De Gulden Passer. Jaargang 33
(1955)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 145]
| |
De Plantin-feesten 1555-1955.In 1955 was het precies vier eeuwen geleden dat Christoffel Plantin verzaakte aan het boekbinden om zich voortaan te wijden aan het boekdrukken - en hiermede de eerste stap zette op de baan die hem naar de roem en de onsterfelijkheid heeft geleid: de biografie van Plantin ontbreekt in geen enkel handboek over de geschiedenis van de typografie; de Plantijnse drukken vindt men vernoemd in alle verhandelingen over de geschiedenis van het humanisme en de geesteswetenschappen in de 16de eeuw; en op de Vrijdagmarkt te Antwerpen staat nog immer, als een symbool van de onvergankelijkheid van Plantins werk, de door hem gestichte, en door zijn opvolgers, de Moretussen, tot een architectonisch juweel uitgebouwde ‘Gulden Passer’, thans Museum Plantin-Moretus, het internationaal bedevaartoord van de typografische wereld. Het Antwerps stadsbestuur heeft in 1920 de vierhonderdste verjaring van de geboorte van haar grote burger laten uitgroeien tot een waar jubeljaar, aan hetwelk zowel de Scheldestad als de stad Tours een werkzaam aandeel hebben gehad.Ga naar voetnoot(1) De huidige Antwerpse magistraat heeft de traditie op waardige wijze voortgezet en van 1955 - vierhonderdste verjaring van het verschijnen van Plantins eerste boek - een waar Plantinjaar gemaakt. Te Antwerpen zelf werden de feestelijkheden geaxeerd op twee voorname manifestaties: enerzijds de tentoonstelling ‘Antwerpens gouden eeuw’, anderzijds het ‘Internationaal Wetenschappelijk Congres voor Boekdrukkunst en Humanisme’. Doch, zoals in 1920, wilde Touraine, Plantins geboortestreek, eveneens haar steentje bijdragen tot de herdenking van haar grote zoon... | |
[pagina 146]
| |
1. De Plantin-herdenking in Touraine
| |
[pagina 147]
| |
op enkele kilometer van Tours, om op die stralende zondagmorgen van 27 augustus 1955, de Plantin-feesten in Touraine te openen. En wel met de onthulling op het marktplein van een herdenkingsplaat ter ere van de grote aartsdrukker. De heer H. Adam, burgemeester van Saint-Avertin, omringddoor de schepenen, begroette bij een receptie op het gemeentehuis, de aanwezige persoonlijkheden: de hr. L. Carré, Belgisch consul te Tours, vertegenwoordiger van de hr. baron Guillaume, gezant van België; de hr. Lecornu, prefect van Indre-et-Loire; de hr. Tri- | |
[pagina 148]
| |
but, burgemeester van Tours; Dr L. Voet, conservator van het Museum Plantin-Moretus, vertegenwoordiger van de stad Antwerpen, en tal van volksvertegenwoordigers, geleerden en notabelen uit de streek. Stoetsgewijze ging het vervolgens naar het marktplein. Voor een talrijk publiek maakte Dr L. Voet de sympathiebetuigingen over van de stad Antwerpen aan de geboorteplaats van Plantin. De conservator van het Museum Plantin-Moretus schetste hierna, in een warm toegejuichte lezing, het leven en de bedrijvigheid van Christoffel Plantin - waarbij hij o.m. de bewoners van Saint-Avertin de verzekering kon geven dat, zo er wel enige twijfel bestaat nopens de juiste geboorteplaats en - datum van de aartstypograaf, hun gemeente nochtans de ernstigste rechten kan laten gelden op Plantin en dat de geboortedatum van 1520, gegeven op de herdenkingsplaat, het dichtst de waarheid moet benaderen. De hr. Béguin, archivaris van het