Regelnummers proza verbergen | |
| |
| |
Michiel Verweij
Lipsiana Bruxellensia
Nieuw ontdekte brieven en teruggevonden originelen van Justus Lipsius in de Koninklijke Bibliotheek van BelgiëGa naar voetnoot*
Een eerste inventarisatie van de verschillende handschriften van Justus Lipsius in de Koninklijke Bibliotheek van België te Brussel bracht eens te meer aan het licht dat wat dichtbij zit meestal (te) gemakkelijk over het hoofd wordt gezien. Er bleken in totaal vijfenveertig autografen in Brussel aanwezig, waarvan eenenveertig brieven. Zeventien van deze brieven worden niet vermeld in de Inventaire de la correspondance de Juste Lipse van A. Gerlo en H. Vervliet, verschenen te Antwerpen in 1968 (afgekort gvi). Het gaat hierbij in negen gevallen om de originele brieven die al wel bekend waren uit edities van Lipsius zelf of uit kopieën van die tijd. Daarnaast kwamen echter ook acht nieuwe brieven aan het licht. Bovendien bleken de aanduidingen in de Inventaire en in reeds verschenen delen van de editie van Lipsius' brieven, Iusti Lipsii Epistolae, niet altijd correct. Het eerste deel van deze reeks (afgekort ile), die verschijnt onder de auspiciën van de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten, werd door A. Gerlo, M.A. Nauwelaerts en H.D.L. Vervliet gepubliceerd te Brussel in 1978; dankzij nog andere uitgevers zijn inmiddels acht delen verschenen en een is ter perse (de nummers van de reeds verschenen delen worden in Romeinse cijfers toegevoegd, terwijl verwijzingen naar nog te verschijnen delen alleen met het gvi-nummer geschieden). In het onderstaande wordt een volledige lijst geboden van autografen van Lipsius, bewaard in de Koninklijke Bibliotheek, alsmede een editie van een brief uit een al verschenen deel van ile. De publicatie van de overige nieuw ontdekte brieven en originelen door J. De Landtsheer en ondergetekende is in voorbereiding. Overigens is het niet uitgesloten dat uit de schatkamer van de Koninklijke Bibliotheek bij gelegenheid nog nieuwe brieven van (of aan)
Lipsius tevoorschijn zullen komen. In wat nu volgt worden alleen de brieven van Lipsius zelf besproken.
| |
Repertorium van Lipsiusautografen, bewaard in Brussel
Tenzij anders vermeld, zijn alle brieven in het Latijn. Verreweg de meeste folia vertonen vouwsporen, bevatten het adres of hebben resten van het zegel, waardoor ze als de originele, door Lipsius verstuurde brieven te beschouwen zijn. De nieuw ontdekte brieven (die dus nog geen gvi- of ile-nummer hebben) zijn aangeduid met asterisk.Ga naar voetnoot1
| |
| |
| |
Ms. 19109
Ms. 19109 is een van de zes volumes met brieven aan Erycius Puteanus (ms. 19107-19112). De brieven van Lipsius in dit corpus bleken niet opgenomen in de fichier van de kbr onder ‘autographes Juste Lipse’ of onder ‘Juste Lipse’. Alleen het gedicht op f. 297 was in deze fichier aanwezig. Bij controle bleek het handschrift echter eveneens veertien brieven te bevatten. Geen van de hier vermelde autografen is terug te vinden in de Inventaire.
