De Gulden Passer. Jaargang 64
(1986)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 61]
| |
Anna Maria van Schurman (1607-1678) als kalligrafe
| |
[pagina 62]
| |
Arend van Buchell (1565-1641) die haar introduceerde bij de Amsterdamse hoogleraar Caspar van Baerle (1584-1648). Barlaeus schreef in 1633 aan de dichter-diplomaat Constantijn Huygens Senior (1596-1687): ‘Est Ultrajecti virgo rari exempli, pingit, scribit, versificatur, Graeca legit et intelligit’Ga naar voetnoot4. Tussen 1620 en 1630 was Anna Maria ook meermaals te gast in het atelier van Crispijn van de Passe de Oude (ca. 1565-1637), waar zijn dochter Magdalena aan Schurman de basistechnieken van de graveerkunst bijbrachtGa naar voetnoot5. In het schilderen van olieverf- en gouacheportretminiaturen, het tekenen met potlood en pastel, het boetseren in was, kleinsculptuur in hout en ivoor, schaar en borduurkunst, was zij, voor zover bekend, autodidactGa naar voetnoot6. Het is niet verwonderlijk dat een intellectueel ontwikkelde en kunstzinnige vrouw als Schurman, eveneens interesse koesterde voor kalligrafie. Het schoonschrijven was in het Noorden tijdens de eerste helft van de zeventiende eeuw erg populair geworden door de veelvuldige publikaties van model-schrijfboeken, die door ‘Franse schoolmeesters’ werden verzorgdGa naar voetnoot7. De ‘ars pennae’ werd als tiende muze erkend en door een ruim publiek van dilettanten beoefendGa naar voetnoot8. Anna Maria van Schurman, evenals Anna Roemers Visscher en Kornelia Kalf, vormen zowat de exponenten van de vrouwelijke ‘schoonschrijverij’ in ‘Hollands Gouden Eeuw’. De kwaliteit van hun geschriften deed echter nauwelijks onder voor de prestaties van professio- | |
[pagina 63]
| |
nele kalligrafenGa naar voetnoot9. Jacob Cats vestigde als eerste uitvoerig de aandacht op Anna Maria's pennekunst: ‘In de schrijfkonste en behoudt haer Ed. geen meester te wycken, jae gaet te boven de netste ende aerdighste drucken ende dat in 't hebreeuwsch, syrisch, griecx, samaritaens, ethiopisch, latijnsch, italiaens, etc. ende kan de meeste handen van dien op verscheyde manieren als capitale letters staende, loopende, seer kostelick schrijven’Ga naar voetnoot10. Kanunnik Joly die in gezelschap van Anne-Geneviève de Bourbon, hertogin de Longueville, de ‘pinacotheca Schurmannae’ bezocht in 1648, vergeleek haar Griekse lettervorming met de kalligrafie van Guillaume le Gagneur (ca. 1550-ca. 1624)Ga naar voetnoot11. Buchelius loofde de karakters van een door Anna Maria in het Hebreeuws geschreven brief: ‘(...) litera sane elegantissima quam ne typographus quidem posset superare’Ga naar voetnoot12. Het aantal handgeschreven specimina dat van Anna Maria van Schurman bewaard bleef, is aanzienlijk. De kalligrafische waarde is erg verschillend en is vanzelfsprekend afhankelijk van de functie en bestemming van de bladzijden. Een selectie, gemaakt op basis van de kalligrafische kwaliteiten, mag hier toch een volledig beeld schetsen van Schurmans schrijfkunst. | |
[pagina 64]
| |
pl. 1. Geëtst zelfportret van Anna Maria van Schurman, tweede staat, 1640. Amsterdam, Rijksprentenkabinet.