departement Indre-et-Loire, kon deze stelling beamen. In het mooie dorpskerkje, hield hij een verhandeling over de zestiendeeuwse doopregisters van Saint-Avertin: met de documenten in de hand, toonde hij zijn toehoorders het groot aantal Plantins dat Saint-Avertin in de 16de eeuw heeft voortgebracht (in tegenstelling met de omliggende gemeenten, zoals bv. het naburige Montlouis, dat eveneens reeds aanspraken op Plantin heeft laten gelden, doch waar in deze periode geen enkele familie van die naam is bekend). Ongelukkigerwijze reiken de doopregisters niet verder terug dan 1574, zodat het onomstootbaar bewijs van de geboorte van Christoffel Plantin in het Tourainedorp niet kan gegeven worden. In de namiddag was het de beurt aan de stad Tours om de fakkel over te nemen. De heer Jacques Guignard, conservator aan de Bibliothèque nationale te Parijs, opende met een zeer gesmaakte lezing over boekdrukkers en boekdrukkunst in Touraine, de tentoonstelling gewijd aan de IVe centenaire de l'impression du premier livre de Plantin. L'art du livre en Touraine de la Renaissance et de nos jours (Musée des Beaux-Arts, 27 augustus-30 september 1955). De tentoonstelling zelf was op degelijke en smaakvolle wijze verzorgd geworden door de hr. R. Fillet, die eveneens de kleine | |
[pagina 149]
| |
maar waardevolle catalogus voor zijn rekening heeft genomen (met een inleiding over de geschiedenis van de boekdrukkunst in Touraine van de hand van de hr. J. Guignard). Zoals de titel aangeeft was de tentoonstelling in feite tweeledig: een deel was gewijd aan Plantin en zijn werken, het andere aan de typografie in Touraine. Aan de eerste sectie heeft het Museum Plantin-Moretus medegewerkt met enkele Plantijnse boekillustraties, gedrukt met de originele houtblokken en koperplaten uit de verzamelingen van het museum. De ereplaats in deze afdeling was vanzelfsprekend voorbehouden aan het werk van J.M. Bruto, La institutione di una fanciulla nota nobilmente. L'institution d'une fille de noble maison, het eerste door Plantin gedrukte boek. Tot dusverre waren zes exemplaren van dit werk bekend (twee in het Museum Plantin-Moretus, één in de Stadsbibliotheek te Antwerpen, één in de Koninklijke Bibliotheek te Brussel, één in de Bibliothèque nationale te Parijs, één in het British Museum te Londen). De verbaasde specialisten konden hier een nog niet gekend exemplaar bewonderen, en wel uit de Bibliotheca Corvina de Vincianis van de hr. A. Corbeau, AmboiseGa naar voetnoot(1). | |
2. De tentoonstelling ‘Antwerpens Gouden eeuw. Kunst en kultuur ten tijde van Plantin’
| |
[pagina 150]
| |
Gedurende 34 jaar zouden de Plantijnse persen aan de lopende band werken produceren die naar vorm en inhoud het beste vertegenwoordigen wat de Westerse kultuur toen vermocht aan te bieden. | |
[pagina 151]
| |
Het is me dan ook een zeer aangename taak hun daarvoor oprecht te danken, zoals eveneens de leden van het werkcomité. Onder deze noem ik in de eerste plaats Dr L. Voet, die zich heeft belast met de ondankbare taak van de organisatie. Hij werd op prachtige wijze bijgestaan door zijn collega's, de conservators en archivarissen en hun adjuncten van onze stedelijke instellingen, n.l. Prof. Dr F. Blockmans, de heer F. Baudouin, de heer F. Smekens, de heer F. Van den Wijngaert; de juffrouwen I. Vertessen en J. Douillez; de heren Dr