De Gulden Passer. Jaargang 39
(1961)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 211]
| |
Opschriften in afzonderlijke letterstempels op Vlaamse boekbanden uit de vijftiende eeuw
| |
[pagina 212]
| |
bewaard. Op te merken valt, dat ze uit één stuk bestaan, niet uit afzonderlijke letters. Wat geldt voor de bandversiering in onze gewesten, geldt in grote trekken ook in de duitse landen, met dit onderscheid evenwel, dat in Duitsland eeuwen lang de voorkeur werd gegeven aan de kleine stempeltjes, terwijl de paneelstempel er vrij laat en enkel in bepaalde gebieden, in zwang is gekomen. Gedurende de eerste helft van de vijftiende eeuw komen enkele duitse binders met iets nieuws voor de dag. Zij beprenten hun banden niet enkel met het gewende siermateriaal, maar ook met losse afzonderlijke letters, en wel zo dat die letters een tekst vormen. Over die letterstempels op vijftiende-eeuwse duitse banden, bestaat er een hele literatuur, die ingezet werd door Fr. Falk,Ga naar voetnoot1. ruim zestig jaar geleden, en die men, oordeelkundig verwerkt en uitgebreid, grotendeels terugvindt in twee belangrijke bijdragen door de historicus van de duitse boekband, Dr. Ernst Kyriss.Ga naar voetnoot2. Samenvattend kan daaruit worden opgemaakt, dat tussen de jaren 1433 en 1500, een achttal duitse binders hun banden met afzonderlijke letters hebben bestempeld. Als eerste is daarmee begonnen de Dominikanerpater Konrad Forster in Nürnberg. Zijn vroegste banden zijn gedateerd 1433 en hij is bijna dertig jaar lang aan het werk gebleven. Hij heeft medewerkers gehad in zijn klooster. Hij verdeelde de handvlakken in ruiten die hij met allerhande kleine stempeltjes verlevendigde, terwijl hij, in een omlijsting langsheen de randen, een tekst stempelde waarin zijn naam en het jaartal worden vermeld. Aldus lezen we op een van zijn vroegste banden: Anno domini MCCCCxxxiii || in crastino s laurencii ligatus est iste || liber per fr(atr)em Conradum || forster de onoldspach ord(in)is predicatorum. Van 1468 tot 1487 werd door een boekbinder uit het stadje Nördlingen, de kapelaan Hans Stumpf, hetzelfde procédé toe- | |
[pagina 213]
| |
gepast, terwijl niet ver daarvandaan, in Geislingen, een ander geestelijke Johann Richenbach, op dezelfde manier bij het versieren van zijn banden te werk gaat. Verder moeten genoemd worden: Johannes Rab, een minderbroeder uit Regensburg; Johannes Moyses, een cisterciënzermonnik uit Heilsbron; een onbekend gebleven monnik uit het westfaalse klooster Marienfelde; een Johannes Voerer, vermoedelijk een leek, die te München werkte; een onbekend gebleven binder uit Fritzlar. Dat Kyriss in zijn overzicht geen gewag heeft gemaakt van de binderij der keulse Kruisbroeders, is vermoedelijk te wijten aan de omstandigheid dat Keulen, tijdens de middeleeuwen, veeleer tot de Nederlanden dan wel tot Duitsland gerekend werd. Het Kruisbroedersklooster van Keulen beleefde tijdens de vijftiende eeuw, zoals de meeste andere kloosters van dezelfde orde, een tijdperk van bloei, waarvan de productie van het scriptorium duidelijk blijk heeft gegeven.Ga naar voetnoot1. Alleen in het Stadsarchief van Keulen worden thans nog 185 handschriften uit het plaatselijke Kruisbroedersklooster bewaard, waarvan de meeste in de vijftiende eeuw in het klooster zelf geschreven werden.Ga naar voetnoot2. En onder die handschriften zijn er, merkwaardig genoeg, enkele van een band voorzien die met losse letters beprent is. Een sprekend voorbeeld is wel de band omheen hs G B 8o 113 van het keulse Stadsarchief, die gemaakt is uit wit kalfsleer over houten berderen en een eenvoudige versiering heeft uit ruiten, met als omlijsting een tekst uit grote lombarden, afzonderlijk gestempeld en over de twee bandvlakken doorlopend. Deze tekst luidt: van gheisteli(ck)en opcleiminge unde is den (ander bandvlak) crucebroders in collen Ihesus maria Ihes.Ga naar voetnoot3. Op het eerste schutblad staat de volgende aantekening: Q Dyt boych is der Cruytzebroeder bynnen Coelne. B(ea)tus vir. xxiij. En op f. 139 het explicit: Anno d(omi)ni.m.cccc.xxx.op sent Annen dach. na | |
[pagina 214]
| |