Het oudste getuigenis van Anna Maria's kalligrafisch talent dateert van 1625. Zij was toen slechts zestien jaar oud. Reeds twee jaar later zorgde Cats er voor dat haar schrijfvaardigheid in brede kring bekendheid verwierfGa naar voetnoot13. Het gaat om een losse bijdrage voor het ‘vriendschapsalbum’ van de Antwerpenaar Gerard Thibault, de schermmeester die ca. 1628-1650 te Leiden de Académie de l'espée publiceerdeGa naar voetnoot14. Op dit ogenblik berust het albumblad in de Koninklijke Bibliotheek te Den HaagGa naar voetnoot15. De aanspreektitel is in sierlijk Italiaans cursiefschrift geschreven evenals de iets kleinere signatuur rechts onder de tekstkolomGa naar voetnoot16. Het corps van de vijf lijnen tekst maakt in hoogte zowat | |
[pagina 65]
| |
de helft uit van de handtekening en ongeveer een derde van de aanspreking ‘Dn̄o Geraldo Thibaut’. De lopende tekst werd in een stroevere variante van het cursiefschrift uitgevoerd. Zoals later blijken zal, behoorde deze Italiaanse schriftvorm tot Schurmans favoriete geschriften. Het vloeiend karakter van deze schrijftrant en de mogelijkheid om de handvaardigheid bot te vieren in krullen en ornamenten droeg ongetwijfeld tot deze voorkeur bij. Voor de tekstkolom is op te merken dat de nog zeer beheerste krullen beperkt bleven tot de ascenders en niet voorkomen bij de descenders. Het albumblad is gedateerd 1623 Aug: 25 Rhena wat alle twijfel over de vroege datering uitsluitGa naar voetnoot17. Hoe A.M. van Schurman met de wapenmeester Thibault in contact kwam, blijft een open vraag. Het is niet onmogelijk dat hij bekend was met de Schurmanfamilie door zijn Zuidnederlandse, en meer bepaald Antwerpse herkomst. De overige albumbijdragen zijn hem in hoofdzaak door leerlingen, aspirant-schermmeesters opgedragen, die voor de helft uit Zuidnederlanders bestondenGa naar voetnoot18. Er dient opgemerkt te worden dat ook Anna Roemers Visscher die ca. 1623 Schurman met een gedicht vereerde, een sonnet kalligrafeerde in Thibaults albumGa naar voetnoot19. Anna Maria's correspondentie kan binnen het bestek van deze bijdrage met in haar geheel besproken worden omdat dit te ver zou leiden. De rijkdom van de schrijfkunst die occasioneel in haar brieven voorkomt, kan aan de hand van een tweetal voorbeelden worden geïllustreerd. Twee maal gaat het om een preciosum dat door Schurman | |
[pagina 66]
| |
pl. 2. Anna Maria van Schurman, Gekalligrafeerde bladzijde opgedragen aan Constantijn Huygens Sr, ca. 1636.
Den Haag, Koninklijke Bibliotheek, Hs. 133 B 8, n. 67. aan één van haar meest intieme vrienden werd toegezondenGa naar voetnoot20. Een eerste pagina bevat een sierlijk geschreven gedicht van de hand van Schurman, opgedragen aan C. Huygens als weerwerk op een vers van hemGa naar voetnoot21 (pl. 2): Ad Occultum Apollinis cuiusdam ad lucem me provocantis Oraculū Responsio. Het gedateerde gedicht van Huygens waarop deze regels een antwoord zijn, biedt een aanvaardbaar criterium voor een datering rond 1636.
Dit kalligrafische preciosum ontstond dus een tiental jaren ná het Thibault-albumblad. Tussen beide exemplaren zijn evenveel | |
[pagina 67]
| |
verschillen als overeenkomsten aan te duiden. Het lettertype is identiek gebleven. Wel is de Italiaanse corsiva van het jongste specimen in de tekstkolom fraaier gevormd en werd aan de initialen van de vierregelige tekst meer aandacht besteed. Het grootste onderscheid tussen beide bladzijden is gelegen in de sobere eenvoud van het eerste en de beheerste weelderigheid van het andere. In 1623 vertoonden de letters van Schurman enkel in de aanspreking en in de handtekening een zekere gratie. De stok- en staartletters kregen in de lopende tekst slechts geringe aandacht. In het Haagse exemplaar van ca. 1636 is elke letter op zich een grafische prestatie. Kadellen sieren zowel de ascenders als de descenders. De evolutie van haar schrift is vooral aanwijsbaar in de signatuur waar identieke letters, hoewel wat het corps betreft elkaar erg verwant, in elegantie elkaar niet nakomen.
