| |
| |
| |
Plantin en de kring van Granvelle
Enkele nog onuitgegeven brieven en documenten
door Dr. L. Voet
(Antwerpen)
De briefwisseling van Plantin werd op voortreffelijke wijze uitgegeven door M. Rooses en J. DenucéGa naar voetnoot(1) en kreeg in de jongste jaren een even voortreffelijk en monumentaal Supplément verzorgd door Dr. M. Van DurmeGa naar voetnoot(2).
Doch Plantins briefwisseling was even verscheiden als omvangrijk. Zoals hij het zelf uitdrukte in een schrijven aan Clusius, kwamen de brieven bij hem binnen ‘en ung mesme temps comme certaines volées d'estourneaux’Ga naar voetnoot(3). Hoe naarstig reeds werd gespeurd, steeds zullen nog wel, op tijd en stond, onuitgegeven brieven van en aan Plantin worden opgedolven.
Door een gelukkig toeval hebben we een twaalftal van dergelijke onuitgegeven brieven vermogen te vinden, en wel in de correspondentie van de bekende humanist en historicus-archeoloog Stephanus Winandus Pighius (1520-1604), die o.m. van 1556-7 tot 1571, te Brussel, de functie waarnam van secretaris voor de Latijnse brieven en bibliothecaris van Antoon Perrenot van Granvelle, bisschop van Atrecht (en naderhand, in 1561, aartsbisschop van Mechelen en kardinaal)Ga naar voetnoot(4).
Het meest eigenaardige is wel dat deze brieven berusten in
| |
| |
enkele bundels, die reeds sedert geruime tijd zijn bekend en o.m. door M. Rooses en J. Denucé werden benut! Ook aan Dr. Van Durme was hun bestaan niet onbekendGa naar voetnoot(5).
Enkele woorden over deze handschriften... Een belangrijk deel van de briefwisseling van Pighius - in totaal 264 stuks - is in de loop van 16e - 17e eeuw op mysterieuse wijze in de bibliotheek van de keurvorsten van Brandenburg te Berlijn beland. Deze brieven zijn naderhand op even mysterieuse wijze verdwenen - doch niet vooraleer in 1725 afschriften waren gemaakt. Een bundel afschriften berust te HamburgGa naar voetnoot(6), een ander in de Koninklijke Bibliotheek te BrusselGa naar voetnoot(7), terwijl een derde bundel zich bevindt in het Algemeen Rijksarchief te BrusselGa naar voetnoot(8).
De handschriften in de Koninklijke Bibliotheek en het Algemeen Rijksarchief zijn van een verschillende hand, doch de tekst is zeer gelijkend, ook in de fouten en corrupte plaatsen; zo gelijkend dat we moeten aanvaarden dat slechts één ervan teruggaat op het origineel en het ander een kopie is van deze kopie, ofwel dat beide teruggaan op een gemeenschappelijke kopieGa naar voetnoot(9). Beide blijken herkomstig te zijn uit dezelfde verzamelingGa naar voetnoot(9bis).
| |
| |
M. Rooses, toen hij in 1884 en 1885 de eerste twee delen van zijn Correspondance publiceerde, kende het bestaan niet van de briefwisseling van de secretaris van Granvelle. Toen de geleerde in 1911, na een onderbreking van 27 jaar, deel 3 liet verschijnen, was inmiddels zijn aandacht gevestigd geworden op deze vruchtbare correspondent van Plantin: uit de bundel bewaard in de Koninklijke Bibliotheek te Brussel lichtte hij een reeks stukken... doch liet tegelijkertijd een aantal brieven onuitgegeven!
Dr. Van Durme, die mocht aanvaarden dat de gewetensvolle conservator van het Museum Plantin-Moretus de bundel grondig had geëxcerpeerd, heeft, heel begrijpelijk, het handschrift niet meer nagezien. Het dient overigens gezegd dat wij eveneens de correspondentie van Pighius, voor wat betreft Plantin, als ‘afgedaan’ hadden beschouwd - tot we, bij een toevallig nazien van enkele verwijzingen naar brieven van Plantin in de studies van prof. De Vocht en prof. Jongkees, moesten vaststellen dat iets niet klopte.
De vergetelheid van M. Rooses is moeilijk om verklaren: in de onderscheidene handschriften staan steeds afzender en geadresseerde klaar en duidelijk aangegeven, terwijl de twee indices (één per jaartal en één per correspondent) even klaar en duidelijk de nodige verwijzingen geven. We kunnen enkel veronderstellen dat een aantal afschriften zijn verloren gegaan zonder dat M. Rooses, bij het ter perse brengen, het verdwijnen heeft opgemerkt, of, wat we nog het meest aannemelijk achten, dat de geleerde iemand met het afschrijven had belast, welke persoon zich op weinig gewetensvolle wijze van zijn opdracht heeft gekweten.
De nog niet gepubliceerde brieven van Plantin zijn in te delen in twee chronologisch scherp afgebakende groepen: de eerste groep omvat een aantal brieven geschreven in 1558, de tweede een aantal brieven uit de jaren 1567-1568.
De eerste groep werd door M. Rooses volledig over het hoofd gezien; van de tweede heeft hij enkele stukken wel gegeven.
Ziehier overigens de lijst van brieven gewisseld tussen Plantin
| |
| |
en Pighius van 1558 tot en met 1568, voorzover ons thans bekendGa naar voetnoot(10).
1) | 7 feb. 1558 - van Pl. - nr. 246 - nog niet gepubl. |
2) | 8 ma. 1558 - v. Pl. - nr. 216 - nog niet gepubl. |
3) | 19 mei 1558 - aan bediende Pl. - nr. 14 - nog niet gepubl. |
4) | 21 juni 1558 - v. Pl. - nr. 232 - nog niet gepubl. |
5) | 10 oct. 1561 - v. Pl. - Corr. I, nr. 6 (uit Pl. arch.) |
6) | 21 nov. 1561 - v. Pl. - Corr. I, nr. 13 (uit Pl. arch.) |
7) | 12 jan. 1567 - v. Pl. - nr. 206 - Corr. III, nr. 338 |
8) | 16 jan. 1567 - v. Pl. - nr. 138 - Corr. III, nr. 339 |
9) | 13 feb. 1567 - v. Pl. - nr. 121 - Corr. III, nr. 340 |
10) | 18 ma. 1567 - v. Pl. - nr. 245 - nog niet gepubl. |
11) | 11 aug. 1567 - v. Pl. - nr. 163 - nog niet gepubl. |
12) | 22 aug. 1567 - v. Pl. - nr. 130 - Corr. III, nr. 344 (eveneens samenvatting naar Pl. arch, in Corr. I, nr. 81) |
13) | 16 aug. 1567 - v. Pl. - nr. 135 - Corr. III, nr. 346 |
14) | 23 oct. 1567 - v. Pl. - nr. 214 - nog niet gepubl. |
15) | 4 nov. 1567 - v. Pl. - nr. 210 - nog niet gepubl. |
16) | 19 nov. 1567 - v. Pl. - nr. 203 - nog niet gepubl. |
17) | 27 dec. 1567 - v. Pl. - nr. 218 - nog niet gepubl. |
18) | 12 jan. 1568 - v. Pl. - nr. 117 - Corr. III, nr. 349 |
19) | 13 jan. 1568 - a. Pl. - nr. 5 - Corr. III, nr. 350 |
20) | 19 jan. 1568 - a. Pl. - nr. 32 - Corr. III, nr. 351 |
21) | 2 feb. 1568 - a. Pl. - nr. 7 - Corr. III, nr. 352 |
22) | 20 feb. 1568 - a. Pl. - nr. 11 - Corr. III, nr. 353 |
23) | 3 ma. 1568 - v. Pl. - nr. 25 - nog niet gepubl. |
24) | 25 juni 1568 - a. Pl. - nr. 19 - nog niet gepubl. |
25) | 3 juli 1568 - v. Pl. - Corr. I, nr. 138 (uit Pl. arch.) |
26) | 23 aug. 1568 - a. Pl. - nr. 22 - Corr. III, nr. 357 |
27) | 14 dec. 1568 - v. Pl. - nr. 221 - Corr. III, nr. 358. |
De groep brieven uit de jaren 1567-1568, die we hier publiceren, geeft welkome aanvullende inlichtingen over de wordingsgeschiedenis van enkele Plantijnse drukken en in het algemeen
| |
| |
over de betrekkingen tussen de bibliothecaris van Granvelle en de grote drukker, doch verstrekt geen werkelijk sensationele nieuwe gegevens.
De eerste groep brieven is des te belangwekkender. Eerst en vooral is over de activiteit van Plantin vóór de katastroof van 1562-63 (toen de typograaf, verdacht een ketters werk te hebben gedrukt, tijdelijk naar Frankrijk uitweek en zijn inboedel openbaar werd verkocht op dezelfde Vrijdagmarkt waar thans het Museum Plantin-Moretus verrijst) betrekkelijk weinig bewaard gebleven en dus ook betrekkelijk weinig bekend. In totaal hebben slechts een dertiental brieven en een viertal registers van Plantins boekhouding deze krisis in de loopbaan van de aartsdrukker overleefd. Elk document dat nadere inlichtingen kan verstrekken over de periode 1555-1562 is dan ook zeer welkom.
De uit het jaar 1558 bewaard gebleven correspondentie tussen Plantin en Pighius is echter ook op zichzelf genomen uiterst belangwekkend te noemen omdat ze licht werpt op de betrekkingen tussen de Antwerpse drukker en de patroon van Pighius, Antoon Perrenot van Granvelle, toen nog bisschop van Atrecht, in afwachting dat de prelaat in 1561 aartsbisschop van Mechelen en kardinaal werd.
Granvelle is later, na zijn vertrek uit de Nederlanden, één van de voornaamste beschermheren van Plantin geworden, doch Dr. Van Durme, die aan de verhouding tussen de kardinaal en de drukker enkele merkwaardige bijdragen heeft gewijdGa naar voetnoot(11), was betreffende de periode vóór 1561 aangewezen op gissingen en veronderstellingen. De nu aan het licht gekomen brieven, samen met de erbij horende aantekeningen in de Plantijnse boekhouding, verschaffen over die betrekkingen enkele belangwekkende concrete feiten en gegevens.