f. 284: Justus Lipsius aan Erycius Puteanus, Leuven, 26 maart 1600 * |
f. 285: Justus Lipsius aan Erycius Puteanus, Leuven, 25 maart 1601 * |
f. 286: Justus Lipsius aan Erycius Puteanus, Leuven, 8 mei 1601Ga naar voetnoot2 * |
f. 287: Justus Lipsius aan Erycius Puteanus, Leuven, 31 oktober 1601Ga naar voetnoot3 * |
f. 288: Justus Lipsius aan Erycius Puteanus, Leuven, 2 november 1601 (ile 01 11 02 p1)Ga naar voetnoot4 |
f. 289: Justus Lipsius aan Erycius Puteanus, Leuven, 1 april 1602 * |
f. 290: Justus Lipsius aan Erycius Puteanus, Leuven, 21 augustus 1602 (ile 02 08 21 p)Ga naar voetnoot5 |
f. 291: Justus Lipsius aan Erycius Puteanus, Leuven, 17 januari 1603 (ile 03 01 17 p)Ga naar voetnoot6 |
f. 292: Justus Lipsius aan Erycius Puteanus, Leuven, 7/9 april 1605 (ile 05 04 07)Ga naar voetnoot7 |
f. 293: Justus Lipsius aan Erycius Puteanus, Leuven, 25 september 1605Ga naar voetnoot8 * |
f. 294: Justus Lipsius aan Erycius Puteanus, Leuven, 17 december 1605 (ile 05 12 17)Ga naar voetnoot9 |
f. 295: Justus Lipsius aan Erycius Puteanus, Leuven, 1 december 1599 (ile 99 12 01 pu)Ga naar voetnoot10 |
f. 296v: Justus Lipsius aan Erycius Puteanus, Leuven, eind oktober 1601 (onvoltooid)Ga naar voetnoot11 * |
f. 297: gedicht van Lipsius voor Puteanus' Fercula secunda epistolarum (ile [01 11 02 p2])Ga naar voetnoot12 |
Het in dit overzicht nog ontbrekende f. 296r is een geval apart: het gaat wel degelijk om een autograaf van Lipsius, gericht aan de Luikse prins-bisschop Ernest van Beieren, naar aanleiding van de stichting van een Luiks college te Leuven. De brief is gedateerd te Leuven op 14 november 1601, maar met een formule die verwijst naar de rector en de universiteit.*
| |
| |
| |
Ms. II 240
nr 93: Justus Lipsius aan Andreas Ellinger, Jena, 22 februari 1573 (= ile i, 73 02 22)Ga naar voetnoot13 |
nr 94: Justus Lipsius aan Franciscus Raphelengius, Leuven, 2 oktober 1596 (= ile 96 10 02 r)Ga naar voetnoot14 |
Naast deze twee brieven bevindt zich in deze collectie autografen ook nog een portretgravure van Lipsius.Ga naar voetnoot15
| |
Ms. II 826
f. 41: Justus Lipsius aan Christoffel Raphelengius, 9 april 1591, in het Nederlands (= ile 91 04 09) |
f. 42-43: Justus Lipsius aan Cornelis Aerssens, griffier der Staten Generaal in Den Haag, Luik, 5 januari 1592 (= ile v, 92 01 05 a) |
De f. 44 en 45 bestaan uit portretgravures van Lipsius, f. 44 met een spotvers in het Nederlands,Ga naar voetnoot16 f. 45 naar het portret van Antoon van Dijck.Ga naar voetnoot17
| |
Ms. II 874
Album amicorum van Otto Vaenius.Ga naar voetnoot18
f.56: inscriptie van Justus Lipsius |
| |
Ms. II 1859
nr. 65: Justus Lipsius aan Erycius Puteanus, Leuven, 29 mei 1604 (over de Diva Virgo Hallensis) (= ile 04 05 29 p)Ga naar voetnoot19 |
| |
Ms. II 1864
Dit nummer bestaat uit een uitgebreide verzameling autografen. Het grootste gedeelte hiervan is geordend op alfabet, maar een gedeelte bevindt zich niet in de mappen volgens de beginletters, maar in twee andere. Dit geldt ook voor de brief van Lipsius, die zich niet in map ‘e-l’, maar in ‘Vol. 2’ bevindt. In de Inventaire en in ile iii staat deze brief dan ook als verloren gesignaleerd. De tekst werd uitgegeven aan de hand van een facsimile, verschenen in F. Vander Haeghen, Bibliotheca Belgica. Bibliographie générale des Pays-Bas, ed. M.-Th. Lenger, Brussel, 1964-1975, 3, p. 891 (verder afgekort als bbr). In de band ‘e-l’ bevindt zich eveneens een fotokopie van deze facsimile. In een later stadium voegde M. Wittek een verwijzing naar ‘Vol. 2’ toe. Voorlopig is beslist om de huidige bewaartoestand van deze volle- | |
| |
dige verzameling te handhaven, al wordt misschien bij gelegenheid overgegaan tot een volledige herschikking van het materiaal.