H. Vervliet, J. Van Roey, J. De Coo, J. Van Beylen. Zonder de conservator van het provinciaal museum Sterckshof, de heer P. Baudouin, te vergeten. In totaal werden bijna 600 kunstvoorwerpen ten toon gesteld. Vanzelfsprekend kwamen Plantin en zijn productie in het brandpunt te staan. Zijn Antwerpse tijdgenoten-typografen werden niet vergeten, maar ze dienden met een veel geringere toonruimte genoegen te nemen: de zestiendeeuwse Antwerpse drukkers moeten nog immer een zware tol betalen om te hebben gewerkt naast een reus als Plantin! Het geboden overzicht van de kunst en de kunstambachten in het zestiendeeuws Antwerpen mag zeer bevredigend worden genoemd. Enkel hebben de inrichters voor de schilderkunst en de edelsmeedkunst niet alles kunnen bijeenbrengen wat ze hadden gedacht en gehoopt. Enkele vervelende leemten vielen zodoende aan te stippen - o.m. de ontstentenis aan werken van Quinten Matsijs. Het beeldhouwwerk, de tekeningen, de prenten, de boekbanden, de medailles en munten waren des te beter vertegenwoordigd. Bij het glas, de glasschildering, de ceramiek, de meubelen, de koffertjes, konden zeldzame en belangwekkende stukken worden getoond. Het Antwerps stadsbeeld in de 16de eeuw werd geschetst aan de hand van een indrukwekkend aantal schilderijen, tekeningen en gravures - een veropenbaring voor velen. Het Stadsarchief bezorgde praktisch alle documenten die een idee schonken van het economisch leven van de Scheldestad in haar gouden eeuw. | |
[pagina 152]
| |
Die bloei van het economisch leven ging evenwel in laatste instantie terug op de betekenis van Antwerpen als havenstad - en dus op de scheepvaart. Aan dit aspect en aan de cartografie en geografie in de 16de eeuw werd eveneens een belangwekkend overzicht gewijd. Tenslotte dient nog gewezen op de talrijke kunstvoorwerpen en documenten die het culturele leven in het zestiendeeuws Antwerpen belichtten. Doch de belangstellenden die hieromtrent nadere gegevens wensen verwijzen we naar de lijvige Nederlandstalige catalogusGa naar voetnoot(1) met zijn gedetailleerd commentaar bij ieder stuk, en zijn uitvoerige inleidingen. We menen zelfs te mogen beweren dat deze catalogus is uitgegroeid tot een waar vade-mecum voor de geschiedenis van Antwerpen en het Antwerps kunst- en cultuurleven in de 16de eeuw, en dat de talrijke inleidingen even zovele originele bijdragen vormen die nog lang na de tentoonstelling door specialisten en belangstellenden met vrucht zullen geraadpleegd wordenGa naar voetnoot(2). | |
3. Internationaal Wetenschappelijk Congres voor Boekdrukkunst en Humanisme
| |
[pagina 153]
| |
de Vrijdagmarkt te Antwerpen hun beslag hebben gekregen. De deelname was zeer bevredigend: niet minder dan een 250 specialisten en belangstellenden hadden ingeschreven; de zittingen werden regelmatig bijgewoond door een 100 à 150 congressisten. In de eerste plaats dient de aanwezigheid aangestipt van de afstammelingen van Plantin: van graaf Charles Moretus-Plantin, burgemeester van Stabroek en lid van de Raadgevende Commissie van het Museum Plantin-Moretus, van de hr. Roger Moretus-Plantin de Bouchout, schrijver van de Demeures familiales van de familie MoretusGa naar voetnoot(1), en van Z.E.H. Hendrik Moretus-Plantin S.J., oud-professor aan de Faculté Notre Dame te Namen. Z.E.H. Hendrik Moretus-Plantin heeft overigens, bij de sluiting