De Gulden Passer. Jaargang 61-63
(1983-1985)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 303]
| |||||||||
Het Nederlandse volksboek van Merlijn: bron, drukker en dateringGa naar voetnoot*
| |||||||||
[pagina 304]
| |||||||||
ger, Uter en Pandragon, om het leven wil brengen, om zo zijn eigen positie voor de toekomst veilig te stellen. Hierin slaagt hij niet, omdat een aantal vooruitziende edelen de kinderen in veiligheid heeft gebracht; wel slaagt hij erin zijn vijand, koning ‘Angis van Denemercke’ te verslaan. Even later moet hij deze zelfde koning te hulp roepen tegen zijn eigen, opstandige, edelen. Als de opstandelingen verslagen zijn, huwt hij de dochter van deze heidense vorst. Na zijn huwelijk besluit hij een zeer sterk kasteel te laten bouwen bij ‘Salsburch’ (Salisbury), om zich tegen toekomstige aanvallen van de rechtmatige troonopvolgers, Uter en Pandragon, te kunnen verdedigen. Hiermee eindigt katern B en, zoals reeds gezegd, ontbreekt katern C. In katern D lezen wij hoe Merlijn geboren wordt en hoe hij, op de leeftijd van slechts een half jaar, de rechter ervan weet te overtuigen dat zijn moeder niet wegens overspel ter dood gebracht mag worden: immers ook de moeder van de rechter zelf heeft overspel gepleegd! Niet lang na deze ontmoeting met de rechter wordt Merlijn door een aantal boden van Vortigher meegevoerd naar het hof. Onderweg begint Merlijn driemaal, om schijnbaar onverklaarbare redenen, te lachen. Als kind van de duivel kent Merlijn de afloop van alle gebeurtenissen; in dat perspectief is de actualiteit soms zeer lachwekkend! Het verdere verloop van de Historie van Merlijn blijft voor ons verborgen, omdat naast de twee katernen in de Koninklijke Bibliotheek te Brussel geen andere delen van dit volksboek overgeleverd zijn. Waarschijnlijk heeft de Utrechtse Stadsbibliotheek (tegenwoordig Universiteitsbibliotheek) een editie van ditzelfde verhaal in bezit gehad. De eerste gedrukte catalogus van deze bibliotheek vermeldt, in 1608, een bundel prozaromans waarin o.a. opgenomen is: ‘van den wonderlicken Meerlijn t'Hantwerpen, 1588’.Ga naar voetnoot2 Deze, ook in menig ander opzicht interessante bundel, is helaas al snel, in elk geval vóór 1670, uit de bibliotheek verwijderd.Ga naar voetnoot3 Op verzoek van Nijhoff werd de tekst van het Brusselse fragment door mevrouw Kronenberg onderzocht en in 1929 uitgegeven. Debaene besteedde in 1959 in zijn werk over de Nederlandse prozaroman opnieuw | |||||||||
[pagina 305]
| |||||||||
aandacht aan deze Merlijn.Ga naar voetnoot4 De fragmenten waren inmiddels, onder de titel Historie van Merlijn, als nr. 3169, opgenomen in de Nederlandsche bibliographie van 1500-1540.Ga naar voetnoot5 Zowel Debaene als mevrouw Kronenberg hebben gewezen op de overeenkomsten tussen de Engelse Of Arthour and of MerlinGa naar voetnoot6 en de Nederlandse Historie van Merlijn. Op basis van deze overeenkomsten besluiten beide onderzoekers tot een gemeenschappelijke Franse stamvader voor de Nederlandse prozatekst en de Engelse tekst in verzen. Debaene ontwikkelt verder de hypothese dat een onbekend Nederlands gedicht de tussenschakel is geweest tussen de (onbekende) Franse verstekst en de Historie van Merlijn.Ga naar voetnoot7 Mevrouw Kronenberg spreekt zich niet uit over de mogelijke relatie tussen het Nederlandse volksboek en de veronderstelde Franse tekst: pas nadat de Franse Merlijnoverlevering volledig is uitgezocht, kan hiervoor, volgens haar, een hypothese worden ontwikkeld.Ga naar voetnoot8 Op basis van bibliografisch onderzoek veronderstelt mevrouw Kronenberg, onder alle voorbehoud, dat de Nederlandse Merlijn omstreeks 1540 gedrukt is te Antwerpen door Symon Cock. Zij hoopt dat in de toekomst, ook op dit punt, nieuwe gegevens tot een zekerder resultaat kunnen leiden. Inmiddels zijn sinds het werk van mevrouw Kronenberg en van Debaene gegevens bekend, waardoor het onderzoek naar de bron, de drukker en de datering van het fragment opnieuw ter hand genomen dient te worden. | |||||||||
[pagina 306]
| |||||||||
BronBinnen de Middelnederlandse letterkunde is een berijmde Merlijntekst overgeleverd, waarin dezelfde gebeurtenissen als in de fragmenten van de Historie van Merlijn worden verhaald: het Boek van Merline van Jacob van Maerlant.Ga naar voetnoot9 Deze tekst is een vrije berijming van Lestoire de Merlin, een dertiende-eeuwse Franse prozabewerking van de bijna geheel verloren gegane Merlin van Robert de Boron.Ga naar voetnoot10 Deze ‘Prozamerlijn’ en het werk van Maerlant vertonen beide dezelfde verschillen t.o.v. het volksboek. Van deze, in totaal twintig verschillen noem ik vier van de meest opvallende, In de Historie van Merlijn lezen wij eerst over de verkiezing van Vortigher tot koning en pas daarna over de geboorte van Merlijn; in Lestoire de Merlin vinden deze gebeurtenissen in omgekeerde volgorde plaats. Nadat Vortigher, aldus de Historie, koning ‘Angis van Denemercke’ verslagen heeft, laat hij deze ongedeerd naar zijn land terugkeren. Bescherming zoekend tegen zijn opstandige edelen, moet Vortigher even later de hulp van koning Angis inroepen. Maerlant en