De Gulden Passer. Jaargang 80
(2002)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het album amicorum van Aegidius Anselmo, kleinzoon van de Antwerpse reder Gillis Hooftman
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
op 5 oktober 1574 in die stad gesloten huwelijk van diens dochter Johanna (Janneken) met de Antwerpse koopman Antonio Anselmo (Anthonis Anselmus, 1536-1611)Ga naar voetnoot3, die uit Walhorn bij Aken afkomstig was. Nadat hij zich in 1562 in Antwerpen gevestigd had, werd hij voor een aantal jaren filiaalhouder van Gillis Hooftman in Sevilla. Dat de eigenaar van het album de kleinzoon van Gillis Hooftman was, kan o.a. worden afgeleid uit een van de interessantste bijdragen, op 27 oktober 1598 te Den Haag geschreven door een familievriend en medeburger (concivis Antverpianus), de bekende historicus Emanuel van Meteren (1535-1612).Ga naar voetnoot4 Deze noemt hem ‘Egidii Hoftmann ex matre Nep[os]’ (kleinzoon aan moederskant van Egidius Hoftmann).Ga naar voetnoot5 Overigens zal hieronder blijken dat de inhoud van dit album niet tot stand kwam tijdens reizen langs buitenlandse universiteiten. Gillis (Aegidius) Anselmo werd op 21 augustus 1575 geboren te Antwerpen als oudste van 14 kinderen en overleed ongehuwd op 17 mei 1602 te Bremen. De familie was protestant, en, zoals zoveel geloofsgenoten, week het gezin, na de inname van Antwerpen in 1585 door Parma, eerst naar DuitslandGa naar voetnoot6 en later naar de Noordelijke Nederlanden uit. Dit blijkt ook uit de geboortedata van de kinderen. De oudste zes waren in Antwerpen geboren. In 1587 en 1588 kwamen drie kinderen (waaronder een tweeling) in Hamburg ter wereld, in 1590 een zoon in Stade, een voor- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
stad van Hamburg.Ga naar voetnoot7 In dezelfde plaats werd in 1593 een tweeling geboren (de derde tweeling in dat gezin), die op 21 juli 1594 stierf in EmdenGa naar voetnoot8 op doorreis van Stade naar Holland. In oktober van dat jaar werd een dochtertje in Haarlem geboren. Na de geboorte van nog een kind overleed de moeder van Gillis, Johanna (Janneken) Anselmo in 1598. Zijn vader Antonio vestigde zich daarna met zijn merendeels nog minderjarige kinderen in Kruiningen in Zeeland op het Kleine Slot ‘door hem aldaar gebouwd’. Hij zette daar zijn handel voort, o.a. op Spanje en Portugal, en werd aandeelhouder van de Verenigde Oostindische Compagnie. Hij overleed op 18 augustus 1611. Van het echtpaar Anselmo en hun twee oudste kinderen, nl. hun zoon Gillis (Aegidius) op tweejarige leeftijd en hun eenjarig dochtertje Janneken (Ioanna), bestaat een portret (afb. 1), volgens de cartouche als geschenk aan hen geschilderd door Maarten de VosGa naar voetnoot9 (‘Martino De Vos Pictore D[ono] D[ata]’ = door de schilder Maarten de Vos als geschenk gegeven). Op de onderrand van de cartouche staat de datum 1577. Opmerkelijk, en onge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
afb. 1, Portret van Antonio Anselmo en Johanna Hooftman met hun twee oudste kinderen: Gillis, geboren 1575 en Janneken, geboren 1576, door Maarten de Vos, 1577.
Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, Brussel Copyright IRPA - KIK, Brussel. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
woon op een dergelijk familieportret, is de afbeelding van twee diertjes, het ene een sprinkhaan, of een voor de duidelijkheid groot afgebeelde huiskrekel op het met kant afgezette schortje van Gillis, het andere een huismus op zijn linkerschouder. Deze zeldzame symbolen moeten wel een bijzondere betekenis hebben. In de literatuur over dit schilderij wordt er geen verklaring voor gegeven. Omdat de schilder in de cartouche zegt dat hij hier de eendracht van het echtpaar en hun gelukkige nageslacht afbeeldt, zouden dit insect en deze vogel zinnebeelden van huiselijkheid kunnen zijn. De kleine Johanna houdt een prachtige rinkelbel in haar handje, met aan de ene kant een fluitje en aan de andere kant een wolfstand (ter bezwering van gevaren en ziekten). De lotgevallen van de nakomelingen van Gillis Hooftman vertonen hetzelfde patroon als die van andere emigranten uit dezelfde kringen, die van welvarende kooplieden, intellectuelen en bestuurders. Degenen die na 1585 om hun geloof vertrokken, gingen behalve naar Duitsland en de Noordelijke Nederlanden ook naar Engeland.Ga naar voetnoot10 Overal vonden zij geloofsgenoten, vaak ook vrienden en familieleden, die soms al voor 1585, na het begin van de vervolging van protestanten, uit de Zuidelijke Nederlanden waren gevlucht. Deze families bleven contact houden met elkaar, zowel zakelijk als persoonlijk. Tussen velen van hun kinderen en later hun kleinkinderen kwamen huwelijken tot stand.Ga naar voetnoot11 De kooplieden die na de inname van Antwerpen door Parma de stad hadden verlaten, mochten hun kapitaal meenemen. Zij leverden belangrijke bijdragen aan de economische ontwikkeling van de plaatsen waar zij zich vestigden, ook door hun vakkennis en internationale contacten. Gillis Anselmo is maar 26 jaar oud geworden. Zijn bijna 8 jaar jongere zuster Anneken, die op 24 augustus 1602 te Bremen trouwde met de wolkoopman Samuel Godin, moet zijn album hebben geërfd. Achterin staat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
namelijk een lijst van geboorten en sterfgevallen tussen 1637 en 1651 van een Haarlemse familie, opgesteld door een Samuel Godin, getrouwd met een dochter van Franciscus de Montero. Samuel Godins moeder heette Anna, zijn vader Samuel. Zij moeten de zuster Anneken en de zwager van Gillis Anselmo zijn. Het album amicorum is later terechtgekomen in de collectie van de landsadvocaat Mr. Jacob Visser en in 1810 aangekocht door Lodewijk Napoleon voor de door hem gestichte Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. Het is gebonden in perkament met goudstempeling en bevat 39 bijdragen en twee anonieme gedichten. Sommige schrijvers (inscriptoren) hadden meer dan één bladzijde nodig, anderen gebruikten samen met iemand anders dezelfde bladzijde. De inhoud kwam tot stand tussen 1594 en 1602. De schrijvers waren familieleden, vrienden, kunstenaars en geleerden in Antwerpen, Gorkum, Den Haag, Hamburg, Middelburg, Norwich en niet nader aangeduide plaatsen.Ga naar voetnoot12 Er staan vier pentekeningen in, een aquarel en een houtstempeling. In veel