De Gulden Passer. Jaargang 36
(1958)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 43]
| |
De correspondentie van Simon Verepaeus met de Officina Plantiniana te Antwerpen
| |
[pagina 44]
| |
Joannes Despauterius' Latijnse grammatica laten verschijnen bij Antonius Tilenius Brechtanus te Antwerpen in de zestiger jaren van de 16de eeuw. Wie nu het initiatief heeft genomen, de auteur: Verepaeus, of de drukker: Plantin, het is niet meer uit te maken, doch een opnieuw bewerkte editie van deze Grammatica Despauteriana verscheen in vier delen in-quarto bij Plantin in 1571 en 1572. Het Leuvense exemplaar ervan is verloren gegaan bij de brand van de universiteitsbibliotheek in 1914 en het misschien enig overblijvende exemplaar berust thans in de Bibliothèque nationale te Parijs. Een nieuwe druk van deze bewerking kwam uit, en nogmaals bij Plantin, in 1573 tot 1576; daarvan is een exemplaar aanwezig in de universiteitsbibliotheek te UtrechtGa naar voetnoot(3). Daar Simon Verepaeus in die jaren te Hilvarenbeek in Noord-Brabant verbleef, zal de zaak van het drukken en uitgeven van dit werk voornamelijk schriftelijk zijn behandeld. Van deze correspondentie is echter geen spoor meer over. De enige vermelding van Verepaeus' boek wordt aangetroffen in een brief van Plantin aan zijn kleinzoon, Christoffel van Raphelingen, geschreven 13 september 1575Ga naar voetnoot(4). Grootvader Plantin deelt aan zijn kleinzoon mede, dat hij hem vier exemplaren van de grammatica en vier exemplaren van de syntaxis van Despauterius heeft gezonden; daarmede bedoelde hij ongetwijfeld de door hem gedrukte bewerking van Despauterius door Verepaeus. Een vermelding van Verepaeus is nog te vinden in het door ‘Jehan Mourentorf’ gehouden kasboek, begonnen in januari 1578 en nagezien door Plantin 1 maart 1578; daar werd geboekt, dat aan Simon Verepaeus, waarschijnlijk als honorarium, 13 gulden werd uitbetaaldGa naar voetnoot(5). Inmiddels is Verepaeus naar Mechelen teruggekeerd en vanuit die stad schrijft hij, 1 juli 1577, de voorrede van een geheel nieuwe bewerking, ditmaal in vijf delen, van zijn grammatica, die nu bij Plantin uitkomt in 1578 als Noua Grammatices Despauterianae | |
[pagina 45]
| |
Epitome en waarvoor het privilege was gegeven te Brussel 12 november 1577. De eerste vier brieven door Plantin en Moretus aan Verepaeus geschreven, gaan dan ook over nieuwe drukken van deze uitgave; deze brieven van 14 april 1587, 20-23 november 1587, 3 maart 1588 en 31 augustus 1588, werden gepubliceerd in de briefwisseling van PlantinGa naar voetnoot(6). Ook liet Plantin niet na het veelgebruikte schoolboek van Verepaeus bekend te maken, tot in Spanje toe. Samen met andere grammatica's zond hij een nieuwe druk van Verepaeus' spraakleer, blijkbaar naarmate de delen van de pers kwamen, van eind 1585 tot maart 1586, aan Gabriel de Çayas, secretaris van Filips II, en aan Benitus Arias Montanus, biechtvader van de koning en boekencensorGa naar voetnoot(7). Na de dood van Plantin werden nog brieven gewisseld tussen Moretus en Verepaeus; daarvan zijn er negen bewaard. Echo's van de relatie tussen beide mannen staan genoteerd in het grootboek van de drukkerij: D. Simon Verepeus Canonicus Buscoducensis habuit subnotatos, en dan volgen krabbels over gezonden auteursexemplaren en andere presentexemplaren vanaf 11 november 1590 tot (zonder dagtekening) 1597Ga naar voetnoot(8). Van honoraria geen letter. Heel de zestiende eeuw door gaat de Officina Plantiniana voort met het drukken en verspreiden van de inmiddels bijna overal ingevoerde grammatica van Verepaeus; de laatste mij bekende druk, die door de Plantijnse drukkerij werd geleverd, is die van 1597; mogelijk zijn er nog latere geweest. In de 17de en 18de eeuw zullen de Verdussens dit schoolboek drukken en uitgeven. Bekend is een privilege, dat voor dit werk werd verleend aan Hiëronymus Verdussen (III) 16 december 1675 en werd hernieuwd tot 22 november 1720Ga naar voetnoot(9). Ook andere uitgevers hebben zich voor dit schoolboek | |
[pagina 46]
| |
