De Gulden Passer. Jaargang 85
(2007)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 175]
| |||||||||||||||||
ArchievenMen zou het niet verwachten, maar soms duiken archiefdocumenten uit de collectie van de Moretussen toch nog te koop op. Net vóór de verkoop van het Plantijnse huis aan de stad Antwerpen schonk Edward Moretus een groot aantal stukken aan zijn neef, baron Ferdinand de Renette, als dank voor zijn hulp bij het opruimen van alle documenten die over het huis verspreid lagen. Na diens dood in 1947 geraakte de collectie verspreid in privé-bezit. Een groot aantal brieven van correspondenten van de Moretussen kocht de Koninklijke Bibliotheek van België aan (Ms. m 1483), terwijl enkele jaren geleden het Museum Plantin-Moretus zelf een aantal brieven uit deze collectie kon aankopen van de dochters van Plantijn en hun familie en van leden van de familie Moretus. In de map brieven van de Raphelengiusfamilie ontbrak toen één brief van Marguerite Plantin, de echtgenote van Franciscus i Raphelengius. Die brief kon het museum eind 2006 ook aanschaffen. Het is een brief van Marguerite aan haar vader van 29 oktober 1587 en het is de enige van haar hand die bewaard bleef. Hoewel het een kort briefje is van slechts 15 lijnen, gaat het om een zeer interessant document. Over haar schreef Plantijn immers aan De Zayas, de secretaris Van Filips ii, dat zij zeer mooi kon schrijven en dat hij haar daarom op 12-jarige leeftijd naar Parijs had gestuurd om er lessen in kalligrafie te volgen. Zij had er echter problemen met haar ogen gekregen en was naar huis moeten terugkeren. Vanaf dan kon zij geen activiteiten meer ontplooien waarvoor een goed zicht nodig was. Met deze unieke brief hebben wij nu een voorbeeld van haar mooie handschrift op latere leeftijd. Het briefje is geschreven toen Marguerite al meer dan een jaar in Leiden woonde. Zij vroeg haar vader om de kunstenaar Peeter vander Borcht te vergoeden voor de levering van een hoeveelheid boter. Marguerite schreef verder dat het niet goed ging met haar gezondheid en dat ze voortdurend pijn leed. Zij was ook niet erg gelukkig in Leiden. Enkele jaren later schreef haar man inderdaad dat zij na een bezoek aan Antwerpen met tegenzin naar Holland was teruggekeerd, temeer omdat de lucht er niet zo geschikt was om in te ademen als in het goede oude Brabant. Eerder op het jaar had het museum nog drie andere documenten uit de collectie van baron de Renette kunnen aankopen. Die had dus blijkbaar niet alleen brieven uit het archief meegenomen, maar ook stukken uit de bedrijfsboekhouding en andere documenten met betrekking tot het huishoudelijk leven van de Moretusfamilie. Eén stuk is een grootboek met transacties van de Officina Plantiniana en Antwerpse boekhandelaren uit de zeventiende eeuw, getiteld Grand livre des libraires d'Anvers signé mm (nu gecatalogiseerd als nr. 1449). Het tweede stuk is de inventaris van alle goederen van Maria Theresia Mechtildis Moretus, de in het klooster ingetreden dochter van Jean Jacques Moretus (1722-1802; nu | |||||||||||||||||
[pagina 176]
| |||||||||||||||||
gecatalogiseerd als nr. 1451). Het derde stuk is een verzameling van 39 brieven en andere documenten van de achttiende en vroege negentiende eeuw, Archives familiales 1734-1819 (nu gecatalogiseerd als Arch. 1450). Het is verder afwachten wat er nog kan opduiken uit de collectie-de Renette. Van de brieven is nu het overgrote deel terecht in een openbare instelling behalve het pièce de résistance, namelijk de map met enkele brieven van Christoffel Plantijn zelf. Hopelijk vindt ook die haar weg naar de plaats waar ze thuishoort, namelijk in het archief van het Museum Plantin-Moretus. We hopen dat de eigenaar hiervan contact zal opnemen met het museum! | |||||||||||||||||