de Franse ‘Prozamerlijn’ maken geen melding van een gevecht tussen Vortigher en de koning van Denemarken, terwijl Vortigher in deze versie tegen zijn opstandige edelen de hulp inroept van de Saksen en in het bijzonder van een van hun aanvoerders, Angis. Een derde verschil tussen Lestoire en Maerlant enerzijds en de Historie van Merlijn anderzijds betreft de bekentenis van de moeder van de rechter: in de eerste twee teksten geeft deze toe dat de rechter geboren is nadat zij overspel had gepleegd met de pastoor van het dorp, terwijl zij in het Nederlandse volksboek overspel tot het einde toe blijft ontkennen. Het laatste verschil dat ik in dit verband wil bespreken, betreft de tocht van Merlijn, tesamen met een aantal boden van Vortigher, naar het hof. In | |||||||||
[pagina 307]
| |||||||||
de Historie begint Merlijn, tot driemaal toe, om voor de boden onbegrijpelijke redenen te lachen. In Lestoire en in Maerlants Boek van Merline lacht Merlijn slechts tweemaal; de derde aanleiding voor Merlijn om in lachen uit te barsten, het feit dat hij weet dat de koningin verliefd is op een vrouw in mannenkleren, ontbreekt hier. Lestoire de Merlin, de enige Franse tekst waarvan de inhoud in grote lijnen met het Nederlandse volksboek overeenkomt, is ook vertaald/bewerkt in het Duits, het Spaans en het Engels. De Duitse Merlijn, in het derde kwart van de dertiende eeuw geschreven door Albrecht von Scharfenberg, is ons slechts overgeleverd in een laat vijftiende-eeuwse bewerking in Ulrich Füetrer, Buch der Abenteuer. De verschillen met de Historie van Merlijn zijn zo groot, dat deze Duitse Merlijn buiten beschouwing kan blijven.Ga naar voetnoot11 De Spaanse en twee van de Engelse Merlijnteksten zijn tamelijk getrouwe vertalingen van (gedeelten van) Lestoire en hoeven hier derhalve evenmin besproken te worden.Ga naar voetnoot12 Mevrouw Kronenberg en Debaene hebben beiden reeds gewezen op de overeenkomsten tussen de Historie van Merlijn en een derde Engelse Merlijntekst, de Of Arthour and of Merlin: deze Engelse tekst vermeldt als enige van alle Merlijnteksten op dezelfde wijze als het volksboek eerst de avonturen van Vortigher (zijn kroning, zijn huwelijk en het bouwen van het kasteel) en pas daarna de geboorte van Merlijn. Ook vermeldt de Of Arthour and of Merlin Merlijns derde lach, die in het Nederlandse volksboek voorkomt, maar in alle andere teksten in dit verband ontbreekt. Mevrouw Kronenberg en Debaene hebben niet onderzocht of de Historie met één van de verschillende versies van de Of Arthour and of Merlin in het bijzonder overeenstemt. Toch biedt de door ben gebruikte editie Kölbing voldoende varianten van deze Engelse tekst om een dergchjk onder- | |||||||||
[pagina 308]
| |||||||||
zoek, zij het op oriënterende wijze, uit te voeren.Ga naar voetnoot13 De inmiddels verschenen editie van Macrae-Gibson biedt ons nog meer aanknopingspunten voor een dergelijk onderzoek.Ga naar voetnoot14 Deze editeur onderscheidt twee versies van de tekst: AM (de vroegere, langere en betere versie die uitsluitend in het handschrift Auchinleck (sigle A) is overgeleverd) en een nauw daarmee samenhangende, kortere versie AM2, overgeleverd in drie handschriften (aangeduid met de sigles L, P en D), in een fragementarisch zestiende-eeuws afschrift (sigle H) en in een vroege drok (sigle W). Vergelijking van de Historie van Merlijn met AM en AM 2 toont duidelijk aan dat het Nederlandse volksboek in grote lijnen de korte versie AM2 volgt. Een tweetal voorbeelden kan dit wellicht illustreren. Het eerste voorbeeld is al in een ander verband aan de orde geweest: in de Historie levert Vortigher eerst strijd met Angis, de koning van Denemarken, en roept hij later diens hulp in tegen zijn opstandige edelen (Historie, fo B 1 ro - B 1 vo; Kronenberg, p. 23-24). Zowel AM (vsn. 301-476), als AM2 (vsn. 273-428) maken melding van Vortighers strijd tegen Angis en vermelden even later hoe deze zelfde Angis Vortigher te hulp komt tegen de opstandige edelen.Ga naar voetnoot15 In AM2 echter wordt, evenals in het Nederlandse volksboek, Angis aangeduid als de koning van Denemarken, terwijl in AM sprake is van de heidenen onder aanvoering van ene Angis. De specificatie koning van Denemarken is voor Angis uitsluitend weggelegd in AM2 en in de Historie van Merlijn. Om eveneens aan de hand van het tweede voorbeeld te laten zien dat Historie en AM2 tot dezelfde versie behoren, zal ik de desbetreffende teksten, evenals die van AM, volledig citeren: Historie (fo B 1 ro; Kronenberg, p.23); | |||||||||
[pagina 309]
| |||||||||
‘The king held fest noble and gent
And afterward his parlement
In whiche parlement he hete
Men schuld him bring the children skete,’
AM2 (vsn. 259-266):
‘And whan theo feste was yholde
Fortager that traitour bolde
Let make a compacement
Of eorles and ofbarouns gent
At wych parlement they hadyn tyght
Forto a slayn the childre ryght
ffortager comaunded anon
To fechche Vter and Pendragon,’