geïnteresseerd tot in 1864, wanneer de laatste bewerking het licht ziet te Bergen-op-ZoomGa naar voetnoot(10). Over andere boeken van Verepaeus is in deze brieven maar heel weinig te vinden en slechts terloops. De uitgave van de correspondentie, die werd gevoerd tussen Simon Verepaeus en het Plantijnse huis, wordt bemoeilijkt door het feit dat een gedeelte van de brieven niet met zekerheid in chronologische volgorde kan worden gerangschikt. De brieven, die van de drukkerij uitgaan, zijn van een datum voorzien of wanneer ze geen dag- of jaartekening dragen kan men, uit de plaats waar de minuten in het register staan, tot een benaderende datering komen. Deze minuten komen alle voor in register 10 van het archief van het Museum Plantin-Moretus. De brieven van Verepaeus zijn later in register 94 gebundeld, maar hun plaats garandeert hun volgorde niet en het is niet meer mogelijk ze te dateren behalve twee: het slot van een brief draagt de dagtekening 18 Septembris 93; op een andere brief, die werd geschreven 21 en 22 september, staat het jaartal niet aangegeven, maar men heeft op de rugzijde bijgeschreven: 1590. De vier overige brieven van Verepaeus hebben geen jaartal naast de vermelding van dag en maand; ze zijn echter gericht aan Joannes Moretus en moeten dus zijn van na de dood van Christophe Plantin (1 juli 1589). Uit de inhoud van de niet-gedateerde brieven kan wel iets worden afgeleid in is dus getracht ze te rangschikken. Vanzelfsprekend gebeurde dit met het nodige voorbehoud. Het is best, de teksten zelf te laten spreken; daarom worden ze hier in extenso opgenomen, met uitzondering evenwel van de vier die reeds in de Correspondance de Plantin werden uitgegeven. Toch moge worden gewezen op de vele leerrijke details, die in deze correspondentie verspreid voorkomen en die enig licht kunnen werpen op feiten en toestanden uit de 16de eeuw. Enkele voorbeelden. De taal, waarin de correspondentie wordt gevoerd, is het Latijn, met uitzondering van één Nederlandse brief (nr. 7). Opvallend is, dat Moretus korter schrijft en dat zijn Latijn niet zo zwierig en zuiver is als dat van zijn schoonvader. Boden | |
[pagina 47]
| |
voor het overbrengen van brieven zijn in die tijd moeilijk te vinden of zij lopen gevaar in die troebele omstandigheden (nrs. 8 en 12); daarom worden brieven en boodschappen gaarne met vrienden meegegeven (nrs. 2, 3, 5, 6, 8). Drukkers ondervinden concurrentie op de boekenmarkt en sommigen wagen het een boek over te drukken zonder de minste toelating van auteur of uitgever (nrs. 1, 13); dat wil Plantin echter niet doen (nr. 2). Het papier is duur en soms schaars in die jaren, en men ziet ervan af een voorraad in te slaan (nrs. 1 en 11). De strijd om de handboeken gaat nog steeds, zoals in het begin van de 16de eeuw, zijn volle gang (nr. 12); hetzelfde boek verschijnt ook wel in verschillende formaten (nrs. 4, 8 en 12); nieuwe drukken brengen veranderingen in de tekst mee, soms tot ongenoegen van uitgever en gebruikers (nrs. 5 en 10). Uit de gehele correspondentie blijkt echter, dat de Plantijnse drukkerij zeer gesteld is op verbeteringen van drukfouten en op een correcte tekst. Een langzaam afglijden van de handboeken in het Latijn naar die in de volkstaal is waarneembaar; de veeltalige verklaringen in de Latijnse tekst vormen hierbij een overgangsstadium (nr. 8). Geen enkele brief rept over auteurshonoraria, maar de auteur ontvangt geregeld presentexemplaren, naast zijn auteursexemplaren, ook wel op zijn verzoek (nrs. 4, 8, 9, 11, 13). De humanist priemt bij Verepaeus herhaaldelijk door: belangstelling voor eigen werk blijkt uit iedere brief; hij heeft ook interesse voor de boeken van anderen (nr. 10); vraagt om de catalogus van de Frankforter boekenmarkt (nrs. 9 en 10); vertelt dat hij zelfs tijdens zijn ziekte veel leest ofwel iemand laat voorlezen, en dan is deze lectuur steeds kritisch (nr. 10). Zelfs over ziekten, dokters en chirurgijnen krijgen de lezers een paar aardige bijzonderheden onder de ogen (nrs. 8, 9, 10). Aan de humanistisch geïnteresseerde lezer kan ik nog maar één ding zeggen: Tolle, lege et fruere. | |
[pagina 48]
| |
deze verbeteringen zullen worden opgenomen. Het drukken van de Grammatica te Keulen, Leuven en elders, schaadt aan de verkoop van Plantins uitgave. Hij wacht op papier, dat zeer duur is. Hij wil de werken van Granada wel drukken, op verzoek van Vereept, als deze wil zorgen voor een correcte tekst.