Gedrukte werkenChristoffel PlantijnIn 2005 en 2006 kon het museum ook weer een aantal drukken van de Officina Plantiniana aankopen. Van klassieke auteurs, uitgegeven door Plantijn, zijn er nog een groot aantal edities waarvan geen exemplaar in de bibliotheek aanwezig is. De voorbije twee jaar kocht het museum werk van Cicero, Ovidius en Lucius Florus: | |||||||||||||||||
[pagina 177]
| |||||||||||||||||
Van de preken van de Brabants dominicaan Aegidius Topiarius, gestorven in Antwerpen in 1579, kon het museum ook enkele edities aankopen. Topiarius, Latijnse vorm voor Vanden Prieele of Prieels, verzamelde deze preken aan de hand van de Tabulae van Laurentius a Villavicentio. Plantijn publiceerde drie collecties van zijn preken in verschillende edities in de jaren 1566 tot 1574, waarbij een deel van de oplage werd gedrukt met zijn eigen impressum op de titelpagina, dat van de Antwerpse uitgever Anthonis Thielens of dat van de Parijse boekhandelaar Michael Sonnius. Het zijn de Conciones in Evangelia et Epistolas quae dominicis diebus... (in 1566 in één deel, in 1568, 1569 en 1574 in twee delen uitgegeven), de Conciones in Evangelia et Epistolas quae festis... diebus (in 1566 in één deel; in 1568, 1569 en 1574 in twee delen uitgegeven), en de Conciones in epistolas et evangelia, quae per sacram quadragesimam populo in ecclesia proponi solent (in één deel gedrukt in 1566, 1568 en 1573). De latere edities legde Plantijn daarbij niet zelf ter perse, maar liet hij over aan zijn Leuvense collega Joannes Masius. Een ingewikkelde zaak dus voor catalografen. De twee convoluten die het museum aankocht, bevatten deze edities:
Cat. nr. 8-708:
Cat. nr. 8-709:
| |||||||||||||||||
[pagina 178]
| |||||||||||||||||
Via deze theologische werken komen we bij bijbeledities en liturgische werken. Het Nieuwe Testament van 1574 in 24o dat werd aangekocht, is zeker waard om verder onderzocht te worden (Novum Jesu Christi Testamentum. C. Plantijn, 1574 (pp 707; cat. nr. 8-704). Leon Voet schreef hierover dat Plantijn dit al begon te drukken in 1573 vóór hij aan een octavoeditie begon in het daaropvolgende jaar, omdat hij het Nieuwe Testament eerst van de theologen van Leuven ontving en dit zo gauw mogelijk op de markt wou brengen. In dat geval zou de tekstcompositie van deze 24o-editie van 1573 gebruikt zijn voor de octavoeditie van 1574. Ook het Breviarium Romanum van 1571 (cat. nr. 8-710) in sedecimo dat het museum van Eric Speeckaert kocht, roept veel vragen op. Deze editie stemt immers met geen enkele beschrijving in The Plantin Press overeen en vraagt dus verder onderzoek. Ten slotte kocht het museum nog twee drukken uit de Leidse periode van Plantijn: de derde editie van De conservanda valetudine liber van de Deense staatsman en humanist Henricus Rantzovius, uitgegeven in 1584 (pp 2126; 8-701) en een verzameling Latijnse gedichten van de Friese humanist Joannes Fungerus, Sylva carminum, in qua varia epigrammata et epitaphia doctorum ac illustrium virorum patriae continentur, uitgegeven in 1585 (pp 1227 a; 8-706). Het museum verzamelt immers ook ontbrekende drukken van de Leidse en Parijse Officinae Plantinianae. Zo werd ook een werk van de arts Petrus Forestus over ziekten van de lever en de milt aangekocht, de Observationum & curationum medicinalium liber xix de hepatitis malis ac affectibus & xx de lienis morbis, gedrukt door Franciscus i Raphelengius in 1595 (cat. nr. 8-707). | |||||||||||||||||