Ze brengen tegelijkertijd een eigenaardige figuur op de voorgrond: Jan Taffin. Nog onlangs heeft Dr. C. De Clercq
| |
| |
diens persoonlijkheid belicht en zijn verhouding tot Plantin bestudeerdGa naar voetnoot(12).
Jan Taffin, in 1554 tweede bibliothecaris van Granvelle, in hoofdzaak belast met de aankoop van boeken, verschijnt einde 1557Ga naar voetnoot(13) te Antwerpen. Zonder ogenschijnlijk nog in dienst te zijn van Granvelle, gaf hij zijn gewezen collega en vriend Pighius enkele tips over boeken en stelde hem o.m. met Plantin in verbinding.
Taffin moest toen echter reeds tot het calvinisme zijn overgegaan. In de tweede helft van 1558Ga naar voetnoot(14) verliet hij Antwerpen. Over Duitsland begaf hij zich naar Genève waar hij predikant werd. In 1561 predikte hij het hervormde geloof te Metz.
In dat jaar 1561 kwamen twee drukkersgezellen, Jan d'Arras en Jan Cabaros, te Antwerpen bij Plantin werken; twee drukkersgezellen, die, samen met een derde medeplichtige, verantwoordelijk zijn voor Plantins tegenspoed in 1562-63: het zijn zij die, in het geheim, in de Officina Plantiniana, de ketterse Briefve instruction pour prier hebben gedrukt, bestemd voor de calvinistische middens te Metz (de tekst was hen overigens uit Metz toegezonden), waarvoor hun patroon een ogenblik verantwoordelijk werd gesteld. Ze werden gevat maar konden ontsnappen - en verschijnen wat later weer te Metz, in de omgeving van Taffin. We mogen dan ook veilig aannemen dat ze precies door bemiddeling van Jan Taffin bij Plantin in dienst zijn gekomen.
Later heeft Jan Taffin nog enkele malen voor kortere of langere tijd in de Nederlanden vertoefd, zonder dat we hem verder in nauwe betrekking zien met Plantin. Hij overleed te Emden in 1587.
Taffins verblijf te Antwerpen in 1557-1558 wordt in hoofdzaak
| |
| |
belicht door vier in de correspondentie van Pighius bewaarde brievenGa naar voetnoot(15). Dr. De Clercq heeft gemeend uit deze brieven te mogen afleiden dat Jan Taffin toen bij Plantin inwoondeGa naar voetnoot(16). Dit is mogelijk, doch niet zekerGa naar voetnoot(17). In elk geval is het weinig waarschijnlijk dat Taffin toen in dienst was van PlantinGa naar voetnoot(18). Wel onderhielden beiden nauwe betrekkingen, doch de aard dier betrekkingen is moeilijk te achterhalenGa naar voetnoot(19).
Het zou ons evenwel niet verwonderen moest Jan Taffin de geheimzinnige Ravillan of Ravillian zijn op wiens naam twee in de Officina Plantiniana gedrukte Instruction chrétienne staan: een uitgave van 1558Ga naar voetnoot(20), en een uitgave van 1562Ga naar voetnoot(21) die door de
| |
| |
autoriteiten werd verdacht als zijnde een ketterse druk en waarover dan ook Plantin aan landvoogdes Margareta van Parma rekenschap diende te gevenGa naar voetnoot(22). Concrete bewijzen ontbreken, doch enkele gegevens duiden in die richtingGa naar voetnoot(23)...
Het is dus deze Jan Taffin, die, in 1558, tijdens zijn verblijf te Antwerpen, zijn vriend Plantin in verbinding stelde met zijn gewezen collega Pighius. Door zijn bemiddeling werden bij Plantin, ten behoeve van Granvelle, enkele bestellingen van boeken gedaan. Hij deelde tevens zijn vriend te Brussel mede dat Plantin een lettertype bezat, dat zeer goed geschikt was voor de Tabula Magistratuum Romanorum waaraan Pighius werkteGa naar voetnoot(24).
Begin 1558 gaf hij Plantin eveneens een op 13 februari gedateerd introductieschrijven mede voor Pighius. Het is inzonderheid deze brief, die voor de kennis van de vroegste betrekkingen tussen Plantin en Granvelle van kapitaal belang is.
Taffin deelt mede dat Plantin graag de bisschop zou ontmoeten: de drukker heeft een boek bij zich dat hij op wens van de machtige prelaat heeft gedrukt (denkelijk dienen we deze zinsnede zo te interpreteren, dat Plantin een boek had laten verschijnen hetwelk, naar hij mocht verwachten, door Granvelle met geestdrift zou worden begroet). Of Pighius niet voor een dergelijke ontmoeting zou kunnen zorgen? Opdat zijn verzoek met de nodige welwillendheid zou worden onderzocht, zorgt Taffin voor een ver- | |
| |
leidelijk lokaas: het zou voor Pighius zelf zeer interessant zijn moest hij persoonlijk contact nemen met de drukker om deze zijn Tabula en andere te publiceren verhandelingen te kunnen voorleggen...
We mogen uit deze brieven veilig besluiten dat Plantin, op dat ogenblik, begin 1558, vrijwel een onbekende was in de kring van Granvelle. Het is Jan Taffin, die, misschien op verzoek van de eergierige drukker, zijn Antwerpse vriend introduceerde in dat midden en er inderdaad in slaagde enkele bestellingen los te maken. Eigenaardig genoeg komen onder die werken geen Plantin-edities voor: het is niet zozeer de boekdrukker als wel de boekhandelaar Plantin die hier optreedt.
Hebben de bemoeiingen van Jan Taffin geleid tot een blijvend contact met Granvelle en zijn bibliothecaris? De ons bekende briefwisseling tussen Plantin en Pighius eindigt in 1558 om slechts einde 1561 enigszins te hervatten: Plantin kon in october-november van dat jaar aan Pighius meedelen dat de Tabula Magistratuum Romanorum was voltooid en enkele exemplaren opgestuurdGa naar voetnoot(25) - dezelfde Tabula die Taffin in februari 1558 had aangeraden aan Plantin te tonenGa naar voetnoot(26). Begin 1562 verscheen eveneens nog bij Plantin een werk dat de typograaf, door bemiddeling van Joachim Polytes, griffier van Antwerpen, maar op bevel van ‘monseigneur d'Arras’, had laten drukkenGa naar voetnoot(27).
De leemte tussen 1558 en einde 1561 kan echter gedeeltelijk worden aangevuld door Plantins boekhouding uit die jaren. Hieruit blijkt dat de drukker in de loop van 1558 nog een betrekkelijk grote hoeveelheid boeken heeft mogen leveren aan de bisschop, maar dat in 1559 en 1560 dit aantal sterk slonk om zelfs in 1561 volledig op te houden. In 1560 heeft Plantin tevens een aantal boeken ingebonden voor de bibliotheek van ‘monseigneur d'Arras’.
| |
| |
Ook de toen naar Brussel opgestuurde boeken waren in overwegende mate niet-Plantijnse drukken. Het waren, naar alle schijn, werken die niet al te gemakkelijk te bekomen waren in de Nederlanden en daarom werden besteld bij de Antwerpse drukker, die, door zijn internationale handelsrelaties en door zijn regelmatige bezoeken aan de jaarmarkten van Frankfort - de toenmalige Europese boekenmarkt -, beter dan wie ook van zijn collega's in de Nederlanden hiervoor kon zorgen. Nog daargelaten natuurlijk de aanbeveling van Jan Taffin. Trouwens, de Plantijnse drukken zelf kon de bibliothecaris zich gemakkelijk aanschaffen bij de Brusselse boekhandelaars, bv. bij Pierre de la Tombe, die in deze jaren geregeld grote hoeveelheden Plantijnse uitgaven afnam.
Kortom, Jan Taffin schijnt een eerste contact te hebben gelegd tussen Plantin en de kring van Granvelle, dat in 1558, zolang Taffin zelf te Antwerpen vertoefde, aanleiding gaf tot vrij drukke transacties, maar naderhand weer verliep. Pas einde 1561 werden, door de uitgave van een studie van Pighius en van een publicatie gepatroneerd door Granvelle, de betrekkingen opnieuw aangeknoopt, doch het onverkwikkelijk avontuur waarin Plantin in 1562-63 werd verwikkeld heeft vermoedelijk hieraan een bruusk einde gesteld. In elk geval herbegon pas in 1566-67 de briefwisseling van Plantin met Pighius en Granvelle...
Bij de uitgave van de eerste reeks brieven van Plantin voegen we de uittreksels uit de Plantijnse boekhouding die betrekking hebben op de verhoudingen van de aartsdrukker met de kring van Granvelle vóór de ramp van 1562; alsmede twee van de vier brieven van Jan Taffin aan Pighius. Laatstgenoemde documenten werden reeds uitgegeven (zij het in thans moeilijk te vinden studies)Ga naar voetnoot(28), doch we hebben er aan gehouden ze hier opnieuw te reproduceren omdat zonder hun kennis de brieven van Plantin zelf niet naar hun juiste betekenis en draagwijdte kunnen worden beoordeeld.
In dit verband wensen we een kleine parenthese te openen. In hun uitgave van de Correspondance de Plantin hebben M. Rooses en J. Denucé zich strikt gehouden aan hun opgave en enkel de stukken opgenomen uitgaande van of gericht aan Plantin (of zijn
| |
| |
onmiddellijke medewerkers zoals Jan Moretus en Frans van Raphelingen). Nochtans kan men in tal van brieven van personen waarmede Plantin in betrekking stond, belangwekkende inlichtingen vinden over de bedrijvigheid van de grote aartsdrukker - al gaan die brieven niet uit van hem en zijn ze niet gericht aan hem. Die inlichtingen zijn soms van kapitaal belang voor bepaalde problemen waarover de eigenlijke Correspondance de Plantin zwijgt. We denken hier o.m. aan de brief van Pighius aan Andreas Masius, 15 maart 1568, waarin de bibliothecaris van Granvelle expliciet zegt dat de Nouveau Testament van R. Benoist, Plantin bijna het hoofd heeft gekostGa naar voetnoot(29).
Dr. Van Durme is, in zijn Supplément, gelukkiglijk reeds afgeweken van het al te streng standpunt van M. Rooses en J. Denucé, doch zonder nochtans op dit gebied de volledigheid na te streven. Een nieuw monumentaal ‘supplément’ ware te maken met de uittreksels uit de brieven van Plantins tijdgenoten waarin de persoon en de activiteit van de Antwerpse drukker ter sprake komenGa naar voetnoot(30)...
