De Gulden Passer. Jaargang 76-77
(1998-1999)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 77]
| |
Anonieme drukken van Gillis van den Rade
| |
[pagina 78]
| |
werpse collega Christiaen HouweelGa naar voetnoot1. Uit hetgeen zij het licht deden zien valt op te maken dat zij actief waren ingeschakeld bij de anti-Spaanse propaganda van de Oranjepartij. Hun tientallen pamfletten verschenen in Antwerpen omdat de drukkerij van Silvius zelf, inmiddels overgebracht naar Leiden, voor dit doel te ver van het centrum van de strijd lag. Toch bleef men van zijn diensten gebruik maken; hij had blijkbaar, als agent van de Prins, de technische supervisie over wat aan politiek drukwerk van die zijde werd uitgegeven. In de zomer van 1580 trok hij zich, mogelijk om gezondheidsredenen (hij overleed het jaar daarop) uit deze functie terug. In zijn plaats kwam de drukker van de Antwerpse calvinisten Gillis van den Rade; van Houweels diensten werd geen gebruik meer gemaakt. Twintig jaar geleden wees Leon Voet op een tekort in onze kennis van het 16e-eeuwse boek in de Lage Landen: ‘Het aandeel van de Antwerpse drukkers in de verspreiding van deze literatuur wacht nog op een nauwkeurig onderzoek.’Ga naar voetnoot2 De auteur doelde hier met name op hun productie in de periode 1577-85, toen het verzet tegen het Spaanse gezag zich ontlaadde in een ware pamflettenoorlog tussen aanhangers en tegenstanders. Prof. Voet heeft zelf zijn bijdrage geleverd: door zijn Plantin-bibliografie hebben we nu een goed overzicht van wat de architypograaf in die jaren onder meer voor de Staten Generaal drukte. De activiteiten van Radaeus voor de Oranjepartij zijn echter tot dusver nauwelijks onderkend en zijn niet onbelangrijke rol als drukker voor Marnix van St. Aldegonde heeft nog niet de verdiende aandacht gekregen. Gillis van den Rade werd in of omstreeks 1541 in Gent geboren en kreeg zijn typografische opleiding in die stad bij Hendrik (I) van den Keere. Hij bleef, volgens zijn eigen verklaring, na een vierjarige leertijd nog acht jaar lang als medewerker aan diens bedrijf verbonden. Plantin gaf hem op 20 juli 1570 een certificaatGa naar voetnoot3, waarna Van den Rade zich op 1 juni 1571 liet inschrijven als bur- | |
[pagina 79]
| |
ger van Antwerpen. Nog in 1570 verscheen ook het eerste drukwerk onder zijn naam, een almanak. Als meester opgenomen in het Sint Lucas-gilde (sinds kort een verplichte stap ook voor drukkers) kreeg hij tenslotte op 9 maart 1576 een licentie als drukkeruitgeverGa naar voetnoot4. Hij had toen al een reeks van boeken geproduceerd in opdracht van anderen, zoals de weduwe van Gerard van Salenson te Gent en de uitgevers T(h)ielens, Bellerus, Soolmans en Steelsius in AntwerpenGa naar voetnoot5. Klandestiene uitgaven van hem heb ik in deze jaren slechts weinig aangetroffen. Hij drukte in 1575 anoniem een ooggetuige-verslag van het beleg van Leiden: Discours du siege que les Espagnols ont tenu devant la ville de Leyden (Kn. 225). Het verhaal is door Robert Fruin ‘op stellige gronden’ toegeschreven aan Guillaume de Maulde, Sieur de Mansart, een vriend van Willem van Oranje. De drukker noemt zijn naam niet en waarschijnlijk was het een particuliere opdracht van de schrijver; de oplage was blijkbaar klein. Nog zeldzamer is een ander pamflet: Een Discoers ofte Vertooch ghedaen voor den Coninck van Vranckerijcke (Kn. 232), volgens de ongenoemde ‘oversetter’ gescheven door een edelman uit Florence en daarna in het Frans vertaald. Radaeus heeft zich blijkbaar zelfstandig gemaakt toen Van den Keere in 1566 zijn bedrijf overdroeg aan zijn zoon, Hendrik (II) van den Keere. Deze gaf al spoedig het drukken eraan en zou in de jaren daarna grote naam maken als lettersnijder.Ga naar voetnoot6 Wat Van den Rade in de periode 1567-69 heeft gedaan weten we niet; misschien was hij toen elders in loondienst. Blijkbaar is de inventaris van de Van den Keere-drukkerij, althans voor een deel, op hem overgegaan; het is tenminste opvallend hoeveel van haar ornamenten we later bij Radaeus terugvinden.Ga naar voetnoot7 | |
[pagina 80]
| |
Sommier discoursIn 1577 werd Radaeus betrokken bij een uitgave die ingrijpende gevolgen zou hebben voor zijn verdere loopbaan. In dat jaar werd in Frankrijk een pakket brieven van de Spaanse landvoogd Don Juan onderschept dat daarna in handen kwam van medestanders van Willem van Oranje. De compromitterende inhoud paste uitstekend in de propaganda tegen de Spaanse koning en de Prins besloot de stukken voor zijn politieke doeleinden te gebruiken. De correspondentie zou integraal worden gepubliceerd, voorafgegaan door een inleidende tekst, op te stellen door Marnix van St. Aldegonde. De Staten-Generaal gaf op 9 September 1577 de drukorder voor dit Sommier discours aan Willem Silvius, ‘drukker des Conings’, die voor de uitgave een privilege van vier jaar kreeg en tevens toestemming om vertalingen te publiceren. Nu was Silvius, zoals reeds opgemerkt, kort tevoren ook benoemd tot drukker van de Staten van Holland en belast met het drukwerk voor de jonge Leidse Academie. De aanstelling ging in op 28 Juni 1577, de dag waarop hij de eed aflegde, en zij hield voor Silvius o.a. de verplichting in zijn bedrijf in Holland te vestigen, een verhuizing waarvoor hij een vergoeding van £ 400 ontving. Het aanvaarden van deze benoeming en de daaraan verbonden taken betekende dus voor Silvius dat hij op korte termijn zijn drukkerij naar Leiden moest overbrengen. Met de nieuwe, onvoorziene opdracht kwam hij nu in moeilijkheden. Toen de Staten-Generaal, die het Sommier discours zo snel mogelijk in het buitenland wilden verspreiden, hem al na een week tot spoed maanden, zag hij zich genoodzaakt voor de druk enkele collega's in te schakelen omdat zijn eigen persen - onderweg of nog niet geïnstalleerd - het werk niet tijdig konden afleveren. Het drukken van de onderschepte brieven (waaronder een aantal in het Spaans) werd nu toevertrouwd aan Plantin; het eerste gedeelte, Marnix' betoog, werd opgedragen aan Gillis van den Rade. In beide uitgaven van het Sommier discours (BT 4373 en 4374), die dus op naam van Willem Silvius verschenen hoewel hij ze niet gedrukt had, treffen we nu in het door Radaeus geproduceerde | |
[pagina 81]
| |
gedeelte een voor diens pers karakteristieke initiaal aan: een grote sierletter C die we in verschillende andere boeken van hem terugvinden. De toegepaste lettertypen wijzen eveneens naar Van den Rade. Kort daarop (her)drukte hij voor Silvius De Pacificatie van Ghent, met enkele bijvoegingen.Ga naar voetnoot8 Het adres op het titelblad luidt ‘Leyden inde drye Coninghen’ - de naam van het pand in de Maarsmansteeg dat Silvius kort tevoren had gekocht en waar hij spoedig, na de verkoop van zijn Antwerpse woning, zijn teken ‘in den gulden Engel’ zou uithangen. Van deze publicatie drukte hij de eerste bladen zelf, met gebruikmaking van een van zijn grootste sierletters; in het verdere gedeelte vinden we vijf initialen van Radaeus. Zo raakte deze dus al vroeg betrokken bij de propaganda van de Oranje-partij. De benoeming van Silvius tot drukker voor de Staten van Holland hield diens vertrek uit Antwerpen in, maar al spoedig bleek zijn aanwezigheid daar van groter belang dan in Leiden. Er ontstond in de jaren 1578 en 1579 een ongekend heftige politieke strijd, die haar weerspiegeling vond in een stroom van publicaties. Meer geschriften dan ooit tevoren zagen het licht: in de pamfletten-catalogi neemt deze periode een aanzienlijk grotere ruimte in dan de jaren ervoor en erna. Bekend is dat Willem van Oranje veel waarde hechtte aan deze vorm van propaganda en zich daarmee persoonlijk bezighield; reeds in 1568/9 liet hij zijn krijgsverrichtingen begeleiden door een reeks gedrukte manifesten en oproepen aan het Nederlandse volk.Ga naar voetnoot9 In de volgende jaren echter verminderde de toepassing van dit middel; de beschikbare gelden kregen een andere bestemming. Nu echter kwam een nieuwe stroom los: er ontstond een publicitaire oorlog die gekarakteriseerd is als ‘een strijd op leven en dood’.Ga naar voetnoot10 | |
[pagina 82]
| |
Afb. 1 en 2: Door van den Rade gebruikt ornament, op een gesigneerde (Kn. 678) en ongesigneerde (Kn. 661) titelpagina.
| |
[pagina 83]
| |
[pagina 84]
| |
Bibliografisch onderzoek wijst uit dat Willem Silvius direct betrokken was bij deze actie; in verschillende publicaties vinden we materiaal van hem toegepast en er zijn enkele pamfletten bewaard met zijn eigenhandig ex dono. Ook bij deze productie werd Christiaen Houweel ingeschakeld.Ga naar voetnoot11 Opvallend is daarin de herhaald voorkomende toepassing van schuiladressen, voor de Franstalige publicaties dikwijls de naam van een stad in Frankrijk; andere pamfletten verschenen zonder impressum. Al dit drukwerk moet vanuit bepaalde bronnen gefinancierd zijn - het efemere karakter van dergelijke politieke geschriften maakte een ongesubsidieerde uitgave voor een drukker in het algemeen weinig aantrekkelijk. Ook dit vormt een aanwijzing voor een gecentraliseerde actie. In de zomer van 1580 kwam een einde aan Silvius' Antwerpse activiteiten en daarmee aan zijn samenwerking met Houweel; hij kreeg of nam zijn ontslag en trok zich terug op Leiden, liet zich daar inschrijven bij de Academie en vervulde zijn taak als Statendrukker en universitair boekhandelaar tot hij een jaar later kwam te overlijden. In beide functies werd hij, zoals vooraf overeengekomen, opgevolgd door zijn zoon Karel. Deze wist echter het zwaar belaste bedrijf niet in stand te houden en in 1582 kwam het tot een faillissement, waarbij de drukkerij geliquideerd werdGa naar voetnoot12 en Plantin de boekhandel overnam. Deze werd, als opvolger van de jonge Silvius, in 1584 ook benoemd tot drukker voor de Academie. In Antwerpen werd, voorzover dit thans valt na te gaan (berichten hierover zijn uiterst schaars) de propaganda van de Oranje-partij voortgezet onder leiding van Marnix van St. Aldegonde. Deze, sinds december 1577 lid van de Raad van State en inmiddels secretaris van de Prins, was zelf zeer actief in het opstellen van politieke pamfletten. Zijn strijdschriften en die van diverse medestanders verschenen natuurlijk anoniem en zonder impressum en blijken in toenemende mate afkomstig | |
