De Gulden Passer. Jaargang 65
(1987)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 43]
| |
Enkele kanttekeningen bij De Stove van Jan van den Dale
| |
[pagina 44]
| |
werd Jan poorter te Brussel en huwde Lysbeth vander Coutere, met wie hij 9 kinderen groot bracht. Op 24 maart 1498 werd hij lid van de broederschap van de Zeven Weeën en kort daarna factor van de rederijkerskamer De Violette, die in het jaar 1507 opging in de kamer der Leliebroeders. Bovendien vindt men zijn naam genoemd als factor van het Mariencransken eveneens te Brussel, waar hij in het jaar 1522 stierf. Tijdens zijn leven vielen Jan van den Dale talrijke onderscheidingen ten deel, waaronder een gouden ring, die hem door Filips de Schone n.a.v. een prijsvraag werd toegekend. Naast zijn dichterschap was Jan van den Dale ook als schilder werkzaam. Een beeldengroep in Brugge en een tabernakel in Brussel worden aan hem toegeschrevenGa naar voetnoot3. Van het oeuvre van Jan van den Dale zijn een drietal gedichten bewaard geblevenGa naar voetnoot4: De Wre vander doot (ca. 1516), Lof Hostie (ca. 1510) en het onderhavige De Stove, dat als volgt kan worden samengevat: Tijdens een verfrissend bad in een badhuis beluistert een zwaarmoedige en vermoeide dichter het gesprek van twee vrouwen in een naburig vertrek. De ene vrouw klaagt over haar man, die aan de drank verslaafd achter andere vrouwen aanzit, en die in beschonken toestand thuiskomend vaak ruzie maakt en rake klappen uitdeelt. De vrouw overweegt deze hel te ontkomen en hem te verlaten. De andere vrouw heeft, gezien haar eigen ervaring, begrip voor het leed van haar vriendin, maar herinnert haar aan de verplichting van de vrouw onderdanig aan haar man te zijn en hem niet te verlaten. Zij adviseert haar vriendin het met zachtmoedigheid te proberen. Schoorvoetend stemt de klagende vrouw met het advies in. ‘De dichter verlaat het badhuis om thuis al de wijsheid, die hij daar | |
[pagina 45]
| |
nopens het huwelijk vernomen heeft, neer te schrijven’Ga naar voetnoot5. Van het werk zijn twee uitgaven overgeleverd:
1. Bl. lr: De stoue bij // Jan van den dale // Bruesele. // [daaronder houtsnede] // Bl. lv: [zelfde houtsnede als Bl. lr] // INden mey als den dan alle vruchten verfroyt // En het sonneken heeft den vorst ghedoyt... Bl. 12r: Gheprent Thantwerpen bij my Willem vorsterman // wonende inde camerstrate Inden gulden eenhoren // Int iaer .M.CCCCC.XXVIIJ // Bl. 12v: [Drukkersmerk Vorsterman]Ga naar voetnoot6. 4o; 12 bll.; sign. [A4]B-C4; Bewaarplaats: UB GentGa naar voetnoot7. 2. Bl. lr: De Stove van // IAN VANDEN DALE, // Inhoudende een t'samen-Spraecke tusschen // twee Vroukens / d'eene qualijck / d'ander // wel ghehouwt. // [daaronder houtsnede] // t'ANTWERPEN, // By Godt-gaf Verhulst / inde Cammerstraet // in den witten hasewint. // Bl. lv: [zelfde houtsnede als Bl. lr] // INden mey als den dau alle vruchten verfroyt // En het sonneken heeft den vorst ghedoyt... Bl. 12r:... Dat ons Godt verleene peijs en vrede altemale / // En naemaels Hemelrijck bidt Jan van dale. // FJNJS. // V.P.C.C.A. // Bl. 12v: [zelfde houtsnede als Bl. 1r]Ga naar voetnoot8. 4o; 12 bll.; sign.: A-C4; Bewaarplaatsen: KB Brussel, SB Antwerpen.