Wat de uitgave zelf van de brieven betreft, steunen we ons op
| |
| |
de handschriften van de Koninklijke Bibliotheek en het Algemeen Rijksarchief. Beide zijn vrijwel identiek; de varianten worden opgegevenGa naar voetnoot(30bis). De teksten zijn op vele plaatsen corrupt. We hebben zoveel mogelijk gepoogd de cruces op te lossen, doch in noot wordt de oorspronkelijke tekst gegevenGa naar voetnoot(31).
| |
Eerste reeks brieven: 1558
1. J. Taffin aan Pighius - 15 januari [1558]
S.P. Iliados exemplar Germanicum minusculis characteribus non invenio. Aeneae Sylvii operaGa naar voetnoot(32) tibi mitto. Constant compacta fl. 2 st. 14. Belloni Cenomani operaGa naar voetnoot(33), quorum indicem mihi in cartula descripsisti, compingi curo. Maximum TyriumGa naar voetnoot(34) expectat bibliopola quinto decimo ex hoc die; constabit compactus st. 11. CtesiaeGa naar voetnoota historiaGa naar voetnoot(35) quam in promptu habemus st. 10; Fragmenta AristotilisGa naar voetnoot(36) nunquam ante hac impressa st. 8. Platinus [sic] typographus characteres etiam illis, quosGa naar voetnootb epistolae inseruisti, minores habet horum usu tabulae forma non nihil contrahetur. Si quid sit, quod me apud eum agere velis, dum hic sum, enitar ut operam tibi meam expromptam esse intelligas. Magistrum veredariorumGa naar voetnoot(37) et ejus affinem Maximilianum tuo nomine salutavi. D. MorillonioGa naar voetnoot(38), oeconomoGa naar voetnootc
VironioGa naar voetnoot(39) caeterisque domesticis omnibus meis verbis salutem quam officiosissime dicas. Vale. Antwerpiae, 18 kl. Feb.
Tuus ex animo
Johannes Taffinus
A mon bon frere et ami EstienneGa naar voetnootd Pighius, secretaire de Msr. le Rme Evesque de Arras à Bruxelles.
| |
| |
KB en RA, nr. 150 - Uitg.: F.L. Hoffmann in Bulletin du Bibliophile belge, XIII, 1857, blz. 244 (naar hs. Hamburg); C. Sepp, Drie evangeliedienaren uit den tijd der Hervorming (Leiden, 1879), blz. 7-8 (naar Hoffmann).
| |
2. Plantin aan Pighius - 7 februari [1558]
Plantinus Pighio, S.D.P.Ga naar voetnoota
Aristotelis fragmenta GraecaGa naar voetnoot(40) cum P. Bellonii de admirabili operum antiquorum praestantia et de arboribus coniferis etc. ejusdem libellosGa naar voetnoot(41), jussu Dni. Johannis Taffini, mitto, quorum illa 10 stuferis, haec vero 11 venduntur. Tu, si quid a me velis factum, quod possim aliud, impera; id magis communis amici nostri Taffini causa jam potes. Vale. Antwerpiae, 7 feb., in officina nostra typographica, ut supra.
| |
3. J. Taffin aan Pighius - 13 februari 1558
Joannes Taffinus Pighio S.P.
Proficiscentem Bruxellas Plantinum typographum rogavi, ut hasce litteras ad te defferret. Censui n[am] non esse praetermittendam occasionem, qua cum ipso librum a te compositum et tabulamGa naar voetnoot(42) communicare posses. Litteras habet ad R[everendissi]mum DominumGa naar voetnoota Atrebatensem, quemGa naar voetnootb convenire cupit.
Id ut efficias a te peto: non invitus eum admittet. Favet n[am] ejus industriae: librumGa naar voetnootc habet ille quod ex voto R[everen]d[issi]mi typis commissum ostendat. Si quid erit in quo tibiGa naar voetnootd mea opera gratum facere possim, enitar ut eam expromptam
| |
| |
tibiGa naar voetnoote fore semper intelligas. Vale. Domesticos omnes nominatim velim nomine meo salutes quam officiosissime. AntwerpiaeGa naar voetnootf, id. Febr. 1558Ga naar voetnoot(43).
A mon bon sgr. Estienne Pighius, secretaire de Msr. le Rdme EvesqueGa naar voetnootg d'Arras.
KB en RA, nr. 247 - Uitg.: F.L. Hoffmann in Bulletin du Bibliophile belge, XIII, 1857, blz. 245 (naar hs. Hamburg); C. Sepp, Drie evangeliedienaren uit den tijd der Hervorming (Leiden, 1879), blz. 8-9 (naar Hoffmann).
| |
4. Plantin aan Pighius - 8 maart 1558
Plantinus Pighio. Eruditiss[imo] Viro Dn. Stephano Pighio R.D. Atrebat[ensis] Episcopi a secretis C. Plantinus S.D.P.
Quum abhinc octo diebus FrancfordiamGa naar voetnoot(44) sim profecturus, nolui occasionem a te nunc scribendi praetermittere, ut si quid illinc a me vel tuo, vel Reverend[issimi] D[omini] Atrebat[ensis]Ga naar voetnoot(45) nomine, afferri velis, scribas in tempore. Si quid n[am] mihi iusseris, non solum perlubenter facturus, verum [etia]m favori in me tuo adscripturus sum. Rationes eorum quae R.D. gratia ad te misi hic habes:
| |
| |
Vale. Antverp[iae], 1558. 8 id. Mart.
A Mons. Maister Estienne Pighius, secretaire de Msr. le Reverendiss. Evesque d'Arras. Logis du d[it] SeigneurGa naar voetnootc à Bruxelles.
| |
5. Pighius aan bediende van Plantin - 19 mei 1558
Plantini famulo. 19 Maii 1558.
Plantino in Gallia per Bruxellam iter habenti locutus, jubet ut libros quosdam mittat.
KB en RA, nr. 14.
| |
Plantinus Pighio.
Monsieur,
J'ay, passé sont quelques heurs, envoyéGa naar voetnoota à V.S. les livres quell. m'Ga naar voetnootb avoit commandez, et avec ce les comptes de ce qu'il m'est [du]Ga naar voetnootc, vous priant me faire savoirGa naar voetnootd si avez receu l'unGa naar voetnoote et l'autre. Et............Ga naar voetnootf je vous supplie faire present en mon nom à la Rdme Signorie de Msr. d'Arras de ce livre, non que le present soit digne d'estreGa naar voetnootg presenté à icelle, mais pour reconnoissanceGa naar voetnooth du désir (?)Ga naar voetnooti que j'ai
| |
| |
declaré, que si che jamais chose qui fût agréable à sa Rd. Signoria le (?)Ga naar voetnootj conferoys d'aussi bon nomme comme ie prie Dieu etre votre garde.
A Anvers, 21 juin 1558.
C. Plantinus
A Monsieur Maistre Estienne Pighius, Secret. de la Rd. Sign. Msr. d'Arras, Brux.
KB en RA, nr. 232.
| |
Appendix: uittreksels uit de boekhouding van Plantin betreffende de betrekkingen met Granvelle, Pighius en Jan Taffin, 1558-1561
1 jan. 1558 (fo 1 vo) |
|
|
A Mons. Taffin pour Mons. d'Arras |
|
|
1 Ulyssea d'Homero, r[elié] en parch[emin] |
|
12 st. |
|
1 Illias Homeri in 16o. R[elié] |
|
7 st. |
|
18 jan. 1558 (fo 6 ro) |
|
|
A Mons. d'Arras par le messager de Brusselles Pierre |
|
|
1 Opera Aenee Sylvii seu Pii Secundi. R[elié] |
|
|
7 feb. 1558 (fo 10 vo) |
|
|
A Mons. Pighius, secretaire de Mons. d'Arras |
|
|
1 Belon de admirabili oper[ibus] antiq. etc. |
|
11 st. |
|
1 Fragmenta Aristotelis |
|
10 st. |
|
25 apr. 1558 (fo 23 vo) |
|
|
A Mons. d'Arras, suivant les lettres de Pierre Aguilon, un pottequin d'ancre à imprimer et de la fumée à le faire |
|
|
26 apr. 1558 (fo 24 ro) |
|
|
Achepté pour Mons. d'Arras une Bible in-fo, impression de Grifius Lyon, et payé co[mp]tant à la Poule Grasse [= Birckman] pour ladite Bible |
|
6 fl. 10 patt. |
|
5 mei 1558 (fo 26 vo) |
|
|
A Mons. M. Estienne Pigghius, suivant ses lettres, par le commandement de Mons. d'Arras |
|
| |
| |
|
1 Biblia in fo Griph. R[elié] en 2 volumes |
9 fl. |
10 st. |
|
1 Catena in Genesim Aloisii Lipomani |
3 fl. |
15 st. |
|
1 Catena in Exodum Aloisii Lipomani |
3 fl. |
5 st. |
|
1 Leonis Papae opera in fo |
1 fl. |
5 st. |
|
4 Breviaires de Rome |
4 fl. |
10 st. |
|
4 Diurnale Romanum parva forma |
1 fl. |
16 st. |
|
_____ |
|
24 fl. |
1 patt. |
5 juni 1558 (fo 32 vo) |
|
|
A Mons. d'Arras par Mons. Pigghius |
|
|
1 Confessio Petroconiae |
2 fl. |
5 st. |
|
1 Arithmetica Tartaleae |
6 fl. |
|
|
8 juli 1558 (fo 36 ro) |
|
|
A Mons. Taffin pour Mr Arnould Dentiere [secretaire de Mons. le president Viglius: cf. fo 114 vo] |
|