vesper. God sy gelovet. Am(en). Ook hs G.B. 8o 77 heeft een gelijkaardige band (niet bij Theele), met de tekst: soliloquium cu(iu)sdam regularis et est fra (ander bandvlak) trum sancte crucis in colonia deo laus. De band bevat verschillende tractaten, beginnende met het soliloquium van Gerlach Peters. Alhoewel dit handschrift niet gedateerd is, zal het ook wel ca 1430 ontstaan zijn. Ook de banden zijn vermoedelijk uit die tijd, zodat de keulse Kruisbroeders onder de allereersten moeten gerangschikt worden die banden met losse letters hebben bestempeld. Van de acht door Kyriss vermelde binders, zijn er op zijn minst zes geestelijken. Vrij algemeen hebben ze gebruik gemaakt van een gotische letter, maar een of twee binders gaven de voorkeur aan een lombarde. De letters zelf waren soms voor hoogdruk, soms ook voor diepdruk gesneden, maar alle werden ze een voor een uit de hand gestempeld, waarbij gewoonlijk een boord of lijst uit filets als richtlijn diende. Soms werden letters gebruikt die versierd waren met puntjes of sterretjes. De teksten, gewoonlijk in het latijn maar toch ook wel eens in de volkstaal, werden bij voorkeur langsheen de randen geprent. Ook in Frankrijk schijnt het procédé van de losse letters een enkele keer te zijn toegepast, zij het dan ook vrij laat, want pas tegen het einde van de vijftiende eeuw. De historicus van de franse boekband, L.-M. Michon, vermeldt een band waarvan de beide platten versierd zijn met kleine stempels, aldus geschikt dat ze een paneelstempel nabootsen, terwijl in de vrije ruimte in het midden, de titel van het werk geprent is: Le second volume de Josephus, en in de randen omheen het voorplat een tekst uit losse letters die luidt: Ce présent livre a fait faire noble home Jehan Lallemant re (en die op het achterplat doorloopt) ceveur general de Normendie en lam de grace Mil cccc quatre vins et neuf.Ga naar voetnoot1. | |
[pagina 215]
| |
Wat nu Vlaanderen betreft, ook hier was het gebruik om naast de sierstempels ook losse letters te bezigen, niet onbekend zoals duidelijk blijkt uit de bandversiering van hs 396, in de Stadsbibliotheek te Brugge, tot voor korte tijd de enige in zijn soort en waarover thans iets meer dient gezegd. De band, in glanzend bruin kalfsleer over eiken berderen, met sporen van twee sluitriemen, vertoont op beide platten een versiering uit ruiten, waarin een vierkant stempeltje is geprent met een leeuw, dat op de hoeken wordt aangeraakt door een rozetje, terwijl er een smal leliestempeltje is aangebracht daar waar de dubbele filets van het ruitenveld elkaar snijden. Maar boven dat ruitenveld, op het voorplat, staat een regel schrift, gevormd uit aan elkaar geschoven vierkante stempeltjes, elk met een letter er in, zodat de woorden SANCTA ANNA ontstaan, terwijl onder het ruitenveld, op dezelfde manier geprent, IN HEREMO te lezen staat. Het achterplat heeft dezelfde versiering, behalve dat IN HEREMO bovenaan staat, en SANCTA ANNA, aan de onderkant. (Afb. 1) De letters, lombarden, staan op een vierkantje van 9 mm. zijde en de binder heeft zijn best gedaan om ze haaks doen aan te sluiten. Sancta Anna in Heremo is de latijnse naam van het brugse Kartuizerinnenklooster, dat in het nederlands S. Anna ter Woestine werd genoemd, opgericht was in 1348 en gevestigd op het grondgebied van S. Andries, bij Brugge.Ga naar voetnoot1. J. Weale, bij ons weten de eerste die van deze band gewag maakt, spreekt enkel over het ruitvormig stempeltje met een klimmende leeuw en voegt eraan toe dat de kloosterlingen van S. Anna ter Woestine en die van de Duinen-abdij, stempeltjes gebruikten als versiering maar ook als herkenningsteken van hun bezit. Dat die stempels losse letters waren, heeft hij over het hoofd gezien.Ga naar voetnoot2. De band werd tentoongesteld te Brugge in 1927, maar te oor- | |
[pagina 216]
| |