Toch staat de lezing van de Historie van Merlijn niet overal dichter hij AM2 dan bij AM: in circa vijftien gevallen volgt de Historie niet de door Macrae-Gibson uitgegeven representant van de korte versie AM2 (L), maar de lezing van AM (A). Twee voorbeelden kunnen dit verduidelijken. In de Historie en in AM wordt de overwinning van Vortigher op Angis zeer pregnant geformuleerd, terwijl een vergelijkbare formulering in AM2 (vgl. vsn. 290-291) ontbreekt. Historie (fo B 1 ro; Kronenberg, p. 24): ‘daer weit menich siel ter hellen ghesonden van die grote menichte der verslaghen sarasinen van Angis volc/’ Het tweede voorbeeld betreft de verdeling van de krijgsbuit, nadat Vortigher, met hulp van Angis, zijn opstandige vazallen heeft verslagen. In de Historie en in AM adviseert Angis over deze verdeling, terwijl deze passage in AM2 (vgl. vsn. 406-409) ontbreekt. Historie (fo B 2 vo; Kronenberg, p,25): Contaminatie tussen AM en AM2 blijkt, wanneer wij de varianten uit de editie Macrae-Gibson in onze beschouwing betrekken, ook binnen de Engelse Of Arthour and of Merlin-overlevering voor te komen. Wat deze contaminatie betreft, gedraagt D (een representant van AM2) zich herhaaldelijk op dezelfde wijze als de Nederlandse Historie. In dit verband dient beslist aandacht te worden geschonken aan de druk van de Of Arthour and | |||||||||
[pagina 310]
| |||||||||
of Merlin, die Macrae-Gibson aanduidt met W. Deze druk verscheen in Londen bij Wynkyn de Worde in 1510 met als titel: A lytel treatyse of ye byrth and prophecye of Marlyn. Debaene kende dit werkje van naam, maar wist niet dat het een versie van de Of Arthour and of Merlin betrof; hij slaagde er niet in een exemplaar te pakken te krijgen. Toch wordt al in 1946 een exemplaar van deze druk vermeld in de Short-Title Catalogue 1475-1640, en wel het exemplaar in de Pierpont Morgan Library.Ga naar voetnoot16 Deze vermelding in de Short-Title Catalogue, gevolgd door een gecorrigeerde vermelding in de tweede editie van de STCGa naar voetnoot17, was kennelijk onvoldoende om het boekje, zelfs in Engeland, uit de vergetelheid te rukken. Steeds is het ontsnapt aan de aandacht van literatuurhistorici die zich met de Of Arthour and of Merlin bezighielden; ook Macrae -Gibson had het werk oorspronkelijk niet in zijn editie betrokken en werd pas door mij op deze druk van de Of Arthour and of Merlin geattendeerd. Hij kon de druk van Wynkyn de Worde toen alleen nog verwerken in het tweede deel van zijn editie; in het eerste deel (het tekstdeel) ontbreken daarom helaas de varianten uit deze druk. Inmiddels heeft Macrae-Gibson, aan de hand van fragmenten van andere drukken van deze tekst, aangetoond dat de Of Arthour and of Merlin ook reeds omstreeks 1499 bij Wynkyn de Worde is verschenen.Ga naar voetnoot18 Vanwege de fragmentarische overlevering van alle drukken van de Of Arthour and of Merlin, op de druk van 1510 na, die volledig is overgeleverd, komt alleen deze laatste druk voor vergelijking met de Historie van Merlijn in aanmerking. Deze druk van Wynkyn de Worde (W) behoort tot de korte versie van de Of Arthour and of Merlin, de AM2. Macrae-Gibson onderscheidt binnen de overlevering van deze versie twee groepen: L, P en H enerzijds en D anderzijds. W kan echter niet zondermeer bij een van deze twee groepen worden ingedeeld en vertegenwoordigt binnen de korte versie een eigen traditie. Vergelijking tussen W en het Nederlandse volksboek laat duidelijk zien dat ook de Historie van Merlijn deze specifieke traditie volgt. De Historie combineert niet alleen op dezelfde wijze als W lezingen uit | |||||||||
[pagina 311]
| |||||||||
de lange en uit de korte versie van de Of Arthour and of Merlin, maar vertoont ook een aantal lezingen die binnen de Of Arthour and of Merlin-traditie uitsluitend in W teruggevonden kunnen worden. Deze zestien specifieke overeenkomsten, waarvan ik er vier ter illustratie zal vermelden, wijzen op een directe relatie tussen W en de Historie van Merlijn:
De overeenkomst tussen W en het Nederlandse volksboek is evident. Maar gaat W terug op de Nederlandse tekst of omgekeerd, of hebben beide toch een gemeenschappelijke Franse bron gehad? De plaats die W binnen de Engelse Of Arthour and of Merlin-traditie inneemt, laat slechts één mogelijkheid toe. Zoals Macrae-Gibson in zijn editie aantoont, stamt de korte versie AM2 of wel af van de lange versie (AM), of hebben beide versies, AM en AM2, samen een gemeenschappelijke Engelse bron gehad.Ga naar voetnoot20 Daar W, afgezien van een aantal lezingen uit de lange versie, voornamelijk tot de korte versie AM2 of de Of Arthour and of Merlin - traditie gerekend moet worden, moet dan ook elke rechtstreekse relatie van W tot een Franse tekst (Lestoire de Merlin of een daarvan afgeleide tekst) worden uitgesloten, zodat W en de Historie niet op een gemeenschappelijke Franse bron terug kunnen gaan. | |||||||||
[pagina 312]
| |||||||||