Het aan Constantijn Huygens gerichte vers doet op zich beschouwd minder weelderig aan dan wanneer het in relatie met de Thibault-opdracht bekeken wordt. Ca. 1636 was het werk van A.M. van Schurman de jeugdige houterigheid ontgroeid en was zij in staat de gangbare kalligrafische literatuur te adapteren. Haar jeugdwerk kan enigszins vergeleken worden met de schrijfkunst van Maria Strick. Een voorbeeld uit de Christelycke ABC (1611) toont o.m. de ook in Schurmans handtekening van 1623 voorkomende C-vormige krulinitiaalGa naar voetnoot22. In het Responsio-gedicht aan Huygens fungeren andere normen. De cirkelende, elkaar doorkruisende letterstokken en -staarten kan A.M. van Schurman aan tal van eigentijdse schrijfmeesters ontleend hebben. De benadrukking van de aanvangsletters die in verticale lijn in elkaar haken is bij voorbeeld ook in een blad van G. de Carpentiers L'alphabet francois (z.j.) terug te vindenGa naar voetnoot23. De stam van hoofdletters als A en M groeide uit tot zwevende | |
[pagina 68]
| |
ovaalvormige krullen. Een gelijkaardig fenomeen doet zich voor op één van de pagina's van M. Stricks Fonteyne des Levens (1624) waar van het schreefje van de M van Maria een cirkelvormige kadel vertrekt die de hele signatuur insluitGa naar voetnoot24. In een ander opzicht volgde A.M. van Schurman, voor zover dit te achterhalen is uit de bewaarde bladen, de schrijfmeester niet na. Noch in de albumbijdrage van 1623, noch in het versje aan Huygens en evenmin in de later te bespreken Cicerotekst voerde Schurman bij het einde van de regel krullende uitlopers of tintenellen in. Deze werkwijze die de bladspiegel evenwichtiger maakt, werd niet door Schurman toegepast. Het aanbrengen van louter decoratief krulwerk dat geen verband houdt met de letters en eventueel kan optreden als lijstwerk, leek Schurman eveneens overbodig. Tot figuratieve tafereeltjes uitgegroeide kalligrafische motieven apprecieerde zij evenmin, hoewel door tijdgenoten gepoogd werd hiermee de grootste lof te veroverenGa naar voetnoot25. Ondanks de grote soepelheid van lijn en een krullende uitloper hier en daar bleef ook de pagina van 1636 vrij strak en sober van karakter in vergelijking met het werk van de ‘woelige’ eigentijdse meesters. Met betrekking tot de bladspiegel van dit laatste exemplaar dient opgemerkt dat de handtekening iets te ver naar rechts afwijkt, in die mate zelfs dat de laatste letter van de naam Schurman door een afkorting moest worden vervangen.
Het tweede voorbeeld dat in haar correspondentie opdook, is nog precieuzer. Het stukje perkament (20,6 × 15,6 cm) kan als een zelfstandig kunstwerkje beschouwd wordenGa naar voetnoot26. | |
[pagina 69]
| |
Een citaat uit de tekst van Cicero over de vriendschap wordt opgekleurd door twee in gouache geschilderde motiefjes. Rechts bovenaan de pagina ter hoogte van de auteursnaam Cicero is een bijtje zeer natuurgetrouw weergegeven (ca. 1,6 × 1,4 cm). In de linker benedenhoek prijkt een rode vlinder van iets grotere afmetingen in trompe-l'oeil (ca. 6,2 × 3 cm). De combinatie van kalligrafie en gouachetechniek is in dit geval bijzonder goed geslaagd. Het grisaille-effect dat bekomen wordt door het gebruik van zwarte inkt, werd doorbroken. Het is echter niet zo dat A.M. van Schurman de enige was die haar schrijfkunstspecimina opvrolijkte met waterverftekeningen. Vergelijkbare voorbeelden zijn te vinden in het kalligrafisch oeuvre van Esther Inglis (1571-1624). In haar Argumenta in librum psalmorum geschreven voor Sir Thomas Egerton in 1606 werden een heel aantal aquarelletjes opgenomenGa naar voetnoot27. Het naturalistisch trompe-l'oeil-karakter en een gepaste schaduwwerking die bij A.M. van Schurman de indruk wekken dat beide insekten zopas op het blad neerstreken, ontbreekt echter in het werk van E. Inglis. De kalligrafie van de Cicero-tekst benadert zeer dicht die van het versje aan C. Huygens. Dit