f. 157 / 607: Justus Lipsius aan Jeremias Basting, Leiden, 26 september 1588 (= ile iii, 88 09 26) |
| |
Ms. II 3012
f. 22: Justus Lipsius aan Lucas Wijngaerde, Leuven, 13 oktober 1601 (ile 01 10 13 w) |
| |
Ms. II 5071
f. 5: Justus Lipsius aan Joachim Camerarius, s.l., 11 maart 1573 (= ile i, 73 03 02)Ga naar voetnoot20 |
f. 6: Justus Lipsius aan Franciscus Raphelengius, s.l., 3 juli 1578 (= ile i, 78 07 03) |
f. 7: Justus Lipsius aan Janus Dousa, Leiden, 10 november 1580 (= ile i, 80 11 10) |
f. 8: Justus Lipsius aan Isaac Casaubon, s.l., s.a. (onvolledig?; inc.: ‘Si otium nuper fuisset, epistolae meae aliquid’) (gvi: cas2) |
| |
Ms. II 5155
f. 1-1a: Justus Lipsius aan Johannes Bertels, Leuven, 18 mei 1595 (= ile viii, 95 05 18 b2) |
f. 2-3: Justus Lipsius aan Johannes Richardot, Leuven, 15 september 1601 (= ile 01 09 15 r) |
f. 4-5: Justus Lipsius aan Johannes Richardot, Leuven, 31 maart 1602 (over de publicatie van de Centuriae) (= ile 02 03 31 r) |
f. 6-7: Justus Lipsius aan Johannes Richardot, Leuven, 29 juli 1603 (= ile 03 07 29) |
f. 8-9: Justus Lipsius aan Johannes Bertels, Leuven, 15 februari 1606 (= ile 06 02 15 b) |
| |
Ms. II 5394
album- of opdrachtblad (?) voor Frederik baron von Waldstein, Leuven, 11 september 1600Ga naar voetnoot21
| |
Ms. II 6335
Album amicorum van Hugo Gramaye.
f. 12: inscriptie van Justus Lipsius, 30 mei 1589 |
| |
| |
| |
Ms. III 794
Justus Lipsius aan Janus Dousa, Leiden, 21 februari 1582 (= ile i, 82 02 20)
| |
Ms. III 936
Onder dit nummer wordt een reeks brieven aan Abraham Ortelius bewaard. De brieven van Lipsius waren uit andere bron bekendGa naar voetnoot22, maar de Inventaire noemt dit Brusselse handschrift niet. Het gaat om de origineel verstuurde brieven.
nr 15: Justus Lipsius aan Abraham Ortelius, Leiden, 13 januari 1591 (= ile 91 01 13 o) |
nr 16: Justus Lipsius aan Abraham Ortelius, Leiden, 23 januari 1591 (= ile 91 01 23 o) |
nr 17: Justus Lipsius aan Abraham Ortelius, Spa, 1 juni 1591 (= ile 91 06 01 o) |
f. 18: Justus Lipsius aan Abraham Ortelius, Luik, 28 september 1591 (= ile 91 09 28 o)Ga naar voetnoot23 |
nr 19: Justus Lipsius aan Abraham Ortelius, Luik, 3 december 1591 (= ile 91 12 03) |
nr 20: Justus Lipsius aan Abraham Ortelius, s.l., 9 februari 1592 (= ile v, 92 02 09 o)Ga naar voetnoot24 |
nr 21: Justus Lipsius aan Abraham Ortelius, Leuven, 21 september 1595 (= ile viii, 95 09 21 o)Ga naar voetnoot25 |
| |
Ms. III 980
Justus Lipsius aan Janus Dousa, Leuven, 26 juni 1597 (= ile 97 06 26 do).