delen naar de beschrijving ervan in de catalogus,Ga naar voetnoot1. werd er aan het gebruik van de afzonderlijke letterstempels geen aandacht geschonken. Als herkomst werd opgegeven de Duinen-abdij, en afgaande op de vermelding Bibliothecae Dunensis 1638, op de eerste beschreven folio, is dit juist; maar over het hoofd werd gezien dat uit het perkament waarmede de berderen, binnen, zijn beplakt, voor en achter een strookje van een paar cm. breed netjes is uitgeknipt, zodat het oudste eigendomsmerk verdwenen is. Het handschrift laat nochtans geen twijfel bestaan omtrent herkomst en ontstaan, want al bevat het een De viris illustribus ordinis cisterciensis, het werd geschreven, zoals blijkt uit het explicit op fol. 163: anno domini 1469 per fratrem gerardum buxho(r)en procuratorem huis domus.Ga naar voetnoot2. Voor de beschrijving van het handschrift zelf, zie men A. De Poorter.Ga naar voetnoot3. Pas in 1930, ter gelegenheid van de Wereldtentoonstelling te Antwerpen, kregen we een deskundige beschrijving van de band uit de brugse kartuize, uit de pen van Prosper Verheyden. Verheyden had niet enkel de band, maar ook het handschrift aan een zorgvuldig onderzoek onderworpen en gemerkt dat hij pas later in het bezit van de monniken van ter Duinen was overgegaan.Ga naar voetnoot4. Over Gerardus Buxhoren hadden we graag wat meer te horen gekregen dan de lakonieke vermelding waarin hij zich procurator noemt van het S. Anna ter-Woestine klooster. Hij zal zelf kartuizer zijn geweest, mogelijk scriptor en binder tegelijk. Zekerheid daaromtrent hebben we niet, maar vast staat dat de band gemaakt is en heeft thuisgehoord in de brugse kartuis.Ga naar voetnoot5. | |
[pagina *17]
| |
Afb. 1 - Band omheen handschrift 396, in de Stadsbibliotheek te Brugge.
| |
[pagina *18]
| |
Afb. 2. - Band omheen handschrift IV 133 in de Koninklijke Bibliotheek te Brussel.
| |
[pagina 217]
| |
Onlangs nu heeft de Koninklijke Bibliotheek van België een handschrift verworven, in een merkwaardige band welke de aanleiding was tot het schrijven van dit artikel.Ga naar voetnoot1. Het handschrift is op perkament, in een mooie, regelmatige gotische hand, op twee kolommen. Er zijn een aantal versierde initialen, en in enkele daarvan is een naam of een aanroeping ingeschreven, of zelfs een paar initialen. Aldus staat op f. 26v. Ihesus; f. 38v. C.D.; f. 43v. Ama; f. 118v. Time; f. 165r. Ave maria; f. 181v. Anna; f. 188r. Anna. Het handschrift bevat de tekst van het leven van Jezus in een vlaamse vertaling,Ga naar voetnoot2. zoals in de voorrede duidelijk wordt gezegd: ‘Dyts die voerredene van die dit bouc ouersette vten latine in vlaemsche Dicwile en̄ langhe hebbe ic in minē sinnen gedocht te makene in vlaemschē talē wtē latine een tractaet vandē leuene ons heerē Jhu xpi...’. En in het explicit, f. 189v., krijgen we een kostbare mededeling in verband met het ontstaan van het manuscript: ‘Int iaer ons heeren. M.CCCC. ende. xxxvj. upden helighen Assencioens auent so was desen bouc vanden helighen leuene ons heerē vulscreuen Ter heeren van gode ende van sijnder saligher moeder en̄ maghet Maria. Ende ic bidde alle die ghone die in desē bouc sulle lesen dat si willē biddē voer die ghone die | |
[pagina 218]
| |
desen bouc heeft ghescreuen dat haer god gheue dat eewighe leuen in sijn soete rike A.M.E.N.’. Onderaan de laatste folio, beneden de hier geciteerde passus, stond er oorspronkelijk een tekst, in rood, die zorgvuldig werd uitgevaagd. Iets wat vaag op de letters gghe lijkt, is nog even te onderscheiden. Het geldt hier ongetwijfeld een oud bezitsmerk dat door een latere eigenaar werd weggemaakt. Twee belangrijke punten in verband met het handschrift, zijn de datering: 1436 en de taal. Deze laatste vertoont de kenmerken van het westvlaams, wat een aanduiding betekent voor de localisering. Maar een groter verrassing bezorgt ons de band! Er dient op gewezen dat de band gerestaureerd is geworden, gelukkig op een verstandige manier, met begrip en overleg. De oorspronkelijke berderen bleven bewaard, de rug kreeg een nieuw overtrekje en omheen het bestempeld leder van beide bandvlakken werd een smalle omlijsting gelegd, zonder dat er daarbij ook maar een enkel stempelafdrukje te loor ging. Evenals de brugse band met de letterstempels Sancta Anna in Heremo, heeft ook deze oorspronkelijk twee sluitriemen gehad, en de twee metalen pinnen waarin die vastgelegd werden, zijn, alhoewel afgevijld, duidelijk zichtbaar op het achterplat. Bijzonder