Om dezelfde reden is ook onmogelijk dat W uiteindelijk teruggaat op een Nederlandse tekst (de Historie of een onbekende variant daarvan). De Historie moet derhalve vanuit de Engelse rijmtekst in het Nederlands zijn omgezet, en is daarmee, naast Vanden x esels en de Historie vanden jongen geheeten Jacke, het derde Engelse volksboek dat in de zestiende eeuw vanuit het Engels in het Nederlands is vertaald.Ga naar voetnoot21 Hoewel volstrekt hypothetisch, kan de mogelijkheid niet uitgesloten worden dat de Engelse tekst eerst in de vorm van een berijmde versie in het Nederlands is vertaald en vervolgens in proza is omgezet. De door Debaene veronderstelde rijmresten zouden in deze richting kunnen wijzen. De vertaler/bewerker verstond zijn vak: slechts sporadisch lijkt het Engels nog in de Nederlandse tekst zichtbaar, of bevat de Nederlandse tekst een vertaalfout. Het duidelijkste voorbeeld hiervan vinden wij in de passage waarin Merlijn de moeder van de rechter van overspel beschuldigt. De rechter is woedend en zegt, in de Historie (fo D 1 vo; Kronenberg, p. 31, r. 16-17): ‘Du beschames mi’. Op de overeenkomstige plaats in W (fo D 1 vo vs. 13) lezen wij: ‘thou belaymye’, welke vocatiefvorm afgeleid is van ‘bel-ami’ (‘belamy’) en correct vertaald zou luiden: jij schurk. Klaarblijkelijk heeft de vertaler de Engelse tekst verward met de tweede persoon enkelvoud van het werkwoord ‘bileggen’ (‘thou bilaist me’), waarvoor ‘du beschames mi’ inderdaad een correcte vertaling is.Ga naar voetnoot22 Tot nu toe zijn alleen de overeenkomsten tussen W en de Historie van Merlijn besproken. De verschillen tussen beide teksten zijn grotendeels het gevolg van het streven van de Nederlandse vertaler/bewerker om de Engelse tekst otn te zetten in een prozaverhaal dat voldoet aan de eisen van zijn zestiende-eeuwse lezers. Zo voegt hij rondom het huwelijk van Vortigher en de dochter van koning Angis een versdialoog in, wat voor zijn lezers een heel vertrouwd beeld geweest moet zijn: de versdialoog voldoet aan de min of meer stereotiepe opbouw die deze dialogen in de Nederlandse prozaroman kenmerkt.Ga naar voetnoot23 De vertaler/bewerker volgt de tekst van W over het algemeen tamelijk letterlijk, maar wijkt ervan af als hij incon- | |||||||||
[pagina 313]
| |||||||||
sequenties uit W corrigeert, of, om vaart in de vertelling te houden, bijzaken weglaat. Zo bijvoorbeeld schrapt de bewerker een aantal beschrijvingen: W (fo A 5 vo vsn. 7-20) beschrijft uitvoerig hoe het leger van Vortigher zich voorbereidt op de strijd tegen Angis, terwijl de Historie (fo B 1 ro; Kronenberg, p. 23, r. 3 van beneden) de voorbereidingen niet expliciet verhaalt. Waar verder W (fo C 6 ro, vsn. 16-21) een uitvoerige beschrijving geeft van de toren waarin Merlijns moeder wordt opgesloten, meldt de Historie (fo D 1 ro; Kronenberg, p. 29, r. 17-18) alleen dat de toren ‘seer sterc’ is. De meest in het oog lopende inconsequentie uit W die de vertaler/bewerker rechttrekt, heeft betrekking op Merlijns leeftijd. In W (fo D 1 vo, vsn. 27-30) spreekt Merlijn zijn moeder toe, als hij een half jaar oud is. Enige tijd later pas moet Merlijns moeder voor de rechter verschijnen: Merlijn is nu dan ook twee jaar oud (fo C 8 vo, vs. 1), terwijl de rechter de voltrekking van het vonnis slechts een half jaar tot na de geboorte had uitgesteld (fo C 5 vo, vs. 31). De Historie herstelt de chronologie: Merlijn zal na zijn geboorte een half jaar in de toren moeten blijven (fo D 1 ro; Kronenborg, p. 29, r. 10) en spreekt tot zijn moeder na vijf maanden (fo D 1 vo; Kronenberg, p. 30, r. 9-10), zodat zij inderdaad een half jaar na de geboorte voor de rechter kan verschijnen (fo D 2 ro; Kronenberg, p. 30, r. 22). | |||||||||
Drukker en dateringDe Historie van Merlijn is, volgens mevrouw Kronenberg, waarschijnlijk gedrukt door de Antwerpse drukker Symon Cock en deze toeschrijving is zondermeer overgenomen door Debaene. Dat Cock dan ook degene geweest zou zijn die de aanzet heeft gegeven tot de vertaling van de Treatyse of Marlyn vanuit het Engels in het Nederlands, zal een volstrekt onbewezen zaak blijven; de Historie kan immers al eerder door iemand anders gedrukt of uitgegeven zijn. Cock als drukker van een uit het Engels vertaalde tekst lijkt volstrekt niet verwonderlijk, daar hij, direct of indirect, contacten met Engeland onderhouden moet hebben. In 1531 drukte hij een editie van William Tyndale, An answere unto sir Thomas Mores dialoge en van Robert Barnes, A supplicatyon made unto Kinge Henrye the eight en in 1536 een ander boek voor de Engelse markt (Storys and prophesis of the holy scriptur).Ga naar voetnoot24 In hetzelfde jaar deed hij wellicht ook één of twee van de | |||||||||
[pagina 314]
| |||||||||
Engelse vertalingen van het Nieuwe Testament het licht zien.Ga naar voetnoot25 Cocks contacten met Engeland kunnen het vermoeden dat hij de drukker van de Historie van Merlijn is weliswaar enigermate ondersteunen, maar bewijzen deze veronderstelling geenszins. Een Antwerpse drukker als Jan van Doesborch heeft in elk geval nog meer dan Cock contacten met Engeland onderhouden.Ga naar voetnoot26 Mevrouw Kronenberg baseert haar toeschrijving op bibliografische gegevens. In de samenstelling van het fonds van Symon Cock echter meent zij bovendien een ondersteuning van haar toeschrijving te zien: in dat fonds ‘valt een volksboek in de landstaal niet uit het kader’.Ga naar voetnoot27 Bij nadere bestudering blijkt in het fonds van Cock heel wat (religieuze) volksliteratuur voor te komen, maar blijkt de wereldlijke volksen triviaalliteratuur, voorzover ons overgeleverd, toch wel zeer schaars vertegenwoordigd.Ga naar voetnoot28 Onderzoek aan de hand van Nijhoff-Kronenberg en van de Belgica Typographica levert binnen dit genre slechts twee prognosticaties op.Ga naar voetnoot29 Toch heeft Symon Cock zeker nog een drietal andere teksten, die tot de wereldlijke volks- en triviaalliteratuur gerekend kunnen worden, gedrukt: Een schoone historie van Margriete van Limborgh (1544)Ga naar voetnoot30, een Esopus-bundel uit 1546Ga naar voetnoot31 en Van Jason ende Hercules (1556).Ga naar voetnoot32 Bovendien | |||||||||