Het gaat hier om de originele, daadwerkelijk verzonden brief (vouwsporen, adres en resten van zegel), waarvan de tekst uit verschillende kopieënGa naar voetnoot26 en edities bekend was. Het onderhavige handschrift wordt echter niet in de Inventaire vermeld.
| |
Ms. III 1483
nr 1a: Justus Lipsius aan Johannes Moretus, Leuven, 2 april 1602, in het Frans (= ile 02 04 02 m) |
nr 1b: Justus Lipsius aan [Johannes] Moretus, Leuven, 31 augustus 1604, in het Frans (= ile 04 08 31) |
nr 1c: Justus Lipsius aan [Johannes Moretus], Leuven, 18 september 1604, in het Frans (= ile 04 09 18) |
De verzameling van 275 autografen die het nummer ms. iii 1483 vormt, is afkomstig van baron Ferdinand de Renette in Halle (als zodanig ook vermeld in de Inventaire) en werd in 1973 verworven door de Koninklijke Bibliotheek. Het gaat om correspondentie gericht aan de firma
| |
| |
Plantijn.Ga naar voetnoot27 Ms. iii 1483 / 38 is de brief van Abraham Ortelius aan Justus Lipsius in verband met De cruce met tekeningen van kruisen in de marge (ile v, 92 08 20).
| |
Een onbekende brief van Lipsius aan Puteanus uit 1600 en dus toe te voegen aan ile XIIIGa naar voetnoot28
00 03 26 p
Justus Lipsius (Leuven) aan Erycius Puteanus (Padua)
26 maart 1600.
Aanbeveling van een (onbekende) jonge buitenlander in Italië aan Puteanus' zorgen. Lipsius kondigt de publicatie aan van zijn openbare les in aanwezigheid van de Aartshertogen, alsmede van de Panegyricus van Plinius Minor, voorzien van zijn commentaar. Hij belooft dat hij zal proberen een exemplaar te sturen naar Puteanus' gastheer [Gian-Vincenzo Pinelli]. Lipsius verontschuldigt zich voor de bondigheid van zijn briefje en vraagt om nieuws van Puteanus en zijn gastheer, desnoods over de politieke gebeurtenissen als er niets te vertellen zou zijn over henzelf.
Autograaf. [1] f.; 31,7 x 20,5 cm; vouwsporen, adres en afdruk van zegel op papier op versozijde; papier, geen watermerk; inkt van keerzijde zichtbaar doorheen het papier. Stempel (cirkelvormig, in rood) van de ‘Bibliothèque Royale de Belgique’ op rectozijde. In potlood linksboven op rectozijde: ‘19112’, iets lager: ‘1)’ (dit laatste nummer komt overeen met gelijkaardige nummers op de overige Lipsiusbrieven). Linksonder op rectozijde, in potlood (moderne hand): ‘Gevartius non. maii / Puteanus’.
o: Brussel, Kon. Bibl., ms. 19109, f. 284.
1I[ustus] Lipsius Erycio Puteano S[alutem] D[icit].
2Adolescenti huic isti, quem vides, ut fautor mea caussa directorque esse velis, te rogo. Exterus
3est, et inter ignotos, in hac aetate, ducendus aut firmandus. Tu ecquid nunc agis? Et fac ne
4frustra apud talem virum, et ut opera appareat. Ego Dissertatiunculam (sic iure appello) apud
5Principes habitam divulgo, et cum ea Plinii Panegyricum Commentariolo nostro illustra-6tum. Intra paucos dies prodierit, et mittam ad patronum tuum, si commode possum. Scribe
7de illo, de te, de publicis etiam, si materies non est in privatis. Mea brevitas (nosti occu-8patiunculas) tuam ubertatem ne sistat. Lovanii, vii. Kal[endas] April[es] m.dc.