Corr. Plantin, VIII-IX, nr. 1244, pp. 204-205. | |
2. Christoffel Plantin aan Simon Vereept.Antwerpen, 20-23 november 1587.
Plantin zendt nieuwe editie van het eerste en tweede boek der Grammatica en een stuk van het derde, volgens de nieuwe verbetering. Hij zal het boek van C. Vladeraccus spoedig ter perse leggen. De jezuïeten van St. Omer zonden hem Verepaeus' De Epistolis conscribendis, met verzoek dit te willen drukken; hij zal het slechts doen met goedvinden van Vereept en de vorige drukker, A. Tilenius.
Corr. Plantin, VIII-IX, nr. 1325, pp. 325-326. | |
3. Jan Moerentorf aan Simon Vereept.Antwerpen, 3 maart 1588.
Zijn schoonvader, Chr. Plantin, die thans ziek is, zal zorgen voor een spoedige druk van [Canisius'] Manuale en voor de figuren in de tekst. Hij zendt de eerste bladen van Vereepts Epistolicae. Weldra zal Vladeraccus' Polyonyma volgen; verzoekt hem dit mede te delen.
Corr. Plantin, VIII-IX, nr. 1352, p. 365. | |
4. Christoffel Plantin aan Simon Vereept.Antwerpen, 31 augustus 1588.
Plantin zendt exemplaren van P. Canisius' Manuale Catholicorum, en andere werken. Verzoekt om desiderata betreffende het Manuale, want hij zal ook een uitgave in kleiner formaat laten verschijnen.
Corr. Plantin, VIII-IX, nr. 1400, pp. 431-432. | |
[pagina 49]
| |
5. Jan Moerentorf aan Simon Vereept.Antwerpen, (augustus 1589).
Domino Simoni Verepeo .S.
Reverende admodum Domine, gratissimȩ tuae traditae fuere in taberna nostra me absente. Cum easdem aper[u]issem dolui, quandoquidem Rudimentorum grammaticȩ tuȩ mentionem facerent, nec quis cum accipiat vbi hospitaretur intellexisset, quod me tangit prȩcipuè quia nouam Rudimentorum editionem parare cogitamus et festinandum nobis est quia exemplaria breui deficient; si quid in reliquis partibus obseruaueris, significabis aut mittes aliquando commodius recudendis ista exemplaria in quibus notata quae corrigenda erunt; sequemur in omnibus ordinem tuum. Hoc tarnen dicam: si toties mutetur librorum grammaticalium ordo pueris confusionem nonnunquam parari cum libros quibus vtuntur non conuenire dicant.
Minuut: Arch. Plantin, 10, fol. 252 vo. | |
6. Jan Moerentorf aan Simon Vereept.Antwerpen, (december 1589).
Domino Simoni Verepȩus (sic) S.
Accepi tuas vir Reverende, quas mihi Dominus VligerusGa naar voetnoot(11) tradidit simul cum Etymologia et Syntaxi. Dolui cum de incommoda tua valetudine intelligerem. Mortales tamen omnes tam infirme quam firmiori subiecti sumus. Deum precor vt optimam et salutarem tibi concedere dignetur.
Minuut: Arch. Plantin, 10, fol. 265. | |
7. Jan Moerentorf aan Simon Vereept.Antwerpen, 11 juli (1590).
Domino S. Verepȩo, S. den 11n Julij.
