De Gulden Passer. Jaargang 51
(1973)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Noord-Nederlandse muziekuitgaven met de Plantijnse notentypen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Plantijnse notentypen, een gebruik, dat zich aanzienlijk verder uitstrekt dan de Leidse Plantijnse drukkerij. Behalve te Leiden is het materiaal, overigens beperkt tot het ‘Middelbaer Musicq’, ook gebruikt te Haarlem en te Amsterdam. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
LeidenDe door Plantijn in 1583 gestichte Leidse Plantijnse drukkerij werd na zijn vertrek uit Leiden in 1585 voortgezet door zijn schoonzoon François Raphelengius. Na diens dood in 1597 voerden diens zoons de leiding, eerst Christoph, tot 1600, dan François (II), tot de opheffing van de Leidse Plantijnse drukkerij in 1619Ga naar voetnoot3. Gedurende de jaren 1600-1612 verscheen er een zestal muziekuitgaven, gedrukt met de Plantijnse notentypen, en wel vier werken van de Leidse organist Cornelis Schuyt (te weten Madrigali a cinque voci (1600), Hollandsche Madrigalen (1603), Dodeci Padovani (1611) en Hymeneo (1611)), één werk van Jan Pietersz Sweelinck (Rimes francoises et italiennes (1612)) en een verzamelwerk met Italiaanse madrigalen (Nervi d'Orfeo (1605)). Vier ervan zijn uitgegeven door de Raphelengii zelf; in twee gevallen maakten andere Leidse uitgevers, te weten Jan Jansz Orlers en Hendrick Lodewijcksz van Haestens, gebruik van de Plantijnse noten-typen. Alle uitgaven zijn in-quarto, vier ervan hoog, twee lang (oblong)Ga naar voetnoot4. Alle zijn ze reeds één of meermalen uitgebreid beschreven te vinden in de literatuur. We hoeven er daarom niet dieper op in te gaanGa naar voetnoot5. In 1619 werd de Leidse Plantijnse drukkerij opgeheven. Het typographisch materiaal keerde hoofdzakelijk terug naar Antwerpen; de boeken uit de winkel werden verkocht. Ze werden op 14 oktober 1619 geveild, van welke veiling de catalogus, onder de titel Catalogus librorum residuorum tabernae Raphelengianae (Leiden: | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
H. Lz. van Haestens, 1619), bewaard is geblevenGa naar voetnoot6. Deze catalogus bevat onder het hoofd ‘Musici’ vijftien titels van muziekboeken. De titels zijn in het algemeen tamelijk volledig, accuraat gespeld en met vermelding van formaat, naam van uitgever (indien te Antwerpen: Plantijn of Phalesius) of plaats van uitgave (indien niet te Antwerpen), en jaar van uitgave. De lijst bevat diverse vocale werken uit de 16de eeuw, gedeeltelijk van Plantijns persen te Antwerpen, enkele vocale werken uit het begin van de 17de eeuw, en enkele instrumentale werken uit het begin van de 17de eeuw. Zie Aanhangsel B. De catalogus bevat niet de uitgaven van de eigen Leidse persen. De bewaard gebleven inventarissen van de Plantijnse drukkerij en het bewaard gebleven materiaal aan matrijsen en ponsioenen maken het mogelijk na te gaan over welk noten-materiaal de Raphelengii in Leiden de beschikking haddenGa naar voetnoot7. Het blijkt een partij matrijsen van de ‘Middelbaer Musicq’ te zijn, die nog steeds in het Museum Plantin-Moretus