van het congres, in naam van de familie Moretus, een laatste groet gebracht aan de congressisten en hen bedankt voor hun belangstelling in het leven en het werk van de grote stamvader van het geslacht. De aanwezigheid werd eveneens opgemerkt van Juff. Marthe van Bomberghen, een der laatste rechtstreekse afstammelingen van dit bekend geslacht dat zo'n belangrijke rol heeft gespeeld in de geschiedenis der Nederlanden in de 16de eeuw en waarvan twee leden behoorden tot de vennoten en geldschieters van Plantin in de jaren 1563-1567. De namen opgeven van alle deelnemers is vanzelfsprekend een onbegonnen werk. Het kan volstaan aan te stippen dat, zoals te verwachten, België instond voor de overgrote meerderheid der congressisten, en dat in dit contingent Antwerpen en onmiddellijke omgeving het leeuwendeel voor hun rekening namen. Drukkers en uitgevers, leraars, studenten en afgestudeerden van het middelbaar onderwijs en van de hogere technische scholen, leidende persoonlijkheden van bibliotheken en musea vormden het gros van deze Belgische congressisten. Nederland schonk eveneens een contingent opvallend door de | |
[pagina 154]
| |
kwantiteit en de kwaliteit der deelnemers. Citeren we hier de namen van de hr. S. Hartz, de befaamde postzegelontwerper en ‘general art director’ van de firma Enschedé te Haarlem, en van Dr G.W. Ovink, van de lettergieterij ‘Amsterdam’, beiden overigens zeer goed gekend in de Antwerpse typografische middens aangezien ze als leraar zijn verbonden aan het ‘Plantin-Genootschap, Hoger Instituut voor Drukkunst’, dat zijn zetel heeft in het Museum Plantin-Moretus. Wat de andere landen aan getalsterkte misten, vergoedden ze door de hoedanigheid der deelnemers. Groot-Brittanniê was o.m. vertegenwoordigd door enkele van haar voornaamste typografen: door de hr. Charles Batey, drukker van de Oxford University Press, de hr. Brooke Crutchley, drukker van de Cambridge University Press, de hr. Will Carter, de bekende drukker uit Cambridge; door de hr. Roger Powell, de befaamde boekbinder. De hr. Colin Clair, de Engelse geleerde die op het ogenblik werkt aan een biografie van Plantin en aan de bibliografie van de Plantijnse drukken was vanzelfsprekend eveneens op post. Uit Duitsland kwamen o.m. de hr. Arnim Renker, uit Zerkall über Düren, de beroemde historicus van het papier, en Dr Heinz Peters van het museum van Dusseldorf. De deelname uit Frankrijk was beperkt, doch de naam dient weerhouden van de hr. Ranc, directeur van de grote Franse technische school voor typografie, de ‘École Estienne’ te Parijs.
Het congres opende op zondag, 4 september, met een academische zitting in het stadhuis te Antwerpen. De heer John Wilms, schepen voor Schone Kunsten, verwelkomde de congressisten in naam van de stad Antwerpen. Het schenken van een erewijn maakte het de deelnemers reeds mogelijk met elkaar contact te nemen. De academische zitting zelf ging door in de stemmige en ruime Astridzaal. Ze werd voorgezeten door Dr L. Voet, conservator van het Museum Plantin-Moretus, die na een welkomstgroet het congres voor geopend verklaarde. De heer Van den Borre, directeur-generaal bij het Ministerie | |
[pagina *13]
| |
Memorietafel van Chr. Plantin in de O.L. Vrouwkerk te Antwerpen, toegeschreven aan J. de Backer en B. Sammelins. Linkerluik: Chr. Plantin en zijn (reeds overleden) zoontje.