gevallen zijn plaatsnamen en data onderaan de bijdragen genoteerd in een andere hand dan die van de inscriptoren, maar wel van dezelfde persoon die ook een namenregister achteraan in het album heeft geschreven, waarschijnlijk Gillis Anselmo zelf. De meeste zijn gedateerd, maar de plaats waar zij tot stand zijn gekomen wordt in meer dan de helft van de gevallen niet vermeld. Als de data van een groepje bijdragen dicht bij elkaar liggen, en als bij een of meer daarvan wel een plaatsnaam is genoteerd, kan echter worden aangenomen dat ook de andere in diezelfde plaats zijn verzameld. De inscripties zijn in het album lang niet altijd in chronologische volgorde geplaatst. Wanneer men ze ordent naar datum (zie p. ***), kan ongeveer gereconstrueerd worden waar Gillis Anselmo verbleef tijdens de acht jaren waarin hij zijn album mee op reis nam. Dan blijkt dat hij de bijdragen niet verzamelde tijdens reizen langs Europese universiteiten, maar hoogstwaarschijnlijk onderweg naar en tijdens bezoeken aan familie. Die familie is dan ook goed vertegenwoordigd in het album: door zijn tantes van moederszijde Anna, Margaretha en Beatrix, zijn oom Cornelis Hooftman, een Anne Hooftman, waarschijnlijk een nichtje van zijn moeder, zijn aangetrouwde ooms Nicolaas van Randerode van der Aa en Philippe de Zoete, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Heer van Villers,Ga naar voetnoot13 zijn achterneven Bartholomeus en Johannes Panhuys.Ga naar voetnoot14 Er zijn minstens zes geleerden onder de inscriptoren. Hun aantal wordt overtroffen door dat van bevriende militairen. Onder de personen die niet nader geïdentificeerd konden worden, zouden zich echter nog meer vertegenwoordigers van deze categorieën kunnen bevinden. De bijdragen van sommige schrijvers doen vermoeden dat zij studievrienden van Gillis waren. Verder is er nog een aantal Zeeuwse hoogwaardigheidsbekleders te Middelburg, die hij ontmoet zal hebben na de verhuizing van zijn vader naar Kruiningen.Ga naar voetnoot15 Het schijnt dat in sommige alba amicorum een bepaalde volgorde werd aangehouden naar gelang van het belang van de positie van de inscriptoren,Ga naar voetnoot16 maar in dit album is zo'n patroon niet duidelijk te zien. Wel staan de bijdragen van een aantal militairen dicht bij elkaar, evenals die van de Zeeuwse dignitarissen. Zes bijdragen zijn niet te dateren. De oudste gedateerde is op fol. 20 van het album geschreven in 1594 door zijn achterneef Bartholomeus Panhuys (Panhusius). Twee bijdragen uit 1595 staan op blz. 10 en 21, zonder plaatsvermelding. In willekeurige volgorde van de albumbladzijden zijn drie in 1596 (waarschijnlijk in Engeland) geschreven, vijf in 1598, vier in 1599 en veertien in 1601, gevolgd door een laatste van 12 mei 1602 door een medicus in Hamburg. Gillis Anselmo was toen waarschijnlijk al ziek. Hij overleed vijf dagen later in Bremen, waarschijnlijk ten huize van familie, misschien bij Bartholomeus Panhuysen, die tussen 1601 en 1603 in Bremen woonde. Zijn zuster Anneken trouwde ongeveer drie maanden later in die stad. Ook daar hadden zich veel vluchtelingen uit de Zuidelijke Nederlanden gevestigd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Meestal voorzagen de inscriptoren hun bijdragen van een opdracht aan Gillis Anselmo boven of onder de eigenlijke tekst. Het is niet verbazingwekkend dat zij de nadruk leggen op hun vriendschap met hem. Verschillenden wijzen op zijn geleerdheid, o.a. de wiskundige Michel Coignet. Maar de eerste inscriptie in Gillis' album dateert uit 1594, toen hij 19 jaar oud was, en, zoals eerder opgemerkt, uit niets blijkt dat de inhoud tot stand kwam tijdens een verblijf aan een of meer universiteiten. Waarschijnlijk had hij al voor zijn 19de jaar zijn studie afgerond, wat in die tijd mogelijk was. Ook Bartholomeus Panhuysen was op zijn 13de in Leiden gaan studeren, en promoveerde in de rechten toen hij 21 jaar oud was. Wat het karakter van de bijdragen betreft, zij zijn gedeeltelijk geleerd en/of stichtelijk, gedeeltelijk werelds, soms zelfs frivool. De mannen met academische opleiding schreven in het Latijn, anderen in het Frans. De vrouwelijke inscriptoren gebruikten de Franse of Nederlandse taal. Enkele andere bijdragen zijn in het Italiaans, Grieks, of Engels gesteld. Het vaak moeilijk te ontcijferen handschrift is soms Gothisch, maar meestal zestiende-eeuws Romeins. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Genealogie, alleen van familieleden die in het album voorkomen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De inscriptoren en de inscripties(in volgorde van de albumbladzijden)
Voor zover niet aangegeven in een afzonderlijke voetnoot, zijn de gegevens over levensdata en loopbaan ontleend aan:
Gegevens over Gillis Hooftman en zijn nakomelingen zijn ontleend aan:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fol. 2Anonieme, ongedateerde pentekening van een haven met vissersschepen op zee en een rots met een ronde burcht op een landtong, op de achtergrond een kerk, huizen en duinen. Door de Koninklijke Bibliotheek, Den HaagGa naar voetnoot18 toegeschreven aan de Haarlemse schilder en graveur Hendrick Goltzius (1558-1617), die in het register achterin het album amicorum wordt genoemd, maar van wie geen geschreven gesigneerde bijdrage voorkomt. Aan dezelfde kunstenaar heeft K. ThomassenGa naar voetnoot19 ook de portrettekening van Lodovico Perez op fol. 10 recto toegeschreven (zie hieronder). Dit is veel waarschijnlijker, want Goltzius heeft veel gegraveerde portretten in ovale rand gemaakt.Ga naar voetnoot20 Het havengezicht kan eerder worden toegeschreven aan een andere Haarlemse kunstenaar, wiens naam ook in het register staat, zonder dat hij met een geschreven tekst in het album is vertegenwoordigd, namelijk Hendrick Vroom | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(1566-1640). Hij was gespecialiseerd in zeestukken. De gecultiveerde familie Anselmo was in 1594 in Haarlem komen wonen, en kan heel goed bevriend zijn geweest met kunstenaars. Mogelijk heeft het havengezicht een connectie met deze familie, die in Antwerpen en Hamburg had gewoond, hoewel men daar grotere schepen en een gezicht op een belangrijke stad zou verwachten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fol. 8Pallaeologos (met twee labda's), Laurentios Elestheos. Bijdrage (zonder datum, zonder plaatsaanduiding): een Griekse tekst, met daarboven zijn naam en functies, ook in het Grieks. Hij noemt zichzelf o.a. archiepiskopos pasis kuprou (aartsbisschop van geheel Cyprus). Wat de connectie was tussen hem en Gillis Anselmo is onbekend, maar mogelijk was hij bevriend met Gillis' grootvader via diens handelsbetrekkingen met de Levant. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fol. 10 rectoPerez, Lodovico. Volgens Thomassen was Perez een uit Antwerpen afkomstige Frankfurter koopman en wordt hij beschouwd als een van de grondleggers van de Frankfurter Messe. In Leiden stond een Lodovico Perez in 1604 en 1610 als theoloog ingeschreven in het album studiosorum. Volgens O.P. GrellGa naar voetnoot21 was een Ludovico Perez een protestantse vluchteling, oorspronkelijk afkomstig uit Lucca, en in 1597 een van de rijkste lakenhandelaren van Nürnberg. Waarschijnlijk betreft het hier verschillende personen met dezelfde naam, misschien uit dezelfde familie. De bijdrage kan niet geschreven zijn door de Antwerpse koopman Lodovico Perez (1532-1601), die, evenals Gillis Hooftman, tot de vriendenkring van Christoffel Plantijn behoorde. In 1595 was hij 63 jaar oud, maar de pentekening in het album amicorum van Gillis Anselmo toont een veel jongere man. Volgens SmolderenGa naar voetnoot22 stamde deze laatste Perez uit een familie van Spaanse marranen, d.w.z. joden die zich onder dwang in schijn tot het christendom bekeerden. Bijdrage (1595, zonder plaatsaanduiding): twee Franse spreuken en een portrettekening in een ovale rand, door ThomassenGa naar voetnoot23 toegeschreven aan de Haarlemse kunstenaar Hendrick Goltzius (genoemd in het register van het album amicorum, maar zonder gesigneerde tekst). Het jaar voordien had de familie Anselmo zich in Haarlem gevestigd. De ene Franse spreuk is het bekende ‘De mens wikt, God beschikt’, de andere zegt dat het beter is om te sterven in eer, dan te vluchten en te leven in oneer. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fol. 10 verso en 11 rectoMeteren, Emanuel van (1535-1612), koopman en historicus. Al op jonge leeftijd had hij zich in Londen als koopman gevestigd, maar hij bezocht de Nederlanden geregeld. In 1599 kwam de eerste Nederlandse editie uit van zijn geschiedenis van de Nederlandse Opstand. Van Meteren was in 1575 in Antwerpen in de gevangenis beland, omdat hij voor een spion werd aangezien. Dank zij de bemiddeling van Gillis Hooftman en van Van Meterens neef, de cartograaf Abraham Ortelius, werd hij vrijgelaten. Zie Smolderen 1968, o.c., p. 103. Bijdrage (27 oktober 1598, Den Haag): Op de linkerbladzijde heeft hij een Latijnse vermaning uit Bernardus' Liber de Conscientia geschreven, op de rechter (afb. 2), een aquarel van een stralend oog van God en een banderol met een Bijbeltekst: Qvis contra nos ([als God met ons is], wie zal tegen ons zijn? (Romeinen 8:31). Daaronder een Latijnse opdracht aan de jongeman, voortreffelijk in wetenschap, deugd en kennis van vele dingen, Egidius Anselmo, zoon van Antonio, kleinzoon aan moederskant van Gillis Hooftman, vriend en medeburger. Hij signeert en dateert als Emanuel van Meteren Antverpianus, Hagae Comitis 27 Octob: 1598. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fol. 12Caitus, Andreas. Hij duidt zichzelf aan als ‘Abbas et Alemosinarius’. Een andere hand (waarschijnlijk van Gillis Anselmo) heeft in het Italiaans een aanduiding van zijn functie toegevoegd: ‘abbate et eleemosynarius’ a Parigi (abt en aalmoezenier te Parijs). Bijdrage (5 februariGa naar voetnoot24 1599, (zonder plaatsaanduiding): een Latijns devies ‘Omnia (in?) tempore’ (alles op zijn tijd). Op 7 februari 1599 schreef Octavius Ragius op fol. 13 een bijdrage in het album in Middelburg. Waarschijnlijk bevond Caitus zich daar toen ook. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fol. 13Ragius, Octavius, een patriciër uit Jena (patricius Jenae). Verdere gegevens onbekend. Misschien was hij een studievriend. Bijdrage (7 februari 1599, Middelburg): Een spreuk: ‘Omnia vincit amor’ (de liefde overwint alles), en een opdracht met vriendschapsbetuiging aan ‘Giglio Anselmo’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fol. 20Panhusius, Bartholomeus Panhuys(en) (1570-1624), achterneef van Gillis Anselmo. Zijn geboorte te Antwerpen wordt vermeld in een Memorieboek dat zijn | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
afb. 2, Folio 11 recto. Bijdrage van Emanuel van Meteren, 1598. Foto Koninklijke Bibliotheek, Den Haag
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vader Pieter Panhuis bijhield van 1566 tot 1582, en dat hijzelf voortzette tot 1609.Ga naar voetnoot25 Zijn vader (1529-1585) was in 1566 te Antwerpen getrouwd met Margaretha Hooftman (in het huis van haar oom Gillis Hooftman, op diens kosten). Onder 1585 wordt het overlijden van zijn beide ouders te Amsterdam, vlak na elkaar, op doorreis naar Hamburg, opgetekend. In 1586 vermeldt Bartholomeus dat hij in dat jaar naar Heidelberg is gegaan om zijn studie voort te zetten, die hij in 1583 in Leiden op zijn 13de jaar, in de letteren, was begonnen. In het album studiosorum van de Leidse universiteit worden hij en zijn broer Johannes (zie fol. 89 en 90) vermeld als studenten in de rechten. Na verdere studie in Padua en Siena behaalde hij in december 1591 in Basel zijn graad van licentiaat in de rechten. In 1593 trok hij naar Stade om in het kantoor van zijn zwager Wilhelm Schuijl te werken. Misschien heeft Gillis hem daar bezocht. In 1594 was Bartholomeus nl. de eerste die een bijdrage in Gillis' album schreef. In 1597 vestigde hij zich in Den Haag om de Hollandse praktijk te leren. Hij trouwde op 23 juni 1601 te Bremen, op 4 april 1602 werd zijn eerste kind aldaar geboren. Mogelijk was Gillis Anselmo op bezoek bij zijn achterneef en vriend, toen hij op 17 mei 1602 in Bremen stierf. In het Memorieboek wordt zijn overlijden niet genoemd. In oktober 1603 verhuisde Bartholomeus met zijn gezin naar Leiden. Na de dood van zijn broer Johannes in 1616 (zie fol. 89 en 90) volgde hij hem op als thesaurier en rentmeester-generaal van Prins Maurits. In 1618 werd hij benoemd tot zijn raadsheerordinaris. Bijdrage (Prid. Non. Martii (= 6 maart) 1594, zonder plaatsaanduiding): een tekst in het Grieks uit de Ethica van Aristoteles met een