bewaard wordt, en wel onder nr. MA 100. Deze partij was in 1578 door Henri du Tour vervaardigd en wordt vermeld in de Antwerpse inventaris van 1581 (als ‘Notes de Musique in 4o de la taille de H. du Tour justifiées’), vervolgens in de Leidse inventaris van 1590 (‘80 Notes de Musique in 4o justés’) en dan weer in de Antwerpse inventaris van 1652 onder het hoofd ‘Noch Matrysen, die niet gebruyckt en worden’ (‘77 Matrijsen van Middelbaer Musicq ghejusteert met Instrument-stucken’). De matrijsen gingen dus na de opheffing van de Leidse Plantijnse drukkerij in 1619 terug naar Antwerpen. Toch zijn nog na dat jaar een aantal Noord-Nederlandse uitgaven, gedrukt met de Plantijnse noten-typen, aan te wijzen, en wel omdat het materiaal aan gegoten noten-typen niet naar Antwerpen terugkeerde. Na 1619 is het in handen geweest van een viertal Haarlemse en Amsterdamse eigenaren, meest muziekuitgevers, die er een aantal uitgaven van hebben laten drukken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
HaarlemDe notentypen van de Leidse Plantijnse drukkerij werden verkocht aan David van Horenbeeck, voorzanger aan de Grote Kerk te HaarlemGa naar voetnoot8. Horenbeeck gebruikte de typen in eerste instantie voor het drukken van Sweelinck's bewerkingen van het Franse psalter van Marot en De Bèze. Zo verscheen eerst in 1621 het vierde boek van Sweelinck's Psalmen (de eerste druk), dan in 1624 een herdruk van het eerste boek. Beide uitgaven zijn gedrukt door Herman Kranepoel te Haarlem. Van een uitgave van het tweede en derde boek van Sweelinck's psalmen schijnt het niet gekomen te zijn. Na deze onderneming zijn de Plantijnse notentypen uit Horenbeeck's bezit te vinden in een aantal uitgaven van zéér verscheiden aard, te weten: in Adrianus Valerius' Nederlandtsche Gedenck-clanck (uitgegeven voor de erfgenamen van de schrijver, 1626) voor de in het werk opgenomen liederen; op de muziekbladen met composities van Cornelis Helmbreker bij Wilhelmus Nieuwenhuysen's Oratio (uitgegeven door Adriaen Rooman, 1628/1629); in Samuel Ampzing's pamflet West-Indische Triumph-basuyne (zelfde uitgever, 1629) voor een lied-melodie; en in de uitgave van Cornelis Thymans Padbrué's Kusjes (uitgegeven door Harman Kranepoel, 1631), een bundel met ‘Nederlandse madrigalen’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
AmsterdamDe reis, die de Plantijnse notentypen in de Noordelijke Nederlanden aflegden, was in Haarlem nog niet ten einde. Het vervolg van de weg kunnen we echter uitsluitend afleiden uit de muziekuitgaven, waarin de notentypen gebruikt zijn. Er zijn ons geen berichten over verkoop of vermeldingen over de herkomst van de typen in die uitgaven bekend. Na 1631 zijn de typen achtereenvolgens te vinden in uitgaven van drie Amsterdamse (muziek-) uitgevers, te weten Broer Jansz, Cornelis de Leeuw en Paulus Matthysz. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Kort na de uitgave van Padbrué's Kusjes in 1631 kwamen de typen in handen van de Amsterdamse uitgever Broer Jansz. Deze drukte er verscheidene werken mee: Jan Jansz Starter's liedboek de Friesche Lust-hof (1634) en een aantal bundels met meerstemmige muziek, te weten de verzamelbundel met Franse chansons het Livre septième (1640), diverse werken van Cornelis Thymansz Padbrué (1640-1645) en diverse werken van Cornelis de Leeuw (1642-1646)Ga naar voetnoot9. Zeer waarschijnlijk was de componist-uitgever Cornelis de Leeuw de volgende eigenaar van de notentypen. In 1648 gaf hij een uitgave van Giovanni Giacomo Gastoldi's Balletten met drie stemmen, de ‘Nederlandse versie’ van de Balletti a tre voci, uit, van welke uitgave geen exemplaar bewaard is geblevenGa naar voetnoot10. Om redenen, waarop we hier niet in kunnen gaan, moeten we aannemen, dat de muziekboekjes, afgebeeld op Lambert van der Tempel's schilderij ‘David Leeuw en zijn familie’ (1671), tot deze uitgave behorenGa naar voetnoot11. Op dit schilderij nu, is in de muziekboekjes duidelijk de Plantijnse C-sleutel herkenbaar. De volgende en laatste bekende eigenaar (of alleen gebruiker?) van de Plantijnse notentypen in de Noordelijke Nederlanden is kenbaar uit een uitgave van hetzelfde muziekwerk als de voorgaande. Paulus Matthysz' uitgave van Gastoldi's Balletten met drie stemmen, ongedateerd, doch in 1657 te plaatsenGa naar voetnoot12, is tevens het laatste muziekwerk, dat, voorzover bekend, met de Plantijnse notentypen is gedrukt. De reden waarom Cornelis de Leeuw de notentypen aan Matthysz overdeed vòòr het beëindigen van zijn drukkerij in 1660 is niet bekend. Dat Matthysz het zetsel overnam, lijkt niet aannemelijk. Mogelijk leende hij de typen. De typen zijn niet te vinden in enige latere muziekuitgave van De Leeuw | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
(t/m 1658) of Matthysz (t/m 1684, zijn erfgenamen tot 1720). Aldus eindigde de tocht van de Plantijnse notentypen in de Noordelijke Nederlanden, welke over Leiden en Haarlem naar Amsterdam voerde, aldaar in 1657. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
Aanhangsel A.
|
1. | Cornelis Schuyt, Madrigali a cinque voci (1600): In Leyda, Nella Stampa del Plantino, Apresso Christoforo Rafelengio, M.D.C. Zie Stellfeld (1949), nr. 17. Annegarn (1973), blz. 105 e.v. |
2. | Cornelis Schuyt, Hollandsche Madrigalen (1603): Tot Leyden, in de Plantijnsche Druckerije op Kosten van Jan Jansz Orlers. M.D.C. III. Zie Lenaerts (1937), blz. 28. Annegarn (1973), blz. 168 e.v. |
3. | Nervi d'Orfeo (1605): In Leida, Apresso Henrico Lodovico de' Haestens. Con gli Caratteri Plantiniani de' Rafelengi, 1605. Zie Stellfeld (1949), nr. 18. Schönberger (1973). |
4. | Cornelis Schuyt, Dodeci Padovane et altretante Gagliarde (1611): In Leyda, Nella stampa de' Rafelengi, 1611. Zie Stellfeld (1949), nr. 19. Annegarn (1973), blz. 201 e.v. |
5. | Cornelis Schuyt, Hymeneo overo Madrigali nuptiali (1611): In Leyda, nella stampa de' Rafelengi. 1611. Zie Stellfeld (1949), nr. 20. Annegarn (1973), blz. 135 e.v. |
6. | Jan Pietersz Sweelinck, Rimes francoises et italiennes (1612): A Leyden, En l'Imprimerie de Raphelengius. Zie Stellfeld (1949), nr. 21. |
II. Haarlem (1621-1631)
7. | Jan Pietersz Sweelinck, Livre quatriesme des Pseaumes de David (1621): A Haerlem, Imprimé aux despens de David van Horenbeeck par Harman Kranepoel. Anno M.D.C.XXI.a |