doet vermoeden dat beide exemplaren uit dezelfde periode stammen. Het corps van de letters is ongeveer van dezelfde hoogte en de letters lijken ook constructief zeer goed op elkaar. De wiekende S-vorm, de gedeeltelijk teruggevoerde voetschreefjes van de p en q, en de kommavormige punten op de i zijn identiek in beide exemplaren. De gekrulde initiaal van de tekstkolom wordt gecompenseerd door de weelderige A en M-uitlopers van Anna Maria. In verband met de signatuur is het opvallend dat er zich een lichte verschuiving voordeed van de ovaalvormige krulinitiaal. In het Huygens-vers ontwikkelde deze zich volle- | |
[pagina 70]
| |
dig los van de aanvangsletters; bij het Cicero-citaat gaat de krul van de A en M-schreefjes door de haal van de letter zelf. Nieuw voor deze perkamenten bladzijde is het uitlopende fantasietje aan het einde van de derde versregel. De p van expetendis gaf aanleiding tot een dubbele lusvorming die tevens de leegte, veroorzaakt door de kortere laatste regel, moet opvullen. Dit decoratief element draagt bij tot een evenwichtige bladspiegel en benadrukt lichtjes het einde van de paragraaf. Van dezelfde aard is een dubbele strikvormige spiraal onder de volledige tekstkolom. Uitgaande van de descender van de q van colendisque wordt hierdoor een lijn onder het werk gezet. Deze kadel is niet in de verticale as van de tekstkolom aangebracht. Indien het wel zo was, dan was hij slaags geraakt met de krulinitiaal van de handtekening. Een dergelijke eindstreep, vertrekkende van één der descenders van de laatste regel komt eveneens voor in het werk van Jan van den Velde en Henry LancelGa naar voetnoot28. In dit verband weze eraan herinnerd dat reeds Erasmus beweerde dat bij Latijnse thema's een Latijns schrifttype past. Een redevoering van Cicero kalligraferen in gotisch schrift was voor hem aan doodzonde gelijkGa naar voetnoot29. Aan deze norm, één der vroegst geformuleerde in de geschiedenis van de Nederlandse schoonschrijfkunst, kwam Schurman in dit vers tegemoet door het Italiaans cursiefschrift te gebruiken. Wie A.M. van Schurman met dit preciosum bedacht, is niet onmiddellijk uit te maken. Daar het perkamenten velletje zich bevindt in een album met brieven die hoofdzakelijk aan André Rivet en Constantijn Huygens zijn gericht, is het niet uitgesloten dat één van beiden het mocht ontvangen. In aansluiting bij de drie genoemde exemplaren, uitgevoerd | |
[pagina 71]
| |
in het Italiaans cursiefschrift, mag hier even verwezen naar het beschreven glaswerk van A.M. van SchurmanGa naar voetnoot30. Stilistisch en compositorisch passen het opschrift van een beker en twee kelkglazen in dezelfde kalligrafische traditie. Het lettertype is hetzelfde, enkel de kadelachtige uitlopers zijn vermeerderd en wagen zich op grotere afstand van het eigenlijke corpus van de letters. Men kan zich afvragen of het barokkarakter van de dansende schreven of uitlopers een verdere fase in Schurmans ontwikkeling suggereert of te danken is aan de eigen aard en vereisten van de glasschrijfkunstGa naar voetnoot31.
Door het gebruik van de Italiaanse corsiva voegt A.M. van Schurman zich volledig in de zeventiende-eeuwse Hollandse traditie. Zowat in alle schrijfboeken werd aan dit vlotte en elegante lettertype aandacht besteedGa naar voetnoot32. Als besluit in verband met de genoemde schrijfkunstspecimina in cursiefschrift kan worden gesteld dat A.M. van Schurman een zuivere kalligrafie nastreefde. Hoofdzaak voor haar is de leesbaarheid, de fraaie vorming van de letters en een verzorgde bladspiegel. Siermotieven komen nooit voor zonder dat ze verband houden met het corps van een of andere letter. Door een evenwichtige bladschikking en door de elegantie van initialen en opdrachtverzen groeiden deze beschreven bladzijden uit tot | |
[pagina 72]
| |
pl. 3. Anna Maria van Schurman, Bijdrage voor het album amicorum van Philippus de Glarges, 1634.