Het centrale thema in De Stove is het gesprek tussen twee vrouwen over huwelijk en trouw, iets dat met name bij de humanisten in de 15de en 16de eeuw grote belangstelling vond. Zij ontnamen hun kennis dienaangaande uit de klassieke geschriften. Vooral de opvattingen van Plutarchus stonden daarbij in het middelpunt. Een van die humanisten, die zich met dit | |
[pagina 46]
| |
thema heeft beziggehouden, is Desiderius Erasmus. In het jaar 1518 verscheen in de officina van Jacobus Frobenius te Bazel een druk met de titel: Familiarium Colloquiorum Formulae et Alia quaedam per Des. Erasmum RoterodamumGa naar voetnoot9. Het werk omvat een verzameling van gesprekken, die naast hun didactische waarde de functie van oefeningen t.b.v. de schrijf- en spreekvaardigheid in het Latijn hadden. Vermoedelijk had Erasmus zelf niet de intentie de gesprekken te publiceren, maar uitsluitend voor lesdoeleinden te gebruiken. Ook schijnt hij ze niet systematisch verzameld te hebben. Zij werden echter door Augustinus Vincentus Caminadus, een leerling van Erasmus, uit de lessen van de Rotterdammer opgetekendGa naar voetnoot10. Via Lambertus Holonius, een student uit Luik, die de verzameling van Augustinus Vincentus kocht, en die in 1518 bij Frobenius als corrector in dienst trad, kwamen zij in handen van Beatus Rhenanus, die ze uiteindelijk zonder medeweten van Erasmus bij Frobenius liet verschijnenGa naar voetnoot11. De Rotterdammer reageerde hierop verontwaardigd en, gedreven door het negatieve beeld dat men z.i. uit deze publikatie over hem zou kunnen krijgen, zag hij zich aanvankelijk in Leuven, later na zijn verhuizing in 1521 te Bazel gedwongen nieuwe oplagen zelf te verzorgen. In de loop der jaren voegde hij telkens weer nieuwe gesprekken aan de bestaande verzameling toe. Zo breidde hij de uitgave van augustus 1523Ga naar voetnoot12, die evenals de eerste uitgave der Colloquia bij Frobenius gedrukt werd, met maar liefst 10 nieuwe gesprekken uit, waaronder Uxor mempsigamos. Ook hier wordt het gesprek van twee vrouwen over het huwelijksleven weergegeven. De overeenstemming met het gesprek in Jan van den Dale's De Stove is uiterst frappant. Ze is zelfs zo groot, dat aan een ontlening van het een door het ander moet worden gedacht. De | |
[pagina 47]
| |
vraag is alleen, in welke richting verliep deze ontlening? Heeft Erasmus zijn samenspraak naar het voorbeeld van De Stove geschreven, of kende Jan van den Dale Erasmus' Uxor mempsigamos? Deze prioriteitsvraag kon tot op heden niet definitief worden beantwoord. De feiten scheppen daarbij nogal eens verwarring. Jan van den Dale stierf 1522, terwijl de oudste bewaard gebleven uitgave van Erasmus' Uxor mempsigamos in augustus 1523 verscheen. De verwarring wordt compleet wanneer hieraan wordt toegevoegd, dat de oudste bewaard gebleven uitgave van De Stove uit het jaar 1528 dateert. Een aantal kanttekeningen moeten hierbij worden gemaakt: Wanneer we ervan uitgaan, dat de Vorsterman-druk uit 1528 de oudste uitgave van De Stove is, dan lijkt het pleit in de prioriteitsvraag ten gunste van Erasmus te zijn beslecht. Dit veronderstelt dan echter wel, dat het werk posthuum zou zijn verschenen, wat weliswaar niet bepaald te doen gebruikelijk was, maar wat ook geenszins van de hand kan worden gewezen. Een andere mogelijkheid is, dat De Stove toch nog ten tijde van Jan van den Dale is verschenen. In dat geval zou het de bron voor Erasmus geweest kunnen zijn. In theorie zou bovendien Erasmus een handschriftelijke versie van het werk van Jan van den Dale kunnen hebben gekend. Van een persoonlijk contact tussen de twee dichters wordt echter nergens melding gemaakt. Aan deze prioriteitsvraag ontbrandde in het verleden een hevige polemiek. Voor Van Eeghem staat de prioriteit van De Stove onomstotelijk vast: ‘in 1522 overleden, kan Dale... onmogelijk Erasmus hebben nagebootst, daar dezes colloquium eerst in Augustus 1523 het licht zag. Omgekeerd echter is het thans een uitgemaakte zaak dat Erasmus, die van 1517 tot 1521 zoo nu en dan te Brussel en meer speciaal te Anderlecht bij Brussel kwam uitrusten...’Ga naar voetnoot13. Willems komt tot een zelfde conclusie: Hij ziet in De Stove een ruw ontwerp, ‘dat later door | |