Rechterluik: Jeanne Rivière en haar zes dochters. (Foto A.C.L.) | |
[pagina *14]
| |
Een groep deelnemers aan het congres op de binnenplaats van het museum Plantin-Moretus
| |
[pagina 155]
| |
van Openbaar Onderwijs, en vertegenwoordiger van de heer Minister van Openbaar Onderwijs, leidde de sprekers in. Het was voorbehouden aan prof. V.L. Saulnier van de Sorbonne te Parijs om het congres te openen met een lezing over L'Humanisme français et Christophe Plantin. Mevrouw Marie Delcourt-Curvers, professor aan de Universiteit te Luik, belichtte vervolgens L'humanisme aux Pays-Bas au temps de Plantin. Beide geleerden oogstten het succes dat hun prachtig gedocumenteerde en sprankelend voorgebrachte lezing verdiende. In de namiddag werd een bezoek gebracht aan de tentoonstelling ‘Antwerpens gouden eeuw’, waarbij Dr L. Voet en Dr H. Vervliet, adjunct-conservator van het Museum Plantin-Moretus, als gidsen optraden. De volgende dagen was het in het unieke decor van het Plantijnse huis zelf - meer in het bijzonder in het ruime salon op het gelijkvloers, omgeven door de beroemde Rubens-portretten van Plantin en van diens familieleden en geleerde vrienden - dat de sprekers hun stellingen ontwikkelden voor een talrijk en aandachtig gehoor dat zijn applaus niet spaarde. De vragen die na iedere spreekbeurt werden gesteld onderstreepten én de belangstelling én de wetenschappelijke kennis van de congressisten, en groeiden geregeld uit tot levendige gedachtenwisselingen van zeer hoge standing. De voormiddagen - in principe van 9 tot 12 u. - waren voorbehouden aan de lezingen: | |
Maandag, 5 septemberHet voorzitterschap werd waargenomen door Z.E.H. Dr C. De Clercq, voorzitter van het ‘Genootschap voor Antwerpse Geschiedenis’. Als sprekers namen het woord: Dr M. Van Durme, auteur van talrijke gezaghebbende studies over de figuur van kardinaal Granvelle, leraar te Antwerpen: Plantin, Granvelle et quelques documents inédits ou non publiés dans la Correspondance de Plantin. Dr R. De Roover, buitenlands lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten, | |
[pagina 156]
| |
klasse Letteren, professor aan het Boston College, Massachusetts, U.S.A.: The business organisation of the Plantin Press in the setting of sixteenth century Antwerp. Mr H. de la Fontaine Verwey, hoofdbibliothecaris van de universiteitsbibliotheek te Amsterdam, hoogleraar aan de universiteit te Amsterdam: Le livre au temps de Plantin. | |
Dinsdag, 6 septemberHet voorzitterschap werd waargenomen door de hr. J. Van Krimpen, letterontwerper en aesthetisch adviseur van de firma Enschedé te Haarlem. De heer Arnold Bank, calligraaf en ontwerper, Senior Fullbright Fellow uit New York, handelde over Calligraphy and its influence in the time of Plantin. De heer Harry Carter, bibliothecaris van de Oxford University Press, besprak Plantin's types and their makers. Bij deze gelegenheid werd een fac-similé uitgave van lettertypes zoals ze voorkomen in een door de hr. Carter in het Museum Plantin-Moretus ontdekt en bestudeerd ‘Specimen characterum’ van Christoffel Plantin (gecompileerd rond 1580), aangeboden aan de congressisten met de opdracht ‘Printed in Great Britain at the University Press Oxford, by Charles Batey, Printer to the University, for presentation by him to the International Congres on Printing and Humanism at Antwerp, September 1955, in honour of the fourth centenary of Plantin's press’. De voorzitter dankte hartelijk én de hr. Charles Batey én de hr. Harry Carter voor deze zo vriendelijke als belangwekkende attentie. De hr. Ray Nash, professor aan Dartmouth College, Hanover (New Hampshire, U.S.A.) besloot deze zitting met een lezing over Plantin's illustrated books. | |