[pagina 315]
| |||||||||
bezit de Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage een tweetal drukken, waarin plaats, drukker noch jaar vermeld worden, maar die op basis van de approbatie wellicht aan Symon Cock toegeschreven kunnen worden: Van Iulius Caesar (1545) en De distructie van Jherusalem (1546).Ga naar voetnoot33 Het argument waarop mevrouw Kronenberg haar toeschrijving feitelijk baseert, is het voorkomen van het randje met de twee paardekoppen, zoals afgedrukt op fo B 1 vo van de Historie, in een door Symon Cock gesigneerde druk uit 1533, Dat heylige leven ons heren Ihesu Christi (vgl. ill 1c en ill. 5).Ga naar voetnoot34 Bovendien is de Cronijcke van Vlaenderen, waarin de twee katernen van de Historie van Merlijn abusievelijk zijn meegebonden, gedrukt door Symon Cock. Daar de band nieuw is, kan de vergissing ook dateren van het tijdstip van herbinden (19de of 20ste eeuw). Groter lijkt mevrouw Kronenberg de kans dat de katernen van de Cronijcke en van de Historie reeds bij het vergaren ter drukkerij (dus bij Symon Cock) door elkaar gehaspeld zijn. Toekomstig onderzoek, met name naar de houtsneden, zou, aldus mevrouw Kronenberg, de toeschrijving kunnen onderbouwen. Na meer dan vijftig jaar lijkt het mij niet alleen gewenst de resultaten van mevrouw Kronenberg aan de huidige stand van het onderzoek te toetsen, maar ook het door haar gewenste onderzoek naar de afbeeldingen te verrichten. Nijver speurwerk heeft de laatste jaren onze kennis met betrekking tot de overgeleverde wereldlijke volks-en triviaalliteratuur aanzienlijk vergroot en o.a. de zojuist genoemde drukken van Symon Cock binnen dit genre dienen dan ook in het onderzoek betrokken te worden.Ga naar voetnoot35 Ook is door de verschijning van verschillende bibliografieën en catalogi, niet in de laatste plaats door het werk van mevrouw Kronenberg zelf, de Zuidnederlandse 16de-eeuwse boekproduktie inmiddels als geheel veel beter ontsloten.Ga naar voetnoot36 Door de publicatie van het typenonderzoek | |||||||||
[pagina 316]
| |||||||||
van de beide Hellinga's en van prof. Vervliet beschikken wij momenteel over een belangrijk apparaat bij de toeschrijving van Nederlandse drukken tot 1600.Ga naar voetnoot37 Bijstelling of onderbouwing van de conclusies van mevrouw Kronenberg op basis van het gebruikte lettermateriaal, blijkt echter ook met het nu beschikbare apparaat niet mogelijk. Het boek is gedrukt in het lettertype dat door Vervliet aangeduid wordt als T 20 (‘Lettersnijders English Textura’) en dat door de Hellinga's genoemd wordt ‘Lettersnider type A 2’.Ga naar voetnoot38 Door het vele gebruik dat in de zestiende eeuw van dit type is gemaakt, is het niet mogelijk bij de toeschrijving van de Historie dan Merlijn uit te gaan van het lettermateriaal: van de 80 drukkers van wie werk opgenomen is in de L'art typographique gebruikten 42 dit type.Ga naar voetnoot39 De Heliinga's hebben het ‘lettersnidertype’, voorzover gebruikt in de 15de eeuw, per drukker nauwkeurig gedetermineerd: voor de 16de eeuw is dit (nog) niet gebeurd. Bij een poging om, zoals mevrouw Kronenberg aan gaf, door middel van onderzoek naar de houtsneden de toeschrijving aan Cock te onderbouwen, blijkt het een groot gemis dat er op de Nederlandse 15de- en 16-de-eeuwse boekillustratie (nog) geen iconografische ingang bestaat. Toch bleek het mogelijk om van alle voorstellingen, randen en vignetten een andere afdruk en/of een afdruk van een voorbeeld of nasnijding op te sporen. Terwijl dit onderzoek door mij binnen de Nederlandse boekproduktie werd verricht, bleken alle betreffende afbeeldingen bijna uitsluitend in Antwerpse drukken voor te komen. In de Historie van Merlijn komen drie randen voor (ills. 1c, 2b en 3a), alsmede een vignet (ill. 1b). Dit vignet - mevrouw Kronenberg merkte dit reeds op - wordt bij Antwerpse drukkers zeer algemeen gebruikt en er hebben dan waarschijnlijk ook vele houtblokken van bestaan. Het komt o.a. voor in drukken van Vorsterman, van de Weduwe van Liesveldt en van Jan Roelandt. Cock gebruikt het o.a. op de verschillende titelpagina's | |||||||||
[pagina 317]
| |||||||||