8. | Jan Pietersz Sweelinck, Livre premier des Pseaumes de David (1624): A Haerlem, Imprimé aux despens de David van Horenbeeck par Harman Kranepoel. Anno M.D.C.XXIV.a |
9. | Adrianus Valerius, Nederlandtsche Gedenck-clanck. Haarlem: voor de erfgenamen van de schrijver, 1626.a |
10. | Cornelis Jansz Helmbreker, composities toegevoegd aan Wilhelmus Nieuwenhuysen, Oratio (1629): Gedruckt tot Haerlem, By Adriaen Rooman, Ordinaris Stadts-Boeck-drucker in de vergulde Parsze, Met de noten van D. v. Horenbeeck. Anno 1629.b |
11. | Melodie op blz. 1 van Samuel Ampzing, West-Indische Triumphbasuyne. Haarlem: Adriaen Rooman, 1629.c |
12. | Cornelis Thymansz Padbrué, Kusjes (1631): Tot Haerlem, Gedruckt By Harman Cranepoel, Boeck-drucker inde korte Bagijnestraet, in't groene Kruys. Anno M.D.C.XXXI.d |
III. Amsterdam (1634-1657)
IIIa. Broer Jansz (1634-1646)
13. | Jan Jansz Starter, Friesche Lust-hof. Amsterdam: Broer Jansz, 1634.a |
14. | Livre septième des chansons vulgaires. Amsterdam: Broer Jansz, 1640.e |
15. | Cornelis Thymansz Padrué, J. v. Vondels Kruysbergh. Idem, 1640.f |
16. | Cornelis Thymansz Padbrué, Kusjes. Idem, 1641.a |
17. | Cornelis Thymansz Padbrué, Symphonia in nuptias D.J. Everswijn et Luciae Buys. Idem, 1641.g |
18. | Cornelis Thymansz Padbrué, Symphonia in nuptias D.M. Steyn et Mariae van Napels. Idem, 1642.g |
19. | Cornelis de Leeuw, Hollantsche vreughd'. Idem, 1642.h |
20. | Cornelis Thymansz Padbrué, Eere-krans voor C. Sohier en Catharina Koymans. Idem, 1643.g |
21. | Cornelis Thymansz Padbrué, 't Lof van Jubal, Eerste deel. Idem, 1643.a |
22. | Cornelis de Leeuw, Lofsangen op de geboorte Christi. Idem, vóór 1644.h |
23. | Cornelis de Leeuw, Hollantsche vreughd', Tweede deel. Idem, vóór 1644.h |
24. | Cornelis Thymansz Padbrué, 't Lof Jubals, Tweede deel. Idem, 1645.a |
25. | Cornelis de Leeuw, Stichtelycke Rymen, Idem, 1646.c |
IIIb. Cornelis de Leeuw (1648)
26. | Giovanni Giacomo Gastoldi, Balletten met drie stemmen. Amsterdam: Cornelis de Leeuw, 1648.h |
IIIc. Paulus Matthysz (1657)
27. | Giovanni Giacomo Gastoldi, Balletten met drie stemmen. Amsterdam: Paulus Matthysz, 1657.a
|
Tijdens het ter perse gaan van dit artikel trof ik de Plantijnse notentypen nog aan in de volgende liedboeken: Samuel Ampzing, Het Hoog-lied van den heyligen ende wijsen Koning ende Propheet Salomon (Haarlem: Adriaen Rooman, 1629); Samuel Ampzing, De Klaeg-lieden van de H. Propheet Jeremias (Haarlem: Adriaen Rooman, 1629); Jan Harmensz Krul, Christelyke Offerande (Amsterdam: Cornelis Dircksz Kool, 1640); Jan Harmensz Krul, Minne-spiegel ter Deughden (Amsterdam: Cornelis Danckertsz van Zeevenhoven, 1639); Frans Esausz den Heussen, Den Christelijcken Jonghelingh (Amsterdam: Marten Jansz Brandt, 1647, gedrukt door Dominicus vander Stichel).
Aanhangsel B.
Lijst van muziekboeken, vermeld in de auctie-catalogus van de Leidse Plantijnse drukkerij; Catatogus librorum residuorum tabernae Raphelengianae, Lugduni-Batavorum, Excudebat Henricus Ludovici ab Haestens, Anno MD.C.XIX., bl. K 5 verso.