Eerweerdigh heere, Voor antwoorde op uwen brief zoo laete ick uwe E. weten hoe dat ick Jan Scheffer wel gescreuen hebbe dat als ick sijn exemplar soude hebben dat ick tselfste soude drucken zoo haest alst mij eenichsins soude moge- | |
[pagina 50]
| |
licken wesen, maer noyt aen sekeren tijt verbinden, ende dat ter oorsaken dat op onse persse sijn veel boeken begost, die teghen de merckt uijt moeten wesen, zoo ick hem hebbe gescreuen, zoo dat ick dencke hij onse schaden oock niet en soude begheren, ende zal beghinnen soo haest mij mogelijken zal wesen, want ick oock het papier niet en hebbe willen aanveerden voor dat ick gereet en waer te beghinnen, het welck ick ter liefden van uwe E. als oock om sijnen twille zal doen, zoo haest alst mij eenichsins mogelijcken zal wesen. Ik hopen dat het corts wesen zal. Supplementum hebbe ick ontfanghen ende zal dienen tot de eerste editieGa naar voetnoot(12).
Minuut: Arch. Plantin, 10, fol. 277. | |
8. Simon Vereept aan Jan Moerentorf.'s-Hertogenbosch, 21 en 22 september (1590).
S.P. Optime Morete, Nuper cum primos tres Etymologiȩ quaterniones Scoeffero misisses, admonuj te secutum non esse postremam nostram recognitionemGa naar voetnoot(13). Quȩ res quamuis nos male haberet idque eo magis, quod in librj fronte addj curauimus, huic editionj summam nunc additam esse manumGa naar voetnoot(14), quod procul abest a vero, et falsitatis nos arguit. Interim cum id quod factum est infectum fierj nequeat, quĵ possit hic error corrigj certa aliqua ineunda ratio. Sic igitur facias velim vt absoluta hac editione pro Scoeffero, Tu pro Scholis alijs denuo excudas in 8o et ibj postremam sequaris, quam istuc misj recognitionem, omissis sj ita tibj probatur Vocabulis, nam ea ego non adiecj nec adijcienda existimaujGa naar voetnoot(15). Sed vnus id fecit huius nostrȩ Scholȩ Prȩceptorum, vt placeret collegis suis, quj in priorj Despauterio, per multos iam annos vocabulorum significationes explanare | |
[pagina 51]
| |
consueuerunt. Et sj addj quis malit, non tantum Teutonicè aut flandricè id fierj deberet, sed etiam Gallicè. Nam iam breuj litteras accepj ex Casleto flandriȩ, jn generalj Capitulo Societatis Tornacj celebrato, decretum esse a Patribus, vt Grammatica nostra in omnibus Collegijs totius Prouinciȩ prȩlegereturGa naar voetnoot(16). Quamobrem velim modis omnibus editionem hanc vltimam fore quam perfectissimam, quam talem nunc fore magnopere sperabam. Quȩ huius erroris caussa extiterit, scripsistj fortassis Scoeffero, cum postremos mitteres quaterniones. Sed scito eas litteras non esse redditas, dicebat enim nuncius, eas litteras, quendam suorum comitum habere, qui easdem vel eo ipso die redderet, vel proximè sequentj. Sed nihil allatum, nec venit quisquam comitum. Sunt eȩ litterȩ igitur denuo describendȩ. Iam illud te monitum volo. Sj fortasse videar in postrema hac recognitione intricatior, quam vt operȩ satis mentem nostram assequantur, age sic facito priusquam denuo incipias. Remittes ad me semel omnia, quȩcunque ad postremam hanc editionem pertinere videantur, et ego accepto alio Etymologiȩ exemplarj scribam in eo omnia apertissimè vt errorj nihil reliquatur locj. Idque sj ita velis vel intra triduum et cum primo tunc occurrente nuncio, ad te remittam nec tuam hic fidem, aut expectationem nullo modo fallam. Mea certe interest, nec ad minus tua, vt editio hȩc postrema, cuj summa scribitur addita manus, sit quam politissima. Prȩpositus Casletensis LangecruciusGa naar voetnoot(17), scripsit ad me se misisse tibi Quadragesima superiorj librum quendam abs te excudendum et se nihil abs te accepisse litterarum ex quibus intelligere posset, quid de hoc libro egisses, immo an librum hunc etiam accepisses, metuens ne casu forte quopiam liber interierit. Velim igitur vt per primum huc venientem tabellarium ad me scribas, quid eo de libro actum. Tum etiam aliquid ad ea quȩ nunc et aliâs de Grammatica scripsj. De nuper missis Vitis Sanctorum Franciscj HarȩjGa naar voetnoot(18) ingentes et immortales ago gratias, | |
[pagina 52]
| |
relaturus sj liceat viuere gratiam suo tempore. Nunc iterum conflictor catarrho morbo mihj admodum familiarj. Bene vale candidissime Morete, ex nostro Museo, festo B. Matthȩj. Tuus ex asse totus Simon Verepȩus.