[pagina 48]
| |
Erasmus fijn werd afgewerkt’Ga naar voetnoot14. Voor het overige sluit hij zich aan bij de argumentatie van Van Eeghem en besluit: ‘En daar J. van den Dale in 1522 stierf, heeft hij zeer zeker de Uxor mempsigamos van Erasmus nooit gekend (verschenen 1523)’Ga naar voetnoot15. In zijn inleiding voorafgaande aan de uitgave van Jan van den Dale's werken gaat Degroote uitvoerig in op de genoemde prioriteitsproblematiek. Hij wijst de bovengenoemde standpunten af en staaft dit aan de hand van een tekstvergelijking van De Stove en Uxor mempsigamos met de klassieke bron Plutarchus. ‘Naar mijn bescheiden meening verliep de chronologie der beïnvloeding zoo: 1o Plutarchus; 2o Erasmus; 3o van den Dale’Ga naar voetnoot16, zo luidt zijn conclusie. Dat dit een oudere uitgave van Uxor mempsigamos dan 1523 doet vermoeden, ziet Degroote naast de levensdata van Van den Dale eveneens bevestigd in de Erasmus-filologie, die van een eerste druk zo rond 1516 uitgaatGa naar voetnoot17. In een briefwisseling naar aanleiding van een bespreking van Degroote's editie door Van Eeghem bevestigen de twee geleerden nogmaals hun opvattingenGa naar voetnoot18. De bovengenoemde polemiek geeft er duidelijk blijk van, dat de prioriteitsvraag geenszins definitief is opgelost. Te veel onduidelijkheden omtrent de datering der eerste drukken van zowel De Stove alsook van Uxor mempsigamos laten een finale conclusie niet toe. De overlevering van Jan van den Dale's De Stove vertoont een aanzienlijk hiaat tussen de eerste bewaard gebleven uitgave Vorsterman 1528 en de tweede uit de drukkerij van Godtgaf Verhulst in de 17de eeuw. Dat er meer edities zijn geweest bleek reeds uit de vermelding in de index uit het jaar 1570. Een onderzoek over de Nederlandse traditie van het Narrenschiff | |
[pagina 49]
| |
van Sebastian Brant nu bracht het bestaan van nog enkele uitgaven van De Stove aan het lichtGa naar voetnoot19. Centraal daarbij staat de titelillustratie: Het is een houtsnede van ca. 90 × 110 mm., die als het ware in tweeën is gedeeld. Links zijn twee dames te zien, die geheel ontkleed met elkaar in gesprek zijn. Rechts bevindt zich een man, die kennelijk het gesprek beluistert en erover notities maakt, terwijl een bediende hem een kan met water brengt. Over de illustrator is niets bekend. Duverger vermoedt, zonder dit te kunnen bewijzen, dat Jan van den Dale de houtsnede zelf heeft gemaakt, althans het ontwerpGa naar voetnoot20. Degroote betwijfelt dat en sluit ook een mogelijke illustrator Vorsterman uitGa naar voetnoot21. Zo'n twee decennia na de Vorsterman-druk vinden we dezelfde illustratie weer terug. In het jaar 1548 verscheen in Antwerpen bij Marie Anxt, de weduwe van Jacob van Liesveldt, de derde Nederlandse uitgave van het Narrenschiff van Sebastian Brant onder de titel: Der sotten schip oft dat Narren schipGa naar voetnoot22. De druk in 4o omvat 120 bll. en telt eveneens 120 illustraties, waarvan er 7 dubbel verschijnen. Van de 113 verschillende houtsneden behoren er 110 tot een serie, die een zeer exacte kopie van de Bazelse originele houtsneden vormtGa naar voetnoot23. Twee illustraties komen voort uit een serie, die reeds in Straatsburg voor de geïnterpoleerde versie van het Narrenschiff werden gebruikt, en die na 1502 van Straatsburg naar Antwerpen werden getransporteerd, om aldaar in de tweede Nederlandse uitgave uit het jaar 1504 te verschijnenGa naar voetnoot24. In hoofdstuk 111 van de Nederlandse Narrenschiff-uitgave | |
[pagina 50]
| |