|
2 Instruction chrestienne, reliés dorés à fillets et escrits |
|
|
1 Instruction chrestienne, r[elié] Paris en veau à boucquets. |
|
|
11 juli 1558 (fo 36 ro) |
|
|
A Mons. Taffin |
|
|
2 Instruction crestiennes en parchemin dont l'une est envoyée |
|
|
à Louvain avec une autre Instruction in 16o Paris. |
|
|
12 juli 1558 (fo 36 ro) |
|
|
A Mons. Taffin alant à Louvain |
|
|
1 Instruction Chrestienne à fillets |
|
|
13 oct. 1559 (fo 98 vo) |
|
|
Envoyé à Mons. d'Arras par l'ordonnance du sr. Estienne |
|
|
Pigghius du 13 d'octobre |
|
|
1 Appianus Graece, relié |
2 fl. |
5 st. |
|
1 Appianus Latine |
1 fl. |
10 st. |
|
1 Hosius in fo Colongne |
1 fl. |
4 st. |
|
4 fl. |
19 st. |
2 jan. 1560 (fo 108 ro) |
|
|
A Mons. Pigghius, secretaire de Mons. d'Arras |
|
|
1 Var[rius] Flaccus cum Sexto Po[mpeio], 8o, veau |
|
|
1 Tarifa di Tulli Ducii di Vinegia |
|
|
1 Secretz d'Alexis, 8o, veau |
|
|
1 Porfar Vinanda |
|
|
1 Onuphirius, 8o, veau Venet. |
|
|
1 Scholia Michuelis Ephesum, 8o, veau |
|
|
1 Cronica d'Ispagna, 8o, veau |
|
|
1 Solino, relié, 8o |
|
|
1 Terentius Varro, 8o, veau |
|
|
1 Terentius Varro, 8o, parchemin |
|
|
1 Columella, 8o, veau |
|
|
1 Hist. di Giova[nni] Villani, 4o, veau |
|
| |
| |
31 jan. 1560 (fo 108 vo) |
|
|
A Mons. Pigghius, secretaire de Mons. d'Arras. 1560, le dernier de Janvier. Les suivants livres ont été délivrés par mons. Joachim Polytes. |
|
|
1 De avibus Gesneri. R[elié] en cuir à 3 fillets grall. (?) mil. |
|
|
1 Idem, de piscibus du mesme |
|
|
1 Onufrius in 8o. R[elié] cuir à boucets |
|
|
1 Solino, 8o, veau |
|
|
1 Tarifa de Ducij de Vinegia, 8o, à boucets |
|
|
1 Terentius Varro, 8o, du mesme |
|
|
1 Porfar Vinanda, 8o, semblable |
|
|
1 Verrius Flaccus cum Po[mpeio] Festo, 8o, idem. |
|
|
1 Ephesius lib.; Arist[oteles], De partibus animal[ium], 8o, id. |
|
|
1 Secretz adiouctés Plantin, 8o, idem. |
|
|
1 Cronica G[ene]ral d'Espagna. Idem. |
|
|
1 Columella, 8o, Idem |
|
|
1 Hist. di Giova[nni] Villani, 4o. |
|
|
La reliure des dits livres montent 5 fl. 7 st., comptant les |
|
|
Ges[neri] à 25 patt., Villani 7, les 8o à 5 patt. |
|
|
7 mei 1560 (fo III ro) |
|
|
A Mro Stephano Pigghio, secretario R[everen]diss[imi] episc[opi] Atrebatensis. |
|
|
1 Anacreon Grecelat., 8o, veau |
|
7 st. |
|
1 Confutatio Brentii, 4o, veau. m. |
|
17 st. |
|
1 Pindarus, 8o, en veau. n. |
|
12 st. |
|
1 Hortensius de Bello Germanico, 4o, veau. m. |
|
9 st. |
|
1 Comici veteres, 8o, veau. m. |
|
10 st. |
|
1 Dubranius de Friscibus, 8o, veau, m. |
|
6 st. |
|
1 Hist. Belli Dithmarcici, 8o, veau. m. |
|
5 st. |
|
1 Apyriani Iberica lat., 8o, veau. m. |
|
5 st. |
|
1 Loca precipua prax[is] (?) fidei, 4o, veau. m. |
|
10 st. |
|
1 Confessio Polonica, fo, veau. m. |
2 fl. |
5 st. |
|
1 Fasti et Triumphi Ro[manorum] Onuphrii, veaua |
2 fl. |
16 st. |
|
9 fl. |
2 st. |
|
a in margine bijgevoegd; vervangt de doorgehaalde post: |
|
|
1 Terentius Varro cum S[exto] (?) Po[mpeio] (?), en parchemin, 16 st. |
|
|
27 aug. en 3 sept. 1560 (fo 114 vo) |
|
|
Au sr. Piggius, secretaire du R. l'esvecque d'Arras, le 27 d'augst anno 1560 |
|
|
1 Liturgia Sanctorum Patrum, fo, veau, Grecelat. |
1 fl. |
15 st. |
|
1 Idem, 8o, Plantin |
|
5 st. |
|
1 Perspectives de Jan Cousin |
3 fl. |
|
|
Le 3 de september |
|
|
1 Hortorum liber, fo, fournes veau |
2 fl. |
|
| |
| |
| |
II. - Grootboek 1555-1562 (Arch. 38)
1. A Jan Taffin (fo 97 vo)
19 novembre 1557, à Brusselles |
|
|
1 Emblemata Alciati |
|
5 st. |
26 novembre |
|
Pour mons. d'Arras |
15 fl. |
13 st. |
7 Decembre |
|
|
2 Secrets en parch[emin], 1 fray du Puis Herbaut |
|
32 patt. |
1 de Janvier 1558, pour Mons. d'Arras |
|
|
Ulyssea d'Homero, esp[agnol], en parch[emin] |
|
12 st. |
|
Illias Homeri, 16o, Paris |
|
7 st. |
17 de Janvier 1558 |
|
|
Aenee Sylvii opera, in fo, pour Mons. |
2 fl. |
14 st. |
7 Fevrier 1558 |
|
|
Pour mons. d'Arras, spécifié au journal |
1 fl. |
1 st. |
7 de mars |
|
|
Pour Jacomo coordouannier, peaux de marroquin |
|
Compte avec mons. maistre Jan Taffin, le 17 jour de Juing 1558, qu'il me doibt de compte faict |
|
la somme de 22 fl., 2 patt. |
22 fl. |
2 st. |
Receu du 20 de Juillet 1558 |
12 fl. |
7 st. |
Item plus doibt d'autre compte |
2 fl. |
8 st. ¾ |
|
37 fl. ¾ |
|
3 st.Ga naar voetnoot(54) |
|
Item plus d'autre compte faict en diverses parties |
1 fl. |
15 st. |
| |
2. A Monsign. Mons. d'Arras (fo 106 vo)
25 jour Avril [1558] |
|
|
Suivant les lettres de Pierre Aguilon un petit pot d'ancre d'imprimerie et de la fumée. |
|
| |
3. A mons. mr. Estienne Pigghius, secretaire de Mons., le Reverendissime Evesque d'Arras (fo 110 vo)
|
Les 53 Dimenches du Puys Herbaut, 32 patt.; Ulyssea d'Homero |
2 fl. |
4 st. |
|
Illias Homeri in 16o,7 patt.; Aeneae Sylvii |
|
|
2 fl. 14 st. |
3 fl. |
1 st. |
|
1 Belon de admirabili etc. 11 patt.a |
|
11 st. |
5 de may |
|
|
Biblia in fo Griphii in fo |
9 fl. |
10 st. |
|
Catena in Genesim |
3 fl. |
15 st. |
|
Catena in Exodum |
3 fl. |
5 st. |
|
Leonis Papae opera |
1 fl. |
5 st. |
a ‘Fragmenta Arist.’ werd doorgehaald |
|
| |
| |
|
4 Breviarium Rom. à fillets |
4 fl. |
10 st. |
|
4 Diurnale Rom. |
1 fl. |
16 st. |
|
1 petit pot d'ancre d'imprimerie |
|
|
|
29 fl. |
6 st.Ga naar voetnoot(55) |
|
4 |
de Juing, à Anvers |
|
|
Confessio fidei Petroconiae, exhibita |
2 fl. |
2 st. |
|
Arithmetica et geometria Tartaleae |
6 fl. |
|
|
Euclides Avitus |
2 fl. |
2 st. |
|
Architectura de Leon Battista, in foGa naar voetnoot(56) |
3 fl. |
|
|
43 fl. |
11 st.Ga naar voetnoot(57) |
Donné 1 Septentrion, 1 Carte Vermandois |
|
|
fde (?) |
|
2 st. ½ |
Donné à Pighius le 28 Juing Septentrion |
|
Le premier d'Aoust 1558 |
|
|
2 (?) Dioscorides latine |
5 fl. |
10 st. |
|
Une buteille de rosette |
|
2 st. |
|
48 fl. |
3 st.Ga naar voetnoot(58) |
Receu 40 fl.Ga naar voetnoot(59) |
|
Le 2e de novembre par le commandement dudit Pighiusa |
|
1 Vignerii Institutiones Theologica |
2 fl. |
5 st. |
Le 9 Janvier 1559b |
|
|
Robertellus de supputatione liviana eccl. |
|
10 st. |
|
1 Epitome bibliothecae Gesneri reliés veau |
1 fl. |
10 st. |
|
1 Index librorum Academie Venetiane |
|
5 st. |
|
1 Index librorum a papa vetitorum |
|
2 st. |
a | De hieropvolgende post ‘1 Symbolorum liber cum figuris in aere... 5 fl.’ werd doorgehaald. |
b | Er staat ‘Le 9 janvier 1559 a Pighius mesmes. Antiquitatis Manutii 8o... 6 st.’. Vanaf Janvier doorgehaald. |
| |
| |
a Vijf laatstgenoemde werken sluiten rechtstreeks aan bij ‘Robertellus’ maar zijn door een andere hand ingeschreven. Mogelijk een pust van een andere datum dan 9 jan. 1559.
Envoyés pour livres comme au journal du 13 d'octobre [1559], fo 98 |
4 fl. |
19 st. |
Envoyés pour livres comme apert fo 111 [du journal: 7 mei 1560] |
9 fl. |
2 st. |
Item de relieures des livres du dernier de Janvier 1559Ga naar voetnoot(60bis), fo 108 |
5 fl. |
7 st. |
Item du 27 d'augst 1560 et 3 septembre, |
|
|
En parties comme apert au diurnal fo 114 |
7 fl. |
|
Le 20 novembre 1561 envoyé audit mons. mre. Estienne |
|
Pigghius, par Jan Desuroij (?) |
|
|
6 Fasti Romanorum painctes |
|
Le 19e decembre par ledit |
|
|
4 Fasti Romanorum dudit |
|
Le 7e Janvier 1562 pour Mons. d'Arras |
|
|
1 Herbier Mathiolus fo fran[çois] de Rembert Dodoneus, lié |
2 fl. |
12 st. |
| |
Tweede reeks brieven: 1567-1568
Plantinus Pighio.