[pagina 85]
| |
van de pers van Radaeus. Deze werkte ook voor de Antwerpse calvinisten en was bv. de drukker van Datheens vertaling van de Psalmen die in 1579 zonder uitgeversnaam verscheen.Ga naar voetnoot13 Het jaar daarop zou hij de Psalmvertaling van Marnix uitgeven.Ga naar voetnoot14 Hoewel het vaststellen van wat van Radaeus' pers kwam doorgaans weinig problemen oplevert, is een groot deel van zijn ongesigneerd drukwerk tot dusver niet aan hem toegeschreven; daardoor is zijn plaats in de Antwerpse uitgeverswereld nog onvoldoende duidelijk. Politieke en andere riskante uitgaven die zonder impressum bij hem verschenen zijn meestal als zijn werk herkenbaar aan de gebruikte initialen of de vignetten op de titelbladen (en soms achteraan; in enkele gevallen beide). Veel van de initialen zijn terug te vinden in zijn Noordnederlandse uitgaven van na 1585, toen hij Antwerpen ontvlucht was en in Franeker een veilige wijkplaats had gevonden als drukker voor zowel de pas gestichte Franeker academie als de Staten van Friesland.Ga naar voetnoot15 Op enkele theologische publikaties na - in die jaren ook in het Noorden soms een riskant terrein - verschenen daarna zijn uitgaven openlijk met vermelding van zijn naam en uit zijn drukwerk blijkt dan dat hij al zijn materiaal uit de Scheldestad had meegenomen. Allerlei boekversiering toegepast in anonieme publikaties van voor 1586 vinden we in zijn gesigneerde Noordnederlandse produktie zeer herkenbaar terug. De lettertypen - Radaeus had een groot letterbestand - | |
[pagina 86]
| |
zijn in het algemeen voor identificatie te weinig significant, maar zij vormen natuurlijk wel een controlemiddel op de toeschrijvingen.Ga naar voetnoot16 Ik heb geen poging gedaan alle ornamenten die Radaeus heeft gebruikt te achterhalen maar me beperkt tot het thuis brengen van vignetten en initialen in anoniem drukwerk dat op grond van dat materiaal aan Van den Rade kan worden toegeschreven. Het hierna volgende heeft dan ook niet de pretentie een volledig overzicht van zijn oeuvre te geven - ook al omdat door Van den Rade in Antwerpen gedrukte uitgaven die op naam van een collega uitkwamen, hier (op een enkele uitzondering na) buiten beschouwing blijven. Voor zijn gesigneerde uitgaven zie men de titels in het registerdeel van Belgica Typographica. | |
Godsdienstige en politieke publikatiesDe eerste opdracht die Van den Rade als opvolger van de combinatie Silvius-Houweel voor de Oranjepartij uitvoerde, was, voorzover ik kan nagaan, de Sendtbrief van 1 augustus 1579 van Willem van Oranje over het zojuist gesloten verdrag tussen Parma en de afvallige provinciën. Dit bericht verscheen zowel in het Frans als het Nederlands (BT 4886 en 4891/2; Kn. 476 en 477). Voordien, in 1578, drukte Radaeus reeds een politieke tekst voor de calvinisten in Antwerpen: en wel de Supplicatie aan Matthias en de Raad van State, opgesteld in opdracht van de Dordse synode door Gaspar van der Heyden, Taffin, Villiers en Dathenus (BT 4443, Kn. 363). Het Franse origineel (Requeste, BT 4148, Kn. 365/6) kwam nog van de pers van Hauwelius, die er tevens een vermeerderde herdruk (BT 4149, Kn. 367) van liet volgen. Van Pierre L'Oyseleur dit de Villiers is ook Ministrorum qui verbum Dei in reformatis in Belgio ecclesiis concionantur... Epistola (BT 2127) door Radaeus gedrukt - evenals diens Ratio ineundae concor- | |