10[Adres:] Eruditiss[im]o viro, D[omino] Erycio Puteano, Patavii. In domo perillustris Io[hannis] Vincentii Pinelli.
| |
| |
4 apud talem virum] Na het behalen van de titel van baccalaureus in de rechten te Leuven, waarbij hij ook lessen van Lipsius had gevolgd, was Puteanus in de zomer van 1597 op ‘humanistenreis’ vertrokken richting Italië. Lipsius had hem enkele aanbevelingen bezorgd voor bekenden in Milaan. De jonge humanist was zo gecharmeerd door die stad en het vriendelijke onthaal dat hem daar te beurt viel (zie bijvoorbeeld zijn beschrijving aan Lipsius in ile 97 10 18), dat hij besloot er voorlopig te blijven. Hij kreeg onderdak aangeboden door een arts, Ludovicus Septalius (Milaan, 1552 - ibid., 1633). Rond Nieuwjaar 1599 werd Puteanus echter ziek. Septalius verzekerde zijn gast dat verandering van lucht hem er weer bovenop zou helpen en schreef hem een aanbevelingsbrief voor een collega in Padua, de arts en humanist Gianvincenzo Pinelli (Napels, 1535 - Padua, 1601), die over een bijzonder rijke bibliotheek beschikte. Puteanus' eerste brief uit die stad dateert van 15 juli 1599. Hij was nog steeds in Padua toen het nieuws van zijn aanstelling in Milaan hem bereikte (zie de dankbrief voor zijn benoeming aan het stadsbestuur van Milaan, gedateerd op 21 oktober 1600 in zijn Epistolarum Promulsis, Frankfurt, 1601, pp. 155-157. Puteanus moet in de smaak zijn gevallen bij Pinelli, want de Italiaanse humanist zou om gezondheidsredenen vanaf 1599-1600 het aantal inwonende studenten sterk beperken.Ga naar voetnoot29
4-5 Dissertatiunculam... apud Principes] Van 24 tot 27 november 1599 hielden de aartshertogen Albrecht en Isabella hun Blijde Inkomst in Leuven. De derde dag van hun bezoek werden ze plechtig ontvangen door de academische overheid. In de namiddag wensten de nieuwe landvoogden een college bij te wonen van Lipsius, die ter hunner ere na een korte inleiding over Seneca's leven en werken het derde hoofdstuk van diens De clementia toelichtte.Ga naar voetnoot30 In een van de nieuwe originelen, ile 99 12 01 pu, dat Lipsius in zijn Centuria ad Italos had opgenomen, schreef hij hierover aan Puteanus: ‘Onze nieuwe landvoogden zijn hier geweest; we hebben de eed van trouw gezworen; we hebben in hun aanwezigheid een openbaar college gegeven, al was het eerder geïmproviseerd, want ze hadden maar enkele uren voordien die wens uitgedrukt. Toch mag ik niet klagen over het succes.’Ga naar voetnoot31
5 Plinii Panegyricum] Omdat de tekst van Lipsius' college nogal kort uitviel voor een publicatie, besloot hij hem aan te vullen met annotaties bij de lofrede die Plinius Minor in 100 na Chr. had uitgesproken voor keizer Trajanus en die een belangrijk historisch document vormt voor de regering van deze keizer. Het werkje werd onmiddellijk ter perse gelegd bij Johannes Moretus en verscheen nog vóór 29 april 1600 onder de titel Dissertatiuncula apud Principes item C[ai] Plini Panegyricus en was uiteraard aan de aartshertogen opgedragen. Cf. onder meer ile xiii, 00 01 02 h, 27-29 en 00 04 29, waarmee Balthasar Moretus een aantal auteursexemplaren van het nieuwe werkje aan Lipsius bezorgt.
|
-
voetnoot*
- Ik wil hierbij mijn Leuvense collega's Jeanine De Landtsheer en Tom Deneire bedanken voor hun hulp en assistentie.
-
voetnoot1
- Ms. ii 5325, nr. 5 bevat een zeventiende-eeuwse kopie van ile iii, 90 01 09, aan David Chytraeus.
-
voetnoot2
- Wellicht tegelijk verstuurd met ile 01 05 08 s (Justus Lipsius aan Giambattista Sacco te Milaan). De correspondentie van 1601 (ile xiv) is ter perse.
-
voetnoot3
- Het gaat hier om een eerste versie van de volgende brief, ile 01 11 02 p1.
-
voetnoot4
- Bekend uit Lipsius, Epistolarum selectarum centuria miscellanea
iii (Antwerpen, 1602), 100; Puteanus, Fercula secunda epistolarum, pp. 7-8.