1567, 18 de mars en Anvers.
MonsieurGa naar voetnoota, la présente ne sera pour autre si non pour vous advertir, que, je vous envoie par le porteur de la présente 6 Valeris MaximisGa naar voetnoot(62) liés, avec un Eple. AristenetiGa naar voetnoot(63) in albis (?)Ga naar voetnootb. Jusques à ceste heure ne l'avons seu avoir du
| |
| |
relieur, pourquoi vous supplie de m'avoir pour excuse. S'il nom esté envoyés plustot. Vous recommandant an la Garde du S. Dieu, je prierai de Vous conserver en santé et vie longue, me recommandant très humbl[ement] à Vous, desirant êtreGa naar voetnootc toujours
VotreGa naar voetnootd humble serv[iteur] et ami
C. Plantin
A Mons. Mons. [sic] Estienne Pighius, secretaire du Rme Card. de Granvelle, Bruxelles, avec un petit paquet.
In rand: (20 Martii 1567 [accepi]).
KB en RA, nr. 245.
| |
8. Plantin aan Pighius - 11 augustus 1567
Plantinus Pighio
S.P. Ecce Valerium MaximumGa naar voetnoot(64) cum MartialeGa naar voetnoot(65) mitto. Illum quidem statim post reditum nostrum ex nundinisGa naar voetnoot(66), hunc vero sub principium sequentis hebdomadae preloGa naar voetnoota subjicere statui. FlorumGa naar voetnoot(67), quamvis indicem nondum absolverim, mittere placuit.
Saripandi Commentaria in Epist[olam] P[auli] ad GalatasGa naar voetnootbGa naar voetnoot(68) nondum absoluta reperi, neque ut video ante 3 dies absolvi poterunt. Mechliniae figuras designandas reliquiGa naar voetnoot(69). Ligna buxea curo parari hodie eo
| |
| |
mittenda. Chronoligiam novam GenebrardiGa naar voetnoot(70) mitto. Nihil praeterea te dignum hic novi absolutum scio. Tu, si quid cupias, significa. Vale, Domine mi. AntwerpiaeGa naar voetnootc, 11 Aug. 1567.
Tibi merito tuo addictissimus
C. Plantinus
ClarissimoGa naar voetnootd doctissimoque viro Dno. StephanoGa naar voetnoote Pighio, IllmiGa naar voetnootf et Rmi Dn. Card. Granvellani à secretis. Bruxellas.
In de rand: 16 Augus. 1567. rescripsi 20.
KB en RA, nr. 163.
| |
9. Plantin aan Pighius - 23 october 1567
C. Plantinus Pighio.
S.P. DominoGa naar voetnoota Polytae epist[olam] nuncupatoriam ostendi; ei, mutata paululum inscriptione, placuitGa naar voetnoot(71). Expectabo t[ame]n ad aliquot dies responsum D. MorilloniiGa naar voetnoot(72). Smetii Epist.Ga naar voetnoot(73) et Sturm. De PeriodisGa naar voetnoot(74) mitto. Athenagoram Graece et Lat[ine] in Galliis excusum reperire non potui. Coloniae verumGa naar voetnootb CommentariumGa naar voetnootc Syffridi Petri, hoc anno excuso, habemusGa naar voetnoot(75). Eum, si videtur, DanratioGa naar voetnoot(76),
| |
| |
mittendum ad nostrum MasiumGa naar voetnoot(77), dabo. Antonini itinerarium, nisi cum Pomponio Mela ab Aldo excusumGa naar voetnoot(78), non invenio; eumGa naar voetnootd quoque si jusseris una mittemus. Vale, DomineGa naar voetnoote mi.
Antwerp., 23 Oct. 1567.
Tibi adict[i]ss[imus] C. Plantinus.
Clariss.o Doctissimoque viro Steph. Pighio. Bruxellas.
In rand: (Accepi 24; rescripsi statim).
KB en RA, nr. 214.
| |
10. Plantin aan Pighius - 4 november 1567
Plantinus Pighio.
S.P. Miror hactenus nihil me responsi accepisse a Dno. praepositoGa naar voetnoot(79). Rogo autem, ut, tua opera quam brevi poteris, aliquid habere possim. Nihil n[am] aliud expecto ad perficiendum Virgilii collationem per Fulvium UrsinumGa naar voetnoot(80). Ecce autem typi Themidis figuram impressam mitto; vasis vero brevi ad te missurusGa naar voetnoot(81): tuum nunc est, de impressione constituere. Vale et nos amare perge. Antwerp., 4 No[vem]br. 1567.
Tibi addictiss. C. Plantinus.
In rand: inscriptio ab extra vel supra in Plantin.
KB en RA, nr. 210.
| |
11. Plantin aan Pighius - 19 november 1567
Chr. Plantinus Pighio
S.P. VirgiliumGa naar voetnoot(82) collatum tandem impressum mitto, vir claris[si]meGa naar voetnoota. Mittam et die veneris compactum et 2 exemplaria mittenda Romam. Editionem libri
| |
| |
tuiGa naar voetnoot(83) aggrediar quando voles; sequenti vero hebdomada ad vos me venturum spero. Mitto et AusoniumGa naar voetnoot(84) a PulmannoGa naar voetnoot(85) emendatum. Is vero cupit sibi remitti exemplar suum Valeri MaximiGa naar voetnoot(86). Accepi his diebus a D. MalpasGa naar voetnoot(87) litterasGa naar voetnootb a D. Fulvio Ursino, qui scribit se dedisse exemplar PoëticarumGa naar voetnootc LyricarumGa naar voetnoot(88) R. et Ill[ustrissi]mo Dn. Card[inali] ad me mittendum. Quod si videris, rogo ut vobis significare, non dedignerisGa naar voetnootd. Vale, Domine mi. Antwerpiae, 19 no[vem]br. 1567.
Tibi merito tuo addictiss. Christ. Plantinus.
Clarissimo doctissimoque viro Dn. Stephano Pighio, Illm D. Card. Granvellani a secretis. Bruxellae.
In de rand: Accepi 20.
KB en RA, nr. 203.
| |
12. Plantin aan Pighius - [27 december 1567]
Plantinus Pighio
S.P. Specimen hic habes, doctiss[ime] Pighi, Themidos tuaeGa naar voetnoot(88bis) quam, quantum potero, per operas bibones et absolvam. Vale, D[omi]ne mi, et si quid displiceat in tuo opere indica; ut supra in Plantini.
In rand: Antwerpiae 27 Decbr.Ga naar voetnoota
KB en RA, nr. 218.
| |
13. Pighius aan Plantin - 3 maart [1568]
Plantino, 3 MartiiGa naar voetnoota 1558Ga naar voetnootb
Accepi exemplaria rursus duodecimGa naar voetnoot(89) atque rationes impensarumGa naar voetnoot(90), cujus summae vel triensem vel semissem refundere contentus, en si sciam, quando mihiGa naar voetnootc redibit sors mea! Exemplaria quanti facias nescio, uti vendes vel permutes pro tuo commodo mihi consultum videturnam, si praesenti tantamdem(?)Ga naar voetnootd pecunia,
| |
| |
me tuo ne non tardissime. Mitto Dn. Morillonii litteras. Is totus tuusGa naar voetnoote est, et gnaviterGa naar voetnootf causam tuam defendit. Tu omnia provide atque anxie; nam quadruplatorum plena suntGa naar voetnootg omniaGa naar voetnoot(91). Themin misi Romam atque in Hispaniam ad HopperumGa naar voetnoot(92) et Antonium AugustinumGa naar voetnoot(93). De MetelloGa naar voetnoot(94) nostro, quid audias, velim intelligere et ubi nunc agat. BecanoGa naar voetnoot(95) dabis meas litteras et salutem.
KB en RA, nr. 25.
| |
14. Pighius aan Plantin - 25 juni [1568]
Plantino, 25 JuniiGa naar voetnoota 1558
D. FlorentiusGa naar voetnoot(96), mihiGa naar voetnootb amicitia vetereGa naar voetnootc conjunctus ac ob probitatem eruditionemqueGa naar voetnootd omnibus gratus, Theophrasti Paracelsi quaedam opera sibi cuperet emere, quae si reperiri poterunt, ut huicGa naar voetnoote suggeras velim. Per eundem mitto Siculi cujusdam libellum de conscribenda historiaGa naar voetnoot(97) recens a Cardinale Roma missum, nec indiligenter quantum prima fronte conspicereGa naar voetnootf potui elaboratum, ut videres num ex usu tuo foret in lucem edere, quod ipsi non ingratum esset, si minus (nam de ea re statuas ipse) remittas eundem ad me vel ad D. PraepositumGa naar voetnoot(98). Gaudeo NunnumGa naar voetnoot(99) prae manibus esse. ReticasGa naar voetnoot(100) nondum vidi, et si quid aliquid habeas novi, fac intelligam. DecanoGa naar voetnoot(101) salutem precor.
Vale, Bruxellae.
KB en RA, nr. 19.
| |
| |
| |
Résumé français
Plantin et l'entourage de Granvelle
La Correspondance de Christophe Plantin, éditée par M. Rooses et J. Denucé (9 vols; 1883-1920), fut complétée récemment par l'oeuvre importante qu'est le Supplément de M.M. Van Durme (1955). Par un heureux hasard, nous avons pu trouver néanmoins une douzaine de lettres qui ont échappé à l'attention de ces érudits et qui se trouvaient dans la correspondance de Stephanus Winandus Pighius, conservée dans trois recueils (identiques) dont deux reposent à Bruxelles (Bibliothèque royale, Ms 7400; Archives générales du royaume, Cartulaires et manuscrits 187).
Ces recueils sont depuis longtemps connus et furent entre autres mis à contribution par M. Rooses et J. Denucé, mais pour des raisons que nous ne comprenons pas, les lettres, dont il est question ici, furent omises dans leur édition de la Correspondance.
On peut les diviser en deux séries, la première comprenant quatre lettres écrites en 1558, la seconde huit lettres écrites en 1567-68.
Stephanus Winandus Pighius (1520-1604), humaniste et historien-archéologue, de 1556-7 à 1571, à Bruxelles, secrétaire des lettres latines et bibliothécaire du puissant Antoine Perrenot de Granvelle, évêque d'Arras, puis archevêque de Malines et cardinal, a réussi à faire publier plusieurs de ses écrits par Christophe Plantin.