[pagina 87]
| |
diae inter ecclesias reformatas (Kn. 515). Beide geschriften verschenen in 1579 zonder impressum. De Ratio is tot dusver niet als Antwerpse druk onderkend, wat begrijpelijk is omdat de drukker (op aanwijzing van Marnix?) getracht heeft het stuk een Duits aanzien te geven; dit vermoedelijk in navolging van diens in Worms uitgesproken en uitgegeven redevoering. Verder drukte Radaeus voor de Antwerpse gereformeerden in 1579 een Vriendelijcke waerschouwinghe aen de Staten van Artois, van Henegouwe ende van Douay (BT 4826, Kn. 422), in een poging de afval van deze gewesten te verhinderen. Ook BT 4825 (Een vriendlijcke vermaninghe tot allen liefhebbers der vryheyt... Kn. 426) uit dat jaar zou van onze drukker kunnen zijn, maar het lettermateriaal van het pamflet geeft onvoldoende aanwijzing voor een vaststaande toeschrijving. Wel is zeker dat hij in de zomer van 1579 in twee talen de Remonstrance van de stad Antwerpen drukte, samen met een rekest aan Willem van Oranje om de inhoud ervan uit te vaardigen (BT 4126, 4128; Kn. 474/5). Bovendien drukte hij van 1575 af, al dan niet met vermelding van zijn naam, diverse muntpublikaties voor Guillaume van Parijs. Deze had octrooi voor deze uitgaven als houtsnijder van de muntafbeeldingen maat kon blijkbaar, althans in die jaren, niet steeds over voldoende eigen drukcapaciteit beschikken.Ga naar voetnoot17 Een jaar later publiceerde Radaeus dus Marnix' Psalmen en een herdruk van de Nederlandse geloofsbelijdenis van Guy de Brès, deze laatste op kosten van de uitgever Jaspar Troyens. Het boekje was lang onvindbaar, maar sinds enkele jaren bezit de Vrije Universiteit te Amsterdam een exemplaar.Ga naar voetnoot18 Uit 1580 heb ik geen ongesigneerde druk van Radaeus aangetroffen; de politieke situatie was in dat jaar blijkbaar zodanig dat het mogelijk was al zijn uitgaven onder zijn naam te publiceren. Dat gold in 1581 begrijpelijkerwijze niet voor een uitgave van de Apologie ou deffense de... Guillaume, Prince d'Orange, (Kn. 554) die met het fictieve adres ‘Delft’ bij Van den Rade verscheen. Van | |
[pagina 88]
| |
dit beroemde geschrift, dat zeer waarschijnlijk werd opgesteld door Villiers, bestaan verschillende edities. Deze nadruk heeft men tot dusver op naam gesteld van de Delftse uitgever (en latere Statendrukker) Albrecht Hendricksz. Maar hoewel die naderhand in het bezit blijkt van de wapenhoutsnede die hier op p. 86 is afgedrukt, wijst de typografie onmiskenbaar naar Radaeus. Dit zal dus een van de roofdrukken zijn geweest waar de jonge Silvius zich tevergeefs tegen teweer stelde. In 1582 kreeg Radaeus, voorzover bekend, geen opdrachten van politieke aard, behalve wellicht voor de Histoire des troubles die hij toen drukte (waarover hierna meer). Belgica Typographica vermeldt voor dit jaar overigens in totaal slechts vier uitgaven met zijn impressum. Wel kwamen van zijn pers, ongesigneerd, een Warachtigh verhael van de aanslag in Juli te Brugge op het leven van de Prins en enkele anderen (BT 7156, Kn. 602); verder een Franse uitgave daarvan (BT 4805/6, Kn. 605); en, eveneens in beide talen, een verslag van het verraad van kapitein William Semple die in Liere met zijn Schotse garnizoen overliep naar de vijand (BT 5301, 6121; Kn. 615/6). Bovendien drukte hij zonder datum in dit (of mogelijk het voorgaande) jaar Gerardus Goossen's