-
voetnoot5
- Bekend uit ms. Lips. 3 (8), f. 50-51; Epistolarum selectarum centuria miscellanea v (Antwerpen, 1607), 5. Alleen de aanhef en de slotformule zijn in Lipsius' hand, de rest is geschreven door een secretaris. Het adres en de vouwsporen bewijzen dat het wel degelijk om de origineel verzonden brief gaat.
-
voetnoot6
-
Epistolarum selectarum centuria miscellanea iv (Antwerpen, 1607), 54.
-
voetnoot7
- Bekend uit Epistolarum selectarum centuria miscellanea v, 66.
-
voetnoot8
- Er zijn geen vouwsporen, adres of zegelresten op deze brief. Dat de brief daadwerkelijk verzonden is, wordt alleen door de samenhang met de rest van de collectie (bestaande uit brieven gericht aan Puteanus) gesuggereerd.
-
voetnoot9
- Bekend uit Leiden, Universiteitsbibliotheek, ms. Lips. 3 (4), f. 275.
-
voetnoot10
- Bekend uit Epistolarum Centuria ad Italos et Hispanos, Antwerpen, 1601, 79.
-
voetnoot11
- Deze onvoltooide brief is een eerste aanloop tot de kladversie van ile 01 11 02 p1 op f. 287 (zie n. 3).
-
voetnoot12
- Bekend uit Puteanus' Epistolarum fercula secunda ad Clariss[imum] V[irum] Ludovicum Septalium, Hanau, 1603, p. 12 (zonder datum). J. Papy, ‘La poésie de Juste Lipse. Esquisse d'une évaluation critique de sa technique poétique’, in: C. Mouchel (ed.) Juste Lipse (1547-1606) en son temps. Actes du colloque de Strasbourg, 1994, Parijs, 1996, pp. 163-214, vermeldt onze autograaf op p. 200 als no. 109, maar dateert de tekst in 1603, wellicht omdat Puteanus' Fercula in dat jaar verscheen. De autograaf draagt geen datum. De datering in de Inventaire berust op de datum van de brief van Lipsius (ile 01 11 02 p1), die eveneens in de Fercula werd afgedrukt.
-
voetnoot13
- Alleen enkele correcties, de datering en het Grieks zijn in de hand van Lipsius; de rest van de brief is in een andere hand, al is het stuk wel de origineel verzonden brief (vouwsporen, adres en plaats van aanhechting van zegel).
-
voetnoot14
- Handschrift niet vermeld in de Inventaire. Tekst bekend uit ms. Lips. 3 (18), f. 72v, no. 170 en 3 (19), f. 9, no. 27.
-
voetnoot15
- Cf. A.-M. Berryer, Essai d'une iconographie de Juste Lipse, Brussel, 1940, no. 2 (maar kleiner formaat dan daar aangegeven).
-
voetnoot18
- Cf. J. Van den Gheyn, Album amicorum de Otto Venius. Reproduction intégrale en fac-similé avec introduction, transcription, traduction, notes, Brussel, 1911.
-
voetnoot19
- Gerlo-Vervliet, Inventaire noemt dit handschrift ‘ii, 1895’.
-
voetnoot20
- Verkeerd gedateerd in Gerlo-Vervliet, Inventaire en ile. Onmiddellijk op deze brief volgt echter een tweede, aan Camerarius' zoon Ludovicus (ile i, 73 03 11), eveneens in Leipzig, in ile wel op 11 maart gedateerd. Mogelijke verwarring tussen het Romeinse cijfer ii en het Arabische cijfer 11 wordt door Lipsius (en anderen) in de regel vermeden door een horizontale streep boven het Romeinse cijfer te plaatsen. Zulks is in onderhavige brief niet het geval. Een datering op 2 maart zou echter een haast ongelooflijke activiteit veronderstellen. Het gaat om de dood van Johann Wilhelm van Saksen. Deze stierf inderdaad op 2 maart in Weimar. Een datering van onze brief op dezelfde dag vereist echter dat Lipsius die dag zelf nog het bericht in Jena heeft ontvangen en het meteen heeft doorgegeven. Dat is op zich niet uitgesloten. Lipsius maakt echter ook melding van het feit dat hij al bezig is met de lijkrede. Hij kreeg inderdaad die opdracht, maar het werkwoord ‘paro’ doet eerder vermoeden dat hij al gevorderd is in dat werk, niet dat hij zo juist de opdracht heeft ontvangen. Dat laatste zou trouwens ook erg snel zijn, als dat allemaal op 2 maart had moeten plaatsvinden.