Vermelding | Identificatie |
---|---|
1. Missae Musicales Georgij de la Hele. fo. Plantin 1578. | G. de la Hele, Octo missae 5, 6 et 7 vocum. Antwerpen: C. Plantin, 1578. |
2. Missae Musicales Alardi Nucei du Gauquier. fo. Plantin 1581. | Alardus Nuceus vulgo Du Gaucquier, Quatuor missae 5, 6 et 8 vocum. Antwerpen: C. Plantin, 1581. |
3. Missae Musicales tres Clementis non Papae, duae quinque, vna sex vocum. fo. Louanij 1559. | J. Clemens non Papa, Missae musicales tres. Leuven: P. Phalesius, 1559. |
4. Chansons Françoises, Madrigali, & Cantiones sacrae de Seuerin Cornet à V. VI. VII. & VIII. voix. 4o. Plantin 1581. | S. Cornet, Chansons françoyses à 5, 6 et 8 parties. Antwerpen: C. Plantin, 1581. |
S. Cornet, Madrigali a 5, 6, 7 et 8 voci. Antwerpen: C. Plantin, 1581. | |
S. Cornet, Cantiones musicae a 5, 6, 7 et 8 vocum. Antwerpen: C. Plantin, 1581. | |
5. Chansons d'André Peuernage à V. parties, liure second. 4o. Plantin 1590. Item liure troisiesme. 4o. Plantin 1590. | A. Pevernage, Chansons à 5 parties, Livre second. Antwerpen: C. Plantin, 1590. A. Pevernage, Chansons à 5 parties, Livre troisième. Antwerpen: C. Plantin, 1590. |
6. Conuitto Musicale di Horatio Vecchi. 4o. Phalesius 1598. | O. Vecchi, Convito musicale a 3, 4, 5, 6, 7 et 8 voci. Antwerpen: P. Phalesius en J. Bellerus, 1598. |
7. Lagrime di Sant Piero. di Orlando Lasso. fo. Monaco 1595. | O. di Lasso, Lagrime di San Piero. München: A. Berg, 1595. |
8. Madrigali di Luca Marenzio à cinque & sei voci. 4o. Phalesio 1609. | L. Marenzio, Madrigali a 5 voci (primoquinto libro). Antwerpen: P. Phalesius, 1609. |
L. Marenzio, Madrigali a 6 voci (primoquinto libro). Antwerpen: P. Phalesius, 1609. | |
9. Musiche prime nuoue di Angelo Notari. fo. London 1616. | A. Notari, Prime musiche nuove a 1, 2 et 3 voci. Londen: W. Hole, 1613. |
10. Ode quinque vocum in Nuptias Fagelij. fo. | ???a |
11. Liure Septiesme à quattre parties 4o. Phalese 1613. | Livre septième des chansons vulgaires à 4 parties. Antwerpen: P. Phalesius, 1613. |
12. Pseaumes mis en musique par Ian Pieterss. Sweelinck, trois liures 4o. Comm.b 1604. 1613. | J. Pz Sweelinck, 50 Pseaumes de David. Amsterdam, 1604. |
J. Pz Sweelinck, Livre second (troisième) de Pseaumes de David. Amsterdam: H. Barentsen, 1613 (1614). | |
13. Testudo spiritualis Danielis Laelij: les Pseames sur la tabulature du Luth. fo. Arnhem 1617. | D. Laelius, Testudo spiritualis. Arnhem: Jan Jansz, 1617. |
14. Florida Testudinis Ioac. vanden Houe fo. Vltrajecti 1601. | J. vanden Hove, Florida. Utrecht: S. du Roy en J. Wz van Rhenen, 1601. |
15. Eiusd Praeludia Testudinis ad Symphoniam duarum vocum, vel duarum Violarum. fo. Leydae 1616. | J. vanden Hove, Preludia ad Symphoniam. Leiden: G. Basson, 1616. |
a. Waarschijnlijk een huwelijksgezang vervaardigd voor het huwelijk van François Fagel en Maria Rosa, in 1613 te 's-Gravenhage gesloten (Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek, III, 1914, kol. 385-386). Men vraagft zich af of dit misschien de vijfstemmige huwelijkszang van Jan Pietersz Sweelinck is, die later
door Johannes Stabaeus gecontrafacteerd is uitgegeven als Melos fausto quondam thalamo lectissimi conjugum paris dicatum (Dantzig 1638). Mischien wordt naar hetzelfde werk verwezen in de catalogus van het collegium musicum te Leeuwarden, opgemaakt rond 1640, waar we vermeld zien: ‘Een bruilofsgedicht met 5en per Swelingh’. (R. Visscher, Iets over het Muziekleven te Leeuwarden in het begin van de 17e eeuw, in De Vrije Fries, 28, blz. 17-33).
b. Comm. = Hieronymus Commelin te Heidelberg?