van zijn Souterliedekens.Ga naar voetnoot40 Bij het verdere onderzoek naar de toeschrijving van de Historie zal ik dit vignetje buiten beschouwing laten. Het randje met de paardekoppen (ill. 1c) komt acht maal voor in Een schoone historie van Margriete van Limborgh die Cock in 1544 drukte.Ga naar voetnoot41 Dezelfde afbeelding gebruikte Cock eveneens op de titelpagina van Franciscus Titelman, Libri sex de consyderatione dialectica (1540)Ga naar voetnoot42 en - zoals reeds vermeld - eveneens op die van Dat heylighe leven ons heren Ihesu Christi. Bovendien komt dit randje voor in een druk uit 1534, waarvan de drukker niet bekend is: Alle de comnghen van Enghelant.Ga naar voetnoot43 Het voorkomen van de rand met de paardekoppen uit de Historie in drukken van Symon Cock kan de toeschrijving van dit volksboek aan deze drukker alleen dan enigermate ondersteunen, wanneer in de Historie en in de drukken van Cock van een en hetzelfde houtblok gebruik is gemaakt. Inderdaad blijkt bij nauwkeurige vergelijking voor deze rand te gelden dat alle afdrukken met hetzelfde houtblok zijn vervaardigd.Ga naar voetnoot44 Van deze rand heeft Cock tenminste één variant gebruikt: op dit blok maakt het randje deel uit van een grotere voorstelling, waarvan onmiskenbaar een deel is afgezaagd. Dit afgezaagde blok komt bij Cock voor in Den groten herbarius (1547).Ga naar voetnoot45 Hetzelfde afgezaagde blok wordt later een aantal malen gebruikt door Liesveldt, waarbij deze eenmaal het blok combineert met het bijbehorende deel.Ga naar voetnoot46 De afbeelding die zo ontstaat (man en vrouw gescheiden door een muur) kan | |||||||||
[pagina 318]
| |||||||||
slechts voor één tekst ontworpen zijn: Pyramus en Thisbe. De paardekopjes op dit bij Liesveldt en Cock voorkomende blok, verschillen duidelijk van die in de Historie en werpen geen nieuw licht op de toeschrijving van dit volksboek. Wel kan dit blok enig nieuw licht werpen op de overlevering van de Pyramus en Thisbe: de druk waarvoor deze afbeelding oorspronkelijk bedoeld moet zijn, is (nog) niet bekend.Ga naar voetnoot47 Naast het randje met de paardekoppen komen in de Historie nog twee randen voor: een rand met draakjes (zie ill. 3a) en een met kwasten (zie ill. 2b). Deze laatste rand is door mij uitsluitend aangetroffen in twee door Symon Cock gesigneerde drukken.Ga naar voetnoot48 De rand met de draakjes is door Cock zesmaal gebruikt: vijfmaal in de Margriete van Limborgh en eenmaal in Van Jason ende Hercules.Ga naar voetnoot49 Alle afdrukken van deze twee randen zijn met hetzelfde houtblok vervaardigd. Op één geval na, worden derhalve de drie houtblokken van de randen in de Historie verder uitsluitend gebruikt in drukken van Symon Cock. De uitzondering betreft - zoals eerder geconsteerd - een niet gesigneerde druk, die wellicht aan Cock toegeschreven moet worden. Ondersteunen ook de voorstellingen in de Historie de hypothese dat Cock het boek gedrukt heeft? Het boek telt vier houtsneden, die - gelet op de tekst - de volgende scenes zullen moeten verbeelden, maar, op één na, duidelijk niet voor dit boek zijn vervaardigd:
| |||||||||
[pagina 319]
| |||||||||
Alleen de voorstelling win de derde houtsnede (ill. 2a) kan in zijn geheel betrekking hebben op de tekst. De inhoud vande andere drie voorstellingen vertoont slechts een globale overeenkomst met de bijhorende passage uit de tekst. Zo is op de eerste houtsnede (ill. 1a) een jongeling geknield afgebeeld voor een koningspaar, terwijl in de tekst de oudere koning Angis knielt voor de dan nog ongehuwde Vortigher. Op de tweede afbeelding in de Historie (ill. 4) overhandigt een gewapend persoon een brief aan een rijker gekleed iemand, die uit een huis naar buiten komt. In de bijbehorende tekst lezen wij dat Vortighers bode een brief overhandigt aan een vorst, en wel aan koning Angis. Op de vierde houtsnede tenslotte (ill, 3b) zien wij een groep soldaten met hun aanvoerder tegenover een dame; de tekst vermeldt dat Merlijns moeder, met haar kind, Merlijn, op de armen, voor de rechter verschijnt. Deze drie houtsneden zijn derhalve zeker niet voor de Historie gesneden. Alleen de inhoud van de derde houtsnede (ill. 2a) past in alle opzichten bij de tekst en zou dan ook oorspronkelijk voor het volksboek ontworpen kunnen zijn. Omdat het hier om een weinig specifieke uitbeelding van een vorstenhuwelijk gaat, kan de houtsnede echter ook ontworpen zijn voor een van de vele andere prozaromans waarin vorstenhuwelijken worden beschreven. De eerste houtsnede, met de knielende Angis, is driemaal door Cock gebruikt: tweemaal in de Margriete van Limborgh en eenmaal in Van Jason ende Hercules.Ga naar voetnoot50 Eenmaal komt hetzelfde blok voor bij een andere Antwerpse drukker, Claes van den Wouwere, die als opvolger van Cock het blok uit diens boedel overgenomen zal hebben.Ga naar voetnoot51 Een bijna identieke afbeelding komt voor in de Turias ende Floreta die in 1554 bij Liesveldt verschijnt.Ga naar voetnoot52 In dit geval sluiten tekst en afbeelding precies bij elkaar aan (Turias knielt voor zijn ouders), zodat wij hier waarschijnlijk met een oorspronkelijke afbeelding te maken hebben. Deze houtsnede is veel preciezer | |||||||||
[pagina 320]
| |||||||||