Latijnse vertaling. Het tweede deel hiervan wijst erop dat het nodig is dat men openlijk lief heeft, want het is eigen aan een angstig iemand om zijn gevoel te verbergen. Eronder staat een Latijnse opdracht, die begint met: ‘Je wilt, voortreffelijke jongeman, dat ik dit album amicorum als eerste met mijn hand teken’ en eindigt met (ook in het Latijn): ‘aan mijn bloedverwant Aegidius Anselmo, als getuigenis van mijn trouw en vriendschap’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fol. 21 versoArtopoeus (Grieks voor Bakker) Jo[hannes] Clivius (uit Kleef). Over hem is verder niets bekend. Waarschijnlijk was hij een vrolijke studievriend van Gillis Anselmo. Bijdrage (1595, zonder plaatsaanduiding): een spreuk in het Latijn en het Grieks met daaronder een afdruk van een houtstempel. Daarop staat een kubus afgebeeld, met een kaars erop. Eromheen vliegen insecten. Bij de voet van de kandelaar liggen dode insecten. Op de voorkant van de kubus is een naakte vrouw te zien, liggend | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
op een heuveltje met haar arm om een rijksappel, en de woorden: ‘Mortalium jucunditas’ (de vreugde der stervelingen). De Latijnse spreuk daarboven luidt: ‘Temerarios et praecoces dicere solebam’ (ik placht vermetele en vroegrijpe dingen te zeggen). Onderaan de bladzijde een Latijnse opdracht: ‘Aanvaard, tussen symbolen van liefde, deze spreuk als onderpand van vriendschap’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fol. 24Castor (= Castro), Rodericus a, medisch doctor te Hamburg (overleden 1627), die in 1590 in Lissabon woonde, en daarna over Antwerpen naar Hamburg trok.Ga naar voetnoot26 Zijn bijdrage is geschreven vijf dagen voor de dood van Gillis Anselmo, ‘memoriae et amicitiae ergo’ (terwille van de herinnering en de vriendschap). Gillis moet hem bezocht hebben op doorreis, misschien als vriend. Hij had tenslotte, na het vertrek van de familie Anselmo uit Antwerpen in 1585, tot 1594 in Hamburg en het nabije Stade gewoond en kende de arts misschien daardoor. Mogelijk leed hij bij zijn laatste bezoek al aan de ziekte waaraan hij kort daarna in Bremen overleed. Bijdrage (12 mei 1602, Hamburg): Een voor een arts toepasselijke Latijnse tekst die erop wijst dat iemand die goed en gelukkig wil leven, op een gezonde manier een weg moet volgen, waarmee hij bereikt wat hij heeft gewild, met daaronder een opsomming van de deugden die men daarvoor moet bezitten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fol. 27Paludanus, (ten Broecke of Van den Broecke), Bernardus (Berent) (1550-1633), afkomstig uit Steenwijk, medicus en verzamelaar van antiquiteiten, naturalia en ethnografica. Na reizen in de Levant en Zuid-Europa werd hij stadsgeneeskundige, eerst in Zwolle, na 1585 in Enkhuizen. Velen bezochten zijn ‘Constcamer’ daar, onder hen Gillis Anselmo. Bij die gelegenheid schreef Paludanus een tekst in zijn album. Misschien gebruikte hij dezelfde spreuk ook in de alba amicorum van anderen. Sommige inscriptoren gebruikten vaak dezelfde standaardteksten. Hij zal wel geen oude vriend van de familie Anselmo zijn geweest (hij ondertekent alleen met zijn naam, beroep, woonplaats en de datum, zonder vriendschapsbetuiging), en wellicht zal Gillis hem alleen hebben bezocht voor het bewonderen van zijn collecties. Mogelijk heeft Gillis op zijn beurt een tekst bijgedragen aan Paludanus' eigen album amicorum (in die tijd dienst doend als bezoekersboek).Ga naar voetnoot27 Bijdrage (9 april 1599, Enkhuizen): een bemoedigende spreuk, die opwekt tot werken als medicijn, en, onder elkaar geschreven, de woorden amore, more, re (door liefde, deugdzaamheid, de zaak) en enkele niet te ontcijferen woorden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fol. 30 verso en 31 rectoCoignetus (Coignet), Michael (1549-1623), wiskundige en maker van astronomische en zeevaartkundige instrumenten te Antwerpen, waar hij behoorde tot de vriendenking van Gillis Anselmo's grootvader, de grote Antwerpse reder Gillis Hooftman. Coignet was overtuigd katholiek en bleef na de verovering van Antwerpen (augustus 1585) in die stad. Later trad hij als ingenieur in dienst van aartshertog Albert.Ga naar voetnoot28 Gillis Anselmo moet hem daar op 21 oktober 1601 bezocht hebben, evenals, een paar dagen later een andere Antwerpenaar, Emmanuel Ximenes (zie hieronder fol. 32). Coignet schreef tractaten en handboeken, o.a. een instructieboek over zeevaartkunde in het Frans en in het Vlaams. Dit laatste had hij opgedragen aan Gillis' grootvader, een maecenas op het gebied van kunst en wetenschap.Ga naar voetnoot29 Bijdrage (12 Kal. Nov. (= 21 oktober) 1601, Antwerpen): een tekening van het zonnestelsel: ‘presens Uranicum schema’, met de aarde in het middelpunt en de zon daaromheen draaiend, wat in die tijd door de katholieke kerk nog werd geloofd. Daarnaast tekende hij ‘novae coelestium orbium hypotheses’ (nieuwe hypothesen over de kringloop van hemellichamen), die hijzelf had bedacht. Hij voegde daar een Latijnse opdracht bij aan de geleerde en deugdzame, in alle goede kunsten uitblinkende Heer Aegidius Anselmo, tot voortdurende herinnering aan hemzelf (afb. 3 en 4). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fol. 32Ximenes, Emmanuel, Portugese handelaar, lid van de Portugees-Antwerpse firma Ximenes, die vooral in diamanten en specerijen handelde. Andere leden van deze familie hadden zich in Keulen en Hamburg gevestigd.Ga naar voetnoot30 Gillis Anselmo bezocht hem in Antwerpen. Bijdrage (10 Kal. November (= 23 oktober) 1601): een anker met de spreuk ‘Motus firmor’ (als ik bewogen word, word ik vaster bevestigd), die hij opdroeg, als een herinnering aan zijn vriendschap, aan de zeer aanzienlijke Heer Egidius Ancelmo (Clarissimo Viro D. Egidio Ancelmo). De families Anselmo en Ximenes kunnen al in Antwerpen bevriend zijn geweest, of later in Hamburg. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
afb. 3 en 4, Folio 30 verso en 31 recto. Bijdrage van Michael Coignetus, 1601 Foto Koninklijke Bibliotheek, Den Haag
