apparaat zijn deze vele wijzigingen alle genoteerd! Ook Carranza zelf bracht hier en daar nog veranderingen en aanvullingen aan. Een derde hand is eveneens aan het werk geweest, doch wijzigingen van belang met de gedrukte tekst zijn hier niet te constateren; in enkele gevallen zijn zij niet door de drukker overgenomen, zodat zij vermoedelijk eerst na de druk van het boek zijn aangebracht.
Carranza heeft zijn Comentarios sobre el Catechismo christiano geschreven tijdens zijn verblijf in Engeland, waar hij met Filips II vertoefde sinds 1554 en één van de voornaamste bewerkers werd van de restauratie van het katholicisme onder Maria Tudor (16-21), ook nadat de toekomstige koning van Spanje in 1555 was vertrokken naar Vlaanderen. Hij begon aan het werk op het eind van 1555 (51). Toen Filips in 1557 nog enige maanden in Engeland was en dan in juli weer vertrok, ging op zijn bevel Carranza mee naar Brussel. Daar werd hij kort daarna benoemd tot aartsbisschop van Toledo, het belangrijkste en tevens rijkste diocees van Spanje, en op 27 februari 1558 door Granvelle gewijd. Slechts enkele personen feliciteerden hem niet; een van hen was de Franciscaan Bernardo de Fresneda, de biechtvader van Filips. Fresneda werd kort daarna een der kernfiguren in het drama dat zich in augustus 1559 rond de nieuwe prelaat zou gaan afspelen (24-25; 40).
Toen werd Carranza immers op bevel van de inquisiteur-generaal Francisco de Valdés gearresteerd op beschuldiging dat een aantal uitlatingen in de Comentarios niet rechtzinnig zou zijn. Het daarna volgende, langdurige proces doet hier ter plaatse verder niet ter zake (zie De Gulden Passer 50, 1972, 68-70).
Tussen juli 1557 en februari 1558 moet Nutius het grote werk van Carranza gedrukt hebben (26). Later maakte de auteur toespelingen op drukfouten (52-53). Tellechea Idígoras heeft ook het geluk gehad het originele koninklijk privilege van 6 juni 1557, gegeven te Londen, te vinden. Hij drukt de volledige tekst voor het eerst af (51-52), omdat deze in de uitgave slechts in verkorte vorm is weergegeven.
Het boek is, zoals gezegd, uiterst zeldzaam geworden. Naar eigen zeggen zond Carranza zelf twee dozijn exemplaren van de Nederlanden uit naar Spanje. Toen hij daar aankwam, had hij er zeven of acht bij zich, die werden bewaard in een koffer, en één gebruikte hij persoonlijk om er nog correcties in aan te brengen; twee exemplaren die in zijn bisdom in omloop waren, trok hij in (56-57). Vervolgens bezat uiteraard Filips II het boek evenals Don Carlos, terwijl drie personen van adel, die met Carranza in betrekking stonden, eveneens het boek bezaten. Van twee hunner, onder wie Don Carlos, weten wij echter dat zij het direkt aan de Inquisitie moesten afstaan (3). Ten slotte had de schrijver in de Nederlanden de jezuiet Salmerón de Comentarios ten geschenke gegeven. Een enkel zeldzaam geraakte nog in Rome. Al met al waren dus rond veertig tot vijftig exemplaren in omloop. Toen Carranza de Nederlanden verliet had hij de drukker bevolen de rest van de oplage te bewaren totdat uit Spanje bericht zou komen om ze al dan niet in de handel te brengen. Te Valladolid aangekomen, schreef hij aan een hem bekende koopman alles tot zich te nemen en te zorgen dat geen enkel exemplaar naar Spanje zou worden gezonden: de drukker was voor zijn werk geheel betaald (56-57). In 1559 stond het boek reeds op de Index zoals deze door De Valdéz was opgesteld, dus vlak na de arrestatie, zonder officiële veroordeling...
Hiermee is voldoende duidelijk dat een moderne heruitgave van dit boek van Carranza wel op zijn plaats is. ‘Het was het meest omstreden boek in het Spanje van de 16e eeuw’, zegt Tellechea Idígoras, terwijl het een van de beste in zijn soort van de katholieke theologie in geheel Europa was (4; 5).