Jan I MoretusVan Jan i Moretus kocht het museum een editie die gedrukt is om moderne catalografen het leven zuur te maken. Het gaat om het Promptuarium morale super evangelia dominicalia totius anni, een verzameling preken van de Engelse theoloog Thomas Stapleton, gedrukt in 1593 (cat. nr. 8-705). Jan Moretus gaf dit werk uit in 1591 en 1592. Deze tekst, uitgegeven in octavo in twee delen, een pars hiemalis (het deel voor de winter) en een pars aestivalis (het deel voor de zomer), waren in 1591 en een tweede maal 1592 gedrukt op de eigen Plantijnse drukpersen. Een jaar later verschenen weer nieuwe edities, een met het impressum Ex Officina Plantiniana, apud viduam, & Ioannem Moretum (in feite een nieuwe uitgave van de editie van 1592 waarbij enkel het Romeinse cijfer I is toegevoegd bij het jaar van uitgave op de titelpagina) en één met als impressum In officina Plantiniana, apud viduam, & Ioannem Moretum. Deze laatste editie verschilt grondig van de editie met als impressum ‘ex officina Plantiniana...’ Die werd niet in de Plantijnse drukkerij gedrukt zoals het impressum op de titelpagina laat uitschijnen, maar wel in Duitsland en aan Jan Moretus geleverd door de Keulse uitgever Arnold Mylius. Om het nog ingewikkelder te maken werd deze editie in Duitsland verschillende keren na 1593 herdrukt hoewel het jaar 1593 steeds als jaar van uitgave behouden bleef op de titelpagina, zodat verschillende varianten bekend zijn. In hun repertorium van werken van de Engelse Contrareformatie onderscheiden Allison en Rogers vier varianten voor het pars hiemalis en drie voor het pars aestivalis. Een tweede druk van Jan i Moretus die het museum aankocht, is de Regla de la orden y cavalleria de S. Santiago de la Espada, uitgegeven in 1598 (cat. nr. 8-712). Jan Moretus drukte de regel van deze Spaanse orde op vraag van Franciscus de Portilla, een kapelaan van aarts- | |||||||||||||||||
[pagina 179]
| |||||||||||||||||
hertog Albrecht. Samen met deze editie is een werkje van de Spaanse jezuïet Pedro Ribadeneira ingebonden, namelijk het Tratado de la religio (1597). | |||||||||||||||||
Balthasar I Moretus en laterBehalve een mooi ingekleurd exemplaar van de Af-beeldinghe van d'eerste eeuwe der Societeyt Jesu voor ooghen ghestelt door de Duyts-Nederlantsche provincie der selver Societeyt (uitgegeven in 1640; cat. nr. 2-242) kocht het museum ook het volgende werk gedrukt door Balthasar i Moretus: Chronographica gratulatio in felicissimum adventum serenissimi cardinalis Ferdinandi Hispaniarum infantis a collegio Soc. Jesu Bruxellae publico Belgarum gaudio exhibita (uitgegeven in 1634; cat. nr. 4-243). Het is een merkwaardig werkje van Latijnse verzen met een spel van Romeinse getallen, samengesteld door het Brussels jezuietencollege. Tenslotte verwierf het museum een achttiende-eeuwse druk Canon Missae (cat. nr. 2-166).
Daarmee is het aantal exemplaren van edities de Officina Plantiniana in het Museum Plantin-Moretus weer wat vollediger. Het catalogiseren van alle oude drukken in de Anetcatalogus gaat intussen verder. Op dit ogenblik (augustus 2007) zijn meer dan 9.200 edities ingevoerd van werken gedrukt vóór 1800. |
|