karakteristiek is de versiering. In een grote rechthoek van ongeveer 203 bij 130 mm., gevormd uit tegen elkaar aangeschoven, 25 bij 8 mm. metende stempeltjes, waarin twee draken met verstrengelde nek, werd een onvolledige omlijsting aangebracht, bestaande uit vierkante stempeltjes met een leeuw, terwijl op gelijke afstand van de boven- en de benedenrand, de woorden IHESUS en MARIA met afzonderlijke letters werden geprent. In het midden van elk bandvlak is met driedubbele filets een grieks kruis getrokken, waarvan het middelpunt een leeuwstempeltje is, en dat in elk van zijn vier armen de initialen K B vertoont. Het kruis is ingeschreven in een cirkel, uit dubbele filets, en daarin is met afzonderlijke letters een tekst geprent, die van boven beginnend en naar rechts lezend, luidt: VITA IHESU XRISTI... (hier enkele door sleet onleesbaar geworden letters). Dit betreft het voorplat. Het achterplat vertoont dezelfde decoratie, | |
[pagina 219]
| |
maar hier luidt het inschrift in de cirkel: AGNUS DEI MISERERE MEI. Tussen de woorden in, is een stempeltje met een vierblad geprent en in de zwikken die kruisarmen en cirkel openlaten, telkens een klein, zevenstralig rozetje. (Afb. 2) De letters - we kunnen ze lombarden noemen - zijn scherp gegraveerd, in hoogrelief, maar de stempelindrukken zijn niet op alle plaatsen even diep en bovendien zijn er enkele letters door sleet van de bandoppervlakte nagenoeg onleesbaar geworden, zoals reeds werd gezegd. Elke letter staat in een vierkantje van 8 mm. zijde. Eigenaardig is, dat meest al de letters versierd zijn, soms met twee of meer stipjes of puntjes, soms met een vijfstralig sterretje, zoals bv. de n en de u. Bij sommige door de duitse binders gebruikte letters hebben we, zoals we ons herinneren, een gelijkaardige versiering aangetroffen. De ruimte tussen de woorden wordt aangeduid door een vierbladstempel in hetzelfde corps als dat van de letters. Wat de initialen K en B te betekenen hebben, die op beide bandvlakken samen achtmaal voorkomen, is niet duidelijk. Aan een zegeningsformule kan moeilijk worden gedacht. Dat de naam van de binder, of die van het klooster hierachter zou schuilgaan, lijkt minder waarschijnlijk. Eerder zou men hierbij kunnen denken aan de naamletters van hem of haar voor wie het boek bestemd was. De letters, die de woorden VITA IHESU XRISTI... en AGNUS DEI MISERERE MEI vormen, werden aldus geschikt dat ze een kring vormen omheen het kruis. Op geen andere, met afzonderlijke letters bestempelde band, komt een dergelijke ordonnantie voor. Vermoedelijk heeft de binder met die schikking, waardoor het kruis het centrum werd van de kring, de cosmos, een symbolische betekenis aan de bandversiering willen geven. Behalve de letters en het daarbij horende vierbladstempeltje, had hij tot zijn beschikking een oude, smalle draakstempel en een leeuwstempeltje. In tegenstelling met de draakstempel, is het alfabet gloednieuw. Werd het misschien op deze band voor het eerst gebruikt? Zo komen we ertoe ons af te vragen waar de band oorspronkelijk heeft thuisgehoord en op welk tijdstip hij kan zijn gemaakt. Het handschrift is geschreven door een vrouw, een kloosterzuster, in een westvlaams gekleurd dialect. We kijken dus uit naar | |
[pagina 220]
| |
een vrouwenklooster in West-Vlaanderen en bij de aanvang van de vijftiende eeuw, zijn die aldaar talrijk. Het voorkomen, tweemaal, van de naam Anna, in twee grote initialen, doet ons denken - onwillekeurig - aan het ons bekend klooster van S. Anna ter Woestine. Vergelijken we verder het leeuwstempeltje op deze band met het leeuwstempeltje op de band van de brugse kartuis, dan merken we dat we met hetzelfde stempeltje te doen hebben. Zou het dan gewaagd zijn te beweren, dat de band omheen dit Leven van Jezus, in de binderij van het klooster van S. Anna ter Woestine, bij Brugge, is ontstaan? De letters zijn weliswaar niet dezelfde, maar we vergeten hierbij niet dat er tussen de data van ontstaan van de beide handschriften een tijdsspanne ligt van 33 jaar. We weten dat het handschrift met het Leven van Jezus geschreven werd in 1436. Hoeveel tijd is er verstreken, vragen