Dialogus van drije vroukens, vermoedelijk in opdracht van de auteur.Ga naar voetnoot19 Terwijl hij in 1583 volgens Belgica Typographica slechts een enkel boek onder zijn naam publiceerde, drukte hij anoniem verschillende politieke verhandelingen, waaronder een die vrij algemeen aan Marnix wordt toegeschreven: Ernstighe vermaninghe vanden standt ende gheleghentheyt der Christenheyt (BT 6289, Kn. 627).Ga naar voetnoot20 Van dit belangrijke geschrift bestaat van dezelfde pers ook een Franse editie, onder de titel: Remonstrance serieuse (BT 4131, 6290; | |
[pagina 89]
| |
Kn. 628).Ga naar voetnoot21 Bij een ander pamflet dat bij onze drukker verscheen: Responce d'un bon patriot... au libelle... Avis d'un bourgeois de la ville de Gand... (BT 4140, 6629; Kn. 633/4) is het auteurschap van Marnix omstreden. Het werd door Van Toorenenbergen als van zijn hand gepubliceerd,Ga naar voetnoot22 maar de toeschrijving is niet algemeen aanvaard. Radaeus drukte de tekst twee keer; op de titel van een van die uitgaven wordt Champagney genoemd als de auteur van het aangevallen ‘libelle fameux’ - een vermelding die in de andere ontbreekt. Een verder tegen Champagney en de Spanjaarden gericht geschrift dat Radaeus tweemaal drukte is Een claer vertooch (BT 1708, Kn. 661/2), gericht aan ‘de goede patriotten der stede van Ghent’ - dat dus niet, zoals Vanderhaeghen meende, een Gentse druk is. Anti-Spaans is ook BT 1888, Lettre d'un gentilhomme de Haynaut... touchant les affaires de l'estat present du Pays bas (Kn. 667/8). Verder gaf Radaeus in 1583 een fel anti-katholiek boek uit, een vertaling in dichtvorm uit het Frans van Simon Rosario's Antitheses Christi et Antichristi (in 1578 te Genève verschenen): Teghenstellinghe oft verghelyckinghe der wercken Jesu Christi ende des Paus (BT 4468). In 1584 was onze drukker ook weer actief in het drukken van politieke pamfletten, op instigatie of in opdracht van Marnix; daaronder diens Ad potentissimos... reges principes [etc.]... conmonefactio (van Someren 105, niet in BT; BT 2047 is een uitgave van Schilders in Middelburg). Ook publiceerde hij een zeer afwijzende Ondersoeckinghe ende examinatie vande middelen... door de welcke de inghesetene... met... den Coninck van Spaignen... souden moghen accorderen (BT 2247, Kn. 677),Ga naar voetnoot23 een antwoord op een Gents voorstel. Verder een Discours d'un gentil- homme amateur de la patrie... sur le fait de la paix... (BT 918, Kn. 705) dat mogelijk ten onrechte aan Marnix is toegeschreven en waarvan bij Radaeus ook een Nederlandse vertaling verscheen: Een bedencken by eenen edelman liefhebber | |
[pagina 90]
| |
des vaderlantds (sic)... (BT 279, Kn. 709). Een andere editie zag zonder impressum bij Jan van Brecht te Brussel het licht (BT 5171). Ook in de Noordelijke Nederlanden verscheen [bij Albrecht Hendricksz] een uitgave, onder een andere titel: Een goet advijs opt stuck vande vrede ende oorloghe... (BT 1284, Kn. 708; BT 1283 en Kn. 706/7 zijn 17e-eeuwse herdrukken daarvan). Van geheel andere aard is het Waerachtich verhael dat Radaeus in 1584 drukte van de eertbevinghe gheschiet in sommige dorpen... in Switserlandt (BT 7152), van welk bericht hij ook een Franse uitgave in de handel bracht (BT 5667). In dit laatste gebruikte de drukker een grote initiaal P, een spectaculair ornament dat afkomstig was van zijn vroegere leermeester. Uit de vignetten in BT 6729 (Kn. 685a), Sententie... jeghens Walter Sethon blijkt dat ook dit een druk van Radaeus is. In 1585 tenslotte, zijn laatste jaar te Antwerpen, drukte hij voor Marnix diens anonieme Bref recit de l'estat de la ville d'Anvers, du temps de l'assiegement et rendition d'icelle, waarin de auteur zijn beleid verdedigt (BT 2247, Kn. 677).Ga naar voetnoot24 | |