Londen, The British Library, Add. 23105, f.o 70. grafische kunstwerkjes en representatieve vertegenwoordigers van Hollands ‘Gouden Eeuw der schoonschrijfkunst’.
De tot nu toe besproken exemplaren waren alle drie op zich bestaande specimina die hoewel soms opgeborgen in een album, er niet als zodanig deel van uitmaakten. In tegenstelling hiermee leverde A.M. van Schurman ook een aantal bijdragen voor alba amicorum. Naar een citaat of zinspreuk, voorzien van haar handtekening, keek menig albumbezitter begerig uit. In totaal konden een dertiental alba worden achterhaald waarin Schurman een pennevrucht nalietGa naar voetnoot33. De kalligrafische waarde van haar bijdragen zal na opsomming, voor het geheel van de produktie getoetst worden. Haar vroegst gekende aandeel in een vriendschapsalbum, op | |
[pagina 73]
| |
de losse bladzijde voor G. Thibault na, dateert van 1636. Het gaat om een kalligrafietje (pl. 3) in een album bijeengebracht door Philippus de Glarges van HaarlemGa naar voetnoot34. Het albumblad, bewaard in de British Library te Londen, vertoont het typische Schurman-schema dat op kleine varianten na, identiek is voor al haar album amicorum-bijdragen. Bovenaan prijkt onder het opschrift Prov. Cap. 12 een Hebreeuwse regel gevolgd door de Latijnse spreuk Invia virtuti nulla est viaGa naar voetnoot35. Links onder is in het Grieks haar lijfspreuk te lezen die ze ontleende aan Ignatius van Loyola: Mijn liefde is gekruisigdGa naar voetnoot36. De Griekse zinsnede is vergezeld van plaatsnaam en datum: Ultrajecti. 1636. April. 14. In de rechterbenedenhoek bracht ze haar handtekening aan. F.A. van Rappard haalt in zijn overzicht van zestiende- en zeventiende-eeuwse alba amicorum een tweede album aan uit de familie de Glarges waarin de naam Schurman voorkomt (nu Den Haag, Kon. Bibl., 74 J 14). Voor de bloemlezing van Cornelis de Glarges leverde Frederik Schurman, Anna Maria's vader, tussen 1621, begindatum van het album en 1623, zijn sterfjaar, een belangrijke bijdrage. Een kleurig wapenschild en het motto Le temps m'instruict herinneren aan zijn contact met de toenmalige studentGa naar voetnoot37. In het album van Ernestus BrinckGa naar voetnoot38, liet A.M. van Schurman op zes oktober 1637 een Arabische en Griekse spreuk naGa naar voetnoot39. | |
[pagina 74]
| |
Deze bijdrage is van bijzonder groot belang omwille van het gezelschap waarin Schurmans specimen hier verkeert. Reeds F.A. van Rappard merkte op dat E. Brinck ‘die op al hetgeen merkwaardig was het oog had, dezen bundel tot eene verzameling van calligraphie bestemde’Ga naar voetnoot40. In hetzelfde album zijn kalligrafische proeven te vinden van Jan van den Velde, Felix van Sambix, George de Carpentier, Maria Strick en David BeckGa naar voetnoot41. Dit laatste houdt in dat Schurmans schrijfkunst waardig werd bevonden te prijken tussen het kruim van Hollands professionele kalligrafen. In het vriendschapsalbum van Johannes Fredericus GronoviusGa naar voetnoot42 noteerde ze in 1638 een Chaldeeuwse zin boven het Latijnse citaat Beatus cuius vita excelsa spiritus humilis. In de linker benedenhoek schreef A.M. van Schurman op dezelfde wijze als in Ph. de Glarges' album haar Griekse lijfspreuk en plaats en datum geflankeerd door haar naamGa naar voetnoot43. Dezelfde elementen met uitzondering van een tweede citaat in het Latijn, zijn aanwezig in het album van Jacobus AltingGa naar voetnoot44. Een Arabische uitspraak staat te lezen boven haar Griekse motto en naam. Links onder bracht ze de plaatsnaam en de datum 1639 aanGa naar voetnoot45. Een latere bijdrage (1646) is te vinden in het vriendschapsalbum van een zekere Johan van de Poele, over wie niets kon achterhaald worden. Een Latijns ‘raadseltje’ Vis numquam tristis esse? Bene vive werd met de initialen A.M.à S. ondertekendGa naar voetnoot46. | |
[pagina 75]
| |
pl. 4. Anna Maria van Schurman, Bijdrage voor het album amicorum van Johannes Heyblocq, tweede kwart zeventiende eeuw (?).