uitgewerkt dan die in de Historie en zal dan ook als voorbeeld hebben gediend. Ook de tweede voorstelling uit de Historie (ill. 4) is een nasnijding van een kwalitatief betere voorganger. Deze voorganger komt tenminste voor in drie drukken van Vorsterman, in drie drukken van Van Doesborch en in één druk van Jan van Ghelen.Ga naar voetnoot53 De nasnijding die in de Historie van Merlijn is gebruikt, komt bij Cock voor in zijn Van Jason ende Hercules.Ga naar voetnoot54 Van de huwelijksscene (ill. 2a) zijn drie varianten bekend, en weer is de variant die in de Historie is gebruikt, waarschijnlijk een nasnijding. De kwalitatief bete re variant (het voorbeeld?) komt omstreeks 1510 voor bij H. Eckert van Homberch.Ga naar voetnoot55 De variant uit de Historie komt uitsluitend voor in drukken van Cock en van diens opvolger Van den Wouwere.Ga naar voetnoot56 De derde variant komt in twee zeventiende-eeuwse drukken voor.Ga naar voetnoot57 De vierde houtsnede uit de Historie (ill. 3b) is een nasnijding van een combinatie van twee andere blokken, die op zich elk weer nasnijdingen lijken van een deel van een grotere voorstelling (vgl. ill. 7). De genoemde combinatie van twee blokken wordt in elk geval tweemaal gebruikt, eenmaal door Vorsterman en eenmaal door Van Doesborch.Ga naar voetnoot58 De illustratie in de Historie is beslist een nasnijding van deze combinatie. De afbeelding | |||||||||
[pagina 321]
| |||||||||
met de dame is bij deze gelegenheid het sterkst gewijzigd: de tegelvloer is voor het grootste gedeelte vervangen door een aanduiding van het landschap op de achtergrond van de groep soldaten, terwijl twee zwarte tegels gehandhaafd bleven, in de veronderstelling dat het hier de voeten van de dame betrof (ill. 4b en ill. 7). Het losse blok met de soldaten komt op zich een aantal malen voor in drukken van Vorsterman en van Jacob van DoesborchGa naar voetnoot59, terwijl de losse afbeelding met de dame, in twee varianten, voorkomt bij dezelfde drukkers, bij Jan van Liesveldt en bij Jan van Ghelen.Ga naar voetnoot60. Aan deze vierde houtsnede uit de Historie heeft Sodmann reeds enige aandacht besteed.Ga naar voetnoot61 Omdat hij het verschil in kwaliteit en de aard van de verschillen tussen de losse voorstellingen en de gecombineerde afbeelding in de Historie niet heeft opgemerkt en de combinatie van de beide losse blokken niet kende, concludeert hij dat de losse blokken nagesneden zouden zijn naar het blok in de Historie. Omdat hij bovendien de discrepantie tussen de tekst en de voorstelling in de Historie van Merlijn niet heeft opgemerkt, kan hij concluderen dat het hier een voorde Historie zelf ontworpen illustratie betreft, die tot een veronderstelde druk van vóór 1528 heeft behoord. Deze ‘terminus ante quem’ ontleent hij aan het voorkomen van een van de vermeende nasnijdingen in een druk uit dat jaar. Zoals uit het voorafgaande blijkt, komen de veronderstellingen, die in de Historie zijn gebruikt, geheel of gedeeltelijk in verschillende varianten en/of combinaties voor bij andere, nagenoeg uitsluitend Antwerpse, drukkers. Het gaat bij de voorstellingen in de Historie echter om varianten die uitsluitend voorkomen in bet oeuvre van Symon Cock of van diens opvolger Van den Wouwere. Bij de vierde afbeelding in de Historie (ill. 3b) betreft het een blok dat - vorzover ik kan nagaan - uitsluitend in dit volksboek | |||||||||
[pagina 322]
| |||||||||
is gebruikt. Wat de randen betreft: twee ervan komen uitsluitend in drukken van Cock voor, terwijl de derde (de rand met de paardekopjes) ook door andere Antwerpse drukkers werd gebruikt, maar in de variant uit de Historie slechts voorkomt in door Cock gesigneerde en, eenmaal, in een zeer waarschijnlijk aan Cock toe te schrijven druk. Beschadigingen van houtblokken kunnen als hulpmiddel bij de datering van drukken worden gebruikt. Voorzichtigheid is echter geboden: wat een beschadiging lijkt, kan het gevolg zijn van slechte ininkting of van een slechte afdruk.Ga naar voetnoot62 Bovendien moet men rekening houden met het feit dat beschadigde houtblokken - zij het zeer zelden - gerepareerd werden: afdrukken van het ‘gave’ blok moeten dan later gedateerd worden dan afdrukken van hetzelfde blok in beschadigde toestand.Ga naar voetnoot63 Daarom wil ik in verband met een mogelijke datering van de Historie de staat van de drie randen (ills. 1c, 2b, 3a) en van de voorstellingen (ills. 1a, 2a en 3b), waarvan de blokken door Cock en door Van den Wouwere in verschillende drukken zijn gebruikt, nader bekijken. De eerste houtsnede (ill. 1a) vertoont in de Margriete van Lymborgh (1544) beschadigingen in de randen en in de zoom van ‘Angis’ rok, beschadigingen die in de Historie nog niet te zien zijn (vgl. ills. 1a en 6a). Dat het hier om werkelijke beschadigingen en niet om toevallige ininktings- of afdrukfouten gaat, blijkt uit het feit dat in 1556 (in de Van Jason ende Hercules) dezelfde beschadigingen zichtbaar zijn. Ook het blok met de houtsnede die de bode bij ‘Angis’ afbeeldt, lijkt in de Historie nog in een betere staat te verkeren dan in de Van Jason ende Hercules (1556). Andere afdrukken van ditzelfde blok zijn mij met bekend, zodat - theoretisch gezien - sprake kan zijn van een ininktings- of van een afdrukfout. Voor de houtsnede waarop Vortighers huwelijk is afgebeeld, kan wel weer met zekerheid geconstateerd worden dat de defecten in de afbeelding in de Van Jason ende Hercules (1556) het gevolg zijn van beschadigingen van het houtblok: als Claes van den Wouwere later hetzelfde blok gebruikt, komen immers dezelfde defecten voor.Ga naar voetnoot64 Ook de randen lijken in de Historie van | |||||||||
