bibliofiel thuishoort!
elly cockx-indestege | |
Ludo Vandamme (red.), Elke dag wijzer. Brugse almanakken van de 16de tot de 19de eeuw. Brugge: Openbare Bibliotheek, 2006.48 pp., ill. - D/2006/0546/5 - €5,00Dit mooi vormgegeven boekje verscheen naar aanleiding van de gelijknamige tentoonstelling, die van 27 oktober tot 9 december 2006 liep in de Openbare Bibliotheek Brugge. De tentoonstelling, in hoofdzaak samengesteld uit de ruime collectie Brugse almanakken die de bibliotheek rijk is, viel niet alleen op door de - het moet gezegd - schitterende titel, maar ook door de scenografie. De boekensteunen waren namelijk met nylondraad aan het plafond bevestigd, waardoor de almanakken letterlijk als ‘vliegende bladen’ in de ruimte leken te zweven. Een echte catalogus is deze publicatie niet, aangezien de tentoongestelde stukken niet worden opgelijst of beschreven. Wel zijn een aantal bijdragen opgenomen die bedoeld zijn als achtergrondinformatie en die de lezer een beknopte maar heldere inleiding bieden in de wereld van de (Brugse) almanak. Vooral het artikel van almanakspecialist Jeroen Salman is zeer lezenswaardig. In enkele pagina's weet hij de essentie te vatten van het almanakkengenre in al zijn aspecten. Hij overloopt niet alleen de boekhistorische kant van de zaak (productie, distributie, consumptie), maar gaat ook dieper in op de inhoud en functie van dit populaire genre. Ludo Vandamme sluit hier mooi bij aan met een overzicht van de geschiedenis van de Brugse almanak. In vogelvlucht overloopt hij de belangrijkste almanakken die van de 15de tot de 19de eeuw in Brugge zijn uitgegeven. Ook heeft hij aandacht voor publiciteit en gebruikssporen in almanakken. Daarna volgen er drie korte teksten van telkens slechts twee pagina's. Noël Geirnaert heeft het over de kalender, de kern van de almanak, en legt de link met de middeleeuwse psalters en de overgang van de cyclische kerkelijke kalender van de psalters, naar de elk jaar te hernieuwen kalender van de almanak. Interessant, maar een echt overzicht van wat die almanakkalender nu juist voorstelt, is het niet. Anja Gevaert geeft een samenvatting van haar licentieverhandeling, waarin ze een ander onderdeel van de almanak belicht: de kroniek. Ze herkent in de kroniek zowel het doorleven van een middeleeuws historisch genre als het doorsijpelen van de humanistische geschiedschrijving (waarop de kronieken zich baseerden) in bredere lagen van de bevolking. Pieter Mannaerts tot slot vermeldt vier almanakken die gebonden zijn in laatmiddeleeuwse muziekhandschriften. Zijn tekst is een gedetailleerde beschrijving van de teruggevonden handschriften en past qua opzet minder in het geheel. De enige echte tekortkoming van deze publicatie is het ontbreken van bijschriften bij de afbeeldingen (twee uitzonderingen niet te nagesproken). Hierdoor wordt het beeldmateriaal gedevalueerd tot divertissement, en dat is jammer. Het boekje is rijkelijk geïllustreerd, en je krijgt als lezer zeker een goed beeld van hoe een almanak eruitziet, maar hebt je geen idee waar je nu eigenlijk naar aan het kijken bent. Toch kunnen initiatieven als Elke dag wijzer alleen maar worden toegejuicht omdat ze proberen gedrukt erfgoed bekend te maken bij een ruimer publiek, nu eens niet aan de hand van luxueuze topstukken, maar door populair drukwerk centraal te stellen.
stijn van rossem | |
[pagina 223]
| |
Jeroen Salman, ‘Zijn Marsie, en zijn stok, Aanschouwer sta wat stil’. Ontmoetingen met rondtrekkende boekverkopers. Vijftiende Bert van Selm-lezing. Leiden: Stichting Neerlandistiek Leiden, 2006. 36 pp. - isbn - 10: 90-78531-01-0; isbn -13:978-90-78531-01-2. €11,00. De oplage van 250 exemplaren is uitverkocht.Het boekje bevat de uitgebreide tekst van de vijftiende Bert van Selm-lezing die Salman op 5 september 2006 te Leiden heeft uitgesproken ter gelegenheid van de opening van het academische jaar van de Opleiding Nederlandse taal en cultuur. Met behulp van egodocumenten van Francois van der Linden, Harmanus Koning en Egbert Koning, drie rondtrekkende marskramers, schetst Salman de achtergronden, motieven en werkwijzen van deze ambulante boekverkopers in de achttiende en negentiende eeuw. Deze geschriften geven inzicht in de belevenissen, handelspraktijken en overlevingsstrategieën van enkele markante straatverkopers. Hoe zagen tijdgenoten deze rondtrekkende boekverkopers en hoe zagen marskramers en omlopers zichzelf? Het zijn deze vragen die de rode draad van deze voordracht vormen. En het antwoord op de eerste vraag is, niet altijd even positief, getuige een grafschrift van Van der Linden: ‘Hier leit Franciscus vander Linden. Hy is gestorven zonder vrinden, Nu zal 't gewormte hem verslinden.’ Het beeld dat ze van zichzelf gaven, was positiever. Fraai vormgegeven door De Ammoniet te Leiden.