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fol. 34 rectoHooftman, Beatrice (Beatrix) (1575-1644), een half jaar oudere tante van Gillis Anselmo, halfzuster van zijn moeder uit het derde huwelijk van zijn grootvader met Margaretha van Nispen. Toen zijn grootvader in 1581 te Antwerpen overleed, waren alle kinderen uit dit huwelijk nog minderjarig. Gillis' vader, Antonio Anselmo, was hun voogd, samen met een zoon uit het tweede huwelijk. Later woonden Margaretha van Nispen en haar kinderen in Den Haag, waar zij in 1598 overleed.Ga naar voetnoot31 Beatrice trouwde er in 1599 met Philippe de Zoete, Heer van Villers. Zijn bijdrage aan het album staat op de volgende bladzijde (zie hieronder fol. 34 verso). Bijdrage (1596, zonder plaatsaanduiding): tweeregelige Franse spreuk, versierd met monogrammen en kleine symbooltjesGa naar voetnoot32 (afb. 5): ‘Toujours seray en chose qui me touche, Loyal de coeur et secret de ma bouche’. Zij schreef dit op dezelfde bladzijde in het album als de bijdrage van een Engelsman, Jo. Heydon te Norwich (zie hieronder), in hetzelfde jaar. Ook in 1596 schreef haar zuster Anna, die in Engeland woonde (zie fol. 67 recto), haar bijdrage. Het is mogelijk dat Beatrice en haar neef Gillis Anselmo samen in Engeland op bezoek zijn geweest bij Anna. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fol. 34 rectoHeydon, Jo. (Johannes of John? Hij signeert met: Jo: Heÿdone. In het register achterin het album staat Jan Heydon). In Gillis Anselmo's hand zijn de datum en plaats bijgeschreven: 1596, 28 septemb a Norwitz (Norwich). Er was een Engelse adellijke familie in het graafschap Norfolk. met een landgoed, Heydon Hall. John Heydon, (overleden 1653), was een jongere zoon van Sir Christopher Heydon, een schrijver over astrologie. John Heydon was een militaire commandant en een wiskundige, in 1620 in de adelstand verheven, een ‘distinguished soldier and eminent scholar’.Ga naar voetnoot33 Waarschijnlijk is dit de bewuste persoon. Bijdrage (28 september 1596, Norwich): Hieruit blijkt interesse voor astronomie of astrologie. Hij tekende namelijk een komeet (afb. 5), met evenwijdig daaraan de spreuk ‘Fato prudentia minor’ (Wijsheid moet onderdoen voor het lot). Daarboven schreef hij een tweeregelig gedicht, dat doet vermoeden dat zijn liefde versmaad was: Howe sicke he is, whom sorrowe hathe infected, He, only knowes, that findes his faithe reiected. Onder de komeet staan een monogram en een raadselachtige spreuk, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
afb. 5, Folio 34 recto. Bijdragen van Beatrice Hooftman en John Heydon, 1596 Foto Koninklijke Bibliotheek, Den Haag
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
waarvan de eerste zes letters twee Latijnse woorden vormen, die in combinatie met de laatste vier geen begrijpelijk Latijn opleveren: SINEINIDEA. Onder iedere letter een getal, in schijnbaar willekeurige volgorde, maar wanneer de letters in de volgorde 1 tot 10 worden geplaatst, komt een naam naar voren, waarschijnlijk van zijn aanbedene: Iane Sidnei. Hoewel de laatste letter op een F lijkt, is het een I of een J.Ga naar voetnoot34 Voor zover na te gaan is, kwam er in de familie Sidney in 1596 geen jonge vrouw voor die Jane heette. Hoe Heydon's vriendschap met Gillis was ontstaan, is niet bekend. Als militair zou hij onder Robert Sidney (1563-1626), een neef van Leicester en een broer van de beroemde Sir Philip Sidney, die in de negentiger jaren in de Nederlanden vocht, gediend kunnen hebben en daar Gillis Anselmo hebben ontmoet, of hij zou een studievriend kunnen zijn, maar dit is zeer speculatief. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fol. 34 versoZoete, Philippe de. In de genealogie (zie noot 2) genoemd: Jonker Philip de Soet van Lake Joostzoon, Heer van Villers. Hij trouwde in 1599 met Gillis' even oude tante Beatrice Hooftman (zie fol. 34 recto), die in Den Haag woonde. Philippe de Zoete werd gouverneur van Willemstad en overleed daar op 25 februari 1634. Zijn vrouw Beatrice overleed op 18 april 1644 in Den Haag.Ga naar voetnoot35 Bijdrage (16 oktober 1598, zonder plaatsaanduiding, waarschijnlijk Den Haag): Onder een monogram, een Franse spreuk: ‘Point ou bien apoint’ (helemaal niet ofwel precies goed[?]). Elf dagen later, op 27 oktober, schreef Emanuel van Meteren zijn bijdrage in Den Haag. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fol. 35Goorle (Gorlaeus), Abraham van (1549-1608), oudheidkundige en verzamelaar, afkomstig uit Antwerpen. Hij vertrok ca. 1565 naar Utrecht, in dienst van Graaf Adolf von Neuenahr, stadhouder van Overijsel, Gelre en Utrecht. Ca. 1595 vestigde hij zich in Delft. Van Goorle had een grote verzameling antieke ringen, gemmen en Romeinse munten, waarover hij geleerde, vaak herdrukte, boeken schreef.Ga naar voetnoot36 Hij kan, voordat hij op 16-jarige leeftijd Antwerpen verliet, Gillis' grootvader gekend hebben, maar waarschijnlijk bezocht Gillis hem, net als in het geval van Paludanus, alleen uit interesse voor zijn verzamelingen. Bijdrage (1601, zonder plaatsaanduiding, maar waarschijnlijk in Delft): Een Latijnse aansporing tot deugd, eronder: ‘Virtus Nobilitat’ (de Deugd adelt) en zijn naam, zonder verdere opdracht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fol. 38 rectoBorre, J[an] van. Over hem is verder niets bekend. Bijdrage (19 september, waarschijnlijk 1599. Het laatste cijfer van het jaartal is door afsnijding van de albumbladzijde verdwenen, Middelburg): Van Borre schreef een raadselachtig tweeregelig Frans vers: ‘Presqu'en masque va le monde/ Qui mieulx peut mieulx seconde/ Moy point. Quand sera ce’, en daaronder zijn naam. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fol. 39 versoValcke, Jacobus (in 1623 te Londen overleden), Heer van Cats en Wolfaertsdijk, Pensionaris van Goes, Raad en Thesaurier van Zeeland, na 1590 in Middelburg. Hij nam deel aan gezantschappen voor de Staten Generaal naar Engeland, Schotland en Frankrijk. Zijn vrouw was Susanna Taymon (zie fol. 40). Misschien kende Gillis hem via zijn in Kruiningen wonende vader, die contacten had met hooggeplaatste personen, maar mogelijk bekleedde Gillis zelf een functie in Middelburg. In die stad kwam in 1599 en in 1601 een aantal bijdragen tot stand. Bijdrage (5 november 1601, Middelburg): Twee Latijnse citaten, een van Augustinus en een van Lucanus, ertussenin een Nederlandse spreuk: ‘Selden tyt sonder stryt’. Verder een vriendschapsbetuiging. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fol. 40Taymon (Taymont, Teymont), Susanna, als weduwe van Christoffel Roels in 1598 hertrouwd met Jacobus Valcke (zie fol. 39 verso). Zij was een dochter van een rijke Gentse advocaat, Cornelis Teymont, een protestant die in 1567 door Alva was verbannen. Tussen 1568 en 1574 zamelde Teymont geld in voor Willem van Oranje in Londen, daarna werd hij secretaris van de Raad van Zeeland. Tussen 1578 en 1584 woonde hij weer in Gent. Bijdrage (1601, zonder plaatsaanduiding, maar waarschijnlijk tegelijk met haar man te Middelburg op 5 november): ‘Betrouwt den heere’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fol. 41Warck (Werck, Waerck), Johannes van (de), overleden in 1615, geboren te Antwerpen, in 1575 Pensionaris van Middelburg, daarna in Antwerpen, na 1585 naar de Noordelijke Nederlanden en weer Pensionaris van Middelburg. Van 1596-1615 was hij Raadpensionaris van Zeeland. Hij nam deel aan gezantschappen naar Engeland, Schotland en Denemarken. Bijdrage (8 november 1601, Middelburg): ‘Omnia nimia nimium exhibent’ (alles wat te groot is, vertoont een teveel, of: alles met mate). Daaronder zijn devies: ‘Help my Godt’, en een opdracht aan Gillis Anselmo, amicitiae ergo (uit vriendschap). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fol. 42Huyssen, Joh. (1566-1634), Heer van Cattendijke, Soutelande, Warendijk, jurist. In 1591 pensionaris van Goes, als opvolger van Jacobus Valcke (fol. 39 verso). In 1601 griffier van de Zeeuwse Munt te Middelburg. Hij werd in 1610 door Lodewijk XIII in de adelstand verheven, en in 1616 geridderd door Jacobus I van Engeland. Bijdrage (9 november 1601, Middelburg): Een zesregelig Latijns gedicht, waarin verwezen wordt naar een periode van ballingschap in het leven van Koning Agathocles van Sicilië (360-289 v. Chr.). Daaronder: ‘Pax armis capta, altior’ (de vrede is met de wapens veroverd, [ik streef naar] hoger), en zijn lijfspreuk: ‘Van hier naar beter’. Zijn Latijnse opdracht luidt: ‘Aan de in vroomheid, geleerdheid en gedrag uitblinkende Heer Aegidius Anselmo, als getuigenis van standvastige vriendschap’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fol. 47Jonge, Bonifacius de (1567-1625), Heer van Oosterland, St. Jansland en Oosterstein. In 1599 werd hij secretaris van de Staten van Zeeland, van 1615-1625 was hij Raadpensionaris van Zeeland. Bijdrage (7 november 1601, Middelburg): De Jonge getuigt in het Latijn dat hij vast gelooft dat geen kracht groter is dan een waarachtig gebed. Hij voegt daaraan toe: ‘Non vis esse tristis? Bene vive’ (Wil je niet bedroefd zijn? Leef goed), en dit draagt hij op als een teken van zijn bijzondere vriendschap voor de zeer geleerde Heer Aegidius Anselmo. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fol. 55Solms, Georg Eberhard van, Graaf van Solms-Lich (1563-1602), Heer van Ouden Nieuw Beierland en Weert.Ga naar voetnoot37 In 1588 trad hij als kolonel van het regiment van Zeeland in dienst van de Staten-Generaal. Met Prins Maurits behaalde hij overwinningen op de Spanjaarden. Hij stierf door ziekte in 1602 in Westfalen, op weg om soldaten te werven voor een veldtocht in de Zuidelijke Nederlanden. Bijdrage (1601, zonder plaatsaanduiding): een devies: ‘Contra audentius ito’ (ga er dapper op los). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fol. 55Solms, Frederic van, Graaf van Solms-Laubach (1574-1635),Ga naar voetnoot38 militair. Hij schreef een Franse spreuk op dezelfde bladzijde als Georg Eberhard, Graaf van Solms-Lich, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zonder datum of plaatsaanduiding, maar waarschijnlijk ook in 1601, misschien op dezelfde dag. Bijdrage: ‘Contentement surpasse richesses’ (Tevredenheid gaat boven rijkdommen). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fol. 56Gruutheere, Franchoys de. Over zijn leven is alleen bekend, door een aantekening in moeilijk leesbaar Italiaans, waarschijnlijk in de hand van Gillis Anselmo, dat hij een kapitein van de infanterie was, die in 1599 in de stad Bommel in het hoofd getroffen werd. Bijdrage (1598, zonder plaatsaanduiding): ‘Sans Varier’ (zonder te veranderen). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fol. 57Schrootz, P[eeter, volgens het register]. In de hand van waarschijnlijk Gillis Anselmo staat in het Italiaans aangetekend dat deze heer aan het eind van het jaar 1599 luitenant in Westfalen was van Georg Eberhard, Graaf van Solms. Bijdrage (1598, zonder plaatsaanduiding): Twee Franse teksten over de liefde, en ertussenin: ‘Vive l'Amour’. Verder zijn devies: ‘En Esperance’ (in hoop). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fol. 58Bubb, William. Waarschijnlijk ook een officier. Zijn bijdrage staat op de bladzijde voor die van een andere officier, op dezelfde dag geschreven te Gorkum. Bijdrage (15 november 1601, Gorkum): Een cryptisch Engels gedicht, waarin gegoocheld wordt met levenden en doden, als raadsel bedoeld, en zijn devies: ‘Quo fata vocant’ (waarheen het lot mij roept). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fol. 59Bloys, dict Treslong, J[asper] de, Heer van Oudenhoorn en Petegem (1576-1650, uit een bastaardtak van het geslacht de Blois). Hij was een zoon van de geuzenadmiraal Willem Bloys van Treslong, de veroveraar van Den Briel in 1572. Zelf was hij kapitein in dienst van de Staten-Generaal en commandant van het slot Loevestein (bij Gorkum). Bijdrage (15 november 1601, Gorkum), op dezelfde dag als William Bubb (fol. 58): ‘Constance obtient’ (standvastigheid overwint). ‘Les armes et l'amour me contenteront ung jour. Jamais Aultre’ (De wapenen en de liefde zullen mij eens tevredenstellen. Nooit een ander). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fol. 59Foy, [Tibout] De. Op dezelfde bladzijde, in de rechterhoek onderaan, als de bijdrage van Bloys van Treslong, dus misschien ook op 15 november 1601 te Gorkum, en misschien was hij ook een militair. Over hem is verder niets bekend. Bijdrage (zonder datum of plaatsaanduiding): ‘Mon toujours’ (altijd de mijne). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fol. 60Nansius (Nans, Nants, Nantius), Franciscus (François) (overleden 1602), arts. Ca. 1584 kwam hij met zijn vader, François Nansius de Oude, en zijn vrouw uit Brugge naar Middelburg. In 1593 werd hij stadsdokter in die stad. Bijdrage (3 Kal. Sept. (= 30 augustus) 1601, Middelburg): Een Latijnse spreuk over de wisselvalligheid van het lot, en een citaat over de verderfelijkheid van de oorlog, en de vrede als het beste dat de natuur aan de mens heeft gegeven, opgedragen aan zijn vriend Aegidius Anselmo, ter herinnering. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fol. 65Somer, Jehan (in het register: Jean). Misschien een lid van de Veerse familie Zomer. Gillis was van 5 t/m 9 november in Middelburg, dus Jehan Somers bijdrage moet daar ook geschreven zijn. Bijdrage (8 november 1601, zonder plaatsaanduiding): Moeilijk leesbare Italiaanse tekst, daaronder zijn devies ‘Altyt Somer’. Misschien was hij een studievriend. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fol. 67 rectoPalavicina, Anna (1568-1626), halfzuster van Gillis Anselmo's moeder, uit het derde huwelijk van Gillis Hooftman, geboren in Antwerpen, overleden in Engeland. In 1591 trouwde zij in Frankfurt met een weduwnaar, de van oorsprong Genuese financier Horatio Palavicino. Al jong was hij naar Antwerpen gegaan, waar hij waarschijnlijk met de familie Hooftman bevriend raakte. Daarna vestigde hij zich in Londen. Hij leende veel geld aan Koningin Elizabeth en vervulde diplomatieke opdrachten voor haar. In 1587 werd hij door haar geridderd. Na zijn dood in 1600 hertrouwde Anna in 1601 met Sir Oliver Cromwell, de oom van de toekomstige Lord Protector.Ga naar voetnoot39 Misschien heeft Gillis zijn zeven jaar oudere tante in 1596 in Engeland bezocht, want in datzelfde jaar, op 28 september, schreef zijn vriend John Heydon te Norwich een bijdrage in zijn album (fol. 34 recto). Bijdrage (1596, zonder plaatsaanduiding): ‘Le temps se passe’ (de tijd gaat voorbij). Op dezelfde bladzijde heeft haar zuster Marguerite twee jaar later haar bijdrage geschreven, evenals haar latere echtgenoot, Nicolaas van der Aa, in 1601. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fol. 67 rectoHooftman, Marguerite (Margaretha) (1572-1628), halfzuster van Gillis Anselmo's moeder, drie jaar ouder dan hijzelf. Zij trouwde in 1599 in Den Haag, waar haar moeder na de dood van Gillis Hooftman met haar minderjarige kinderen was gaan wonen, met Nicolaas (van Randerode) van der Aa. Ook hij heeft een bijdrage op dezelfde bladzijde geschreven, twee jaar na hun huwelijk. Bijdrage (1598, zonder plaatsaanduiding): Een tweeregelig Frans vers: ‘Les ames sans fermeté /N'est rien que sanité’. Tussen de regels een monogram en tekeningetjes, zoals bij haar zuster Beatrice (fol. 34 recto). Bedoelde zij dat een zwakke geest veroorzaakt wordt door een zwakke gezondheid? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fol. 67 rectoAa, N[icolaas] (in het register Nicolas) van Randerode van der, echtgenoot van Margaretha Hooftman (zie hierboven), dus oom van Gillis Anselmo, kapitein van de garde van Prins Maurits. Bijdrage (19 november 1601, zonder plaatsaanduiding, maar waarschijnlijk in Den Haag, waar Gillis op 24 november was): ‘Sans Aultre’ (zonder een ander), en een paar tekeningetjes van symbooltjes. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fol. 67 versoHaultain, Guil[laume] De Zoete, Heer van (overleden in 1637), luitenant-admiraal van Zeeland, misschien familie van Philipppe de Zoete, Heer van Villers, echtgenoot van Gillis' tante Beatrice. Bijdrage (19 november 1601, zonder plaatsaanduiding, waarschijnlijk in Den Haag): ‘En Attendant’ (in afwachting). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fol. 68Stralen, Gosuinus a (van) (in het register Gooswyn). Waarschijnlijk een familielid van Antoon van Straelen, die een zoon was van Goswin van Straelen. Antoon van Straelen was een protestantse burgemeester van Antwerpen, die in 1568 op last van Alva werd onthoofd. Bijdrage (18 november 1601, zonder plaatsaanduiding): Latijnse tekst over het voortsnellen van de tijd, geschreven als teken van zijn vriendschap met Aegidius Anselmo. Als Gillis op 19 november in Den Haag was (zie fol. 67 recto en verso en 90 recto), moet hij daar ook een dag eerder zijn geweest. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fol. 69 rectoHooftman, C[ornelis] (1570-1632), geboren te Antwerpen uit het derde huwelijk van Gillis Hooftman, halfbroer van Gillis Anselmo's moeder. Over zijn beroep is niets bekend, maar hij werd door koning Jacobus I van Engeland (dus na 1603) tot ridder geslagen. In 1627 woonde hij in Zevenbergen (N.Br.). In 1632 overleed hij ongehuwd in Den Haag. Bijdrage (zonder datum, zonder plaatsaanduiding, op dezelfde bladzijde als Anne Hooftman): ‘Durate’ (volhard). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fol. 69 rectoHooftman, Anne (levensdata onbekend). Dit kan niet Gillis' tante Anna Palavicina zijn (fol. 67 recto); het gaat waarschijnlijk om een nichtje, een dochter of kleindochter van een van de broers van Gillis Hooftman. Bijdrage (zonder datum, zonder plaatsaanduiding): ‘Sans changer’ (zonder te veranderen) en vier monogrammen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fol. 69 versoEen anoniem, ongedateerd vierregelig gedicht: Ou tost ou tard il faut aymer
qui vous retarde, il vous abuse
le vieil amour est a blamer
mais le jeu a bon excuse.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fol. 89 verso en 90 rectoPanhuysen, Jo. (Johannes) (1575-1616), broer van Bartholomeus Panhuys(en), (zie fol. 20), achterneef van Gillis Anselmo. Geboorte te Antwerpen vermeld in Memorieboek,Ga naar voetnoot40 p. 140. Hij en zijn broer Bartholomeus waren adviseurs van Prins Maurits. Zij hadden hun blik verruimd door studie aan vele bekende Europese universiteiten. In 1592 schrijft hij zich in te Heidelberg, in 1596 gaat hij rechten studeren in Leiden. In juli 1599 promoveert Johannes te Orléans tot doctor in de rechten (Memorieboek p. 144). Op 2 december 1602 wordt hij als advocaat toegelaten door het Hof van Holland, in 1615 benoemd tot thesaurier en rentmeester-generaal van Prins Maurits. In 1615 hertrouwt hij als weduwnaar met een dochter uit een Antwerpse koopmansfamilie, eveneens in 1585 na de val van die stad geëmigreerd. Bijdrage (24 november 1601, Den Haag) met een pentekening van een soort distilleertoestel (voor alcohol?) met een tuitje aan het bovenstuk, waaruit een vloeistof druppelt in een kannetje. De verklaring die erbij staat is onbegrijpelijk: ‘sic annus | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
