heden van Lebeer en ried hem aan zich toe te leggen op kunstgeschiedenis en zich, met het oog op een examen in 1924, te specialiseren in de geschiedenis van de graveerkunst. In feite waren de grondslagen voor een dergelijke studierichting reeds aanwezig, want Lebeer had steeds veel belangstelling getoond voor al wat met kunst te maken had. Op muzikaal terrein b.v. verleende hij gedurende de eerste wereldoorlog als zanger zijn medewerking aan liefdadigheidsconcerten. Dat hij hierbij een heel eind boven het niveau van de amateur uitsteeg bleek uit het feit, dat hij met aria's voor het voetlicht kwam die tot het repertoire van beroepszangers behoren.
Eind 1925 werd Louis Lebeer verbonden aan het Prentenkabinet en vanaf 1927 verschenen van zijn hand achtereenvolgens De Vlaamsche houtsnede, Etskunst en verschillende artikelen over grafiek. Voor de keus van de Vlaamse prenten, bestemd voor de afdeling Kunst van de Wereldtentoonstelling te Antwerpen in 1930, werd op hem een beroep gedaan, en ook de samenstelling van de catalogus werd hem toevertrouwd. Weldra volgde hij René van Bastelaer op als lesgever bij het ‘Institut supérieur d'Histoire de l'Art et d'Archéologie’ te Brussel, waar hij de geschiedenis van de grafische kunsten doceerde.
In 1930 werd Louis Lebeer, ondanks zijn geringe anciënniteit, door hoofdconservator Victor Tourneur voorgedragen als adjunctconservator, belast met de leiding van het Prentenkabinet, en vervolgens met ingang van 31 oktober in die functie benoemd. Deze bevordering dankte hij in niet geringe mate aan het zeer vleiende rapport waarmee conservator Van Bastelaer hem vóór zijn vertrek met pensioen had aanbevolen. Gedurende dertig jaar zou Lebeer zich met grote ijver en bekwaamheid geheel aan zijn taak in het Prentenkabinet wijden.
Tijdens zijn loopbaan wist hij de verzamelingen voortdurend te verrijken, zowel met oude als nieuwe werken, zowel met vreemde prenten als prenten van eigen bodem, zowel met artistieke als dokumentaire aanwinsten. Bij zijn pensionering in 1960 waren de collecties zozeer aangegroeid, dat men er zonder veel moeite een schitterende tentoonstelling mee heeft kunnen opbouwen, zonder evenwel een volledig representatief overzicht van de