Den Haag, Koninklijke Bibliotheek, Hs. 131 H 26, f.o 265. Belangrijker en interessanter is het aandeel van A.M. van Schurman in het album amicorum van Jacobus HeyblocqGa naar voetnoot47, zowat het intellectuele podium van het zeventiende-eeuwse Noord-Nederland. C. Wybe de Kruyter wijdde een uitvoerig artikel aan dit merkwaardige exemplaarGa naar voetnoot48. Tussen relieken van Huygens (fo. 38-39), Lieven van Coppenol (fo. 178-179), Gisbertus Voetius (fo. 131), Daniel Heinsius (fo. 149), Govert Flinck (fo. 155), Jacob Cats, (fo. 237), Jeremias de Decker (fo. 239), Joost van den Vondel (fo. 11) en anderen was destijds een portretgravure van A.M. van Schurman ingelast, zoals een bijgaand epigram met de titel In effigiem nobilissima doctissimaque Virginis A.M. a Schurman mihi ab ea missam van de hand van Heyblocq bewijst (fo. 264)Ga naar voetnoot49. De daarop volgende pagina | |
[pagina 76]
| |
vereerde Schurman met een Arabisch citaat, haar lijfspreuk en signatuur (pl. 4)Ga naar voetnoot50. Een viertal andere albumpreciosa dragen evenmin een datum. Er zal echter getracht worden op basis van voor-of achterliggende pagina's naar een benaderende datering te zoeken. De verzameling van Johannes HoninghGa naar voetnoot51 verrijkte A.M. van Schurman op folio 9 met een Hebreeuws psalmvers en een Senecacitaat Marcet sine adversario virtus, voorzien van haar Griekse zinspreuk en handtekeningGa naar voetnoot52. Abraham de ZadelerGa naar voetnoot53 werd door haar bedeeld met een Hebreeuws psalmcitaat vergezeld van motto en signatuurGa naar voetnoot54. A.M.H. Douma signaleerde nog een ongedateerd albumblad in de Amsterdamse Universiteitsbibliotheek. Een Hebreeuwse versregel en een Grieks bijbelcitaat gaan aan een uitspraak van Cicero vooraf: Ius et aequitas vincula civitatum. Rechts onder is naast de aan Sint-Ignatius ontleende zinsnede een uitgebreide opdracht aan Juveni D. Johanni Voet, Iuris candidato, L.M.P. iter in Galliam suscipienti aanwezigGa naar voetnoot55. In een album amicorum uit dezelfde bibliotheek berust een tweede getuigenis van Schurmans hand. Opnieuw volgen een Hebreeuws psalmcitaat en een Griekse Evangelie-passage elkaar op. Verder is op de bladzijde een vrij lang citaat van Anselmus te lezen dat ondertekend werd Anna M. a SchurmanGa naar voetnoot56. Door F.A. van Rappard worden nog twee album-bijdragen vermeld die tot nu toe aan het oog van Schurman-vorsers ont- | |
[pagina 77]
| |
snapten. Zowel in het vriendschapsalbum van Otto Zaunschliefer afkomstig van Braunfels als in dat van zijn zoon Johannes Albertus ZaunschlieferGa naar voetnoot57 komt haar naam voorGa naar voetnoot58.
Al deze album amicorum-prestaties vormen een perfecte spiegel van het zeventiende-eeuwse culturele leven. De alba werden als kostbare kleinoden bewaard. Een toepasselijk citaat of een vlugge schets bewaarde de herinnering aan een bezoek of ontmoeting. Met betrekking tot Schurmans aandeel in de verscheidene exemplaren kan opgemerkt worden dat het van weinig fantasie getuigt. Citaten wisselen en ook lettertypes variëren maar steeds wordt aan eenzelfde stramien vastgehouden. Een uitnodiging iets van haar hand na te laten in een vriendschapsalbum was voor A.M. van Schurman steeds aanleiding een formeel vooraf bepaald kalligrafietje ten beste te geven. De afgebeelde bladzijden uit het album amicorum van Philippus de Glarges en J. Eleyblocq kunnen fungeren als uitstekende prototypes voor al haar albumbijdragen (pl. 3-4).