Chronynck historie - Histoire des troublesEerder is door B.A. Vermaseren in dit tijdschrift een studie gewijd aan ‘Gilb. Roy, alias Theophilus, auteur van de anonieme “Chronyc Historie...” of (in de vertaling) “Histoire des troubles... des Pays Bas” (1582).’Ga naar voetnoot25 Deze Chronyc Historie bestaat uit drie gedeelten, waarvan de eerste twee een vrijwel woordelijke vertaling geven van een in 1575 te Basel verschenen geschiedwerk Niderlendischer ersten Kriegen, Empörungen, Zweitrachten Ursprung, anfang und end. Aan de hand van vooral Duitse en Franse bronnen, waaronder gedrukte nieuwstijdingen en officiële publicaties die de auteur geheel of gedeeltelijk in zijn verhaal opnam, geeft het boek een beschrijving van de gebeurtenissen in de eerste fase van | |
[pagina 91]
| |
de strijd tegen Spanje, van 1566 tot October 1568. Als samensteller vermeldt het titelblad van de Nederlandse versie: Adam Henricipetri, jurist en hoogleraar te Basel.Ga naar voetnoot26 Waar mogelijk verving de ongenoemde Nederlandse vertaler het Duits van de dikwijls uitvoerig geciteerde stukken door de oorspronkelijke Nederlandse teksten. Bovendien gaf hij het werk een aanzienlijke uitbreiding: hij zette de kroniek op een analoge manier voort tot begin Maart 1580 en verdubbelde daarmee de omvang. Het geheel vormt zo het eerste doorlopende geschiedverhaal dat in de Nederlanden tot stand kwam. Voor een gehele generatie van landgenoten die slechts hun eigen taal kenden, was het boek het enige voorhanden overzicht van de veelbewogen gebeurtenissen in de voorgaande jaren. Wie was nu degene die als voortzetting van het werk van Henricipetri het verdere verloop van onze vrijheidsstrijd beschreef? In de vorige eeuw wees men als zodanig ten onrechte Jean-François Le Petit aan of ook Marnix van St. AldegondeGa naar voetnoot27 - deze laatste een toeschrijving die nog te vinden is in de nieuwe uitgave van de Engelse STC.Ga naar voetnoot28 Later werd de predikant Carel Rijckewaert als auteur naar voren geschoven, een uitgeweken Vlaming die in 1567 voorganger werd van de Nederlandse emigranten te Norwich.Ga naar voetnoot29 Die stadsnaam staat namelijk als (fictief) impressum op het titelblad van het boek: ‘Gedruckt tot Noordwitz na de Copie van Basel’. Een verder argument voor deze toeschrijving zag men in het feit dat de auteur van het vervolg zich meermalen Theophilus noemt, | |
[pagina 92]
| |
een naam die Rijckewaert niet zelden, ook in zijn correspondentie, als pseudoniem gebruikte. Hoewel deze laatste toeschrijving vrij algemeen werd aanvaard, bracht Vermaseren een andere oplossing.Ga naar voetnoot30 Hij kwam langs een spitsvondige redenering tot een toeschrijving aan Gilbert (Le) Roy (Regius), een Fransman die in verbinding stond met Willem van Oranje en juist in deze tijd te Antwerpen verbleef. Geen van deze opvattingen kan echter stand houden nu gebleken is dat het Nederlandse boek niet, zoals men dacht, in Norwich of Antwerpen is gedrukt, maar ver van het politieke strijdtoneel - in Leeuwarden. Een