ongelooflijk rijke verzameling stempels en matrijzen van het Museum. Zijn belangstelling werd hierdoor gericht op de studie van de lettertypes gebruikt in de Nederlanden in de 16e eeuw. Een eerste resultaat is deze monumentale verhandeling over één, maar dan ook, van Nederlands standpunt uit, vitaal facet van het onderwerp: de lettertypes zoals gecreëerd door inheemse lettersnijders. In Sixteenth-Century Printing Types of the Low Countries krijgt men dus geen overzicht van de vreemde - Franse, Italiaanse, Duitse - lettertypes, toen in de Nederlanden door typografen gebruikt in hun publicaties. Enkel de inheemse scheppingen werden weerhouden - maar, aangezien vele van deze Nederlandse creaties in de 16e en 17e eeuw hun weg vonden naar het buitenland (Engeland werd zelfs in sterke mate ‘overstroomd’ door Nederlandse types), is dit handboek eveneens geroepen grote diensten te bewijzen aan de vorsers, die de typologie bestuderen in de omliggende landen.
Enkel kan worden betreurd dat de auteur zich strak heeft gehouden aan het begrip ‘Nederlands lettersnijder’, waardoor meer in het bijzonder de zeer vruchtbare, historische uiterst belangrijke kunstenaar Robert Granjon buiten beschouwing werd gelaten - een Fransman van geboorte, wiens werk inderdaad voor een deel buiten de Nederlanden werd geconcipieerd, maar die toch gedurende ettelijke jaren te Antwerpen vertoefde en aldaar voor Plantin een indrukwekkende reeks stempels heeft gesneden.
Na een inleidend hoofdstuk over typologie, de diverse strekkingen in deze nog jonge studietak en de technische aspecten van het probleem (stempels, matrijzen, gietvormen, corpsen) volgt een rijk gedocumenteerd biografisch overzicht van de onderscheidene lettersnijders uit de Nederlanden, die het hunne hebben bijgedragen tot het fatsoeneren in de 16e eeuw van de ‘Nederlandse letter’ - Henric van Symmen (Antwerpen), Henric Pieterszoon Lettersnijder (Antwerpen, Delft, Rotterdam), Cornelis Henricszoon Lettersnijder (Delft), Jan Dingelsche alias Lettersnijder (Antwerpen), Jan Thibault (Antwerpen), Joos Lambrecht (Gent), François Guyot (Antwerpen), Gabriel Guyot (London, Middelburg, Rotterdam), Ameet Tavernier (Antwerpen), Hendrik van den Keere (Gent) - om te besluiten met de anoniemen en een paragraaf over de lettergieters.
De volgende hoofdstukken zijn gewijd aan de studie van de verschillende lettersoorten in de Nederlanden: gotiek, romein, cursief, muziek. Ze zijn geschreven zoals de voorgaande in een zakelijke maar vlotte stijl, bevattelijk, zonder overbodige uitwijdingen en met een massa details en bibliografische verwijzingen. Het corps van het werk (pp. 81-354) wordt gevormd door de inventaris van de lettertypes in de Nederlanden, systematisch, soort na soort, corps na corps, elk geïllustreerd: in totaal worden niet min dan 146 (74 gotiek, 35 romein, 17 cursief, 3 exotische soorten [Arabisch, Ethiopisch, Samaritaans], en 17 muziek) in de Nederlanden ontstane lettersoorten gedetailleerd, besproken en in hun historisch perspectief geplaatst: een model in zijn soort en voor de belangstellenden een ware goudmijn.
Dr. L. Voet