Le second groupe de lettres (1567-68) donne des précisions importantes sur la genèse de quelques-unes de ces publications, complétant heureusement celles contenues dans les lettres de Pighius éditées par M. Rooses et J. Denucé.
La première série de lettres est beaucoup plus intéressante parce qu'elle permet de préciser les rapports que le jeune Plantin a eu avec Granvelle. A partir de 1566-67, le cardinal se présente comme un des plus importants protecteurs du grand imprimeur anversois, mais pour la période antérieure à 1566 on en était réduit à des conjectures. Les lettres que nous publions, corroborées par des documents provenant des archives plantiniennes que nous
| |
| |
reproduisons également, nous apprennent comment Christophe Plantin est parvenu à s'infiltrer dans l'entourage du puissant Granvelle: ce fut en 1558 par l'intermédiaire d'un ami et ancien collègue de Pighius, Jean Taffin, qui avait été bibliothécaire de Granvelle et résidait alors à Anvers; bien que celui-ci eût passé à la réforme (il devint un peu plus tard pasteur à Metz), il avait si bien caché ses convictions qu'à ce moment personne ne s'en doutait.
Mais les relations entre le typographe et le secrétaire de Granvelle se relâchèrent après le départ de Taffin d'Anvers (1558), puis cessèrent à peu près totalement lors de la mésaventure de Plantin en 1562-63 (fuite à Paris après l'accusation d'avoir imprimé un livre hérétique). Ce n'est que vers 1566 que les rapports de l'imprimeur avec le prélat et son entourage reprirent.
|
-
voetnoot(1)
-
M. Rooses en J. Denucé, Correspondance de Christophe Plantin (9 delen; Antwerpen, 1883-1920).
-
voetnoot(2)
-
M. Van Durme, Supplément à la Correspondance de Christophe Plantin (Antwerpen, 1955) [In werkelijkheid verschenen in 1957].
-
voetnoot(4)
-
J.H. Jongkees, Stephanus Winandus Pighius Campensis (Mededelingen van het Nederlands Historisch Instituut te Rome, 3e reeks, dl. VIII, 1954, blz. 120-185). In deze studie komen ook de betrekkingen tussen Pighius en Plantin ter sprake.
-
voetnoot(5)
- Vgl. o.m. Van Durme, Plantin, Granvelle et quelques documents inédits ou non publiés dans la Correspondance in Gedenkboek der Plantin-dagen 1955, blz. 217.
-
voetnoot(6)
- Staats- und Universitäts-Bibliothek Hamburg, Uffenbach-Wolfische Briefsammlung, VII (De directie van de bibliotheek was zo vriendelijk ons te bevestigen dat het handschrift zich nog steeds in haar verzameling bevindt). - Deze bundel werd o.m. benut door M. Lossen voor zijn uitgave van Briefe von Andreas Masius und seinen Freunden, 1538 bis 1573 (Publikationen der Gesellschaft für Rheinische Geschichtskunde, II, Leipzig, 1886) en door F.L. Hofmann voor zijn uitgave van de brieven van Taffin (vgl. n. 15).
-
voetnoot(7)
- Hs 7400 - o.m. benut door M. Rooses en J. Denucé, Corr. de Plantin, en door J.H. Jongkees, Stephanus Winandus Pighius Campensis.
-
voetnoot(8)
- Cartulaires et Manuscrits 187 - o.m. benut door H. de Vocht, Maarten de Smet van Oostwinckel, grondlegger der Latijnsche Epigraphie (Miscellanea historica in honorem Alberti de Meyer. Leuven - Brussel, 1946, II). Prof. Jongkees heeft dan ook ongelijk wanneer hij schrijft, op. cit., blz. 120, n. 2: ‘Er zijn twee slordige afschriften uit 1725: een te Hamburg en een te Brussel (Kon. Bibl., Mss. 7400, niet Alg. Rijksarch., Cart, et Man. 187,
zoals steeds door De Vocht aangegeven)’: het handschrift zoals door prof. De Vocht aangegeven, bestaat wel degelijk!
-
voetnoot(9)
- Op te merken valt eveneens dat de brieven, zowel in de twee handschriften te Brussel als in dat van Hamburg, op dezelfde wijze elkaar opvolgen en zodoende dezelfde nummering dragen.
-
voetnoot(9bis)
- Beide handschriften zijn ingebonden in een 18eeuwse band die een identiek wapenschild draagt: dit van Karel Jan Filips, graaf van Cobenzl, gevolmachtigd minister van Maria-Theresia in de Oostenrijkse Nederlanden (1755-1770).
-
voetnoot(10)
- De nummers verwijzen naar de nummering in de handschriftelijke brievenbundels van Pighius (vgl. n. 9). ‘Uit het Plantijns archief’ betekent dat de betrokken documenten niet voorkomen in deze handschriften maar berusten in het archief van het Museum Plantin-Moretus.
-
voetnoot(11)
-
Antoon Perrenot van Granvelle, beschermheer van Christoffel Plantijn (Verhandelingen van de Katholieke Vlaamse Hogeschooluitbreiding, jg. XLII, 4, nr. 399, 1948); Plantin, Granvelle et quelques documents inédits ou non publiés dans la Correspondance (Gedenkboek der Plantin-dagen 1955); Granvelle et Plantin (Estudios dedicados a Menendez Pidal, VII, 1957, blz. 225-272).
-
voetnoot(12)
-
C. De Clercq, Jean et Jacques Taffin, Jean d'Arras et Christophe Plantin (De Gulden Passer, 36, 1958, blz, 125-136). Zie eveneens C. de Clercq, Deux épisodes plantiniens (Gutenberg Jahrbuch 1958, blz. 155-163). Voor verdere bibliografische verwijzingen betreffende J. Taffin: cfr. C. De Clercq, Jean et Jacques Taffin..., blz. 125, n. 1.
-
voetnoot(13)
- Af te leiden uit de boekhouding van Plantin, waar Jan Taffin vanaf november 1557 wordt vernoemd (cfr. de tekst blz. 160).
-
voetnoot(14)
- De rekening van Plantin met Jan Taffin wordt afgesloten in juli 1558. Op 12 juli is er sprake van dat Taffin zich naar Leuven zou begeven (cfr. de tekst, blz. 158).
-
voetnoot(15)
- Gedagtekend 1 januari, 15 januari, 13 februari en 13 april 1558: nrs 249, 150, 247, 215 van de handschriften. Uitgegeven door F.L. Hoffmann in de Bulletin du Bibliophile belge, XIII, 1857, blz. 244-246 (naar het handschrift van Hamburg) en door C. Sepp, Drie evangeliedienaren uit den tijd der Hervorming (Leiden, 1879), blz. 7-10 (naar Hoffmann), Nrs 150 (15 januari) en 247 (13 februari), die een scherp licht werpen op de verhouding Plantin-Taffin-Pighius-Granvelle, hebben we hierna heruitgegeven.
-
voetnoot(17)
- De enige aanwijzing nopens het verblijf van Taffin is vervat in de brief van 15 januari 1558: ‘Si quid sit, quod me apud eum agere velis, dum hic sum’. Dit hic kan echter evengoed slaan op Antwerpen in het algemeen als op het Plantijnse huis in het bijzonder.
-
voetnoot(18)
- We hebben in elk geval in de boekhouding van Plantin geen spoor gevonden van een dergelijke verhouding. Integendeel, het was Taffin zelf, die aan Plantin vrij beduidende sommen heeft uitgekeerd (zie hierna, blz. 160).
-
voetnoot(19)
- Vgl. blz. 160: Taffin was Plantin lang geen onbelangrijke sommen verschuldigd, doch het ‘waarom’ van die uitbetalingen wordt niet gespecifieerd. Het kan best zijn dat ze, geheel of gedeeltelijk, teruggaan op vergoedingen voor logement en voeding die Taffin aan Plantin was
verschuldigd. Het is echter eveneens zeer goed mogelijk dat ze verband houden met de uitgave van een werk (zie onmiddellijk verder in de tekst).
-
voetnoot(20)
-
L'A.B.C. ou instruction chrestienne pour les petits enfans. Reueue par venerables docteurs en Theologie. Avec l'instruction chrestienne de F.I. Pierre de Rauillan (A Anvers, De l'imprimerie de Christophle Plantin, 1558). Dit werk werd in 1562 heruitgegeven door Willem Silvius.
-
voetnoot(21)
-
Instruction chrestiene, contenant la déclaration Du Symbole dés Apostres, Dês dix commandements de la Loy, De l'oraison Dominicale, Du baptesme, De la confession, et De la cene de nostre Seigneur Iesus Christ. Par F.I. Pierre Ravillian à Madame Catherine Gambalee (A Anvers, De l'imprimerie de Christof. Plantin, MDLXII). - Deze tweede Instruction chrestienne is volledig verschillend van de uitgave van 1558. Het handschrift berust in de verzamelingen van het Museum Plantin-Moretus (M. 297).
-
voetnoot(22)
- De drukker hield evenwel staande dat hij het werk niet had gepubliceerd. Vgl. over deze geschiedenis: M. Rooses, Le Musée Plantin-Moretus (Antwerpen, 1914), blz. 32. Waarschijnlijk betreft het hier een eveneens door Jan d'Arras en Jan Cabaros bezorgde clandestiene druk (vgl. volgende n.).
-
voetnoot(23)
- 1o Een F.I. Pierre Ravillian of Ravillan is onbekend: meer dan waarschijnlijk is het een schuilnaam; 2o Chronologisch samentreffen, dat meer dan een louter toeval lijkt: wanneer in 1558 de eerste druk van de Instruction chrestienne verschijnt was Jan Taffin te Antwerpen bij Plantin; wanneer in 1562 (of 1561) de tweede herwerkte uitgave verscheen, vertoefde Taffin te Metz - maar waren twee van zijn kennissen, Jan d'Arras en Jan Cabaros, als drukkersgezellen in de Officina Plantiniana bedrijvig... waar ze clandestien een eveneens uit Metz herkomstige ketterse tekst drukten; 3o De enige boeken in 1558 in Plantins boekhouding genoteerd als zijnde ten persoonlijken titel geleverd aan Jan Taffin zijn precies een reeks exemplaren van de Instruction chrestienne! Ze waren prachtig ingebonden wat kan wijzen op presentexemplaren, die Jan Taffin, als auteur, wenste uit te delen (vgl. de teksten, blz. 158).