1548 vinden we dezelfde badhuisscène, zoals we die reeds uit de Vorsterman-editie kennen. Een gedetailleerde vergelijking van de twee illustraties toont aan, dat de houtsnede uit 1548 geen afdruk van dezelfde houtblok als die van 1528 vormt. We hebben hier te maken met een nieuwe houtblok, die zeker niet voor de Narrenschiff-uitgave zal zijn vervaardigd. Er is veeleer sprake van een vervanging van een illustratie uit de oorspronkelijke Narrenschiff-serie, die om welke reden dan ook niet meer ter beschikking stond. De drukster zocht in haar illustratiemateriaal naar een houtsnede, die enigszins paste bij het betreffende hoofdstuk. Het ligt derhalve voor de hand, dat Marie Anxt of mogelijk haar man, Jacob van Liesveldt, in het verleden reeds de houtblok voor een De Stove-uitgave hebben gebruikt. Opvallend verschil met de Vorsterman-illustratie is de voor een deel ontbrekende achtergrond in de 1548-houtsnede. Dat dit geen geplande reductie was, laat de bovenkant van de linker helft zien. Hier is de randlijst doorbroken, hetgeen een onvrijwillige beschadiging moet zijn. Dat wederom zou op een aanzienlijke ouderdom van de houtblok kunnen wijzen. Dezelfde reductie vinden we in de tweede bewaard gebleven uitgave van De Stove, die zoals bekend bij Godtgaf Verhulst te Antwerpen verscheen. Het lijdt geen enkele twijfel, dat hier sprake is van een afdruk van dezelfde houtblok, die tevoren in 1548 voor de Narrenschiff-editie werd gebruikt. Ze vertoont echter nog meer beschadigingen, vooral in de randlijsten. Ook wormgaten komen zeer talrijk voor. Voor de vierde Nederlandse uitgave van het Narrenschiff, die onder de titel: Nauis Stultorum oft der sotten schipGa naar voetnoot25, te Antwerpen bij Jan van Ghelen in het jaar 1584 verscheen, vinden we in hoofdstuk 111 wederom de badhuisscène. Ook hier is evenals in de uitgave uit het jaar 1548 geen sprake van een afdruk van de Vorsterman-houtblok. Ook die van de 1548-, resp. de Verhulst-uitgave komt niet in aanmerking. We hebben hier te maken met een derde De Stove-houtblok, die dus vóór 1584 voor een andere dan de tot nu toe bekende uitgaven moet zijn | |
[pagina 51]
| |
gebruikt. De overige illustraties in de vierde Nederlandse Narrenschiff-uitgave zijn van dezelfde houtblokken, die reeds voor de uitgave van Marie Anxt (1548) werden ingezetGa naar voetnoot26. Het hele Narrenschiff-materiaal schijnt dus door Van Ghelen te zijn overgenomenGa naar voetnoot27. Alleen voor de badhuisscène had Van Ghelen kennelijk zelf een houtblok ter beschikking, die overigens nogal wat beschadigingen, met name wormgaten, laat zien, hetgeen ook hier een aanzienlijke ouderdom doet vermoeden. Uit het bovengenoemde mogen we dus concluderen, dat tenminste tussen 1528, het jaar waarin de oudste bewaard gebleven De Stove-uitgave verscheen, en het midden van de 17de eeuw, - rond die tijd werd de Verhulst-uitgave gedrukt -, er minstens drie houtblokken werden vervaardigd. Een vergelijking van de drie laat een volgorde niet duidelijk herkennen. Toch duiden enkele details, die nu eens de Anxt- en de Van Ghelen-houtsnede, dan weer de Vorsterman- en de Van Ghelen-houtsnede met elkaar gemeen hebben, erop, dat de Van Ghelen-illustratie bron voor zowel de Vorsterman-, alsook de Anxt-illustratie zou kunnen zijn geweest. Dit zou echter betekenen, dat nog voor de uitgave van 1528 er een De Stove-editie moet zijn verschenen, mogelijk uit de drukkerij Van Ghelen, die reeds aan het begin van de 16de eeuw bestondGa naar voetnoot28. Zeker is, dat met de badhuis-illustraties in de twee Nederlandse edities van het Narrenschiff, het bestaan van tenminste twee De Stove-uitgaven kon worden bewezen. | |
[pagina 52]
| |
Afb. 1: Jan van den Dale, De Stoue, Antwerpen: Willem Vorsterman 1528
Afb. 2: Der sotten schip oft dat narren schip, Antwerpen: Marie Anxt 1548
| |
[pagina 53]
| |
Afb. 3: Nauis Stultorum oft der sotten schip, Antwerpen: Jan van Ghelen 1584
Afb. 4: Jan van den Dale, De Stoue, Antwerpen: Godt-gaf Verhulst ± 1650
|
|