Domj me continuj dies aliquot afflictus catarrho, quj in maximum incidens, intolerabilj cruciatu mihj denuò affligit, is nunc [------] nunc paulo est mitior. Has igitur litteras cum domj scripsissem et adolescentem quendam expectarem, quj istuc perferret, ecce hac hora accurrit ad me Scoefferus, et tuas ad se et me afferens litteras, quibus lectis, exilij gaudio [cum] intelligerem te etiam alteram meditarj editionem in 8o atque in ea te postremam nostram ȩditionem per omnia sequi. Istud sanè quod volebam et superioribus his litteris scripsj. Vnum est quod huic postremȩ recognitionj adhuc add[am.] Fol. 159, versu 7. Pro hoc versu Vm Quarto, reliquis V casibus optat Iesus, Hunc versum delebis & eius loco hunc substitues. Iesvs vt Vm Quarto, Reliquis sic casibus V datGa naar voetnoot(19). Et infra p. 9 versus XI, vbj Iesvs declinatur, Sic scribes: Iesvs ex doctissimorum sententia dictio est disyllaba potius quam trisyllaba, et primam producit syllabam. Iterum vale mj Morete, 22 Septembris. Amico sincero et percaro Joannj Moreto In officina Plantiniana Bibliopolȩ In die camer straet Tot Antuerpen.
francq (andere hand:) Verrepeus ad 24n Nouemb. R. 1590.
Arch. Plantin, 94, fol. 301-303. | |
9. Simon Vereept aan Jan Moerentorf.'s-Hertogenbosch, 9 april (1591?).
S.P. Recte et amice fecistj mj Morete, quj ad Verepȩum Breuarium maioris litterae misistj, etenim illius iam oculj incipiunt caligare, et vel prorsus illj cȩcutiendum, vel huiusmodi occurendum remedijs. Quamobrem magnum hic tuum agnosco beneficium, Deumque precor vt tibj istuc remuneretur donis suis coele- | |
[pagina 53]
| |
stibus. Conualuj iam fere ex vulnere tibjGa naar voetnoot(20), quam initio Quadragesimȩ ex leuissimo casu ita afflixeram, vt ferme ad Pascha vsque lecto mihj fuerit decumbendum. Sed Dej magna gratia et opera optimj chirurgj sum restitutus, vt templum denuo adeam aliquando. Hȩc mi Morete quod tam diu ad te literarum nihil. Vbi ex Francforto nouorum librorum catalogum acceperis, accipiam rogo eius exemplar vnum. His bene vale optime Morete. Siluȩducis, 9 Aprilis.
H(umanitati) T(uae) deditissimus S. Verepȩus. Eersamen ende vorsienighen Jehan Moretus boeckuercoper Inden Pesser Tot Antuerpen