-
voetnoot(24)
- En die effectief verscheen bij Plantin in 1561: zie onmiddellijk hierna.
-
voetnoot(27)
- Voor meer details nopens de betrekkingen van Plantin met Granvelle en Pighius in 1561/62, zie de artikels van M. Van Durme aangehaald in n. 11. Over de werken zelf, zie inzonderheid M. Rooses, Le Musée Plantin-Moretus, blz. 24 (die uittreksels geeft uit Plantins boekhouding) en Jongkees, S.W. Pighius, blz. 148.
-
voetnoot(28)
- Vgl. n. 15. Zie eveneens hierna brieven 1 en 3.
-
voetnoot(29)
- Nr. 28 van de handschriften. Uitgegeven door M. Lossen, Briefe von Andreas Masius, nr 290. - Deze tekst was onbekend aan Dr C. De Clercq die het probleem van de Nouveau Testament van Benoist behandelde (Les éditions bibliques, liturgiques et canoniques de Plantin in Gedenkboek der Plantin-dagen 1955; La Bible française de René Benoist in Gutenberg Jahrbuch 1957, blz. 168-174) en van Prof. Dr H. Bouchery die de moeilijkheden van Plantin op religieus gebied in deze jaren op voortreffelijke wijze heeft belicht (Aanteekeningen betreffende Christoffel Plantins houding op godsdienstig en politiek gebied in De Gulden Passer, 18, 1940).
-
voetnoot(30)
- Behalve het in voorgaande noot aangehaald voorbeeld, zijn er in de correspondentie van Pighius nog tal van brieven waarin Plantin en zijn werken worden genoemd. De meest belangwekkende inlichtingen zijn vervat in brieven aan en van Andreas Masius en werden als zodanig reeds door M. Lossen uitgegeven. Verder kan nog worden gewezen op nrs 6 (aan N. Florentius, 10 jan. 1568), 17 (aan Granvelle, 31 mei 1568), 23 (aan Langius, 24 aug. 1568: over de Polyglot-Bijbel), 34 (aan Langius, 1 feb. 1568), 39 (aan Langius, 17 dec. 1575-6?), 78 (aan Berotius, 13 aug. 1575), 87 (aan Berotius, 18 nov. 1575), 94 (aan P. Severman, 8 sept. 1574), 98 (aan Berotius, 29 dec. 1575), 105 (aan J. Metellus, 25 juni 1569?), 110 (A. Montanus aan Morillon, 24 oct. [1569]), 136 (van L. Torrentius, 3 jan. 1567), 157 (van Langius, 19 juni 1567), 158 (van Florentius, 15 juli 1567), 160 (F. Ursinus aan Granvelle, 22 juli 1567), 231 (van Suffridus Petrus, 14 jan. 1567), 242 (aan G. Guioto, 6 maart 1567).
-
voetnoot(30bis)
- In het handschrift van het rijksarchief wordt j meestal weergegeven door i. We volgen hier de lezing van het hs. van de Koninklijke Bibliotheek.
-
voetnoot(31)
- Gebruikte sigles: KB: handschrift van Pighius in de Koninklijke Bibliotheek te Brussel (Ms 7400); RA: handschrift van Pighius in het Algemeen Rijksarchief te Brussel (Cartulaires et Manuscrits 187). Over deze handschriften zelf, vgl. hoger blz. 143 en n. 7 en 8.
-
voetnoot(33)
- Eveneens vernoemd in brieven nrs 2 en 4. Vgl. n. 41.
-
voetnoot(34)
-
Maximus Tyrius, Sermones sive disputationes XLI, nunc primum editae (Parijs, H. Estienne, 1557, in -8o).
-
voetnoot(35)
-
Ex Ctesia, Agatharchide, Memnone excerptae historiae; Appiani Iberica; de gestis Annibalis: omnia nunc primum [graece] edita, cum H. Stephani castigationibus (Parijs, H. Estienne, 1557, in -8o).
-
voetnoot(37)
- Denkelijk Antoon de Tassis, postmeester te Antwerpen; misschien Leonard de Tassis, postmeester-generaal (te Brussel).
-
voetnoot(38)
- Maximiliaan Morillon, toen secretaris van Granvelle.
-
voetnoot(39)
- Odet Viron, zaakwaarnemer van Granvelle in de Nederlanden.
-
voetnoota
- KB: S.P.D.
In rand: (1558)
KB en RA, nr. 246.
-
voetnoot(41)
- Pierre Belon du Mans: P. Bellonii Cenomani de admirabile operum antiquorum et rerum suscipiendarum praestantia (Parijs, B. Prevost, 1553) - P. Bellonii Cenomani de arboribus coniferis, resiniferis, aliis quoque nonnullis sempiterna fronde virentibus, cum earundem iconibus ad vivum expressis. Item de melle cedrino, cedria, agarico, resinis, et iis quae ex coniferis proficiscuntur (Parijs, B. Prévost, 1553). Deze twee uitgaven verschenen eveneens op naam en met het merk van de Parijse uitgever, Willem Cavellat. - Het werk van Pierre Belon du Mans wordt eveneens vernoemd in brieven nrs. 1 en 4.
-
voetnoot(42)
- Dit liber et tabula is de Tabula Magistratuum Romanorum met commentaar waarvoor Plantin op 21 januari 1561 privilege verkreeg. De Tabula is toen verschenen doch zonder de begeleidende tekst. Geen enkel exemplaar van de Tabula is bewaard gebleven, doch ze werd later herdrukt in het (posthume) tweede deel van de Annales Magistratuum Romanorum (1615) en in Graevius, Thesaurus Antiquarum Romanarum, XI (1699). Vgl. Rooses, Le Musée Plantin-Moretus, blz. 24; Jongkees, S.W. Pighius, blz. 148. Zie eveneens Corr. de Plantin, I, nrs. 6 en 13.
-
voetnootc
- KB en RA: tum; Hoffmann (naar hs Hamburg): librum
-
voetnoot(43)
-
Jongkees, op. cit., blz. 148, meent uit deze brief te mogen afleiden: ‘In 1558 is hij [Pighius] reeds zover, dat Plantijn met hem contact zoekt’. Het omgekeerde lijkt ons eerder waar: Taffin raadt Pighius aan gebruik te maken van het feit dat Plantin naar Brussel komt om contact te nemen met de drukker.
-
voetnoot(44)
- De jaarmarkten van Frankfort aan de Main vormden toen de grote internationale boekenbeurs. Ze werden tweemaal in het jaar gehouden: met Pasen en in september.
-
voetnoot(45)
- Antoon Perrenot van Granvelle, toen bisschop van Atrecht.
-
voetnoot(46)
- Gabriel Dupuyherbault (Du Pui Herbaut, Du Puy Herbault) schreef tal van godsdienstige verhandelingen. We hebben in de lijst van zijn gekende publicaties geen werk kunnen vinden dat met het hier opgegevene kan vereenzelvigd worden. - KB en RA hebben beide ‘Les 53 de mienches’. In het dagboek van Plantin 1558-1561 (arch. 35) wordt echter steeds opgegeven ‘Les 52 dimenches’ (dimanches?). Arch. 38, fo 110 vo (cf. blz. 160) heeft echter eveneens ‘53 dimenches’. In Arch. 35, fo 14 vo is er sprake van ‘52 dimenches Tournes’. Het gaat hier dus mogelijk om een uitgave van Jan de Tournes van Lyon. Doch ook in de bibliografie van diens drukken vonden we geen werk dat met deze ‘52 dimenches’ kan geïdentificeerd worden.
-
voetnoot(47)
-
De la Ulyxea de Homero XIII libros. Trad. Gonzalo Perez: drie uitgaven in -8o werden gepubliceerd te Antwerpen door J. Steelsius in 1550, 1553 en 1556 (J. Peeters - Fontainas, Bibliographie des impressions espagnoles des Pays-Bas, Leuven-Antwerpen, 1933, blz. 71). - Plantin heeft dit werk rechtstreeks gekocht bij Steelsius: Arch. 35, fo 1 vo (1 januari 1558): ‘De Steelsius, 1 Ulyssea d'Homero, blanche [= niet ingebonden]’.
-
voetnoot(47bis)
-
Ilias, id est de rebus ad Troiam gestis (Parisiis, typis regiis apud Adr. Turnebum, 1554, in -16o).
-
voetnoot(48)
- D.w.z. ingebonden te Parijs of op de wijze van Parijs. Plantin heeft in 1558 boeken laten inbinden in de Franse hoofdstad door bemiddeling van Martin le Jeune (Corr. de Plantin, I, nr. 2).
-
voetnoot(49)
- Eveneens vernoemd in brief nr. 1 - Gekocht door Plantin bij Bellerus: Arch. 35, fo 1 vo (1 januari 1558): ‘Receu de Bellerus 1 Aeneae Sylvii opera ceu Pii secundi’. Denkelijk: Aeneae Sylvii Piccolomini... opera quae extant omnia... (Basileae, H. Petri, 1551, in-fo).
-
voetnoot(50)
- Eveneens vernoemd in brieven nrs. 1 en 2. Vgl. n. 41.
-
voetnoot(52)
- De tekst is zeer corrupt: denkelijk was de Duitse scribent de Franse taal niet of onvoldoende machtig.
-
voetnoot(53)
-
N.B.: 1 patt[ar] is gelijk aan 1 st[uiver]. Twintig st. of patt. vormen 1 fl.[orin] (of gulden).
-
voetnoot(54)
- 22 fl. 2 st., 12 fl. 7 st. en 2 fl. 8 st. 3/4 maken een totaal van 36 fl. 17 st. 3/4. Plantin heeft hierbij, om ongekende redenen, nog 3 st. gevoegd, zodat het totaal werd: 37 fl. 3/4 st.
-
voetnoot(55)
- In werkelijkheid 29 fl. 17 st. Werden de 11 st. van Belon vergeten? (Zie eveneens n. 57).
-
voetnoot(56)
- ‘Euclides Avitus’ en ‘Architectura de Leon Battista’ worden niet genoemd in de corresponderende post in het dagboek (5 juni 1558: zie hoger, blz. 158). Ze werden hier door dezelfde hand (Plantin) maar met andere inkt ingevoegd.