berry dongelmans | |
Mooi Marginaal 2004-2005. De mooiste Nederlandse en Vlaamse bibliofiele en marginale uitgaven. Haarlem: Stichting Laurens Janszoon Coster, 2006. 124 pp., ill. - isbn 90-78231-02-5. €3,00 excl. verzendkosten (te bestellen bij Secretariaat Stichting Laurens Janszoon Coster, Slingerweg 6b, nl-2111 ah Aerdenhout)Voor de tweede editie van de wedstrijd ‘Mooi Marginaal’ maakte de Nederlands-Vlaamse jury een keuze van 50 ‘marginale’ en bibliofiele drukwerken die verschenen in 2004-5. Daarbij schonk ze aandacht aan vijf criteria: vormgeving, drukkwaliteit, band en presentatie, originaliteit en ‘uitgeefprestatie’ (de inhoudelijke relevantie). Alle 50 geselecteerde werken krijgen in deze zeer smaakvol uitgevoerde publicatie twee geïllustreerde pagina's met de technische gegevens en een samenvatting van het jurycommentaar. Dat laatste is soms speels (bijvoorbeeld: ‘Dit boek niet opbergen, maar op tafel laten liggen om vrienden te laten meegenieten’), en altijd kritisch en informatief. Voor deze editie zonden 63 verschillende persen/uitgevers uit Nederland en Vlaanderen niet minder dan 157 werken in. Daarbij is diversiteit troef, zowel in techniek als in stijl. Het juryverslag eindigt dan ook optimistisch: ‘Hoge kwaliteit wordt op allerlei manieren bereikt. Dat is (...) het kenmerk van een bloeiperiode.’ We kijken nu al uit naar de volgende uitgave van dit mooie initiatief.
pierre delsaerdt | |
Bart Cornand, Plantin-Moretusprijs voor de best verzorgde boeken van 2005. Els De Ridder (red.). Borgerhout: Vlaamse Uitgevers Vereniging; Antwerpen: Plantin Genootschap, 2006. [24] pp., ill. Op aanvraag beschikbaar bij de Vlaamse Uitgevers Vereniging of het Plantin Genootschap, ook integraal als pdf beschikbaar op www.boek.be.Lelijk zijn ze vaak, de stapels ‘boeken’ die men in Vlaanderen in grote winkelruimtes (eertijds ‘boekhandels’ genoemd) kan aantreffen. Gelukkig zijn er zelfs in deze commerciële woestenij af en toe oases van boekverzorging. Met de volharding en de kracht van trouwe liefde blijven het Plantin Genootschap en de Vlaamse Uitgevers Vereniging zich inzetten voor het ‘echte’ boek. Uit de productie van 2005 bekroonden zij een aantal fraaie publicaties: kunstboeken (Jan Locus, Mongolia door Désirée de Winter), non-fictie (La fille d'O, Lingerie & lollipops door Afreux), werk van Vlaamse vormgevers (Gerda Dendooven, Soepkinders door Gert Dooreman; Ronny Delrue, A mind map door Jean-Claude Desrousseaux), educatieve en wetenschappelijke uitgaven (Meike Wördemann, Prik of pleister door De Witlofcompagnie - Gert Degrande). En er waren ook nominaties voor Koen Bruyneel, Paul Boudens, Giovanni Desmit, Klaas Verplancke, Casier-Fieuws, Luc Derycke, en Dooreman & Houbrechts. De dertien uitgekozen boeken worden individueel besproken en met (kleine) illustraties toegelicht. Het spreekt voor zich dat het ‘prijsboekje’ zelf het goede voorbeeld geeft in een vormgeving van Van Looveren & Gobert, gezet uit de Lexicon no 2 en gedrukt op Garda Pat 1.3 Kiara (115 & 200 g).
marcus de schepper |
|