Arch. Plantin, 94, fol. 287. | |
10. Simon Vereept aan Jan Moerentorf.'s-Hertogenbosch, 19 juni (1591 of 1592?).
S.P. Optime et integerrime Morete, Quod tam diuturno temporis interuallo, ad te nihil Litterarum miserim, non obliuitujGa naar voetnoot(21), aut id nostrȩ tribuendum negligentiȩ cum tuj nostra memoria ob oculos pȩne semper nobis obseruetur, sed in ijs menses amplius quinque iam vixj miserijs vt ex dolore dextrj cruris fere extrema timerem; vsus sum doctore medico ad menses duos, Chirurgis vero, fere semper duobus, interdum tribus, etiam foris vno aut altero interdum accersito. Lecto decubuj toto hoc fere tempore. Caro nunc fere restituta, et cutis non nihil subducenda, per domum quo libet obambulo; die vt spero nunc D. IoannisGa naar voetnoot(22), ad templum etiam egressurus. Deo sit gratia, cuius me virga et baculus sunt consolata. Sȩpe in hoc morbo Canisij tuj sum vsus precibusGa naar voetnoot(23), aut easdem per alium mihi prelegj curauj, easque perspexj esse tales, quȩ ferent aetatem, nec aliorum eas facile obscurabunt; sunt piȩ et doctȩ ȩquo ferè prolixiores, quo nomine displicent nonnihil, sed alioquj selectȩ ipsius GratensisGa naar voetnoot(24), sed istȩ duȩ auctoris suj prȩstantiam et eruditionem vbique redolent. Quapropter hortamur, vt quod coepistj in ijsdem exornandis vt pergas. Annotauimus in ijs errorem vnum, aut | |
[pagina 54]
| |
fortassis alterum, quj editione proxima restituantur. Pagina 283, versu 17, loco, Carnes, leges, Canes. Vna est dictio restituenda, sed neglexj notare locum, vt nequeam nunc inuenire. Prȩterea pagella 10, an ibj erratum sit aliquod, ipse iudicabis. Nam vbj vsum ostendis epactarum, quȩ ibj reperj non videntur mihi respondere, sequentj ibj tabulȩ temporariȩ de inuenienda littera Dominicalj, de festis mobilibus, Paschȩ, Pentecostes etc. Fierj potest vt oculj in hoc morbo mihj caligarint, aut ex eius reliquijs adhuc caligent, si quid huiusmodi fortasse fuerit, id manus tua medica absterget spero. In ipsa etiam Grammatica nostra erratulum occurrit vnum aut alterum, quod citra cuiusque offensam facile restituetur. In RudimentisGa naar voetnoot(25). Pagina 27, versu 20, loco Musa scribe Mensa, vt alias emendauj et valde id placuit FrischlinoGa naar voetnoot(26). In EtymologiaGa naar voetnoot(27), pag. 99, versu 3, loco Arbor, substitue Herba; pag. 100, versu 10, lege disyllabum; pag. 118, versu vltimo, pro Hic lege His; pag. 177, versu pȩnultimo malim Potiuntur legere, quemadmodum prima habet editio et versus 23 paginȩ 190; pag. 185, versus 6 (sextuplicia) expungatur. Plura non notauj, et hȩc minutula. Vidj Grammaticam Emmanuelis Aluarj, quam videntur prȩlecturj Professores SocietatisGa naar voetnoot(28). Sed mirabor. Legj proximè a Scoeffero mihj missum nouorum librorum catalogum ex proximis nundinis Francfordensibus, et in eo reperj excusum apud Nicolaum Bassȩum opinor, Grammaticam Latinam ex recentioribus rej Grammaticȩ scriptoribus methodo paulo accuratiore pro Casselana et inferioris Hassiȩ ScholisGa naar voetnoot(29), eam sj mihj semel inspiciendam posses mittere magnj id beneficij loco ducerem, vt quid in nostra desideret aliquis, ex illa perspicerem. Aliquid succurrat ad ornandum Manuale. Habet Bellerus in fronte nostrj Enchiridij precationum, Bona est oratio, cum Ieiunio et Eleemosyna, quȩ ibj tribus includuntur circulis. Quid sj tu in fronte Manualis ita includas tribus circulis hȩc 3a verba, Emendemus Oremus et Vincemus, quȩ et prȩsentj conueniunt temporj, et gratiam haberent sj elegantioribus includerentur circulis, quod fecit Bellerus pag. 46 EnchiridijGa naar voetnoot(30), quj crassius sunt depictj quam sunt quj in fronte eius librj. | |
[pagina 55]
| |
Prȩterea posses curare depingendum vnum illum ante Crucifixj imaginem, quem habet Bellerus pagina 70, sed vna cum vxore et liberis. Ne huiusmodi adijciam plura charta, vt vides, admonet. Valebis igitur, ex lecto 19 Iunij.
Tuus S. Verepȩus.
[Eersam]en gheleerden en voersienigen [Iohannj] Moreto Inden pesser [Boeck]uercoper Tot Antuerpen
Arch. Plantin, 94, fol. 295.
| |
11. Simon Vereept aan Jan Moerentorf.'s-Hertogenbosch, 8 augustus (1592?).
S.P. Humanissime D. Morete, Postremas tuas accepj cum magnifico munere, Tomo scilicet 3 SoranjGa naar voetnoot(31), et Precibus CosterjGa naar voetnoot(32). Quo nomine non habeo quod digne rependam, nisj meipsum accipias totum, quo cum vsus inciderit pro tuo vtaris arbitratu, et mihj sj vires suppetent et se remiserit non nihil hȩc temporis malignitas conspiciemus aliquid spero quo nos gratos exhibebimus. Hȩc raptissime, cum audissem hic affuturum tabellarium, qui an venturus adhuc incertum. Bene vale optime Morete, et Verepȩum quod facis amare pergito. Ex museolo nostro 8 Augustj.