[pagina 323]
| |||||||||
gavere blokken afgedrukt te zijn dan in de Margriete van Lymborgh (1544) en in de Van Jason ende Hercules (1556). Het randje met de paardekoppen, in de Historie reeds beschadigd aan de onderzijde, vertoont in 1544 op dezelfde plaats meer beschadigingen (vgl. ills. 1c en 6b). In het randje met de draken zien wij in 1544 en in 1556 hoe het bladornament aan de bovenzijde van de staart van de rechterdraak niet meer met de staart verbonden is (vgl. ills. 3a en 6c). Het blok met de kwasten vertoont in opeenvolgende drukken geen defecten en kan, met het oog op de datering, buiten beschouwing blijven. De staat van de diverse houtblokken levert meer dan voldoende bewijs dat de Historie van Merlijn gedrukt is vóór de Margriete van Lymborgh, dus vóór 1544. Voor het bepalen van een terminus post quem zijn wij aangewezen op afdrukken van de houtblokken, waarbij deze in een gravere staat verkeren dan in de Historie. Dit is alleen het geval bij het randje met de paardekoppen. In 1533 gebruikt Cock dit randje in onbeschadigde toestand (ill. 5)Ga naar voetnoot65; één jaar later komt het blok eveneens onbeschadigd voor in niet gesigneerde druk, die echter op grond van het voorkomen van randje zeer waarschijnlijk aan Cock toegeschreven moet worden.Ga naar voetnoot66] randje met de paardekoppen leidt tot een ‘terminus post quem’ van 1534. Het was eveneens het randje met de paardekoppen, dat in 1929 mevrouw Kronenberg deed opmerken: ‘Zoo zou ik dus, onder alle voorbehoud, de mogelijkheid willen aannemen dat Symon Cock te Antwerpen de drukker van deze Merlijn is geweest’.Ga naar voetnoot67 Haar hoop dat toekomst een zekerder resultaat zou brengen, lijkt in deze bijdrage bewaarheid. Haar wens dat ooit een volledig exemplaar aan het licht zou kom is niet vervuld. Wellicht kan het tot troost strekken dat van de als bron voor het volksboek gebruikte Engelse tekst wel een volledig exemplaar is overgeleverd. | |||||||||
[pagina 324]
| |||||||||
Ill. 1a: Angis knielt voor Vortigher; ill. 1b vignet; ill. 1c: rand met paardekoppen (Uit: Historie van Merlijn. S.l., s.a,. detail fo B 1vo).
Ill. 2a: huwelijk Vortigher met de dochter van Angis; ill. 2b: rand met kwasten (Uit: Historie van Merlijn. S.l., s,a., detail fo B 2vo).
| |||||||||
[pagina 325]
| |||||||||
Ill 3a: rand met drakenmotief; ill. 3b: Merlijns moeder voor de rechter (Uit: Historie van Merlijn. Sl., s.a., detail fo D 2ro).
Ill. 4: bode van Vortigher arriveert bij Angis (Uit: Historie van Merlijn. S.l., s.a. detail fo B 2ro).
Ill. 5: rand met paardekoppen (Uit: Dat heylighe leven ons heren Ihesu Christi. Antwerpen, Cock, 1533, detail titelpagina).
| |||||||||
[pagina 326]
| |||||||||
Ill. 6a: knielende figuur voor vorstenpaar; ill. 6b: rand met paardekoppen; ill. 6c: rand met drakenmotief (Uit: Een schoone historie van Margriete van Limborch. Antwerpen, Cock, 1544, detail fo E 3ro).
Ill. 7a: soldaten met hun aanvoerder; ill. 7b: dame op tegelvloer (Uit: Heer Frederick van Jenuen. Antwerpen, Vorsterman, 1531, detail fo E 2ro).
| |||||||||
[pagina 327]
| |||||||||
Verantwoording illustratiesAlle illustraties zijn verkleind.
| |||||||||
[pagina 328]
| |||||||||
RésuméLa Bibliothèque Royale à Bruxelles possède deux fragments d'un roman populaire néerlandais dont Merlin est le sujet principal (l'Historie van Merlijn). Ces fragments ont été édités en 1929 par Mme Kronenberg, qui ne s'est pas bornée à des recherches concernant la provenance du texte, mais qui a en plus fait quelques efforts pour savoir où, par qui et quand l'Historie a été imprimée. Plus de cinquante ans après, les résultats de ses recherches ont besoin d'être précisés et rectifiés. Dans l'article ci-dessus le texte de l'Historie est comparé à une version du Of Arthour and of Merlin anglais, qui a été imprimée entre autres en 1510 à Londres: A lytel treatyse of ye byrth and prophecye of Marlyn. Ce texte, qui a été reconnu comme une version d'Of Arthour and of Merlin pour la première fois par l'auteur de cet article, paraît avoir été la source du roman populaire néerlandais. L'Historie est beaucoup plus qu'une traduction pure et simple: descriptions superflues ont été omises, inconséquences corrigées et dialogues en vers insérés. Ce petit livre a-t-il été imprimé en effet à Anvers autour de 1540 par Symon Cock? Telle était l'hypothèse soulevée sous toute réserve par Mme Kronenberg. Il paraît que pour toutes les illustrations des bois ont été utilisés qu'on peut tracer uniquement dans l'oeuvre de Symon Cock ou de son successeur Van den Wouwere. La comparaison de l'état des bois dans les différents livres de Cock et de Van den Wouwere résulte pour l'Historie van Merlijn en 1534 comme ‘terminus post quem’ et en 1544 comme ‘terminus ante quem’.
trad. par Mme L.C. Kuiper-Brussen |
|