Music-editions in the Northern Netherlands printed with Plantin note types
The famous Antwerp Plantin printing house published a number of music books, as did Plantin's grand-children Christoph and François Raphelengius in the Leyde plant of the Plantin house. Six such editions of the Raphelengii are known, from the period 1600-1612. They use the typical, easily recognizable, Plantin note types. After the closing down of the printing office in Leyde in 1619, the matrices of the music types returned to Antwerp. A number of casted types, however, circulated thereafter through the Netherlands during some decades. First they came in possession of David van Horenbeeck in Haarlem (1621-1631), then of Broer Jansz (1634-1646), Cornelis de Leeuw (1648) and Paulus Matthysz (1657) in Amsterdam, respectively. All these possessors printed several music books with the types. No trace of the types can be found after 1657.
- voetnoot1
- J.A. Stellfeld, Bibliographie des éditions musicales plantiniennes. Brussel, 1949.
- voetnoot2
- H. Carter, The Types of Christopher Plantin, in The Library, 5th series, vol. 9, 1956, blz. 170-179.
- voetnoot3
- L. Voet, The Golden Compasses (Antwerpen, 1970), Vol. I, blz. 169-178.
- voetnoot4
- De bundels van Schuyt zijn in hoog-quarto, de twee andere in lang-quarto.
- voetnoot5
- Stellfeld, op. cit., nrs. 17-21, blz. 222 e.v.; R.B. Lenaerts, Het Nederlands polifonies lied in de zestiende eeuw (Leuven 1933), blz. 28-29 (Hollandsche Madrigalen); A. Annegarn, Floris en Cornelis Schuyt (Amsterdam 1973), blz. 105 e.v. (werken van Cornelis Schuyt); E. Schönberger, Nervi d'orfeo, Een Leidse madrigaalbundel uit 1605, Tijdschrift van de Vereniging voor Noord-Nederlandse Muziekgeschiedenis, 22, 1973, blz. 18-29 (Nervi d'Orfeo).
- voetnoot6
- Herdrukt in-facsimile in E. van Gulik en H.D.L. Vervliet, Een gedenksteen voor Plantijn en Van Raphelingen te Leiden, Leiden 1965.
- voetnoot7
- Zie M. Parker, K. Melis, en H.D.L. Vervliet, Typographica Plantiniana. II. Early Inventories of Punches, Matrices and Moulds, in the Plantin-Moretus-Archives, in De Gulden Passer, 38, 1960, blz. 1-139.
- voetnoot8
- Deze verkoop wordt vermeld zonder directe bronopgave in B. van den Sigtenhorst Meyer, De vocale muziek van Jan Pietersz Sweelinck ('s-Gravenhage 1948), blz. 107. Hoewel het bericht kennelijk juist is, kon ik er geen documentatieve steun voor vinden.
- voetnoot9
- De werken van Cornelis de Leeuw zijn op één uitzondering na verloren gegaan. Het gebruik erin van de Plantijnse typen is een veronderstelling, gegrond op hun uitgave door Broer Jansz.
- voetnoot10
- Cornelis de Leeuw drukte zeer waarschijnlijk niet zelf in die jaren. Als drukkers komen o.m. in aanmerking Broer Jansz en Paulus Matthysz.
- voetnoot11
- Het schilderij is in bezit van het Rijksmuseum te Amsterdam. Reproductie in Die Musik in Geschichte und Gegenwart, Vol. XII, tegenover kol. 1281.
- voetnoot12
- Datering op grond van de advertentie in de Courante uyt Italien ende Duytschlandt van 14 juli 5657.