-
voetnoot(57)
- In werkelijkheid 42 fl. 10 st. Er werden dus 21 st. bijgevoegd: de 11 st. van Belon (zie n. 55) en de 10 st. van de ‘Fragmenta Aristotelis’, die, denkelijk per vergissing, werd doorgehaald? Vgl. de post in het dagboek, 7 feb. 1558 (blz. 157).
-
voetnoot(59)
- Fo 111 ro: ‘J'ay receu de Mons. Pigghius le premier d'Aoust au nom de Mons. d'Arras la somme de quarante florins’.
-
voetnoot(60)
- De posten van 1 aug. 1558, 2 nov. 1558 en 9 jan. 1559 worden niet opgegeven in het dagboek.
-
voetnoot(61)
- Ook deze Franse brief is vrij corrupt. De lectuur biedt echter geen grote moeilijkheden. Derhalve hebben we er de voorkeur aan gegeven de tekst niet te amenderen, op één enkele lezing na.
-
voetnoot(62)
-
Valerii Maximi dictorum factorumque memorabilium libri IX. Infinitis mendis ex veterum exemplarium fide repurgati, atque in meliorem ordinem restituti per Stephanum Pighium Campensem. Accedunt in fine eiusdem annotationes in loca plusquam DCCC (Antwerpen, Plantin, 1567, in-8o). - Over deze uitgave, zie eveneens de brieven van Plantin aan Pighius, 12 jan. 1567 en 16 jan. 1567 (Corr. de Plantin, III, nrs. 338 en 339). Cf. Jongkees, op. cit., blz. 150-152.
-
voetnoot(63)
-
Αρισταινετου Ἐπιστολαι ἐρωτικαι (Antwerpen, Plantin, 1566, in-4o).
-
voetnoot(64)
- Met ‘Valerius Maximus’ kan enkel zijn bedoeld de uitgave bezorgd door Pighius (vgl. n. 62). Doch deze Valerius Maximus was reeds in het begin van het jaar 1567 van Plantins persen gekomen! Denkelijk heeft Plantin zich ‘verschreven’; misschien bedoelde de drukker een der vrij talrijke uitgaven van Cornelius Valerius die hij in 1567 en 1568 heeft gepubliceerd? De opgestuurde ‘Valerius Maximus’ is denkelijk het handschrift van de geplande uitgave: vgl. volgende n.
-
voetnoot(65)
- In 1568 verschenen bij Plantin een integrale uitgave van Martialis (M. Val. Martialis Epigrammaton libri XII. Xeniorum liber I. Apophoretorum liber I. Omnia ad vetustiorum codicum fidem diligenter emendata, scholiis in margine illustrata... opera Hadriani Junii medici) en een gezuiverde editie (M. Valerii Martialis Epigrammata, ab omni rerum obscenitate, verborumque turpitudine vindicata. Opera et industria Emundi Augerii). Met de ‘Martialis’ die Plantin opstuurde bedoelde de typograaf denkelijk het handschrift benut voor de uitgave. In elk geval noteerde hij in een nieuwe brief aan Pighius, gedateerd 22 augustus 1567 (Corr. de Plantin, III, nr. 344), dat hij de ‘Martialis’ terug had ontvangen.
-
voetnoot(67)
-
L. Julii Flori de gestis romanorum historiarum libri IIII et seorsum in eos commentarius Joannis Stadi (Antwerpen, Plantin, 1567, in-8o).
-
voetnoot(68)
-
Hieronymi Seripandii commentarius in epistolam Pauli ad Galatas (Antwerpen, Plantin, 1567, in-8o). Vgl. de brief van Plantin aan Pighius, 12 jan. 1568 (Corr. de Plantin, III, nr. 338).
-
voetnoot(69)
- Voor de Themis Dea (vgl. n. 81) van Pighius liet Plantin toen 2 tekeningen vervaardigen door Pieter Van der Borcht te Mechelen; ze werden in hout gegraveerd door Antoon Van Leest.
-
voetnoot(70)
- Gilbert Genebrard schreef verscheidene chronografische werken, doch de ons bekende uitgaven zijn pas na 1567 verschenen, o.m. Chronographia in duos libros distincta: prior est de rebus veteris populi, auctore Gilb. Genebrardo... posterior recentes historias praesertimque ecclesiasticas complectitur, authore Ar. Pontaco (Lovanii, apud J. Foulerum, 1570, in-12o); Notae chronicae sive ad chronologiam et historiam universam methodus (Parisiis, Oliva P. L'Huillier, 1584, in-8o).
-
voetnoot(71)
- Vooraan in zijn uitgave van Virgilius bezorgd door Fulvio Orsini (Virgilius collatione scriptorum graecorum illustratus opera et industria Fulvii Ursini, 1567) plaatste Plantin, op last van Pighius en Joachim Polytes, griffier van Antwerpen, een opdracht aan kardinaal Granvelle, gedagtekend 13 oct. 1567. Vgl. Corr. de Plantin, III, nrs. 345 en 346. Over Fulvio Orsini, Granvelle en Plantin, cf. M. Van Durme, Le cardinal de Granvelle et Fulvio Orsini (Bibliothèque d'Humanisme et Renaissance, XII, 1950, blz. 324-331).
-
voetnoot(72)
- Nml. de bemerkingen van Maximiliaan Morillon, toen vicaris-generaal van Granvelle, betreffende de opdracht.
-
voetnoot(73)
- Een uitgave van brieven van Maarten de Smet (Smetius)?. Vgl. H. de Vocht, op. cit., blz. 832.
-
voetnoot(74)
-
Joanni Sturmii Liber unus de Periodis, explicatus non tam scholiis quam scholis a Valentino Erythraeo (Argentorati, per J. Rihelium, 1567, in-8o).
-
voetnoot(75)
-
Athenagorae... apologia vel legatio, vel potius supplicatio pro christianis, ad imperatores Antoninum et Commodum, a Suffrido Petro,... in latinum ex graeco translata et justis commentariis
illustrata (Coloniae, apud haeredes A. Birckmanni, 1567, in-8o).
-
voetnoot(76)
- Hendrik Danrait, provisor van de hertog van Kleef te Antwerpen, die o.m. als tussenpersoon optrad tussen Plantin en A. Masius.
-
voetnoot(77)
- Andreas Masius, humanist en intieme vriend van Pighius.
-
voetnoot(78)
- Denkelijk: Pomponius Mela; Julius Solinus; Itinerarium Antonini Aug.; Vibius Sequester; P. Victor de regionibus urbis Romae; Dionysius Afer de situ orbis, Prisciano interprete (Venetiis, in aedibus Aldi et Andreae Soceri, 1518, in-8o) - Pighius had in 1567 het plan opgevat een gecommentarieerde editie te bezorgen van het Itinerarium Antonianum: Jongkees, op. cit., blz. 153.
-
voetnoot(81)
- Het werk van Pighius, in feite twee afzonderlijke verhandelingen in één deel gebundeld: Themis Dea seu de lege divina, item Mythologia ejusdem in quatuor anni partes, verschenen bij Plantin, begin 1568, bevatte twee houtsneden: een afbeelding van een herme met de buste van Themis die Pighius te Rome bij kardinaal Pio van Carpi had gezien, en een afbeelding van een zilveren Romeinse vaas bij Atrecht gevonden en toebehorend aan Granvelle. Vgl. Jongkees, op. cit., blz. 153; cfr. eveneens Corr. de Plantin, III, nr. 349.
-
voetnoot(82)
- De Virgilius bezorgd door Fulvio Orsini (vgl. n. 71).
-
voetnoot(84)
-
D. Magni Ausonii Burdigalensis opera a Theod. Pulmanno Craneburgio in meliorem ordinem restituta, correcta, et scholiis illustrata... (Antwerpen, Plantin, 1567, in-16o). Eveneens een uitgave in 1568.
-
voetnoot(85)
- Theodoor Poelman, de beroemde Antwerpse humanist, die voor Plantin tal van uitgaven van klassieke auteurs verzorgde.
-
voetnoot(87)
- Renobert Bourrelier, heer van Malpas, econoom van Granvelle te Rome.
-
voetnoot(88)
- Denkelijk het handschrift van de Carmina novem illustrium feminarum, ex bibliotheca Fulvio Ursini, in 1568 door Plantin uitgegeven.
-
voetnootb
- KB: 1558 door (moderne) hand veranderd in 1568
-
voetnoot(90)
- De uitgave van Themis geschiedde op kosten van Pighius. Vgl. de brieven van 22 aug. 1567, 20 feb. 1568 en 14 dec. 1568 (Corr. de Plantin, III, nrs. 344, 353 en 358). Cf. eveneens Jongkees, op. cit., blz. 153.
-
voetnoot(91)
- Houdt verband met de moeilijkheden die Plantin ondervond wegens zijn uitgave van de Nouveau Testament van R. Benoist (vgl. hoger, blz. 152). Morillon is toen voor de drukker tussenbeide gekomen.
-
voetnoot(92)
- Joachim Hopperus, sedert 1566 zegelbewaarder van Filips II te Madrid.
-
voetnoot(93)
- Bisschop van Lerida, in 1574 aartsbisschop van Tarragona (overl. in 1586).
-
voetnoot(95)
- De geneesheer Joannes Goropius Becanus, vriend en van 1563 tot 1567 geldschieter en vennoot van Plantin.
-
voetnoot(96)
- Nicolaus Florentius, van wie o.m. een brief werd opgenomen in Themis (vgl. Corr. de Plantin, III, nrs. 350 en 351).
-
voetnoot(97)
- Plantin verklaarde zich op 3 juli 1568 bereid dit werk uit te geven (Corr. de Plantin, I, nr. 138). Het verscheen in 1569: Jo. Antonii Viperani de scribenda historia liber, in-8o.
-
voetnoot(99)
- Alvares Nuñez (Nonnius), Spaans geneesheer gevestigd te Antwerpen. Vgl. P. Boeynaems, Les Nuñes, famille d'éminents médecins d'origine espagnole à Anvers aux XVI et XVII siècles (XV Congreso internacional de Historia de la Medicina. Madrid, 1956, blz. 229-233).
-
voetnoot(101)
- Er dient ongetwijfeld te worden gelezen ‘Becano’ (= Joannes Goropius Becanus; vgl. brief 13
en n. 95).
|