-
voetnoot21
- ‘Moribus antiquis res stat / Romana virisque. // Ill[ust]ri D[omino] Friderico / Baroni in Waldstein etc[etera]/felicia apprecor, et / constantem in virtute / et optimis studiis mentem / quam Deus bono publico / dedit, atque idem serviet. // Voveo jvstvs lipsivs / serio addictus. / Lovanii, iii Idus Sept[embres] / m.dc. // Omnia dat, qui iusta rogat.’
-
voetnoot22
- J.H. Hessels, Abrahami Ortelii... et virorum eruditorum... epistolae (Cambridge, 1887). Zie over de Brusselse autografen ook: Vijftien jaar aanwinsten sedert de eerste steenlegging tot de plechtige inwijding van de Bibliotheek (Brussel, 1969), pp. 163-168, nrs. 130-132; J. Depuydt, ‘<Vale, verum antiquae historiae lumen>: Antiquarianism in the Correspondence between Justus Lipsius and Abraham Ortelius’, in: G. Tournoy-J. Delandtsheer-J. Papy (eds.), Iustus Lipsius: Europae lumen et columen: Proceedings of the International Colloquium, Leuven, 17-19 September 1997 (Leuven, 1999). pp. 34-46.
-
voetnoot24
-
ile v (= Iusti Lipsi Epistolae, pars v: 1592, ed. J. De Landtsheer - J. Kluyskens, Brussel, 1991) vermeldt het Brusselse handschrift wel.
-
voetnoot25
- Ook bekend uit Leiden, Universiteitsbibliotheek, ms. Lips 3(17), f. 9, no. 28; ms. Lips. 3(18), f. 16, no. 32.
-
voetnoot26
- Leiden, Universiteitsbibliotheek, ms. Lips. 3(3), f. 5; 3(4), f. 93; 3(19), f. 39, no. 120; 3(20), f. 36v-37, no. 73.
-
voetnoot27
- Zie voor de context ook: Jan Materné, ‘Archivering rond de eeuwwisseling: de vroegste inventarisatie van het Plantijns Archief (1876-1926)’, De Gulden Passer, 69 (1991), pp. 181-199.
-
voetnoot28
- ile xiii = Iusti Lipsi Epistolae, pars xiiii: 1600, ed. J. Papy, Brussel, 2000.
-
voetnoot29
- Over Lipsius' testimonium voor Puteanus, zie D. Sacré, in: Lipsius en Leuven. Catalogus van de tentoonstelling in de Centrale Bibliotheek te Leuven, 18 september - 17 oktober 1997, G. Tournoy - J. Papy - J. De Landtsheer (eds.), Supplementa Humanistica Lovaniensia, 13 (Leuven, University Press, 1997), pp. 154-156.
-
voetnoot30
- Zie over het bezoek van de aartshertogen aan Leuven L. van den Broeck, ‘De Blijde Intrede van Albrecht en Isabella in Leuven: een ooggetuigenverslag’, Jaarboek van de Geschied- en Oudheidkundige Kring voor Leuven en omgeving, 29 (1989), pp. 29-46 en T. Van Houdt, ‘Justus Lipsius and the Archdukes Albert and Isabella’, The World of Justus Lipsius: A contribution towards his intellectual biography. Proceedings of a colloquium held under the auspices of the Belgian Historical Institute in Rome (Rome, 22-24 May 1997), ed. M. Laureys, together with C. Bräunl, S. Mertens, R. Seibert-Kemp (= Bulletin van het Historisch Instituut te Rome, 68), Brussel-Rome, 1998, pp. 405-432.
-
voetnoot31
- ‘Principes nostri novi hic fuerunt, iuravimus in verba, publice coram iis diximus, sed paene ex tempore, cum ipsi paucis horis ante ita imperassent. De
successu tamen non queror.’
|