Eenzelfde gezochtheid en intellectuele overladenheid is te vinden in de polyglotte proeven van A.M. van Schurman. Van de bewondering die deze meertalige bladen opwekte, werden ter inleiding enkele staaltjes geciteerd. Het lijkt bijna zo te zijn dat vooral de verscheidenheid van de door A.M. van Schurman beoefende schrifttypes respect afdwong. Zowel Johan van Beverwyck als kanunnik Joly vestigden vooral hierop de aandachtGa naar voetnoot59. Ter illustratie van haar kalligrafische polyglottisme worden twee voorbeelden aangehaald. Een eerste exemplaar maakt deel uit van de verzameling van 't Coopmanshûs-museum te Franeker. | |
[pagina 78]
| |
pl. 5. Anna Maria van Schurman, Gekalligrafeerde bladzijde, ca. 1620-1630. Francker, 't Coopmanshûs.
In een geprofileerd rechthoekig houten lijstje is een beschreven vel papier gevat (8,5 × 7 cm) (pl. 5). Bovenaan de bladzijde werd in een eenvoudig cursiefschrift de bron aangegeven waaraan de onderstaande Hebreeuwse regel ontleend isGa naar voetnoot60. De Hebreeuwse taal leerde ze, aldus A. van Buchell, van VoetiusGa naar voetnoot61. Ook in andere penneproeven van Schurman wordt van deze taal gebruik gemaakt. Om het Hebreeuwse lettertype te perfectioneren kon ze beroep doen op schrijfexempelen in vreemde talen. In het Theatrum Artis scribendi van Jodocus Hondius (1594) bij voorbeeld was een gravure met het Hebreeuwse alfabet en een Bijbelcitaat in dezelfde taal opgenomenGa naar voetnoot62. Kanunnik Joly vergeleek Schurmans Griekse en Hebreeuwse schrijfwerk met de kalligrafie van Le GagneurGa naar voetnoot63. Guillaume le | |
[pagina 79]
| |
pl. 6. Anna Maria van Schurman, Gekalligrafeerde bladzijde, tweede kwart zeventiende eeuw (?).
Utrecht, Gemeentelijk Archief, nr. 2965 (Doos). Gagneur (ca. 1550-ca. 1624) was een schilder afkomstig uit Angers en gaf in 1599 een werk uit met de titel: La Calligraphie, ou belle écriture de la lettre GrecqueGa naar voetnoot64. In andere, niet-Oosterse geschriften was A.M. van Schurman, zoals reeds bleek, niet minder knap. Onder het Hebreeuwse psalmcitaat dat ongeveer een derde van de volledige bladzijde beslaat, is haar Griekse lijfspreuk genoteerd die gekend is uit de talrijke alba amicorum-bijdragen. Onder het motto is een dikke naar de uiteinden toe verjongende lijn getrokken waaronder in grote klare letters haar naam is gekalligrafeerd. Het cursiefschrift dat voor haar handtekening gebruikt werd, lijkt zeer sterk op de kalligrafie van de signatuur op de groene humpe uit het Rijksmuseum te | |
[pagina 80]
| |
Amsterdam en brengt eveneens de naam onder de opdracht aan G. Thibault in herinnering. Identiek is onder meer de C-vormige krul van de initiaal. De parallellie in geschrift tussen deze drie werkjes doet vermoeden dat ze ongeveer rond dezelfde tijd gemaakt werdenGa naar voetnoot65. De vaststaande datering van de Thibault-pagina bezorgt ook het drietalig kalligrafisch specimen van Franeker een vroege datering. Ten opzichte van een andere meertalige proeve is ook het ‘programma’ eerder beperkt. Een te Utrecht bewaarde bladzijde (pl. 6) bevat niet minder dan negen citaten in een verschillende taalGa naar voetnoot66. De verscheidene talen laten veronderstellen dat dit specimen een latere fase van haar ontwikkeling illustreert. De eerste zin is een Hebreeuwse aanhaling uit Jesaia (hoofdstuk 42,8). Daarop volgt opnieuw een psalmcitaat (psalm 71,3), gekalligrafeerd in het Hebreeuws. De derde regel is geschreven in het Samaritaans. Deze keer haalt Schurman een vers aan uit Deuteronomium 29,29. De drie volgende