absenti’. Verder een spreuk: ‘Malo esse quam bibere mortuus’ (ik wil liever eten dan als dode drinken). Hij schreef dit een half jaar voor Gillis Anselmo's dood. De bedoeling van deze spreuk is niet duidelijk. Verder een Latijnse tekst en opdracht aan Egidius Anselmo. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fol. 92 recto - 96 versoAantekeningen over geboorten, huwelijken en sterfgevallen, bijgehouden tussen 1637 en 1651, door Samuel Godin, eerst in de Beemster, na 1644 in Haarlem. Hij was een zoon van Samuel Godin en Anna (Anneken) Anselmo, Gillis' zuster, die zijn album amicorum geërfd moet hebben. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fol. 101 versoEen anoniem, ongedateerd Frans gedicht van 10 regels, waarin aanbevolen wordt om aan de goden de beoordeling over te laten over wat goed of slecht voor ons is. Zij houden meer van de mens dan hij van zichzelf houdt. De laatste drie regels luiden: Et quand par un transport d'aveuglement extreme Nous souhaitons femme ou enfant Il[s] scavent s'ils seront vertueux ou mechants Misschien heeft een van de personen waarvan de naam in het register staat, maar waarvan geen bijdrage in het album voorkomt (Joannes Radermacher of Georg Hungersford, zie hieronder) dit geschreven, of misschien heeft Gillis dit vers zelf genoteerd, omdat het hem trof. Had het iets te maken met een ongelukkige liefde? Gillis Anselmo overleed ongetrouwd, op 26-jarige leeftijd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fol. 103-105Register in alfabetische volgorde van de voornamen van de inscriptoren, zonder aanduiding van de bladzijden (de E van Emanuel van Meteren staat achteraan). Vier van de in dit register genoemde personen hebben hun eventuele bijdrage niet gesigneerd. Hendrick Vroom en Hendrick Goltzius zijn waarschijnlijk degenen die folio 2 en 10 recto hebben geïllustreerd. Over Georg[e?] Hungersford is niets bekend. Dit is bepaald niet het geval met Joannes Radermacher (1538-1617).Ga naar voetnoot41 Hij was een vriend en zakenpartner van Gillis Hooftman, en trouwde met een nichtje van hem, Johanna Racket. Hij behoorde eveneens tot de vriendenkring van Plantijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ConclusieOver de oorspronkelijke eigenaar van het album amicorum, Gillis Anselmo, is weinig bekend. Het is verleidelijk om uit de inhoud van de bijdragen enkele conclusies te trekken over zijn korte levensloop en zijn karakter. Vooralsnog is een aantal van die conclusies speculatief, maar het is mogelijk dat later nog aanvullende gegevens gevonden worden die een steviger basis kunnen geven. Hij moest zich op tienjarige leeftijd uit zijn vertrouwde omgeving in Antwerpen losrukken. Ongeveer negen jaren woonde het gezin in Hamburg/Stade. In 1594, toen hij 19 jaar oud was, het jaar waarin hij zijn album aanlegde, vestigden zijn ouders zich in Haarlem en ongeveer vier jaar later, na de dood van zijn moeder, ging het gezin naar Zeeland. Uit het feit dat verschillende inscriptoren hem betitelen als ‘doctus’, ‘doctissimus’ of ‘voortreffelijk in wetenschap’ valt af te leiden dat hij een universitaire studie achter de rug had, maar waar hij had gestudeerd is onbekend. Gegevens over een eventuele Hamburgse schoolopleiding zijn bij een brand in de negentiende eeuw verloren gegaan.Ga naar voetnoot42 In het Leidse album studiosorum komt zijn naam niet voor. Het is niet aannemelijk dat een zoon uit een recent uit de Zuidelijke Nederlanden geëmigreerd gezin in Leuven zou zijn gaan studeren, zoals zijn 13 jaar jongere broer, de vermaarde jurist Antonio Anselmo Jr., later deed. Waarschijnlijk heeft hij aan een of meer Duitse universiteiten gestudeerd, en, gezien zijn kennis van het Italiaans, mogelijk in Siena of Padua, net als zijn achterneef Bartholomeus Panhuysen. Het karakter van enkele van de bijdragen suggereert dat zij door studievrienden geschreven werden, maar niet tijdens hun verblijf aan een universiteit. Een andere vraag is, of hij na zijn studie een beroep heeft uitgeoefend. Een tiental bijdragen is geschreven in Middelburg, tussen 1598 en 1601, de meeste door hoogwaardigheidsbekleders, met wie hij kennelijk goed bevriend was. Mogelijk had hij hen leren kennen door een functie die hij misschien in Middelburg bekleedde. Enkelen van hen hadden eveneens hun wortels in de Zuidelijke Nederlanden. Zijn vader zou dus ook al langer met hen bevriend geweest kunnen zijn, en via hen met hun collega's-bestuurders. Merkwaardig is dat een groep buitenlandse hoge officieren, in dienst | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van de Staten-Generaal, ook tot de inscriptoren behoort, overigens zonder opdracht of vriendschapsbetuiging bij hun bijdragen, die meestal alleen uit een devies of motto bestaan. Een aantal daarvan, of misschien wel allemaal, bezocht Gillis in Gorkum. Verscheidene van die bijdragen zijn op dezelfde dag of zelfs op dezelfde bladzijde opgeschreven. Had hij hen ontmoet bij familiebezoek, bijvoorbeeld aan de man van zijn tante Margaretha, Nicolaas van der Aa (zie fol. 67 recto), die kapitein was van de garde van Prins Maurits? Diens bijdrage is vier dagen later gedateerd dan die van enkele andere militairen in Gorkum, en zonder plaatsaanduiding. Twee artsen, allebei afkomstig uit de Zuidelijke Nederlanden, schreven in Gillis' album, een daarvan vlak voor zijn dood. Leed hij al langer aan een kwaal? Wij kunnen er slechts naar gissen. Enkele bijdragen (bijvoorbeeld op fol. 20, en twee anonieme gedichten op fol. 69 verso en 101 verso) doen vermoeden dat hij ongelukkig was in de liefde, maar ook dit berust zuiver op speculatie. Samenvattend kan gezegd worden dat de bijdragen getuigen van vriendschap en genegenheid voor Gillis, en respect voor zijn geestelijke gaven. Hij komt eruit naar voren als een sympathieke en intelligente jongeman, met culturele belangstelling, die ook niet wars was van vrolijkheid. Zijn overlijden op 26-jarige leeftijd betekende niet alleen een verlies voor zijn familie en vrienden, maar ook voor zijn nieuwe vaderland. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Index op de namen van de inscriptoren(de getallen verwijzen naar de albumbladzijden)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Chronologische lijst van bijdragens.l. = sine loco, (zonder plaatsaanduiding)
p/a Rijksmuseum Het Koninklijk Penningkabinet, Postbus 11028; NL 2301 EA Leiden; Nederland |
|