we ons af, alvorens het gebonden werd? Zoals bekend, werden handschriften niet noodzakelijk onmiddellijk nadat ze waren klaargekomen, van een band voorzien. Tijdens de middeleeuwen, en ook nog in latere periodes, werden handschriften en gedrukte boeken meestal in albis verhandeld en de tijd die verstreek tussen het aanschaffen van het boek en de opdracht aan de binder, is natuurlijk niet te bepalen. Zo kon het, door omstandigheden, gebeuren dat een boek pas na jaren in de werkplaats van de binder terechtkwam. Dit neemt natuurlijk niet weg dat de normale gang van zaken die was, waarbij het binden volgde onmiddellijk nadat het boek was klaargekomen. En dit geldt wel voor een kloostergemeenschap waar doorlopend geschreven, gerubriceerd, verlucht en gebonden werd. De Kartuizers, die het schrijven en binden als een van hun voornaamste bezigheden beschouwden, ja ‘als een vorm van apostolaat’Ga naar voetnoot1. hebben al vroeg het nut ingezien van het verspreiden van vrome lectuur in de volkstaal, voor kloosterlingen en leken die het latijn niet machtig waren. Het Leven van Jezus, een bij uitstek cartusiaans meditatieboek, is in zijn verschillende vertalingen een | |
[pagina 221]
| |
der drukst gelezen werken uit de late middeleeuwen geweest. Een boek als dit, waar veel vraag naar was, bleef niet langer dan strikt nodig, ongebonden rondslingeren. En het lijdt o.i. geen de minste twijfel dat de codex, die op de vigilie van O. Heer Hemelvaart 1436 ‘vulscreven’ was, spoedig daarna, en zeker nog in de loop van hetzelfde jaar de band kreeg, die wij thans bewonderen en die dank zij een gelukkig toeval naar het land van zijn herkomst is teruggekeerd. De jaren dertig van de vijftiende eeuw is net de tijd waarin Konrad Forster te Nürnberg met zijn ‘Schriftdruck’ begon, en de Kruisbroeders van Keulen de titels van hun werken en de naam van hun klooster, in losse letters op hun banden stempelden. Van Gutenberg en zijn grote uitvinding was er toen nog geen sprake, maar stempelsnijders en goudsmeden hadden zich toch al geoefend in het graveren van lettertekens, waarbij vanzelfsprekend de geschreven letter als model diende. Dat ook in Vlaanderen afzonderlijke letters werden gebruikt om banden te bestempelen, was reeds eerder bekend, maar dat die werkwijze hier al even vroeg werd toegepast als in Duitsland zelf, daarvoor levert de ontdekking van deze merkwaardige band op verrassende wijze het onweerlegbaar bewijs. | |
Legends composed by means of separately stamped letters on 15th century Flemish bindingsDuring a period going from about 1430 till the end of the 16th century, a few german binders used to decorate the bookcovers by means of ordinary blind stamps as well as by separate letters, engraved as small stamps and that were set up so as to form a legend. In Flanders too, the use of separate letters was put into practice during the 15th century, be it on a much smaller scale than in Germany. Thus we know of a binding in the Bruges Town Library, which covers a manuscript written in the Carthusian convent of Sint-Anna-ter-Woestine, near Bruges, in the year 1469. Its nicely- | |
[pagina 222]
| |
decorated blind-stamped covers bear the legend SANCTA ANNA IN HEREMO, stamped by means of separate letters. The binding as well as its contents, originate from the afore-said convent. Weale, describing it (R. 360), did not comment on the fact that the legends had been stamped letter by letter. (Pl. 1) The Royal Library in Brussels recently acquired a flemish manuscript dated 1436, the binding of which, though having been restored, has still its original covers. Two small stamps have been used to decorate it, but moreover there are legends on both sides, that have been composed by means of separate letters, so as to form, in bold type, the title of the manuscript VITA IHESU XRISTI..., as well as the words AGNUS DEI MISERERE MEI. (Pl. 11) A close examination of both the binding and the manuscript shows that they have been executed most probably in the convent of Sint-Anna-ter-Woestine, near Bruges, several years before Gutenberg gave a start to the first printing-press.
L.I. |
|