aanhalingen komen alle uit psalm 19. Het eerste vers werd overgeschreven in het Syrisch, een volgend vers, namelijk acht, in het Arabisch terwijl met vers 9 uit dezelfde psalm in het Ethiopisch wordt beslotenGa naar voetnoot67. Deze zes Bijbelcitaten worden bekroond met een Latijns aforisme Soli Deo Gloria en zijn ondertekend met haar Griekse lijfspreuk en handtekening. De signatuur is sober en in een klein cursiefschrift genoteerd. Opmerkelijk is dat ook hier, evenals in het vers Ad Occultum Apollinis aan Huygens (pl. 2), haar familienaam werd afgekort. Het verschuiven van de handtekening naar de rechter benedenhoek zorgt ervoor dat haar naam minder aandacht krijgt dan bij voorbeeld in het hoger beschre- | |
[pagina 81]
| |
ven blaadje (pl. 5). Met een prestatie als deze bevestigde A.M. van Schurman haar dubbele begaafdheid. Dit preciosum wekt bewondering om zijn polyglottisme en doet tevens een artistieke hand vermoeden achter de keurig gekalligrafeerde letters. Anderzijds is deze bijdrage niet vrij te pleiten van een zekere uitstalling van eigen kunnen. Als vanzelf komen de woorden van P.C. Hooft terug in herinnering die A.M. van Schurmans werk van schoolmeesterije betichtteGa naar voetnoot68.
Dat de veeltalige proeven van Schurmans hand door tijdgenoten ten zeerste op prijs werden gesteld blijkt o.m. uit een brief van Constantijn Huygens van 1660, waarin hij Anna Maria vraagt bij gelegenheid een dergelijke bladzijde voor hem te kalligraferen: Si quando tibi otio tuo in gratiam veteris amici abuti libeat, quaeso te ut tot characterum quot tu stupendâ manu specimina designare soles, tabellam mihi quoque inter cimelia musaei mei asservare liceatGa naar voetnoot69. De belofte dat hij het in zijn museum tussen andere cimeliën zou tentoonstellen of bewaren, bewijst nogmaals de hoge appreciatie van het genre. Interessant is echter ook het antwoord dat A.M. van Schurman Huygens korte tijd later liet geworden. Uit haar brief vernemen we dat zij haar vriend graag met een tabella bedacht had maar dat het voor hem aangevatte werk niet lukken wilde. Het mishaagde haar ten einde in die mate dat ze het niet meer onder zijn ogen durfde brengenGa naar voetnoot70. De beschrijving die Schurman geeft van haar mislukte poging levert enkele gegevens op aangaande de gebruikte techniek: de oneffenheid en de nerven van het perka- | |
[pagina 82]
| |
ment had ze met een rode of purperen kleurstof bedekt. In deze brief wordt dus gesproken over een polyglotte pagina waarbij de verschillende lettertypes prijkten tegen een gekleurde fond. Deze zeventiende-eeuwse pagina purpurea betekent een aanvulling op het van Schurman gekende kalligrafische programma. Als troostprijs zond Anna Maria aan Huygens een transcriptie van een door Johannes Elichmannus in 1638 gemaakt epigram op haar veelzijdige talenkennisGa naar voetnoot71. Dat A.M. van Schurman tot bij het einde van haar leven een krachtige vaste hand had en een goed leesbaar geschrift met elegante ascenders behield, blijkt o.m. uit een te Franeker ('t Coopmanshûs) bewaarde brief aan haar nicht van 1673Ga naar voetnoot72. Een der laatste getuigenissen van haar hand dateert van 1675, drie jaar voor haar dood. Hetzelfde klare cursiefschrift is dan terug te vinden in een brief aan de arts Bernardus SwalveGa naar voetnoot73. Het lijdt geen twijfel, Anna Maria van Schurman Cette fille savante en tous genres, admirée de l'univers entier, écrivoit si bien qu'on avoit peine à croire qu'il fût possible à une femme de tracer d'aussi beaux caractèresGa naar voetnoot74. |
|