typografisch onderzoek wijst namelijk uit dat het een produkt was van de pers van Peter Hendricksz van Campen, een toen nog onbekende uitgever die juist in dat jaar 1579 zijn voorganger Isbrant ter Steghe was opgevolgd als drukker voor het Hof van Friesland.Ga naar voetnoot31 Wel is met die herkomst de persoon van de bewerker nog niet achterhaald, maar op grond van diens kennis van allerlei regionale bijzonderheden lijkt de kans groot dat het iemand uit Friesland zelf was. Trouwens, wie anders zou zijn manuscript toevertrouwen aan een pas beginnende drukker in die uithoek van het land?Ga naar voetnoot32 Twee jaar na het verschijnen van de Chronyc Historie zag een Franse editie het licht: Histoire des troubles et guerres civiles du Pays-Bas...Ga naar voetnoot33 't Lijkt niet onwaarschijnlijk dat deze vertaling is verschenen ter beïnvloeding van de Franstalige bevolking in de Zuidelijke Nederlanden. Het boek blijkt een uitgave van Gillis van den Rade te zijn; het is gedrukt in lettertypen van zijn drukkerij met o.a. vijf houtsnee-initialen die hij exclusief bezat. Ook aan deze uitgave heeft men de naam van Roy willen verbinden, ditmaal als | |
[pagina 93]
| |
vertaler. Er zijn echter geen aanwijzingen dat hij in die jaren zo direct was ingeschakeld bij de propaganda van de Oranjepartij en het is ook zeer de vraag of hij het Nederlands voldoende beheerste om een taak als deze te kunnen uitvoeren. Wel wordt bericht dat hij werkte aan een generale historie van de Nederlanden en daarvoor ‘autentieke memorien ende originele stucken’ bijeenbracht.Ga naar voetnoot34 Deze activiteiten zullen echter in verband hebben gestaan met zijn ambitie om door de Staten-Generaal benoemd te worden tot officieel historiograaf - een poging die geen succes had. De Antwerpse archivaris Prims heeft een omvangrijk handschrift, de Mémoires anonymes sur les troubles des Pays-Bas, 1565-1580 (zoals de titel van de tekstuitgave luidt) op zijn naam gesteld.Ga naar voetnoot35 Daarin bevat de berichtgeving uit Antwerpen van na Mei 1578 zoveel details, dat we vrijwel zeker te maken hebben met het werk van een in die stad verblijvende auteur - en bekend is dat Roy er sinds de lente van dat jaar woonde. Hij komt dus zeker in aanmerking als schrijver van deze Mémoires. Prims publiceerde de toeschrijving overigens als een onbewezen hypothese. Vermaseren verwierp haar,Ga naar voetnoot36 maar zijn bezwaren lijken te moeten vervallen nu de Chronyc Historie niet van Roy blijkt te zijn. Vermaseren grondde zijn afwijzing van diens auteurschap namelijk vooral op het verschil in politieke inzichten in het boek vergeleken met die van het handschrift - moeilijk te verklaren wanneer het een en dezelfde auteur zou betreffen. Deze afwijkingen zijn echter allerminst vreemd wanneer het, zoals nu blijkt, niet om één maar om twee verschillende samenstellers gaat, die ieder hun eigen visie op de gebeurtenissen hadden. Prims' vermoeden heeft dus een redelijke kans juist te zijn. Gillis van den Rade blijkt zo een niet onbelangrijke plaats te hebben ingenomen in de propaganda tegen het Spaanse opperge- | |
[pagina 94]
| |
zag. Het is dus begrijpelijk dat hij na de val van Antwerpen gebruik maakte van de toestemming van hogerhand om de stad te verlaten en dat hij de kans greep zijn loopbaan in het bevrijde Noorden voort te zetten. Ook zijn zoons zouden daar hun bestemming vinden. |
|