Tuj Cupidissimus S. Verepaeus.
Eersamen en voersienighen Joannes Moretus Boeckuercoper Inden pesser franq
Arch. Plantin, 94, fol. 297. | |
[pagina 56]
| |
12. Simon Vereept aan Jan Moerentorf.'s-Hertogenbosch, 7 oktober (1592?).
S.P. Humanissime Morete, Silentij nostrj tam diuturnj caussa fuit Tabellariorum solito multo rarior oportunitas, quj vel BecaGa naar voetnoot(33) hue excurrere vix ausj fuere. Sed nunc denuo incipiunt sperare melius, viamque propediem fore paulo tutiorem. Nunc ad scribendum me impulerunt querelȩ potissimùm nostrȩ Scholȩ. Multi ita queruntur Grammaticam non excudj in 4to, prȩsertim Rudimenta et Sijntaxim, vt simul cum Etymologia Scoefferj in 4toGa naar voetnoot(34) compingj possint, vt nisj sic illa excudantur, vt minentur bibliopegj se Scholȩ Despauterij Grammaticam denuo administraturos, idemque et Prȩceptoribus ferme persuaserunt; quod sj fiat, etiam aliȩ Campiniȩ et Taxandriȩ scholȩ horum exemplum sequenturGa naar voetnoot(35). Huiusmodj multorum motus sopieris, sj priores Grammaticȩ nostrȩ libres Scholis multis in 4to excuderis. Quemadmodum Despauterius a nonnullis in 8to, ab alijs in 4to vendj consueuit. Quamobrem sj citra tuum incommodum magnum fierj posset rogarem vt hac in re Scholis certè multis gratificeris. Quod ad Societatis scholas attinet, sparsit hic institor quidam, Coloniȩ loco nostrȩ, prȩlegj nunc aliamGa naar voetnoot(36). Id sj verum sit scire velim, et quis sit, eiusque primo quoque tempore vnum mittj exemplar mihj, vt gustem. Sj verum narrauit ille, suspicor esse compendium Emmanuelis Aluarj Societatis in Lusitania, quod tamen compendium nondum vidjGa naar voetnoot(37). Sed ipsa eius Grammatica et longior est, et difficilior quam vt paruulorum conueniat Scholis. Peruelim eius videre compendium. Vale feliciter. 7 Octobris.
Tuus ex animo S. Verepȩus. Viro doctissimo humanissimoque Iohanni Moreto In officina Plantiniana Antuerpiae.
Arch. Plantin, 94, fol. 299. | |
[pagina 57]
| |
13. Simon Vereept aan Jan Moerentorf.'s-Hertogenbosch, 18 september 1593.
Humanissime Domine Morete, nescio quas tibj gratias agam pro tam ingentj librorum fasciculo, a quorum lectione vix queo tantisper auellj, vt debitam gratiarum actionem tibj perscribam. Interim prȩstat tibj animus quod potest, gratissimam omnium beneficiorum tuorum memoriam, vultque tibj debere quam plurimum. Mitto tibj nostram Sciagraphiam cum vacabis a grauioribus denuo excudendam, vel in annum proximum, quo vt confidimus Scholȩ denuo aperientur et instaurabunturGa naar voetnoot(38). Adiecj illj libellorum [no]strorum catalogum, quod nonnullos conquestos audierim vbi eorum non [nulli] venales habeanturGa naar voetnoot(39). Hunc si videbitur licebit addere Sciagraphiȩ. [Sed] hȩc omnia arbitratuj tuo commissa sunto. Hȩc raptissimè, quod aurigȩ discessum metuam. Bene vale, charissime Morete. Ex edibus nostris, 18 Septembris 93.
Addictissimus vestrȩ humanitati S. Verepȩus. Spectatissimo humanissimoque viro Iohannj Moreto ad signum Circinj Bibliopolȩ
Antuerpiȩ franq
Arch. Plantin, 94, fol. 289. | |
[pagina 58]
| |
Résumé français
|
|