Woensdag, 7 septemberHet voorzitterschap werd waargenomen door Dr M. Van Durme. Als sprekers voerden het woord: Mevrouw Suzanne Clercx-Lejeune, professor aan de Rijksuniversiteit te Luik: Les éditions musicales anversoises. Z.E.H. Dr C. De Clercq, voorzitter van het ‘Genootschap voor | |
[pagina 157]
| |
Antwerpse Geschiedenis’: Les éditions bibliques, liturgiques et canoniques de Plantin. De heer Jacques Guignard, conservator aan de Bibliothèque nationale te Parijs: Les éditions françaises de Plantin. | |
Vrijdag, 9 septemberHet voorzitterschap werd waargenomen door Dr G.W. Ovink, aesthetisch adviseur van de lettergieterij ‘Amsterdam’. Als sprekers traden op: Dr A. Ruppel, conservator van het Gütenbergmuseum te Mainz: Die Bücherwelt des 16. Jahrhunderts und die Frankfurter Büchenmessen. Dr L. Voet, conservator van het Museum Plantin-Moretus: The personality of Plantin. De heer Harry Carter gaf vervolgens een demonstratie van lettergieten met het oude Plantijnse materiaal in de gieterij van het museum: een revelatie voor de meeste congressisten die slechts een theoretische kijk hadden op het probleem voorzover ze zelfs op de hoogte waren van de ingewikkelde en moeilijke techniek van het oude lettergietersbedrijf. | |
Zaterdag, 18 septemberHet voorzitterschap werd waargenomen door Dr H. Bouchery, hoogleraar aan de Rijksuniversiteit te Gent, gewezen conservator van het Museum Plantin-Moretus. Dr L. Indestege, hoogleraar aan de universiteit te Padua, handelde over De boekband in de Zuidelijke Nederlanden tijdens de 16de eeuw. De heer Jan Van Krimpen, letterontwerper en aesthetisch adviseur van de firma Enschedé te Haarlem, besloot de lezingen van het congres met Plantin and our time. Dr L. Voet hield een korte slotrede. Hij dankte vooreerst de sprekers voor hun zo buitengewoon interessante en boeiende mededelingen die de studie van Plantin en van Plantijns tijd weer een belangrijke stap hebben vooruit gebracht. Hij feliciteerde vervolgens de congressisten om hun belangstelling en enthoesiasme - waarbij hij een speciaal woord van hulde bracht aan de afstamme- | |
[pagina 158]
| |
ling van Plantin, Z.E.H. Hendrik Moretus-Plantin, die ondanks zijn leeftijd, onvermoeibaar iedere zitting had gevolgd. Hij ontlokte eveneens een hartelijk applaus toen hij het aandeel onderstreepte van het personeel van het Museum Plantin-Moretus in het welslagen van het congres, en de organisatorische talenten en de onvermoeibare ijver loofde van Dr H. Vervliet, adjunctconservator van het Museum Plantin-Moretus, die overigens terdege was bijgestaan geworden door de assistenten Mevrouw L. Peeters-De Maeyer, Juffrouw S. Clerckx, de Heren R. De Belser, F. Donckers, K. Melis, L. Pauwels. Hij drukte ten slotte de hoop uit dat deze Plantin-dagen nauwe en blijvende contacten hadden gelegd tussen de congressisten en het vertrekpunt zouden vormen van nieuwe studies en wetenschappelijke bijdragen. Dr Voet belichtte o.m. de wenselijkheid en het belang van een onderneming aan dewelke het Museum Plantin-Moretus reeds een begin van uitvoering had gegeven, doch die enkel in collectief verband tot een goed einde kan worden gebracht, met name een ‘Bibliografie van de geschiedenis der boekdrukkunst’. Zijn vraag om medewerking vond algehele instemming bij de aanwezige specialisten. In dit verband verzocht de hr. Arnim Renker de geschiedenis van het papier niet te vergeten, terwijl prof. L. Indestege hetzelfde vroeg voor de geschiedenis van de boekband. De hr. Tolkowsky weidde uit over het belang van de post en het postverkeer bij de verspreiding van de ideeën, en meende dat ook aan dit probleem de nodige aandacht diende te worden besteed. Z.E.H. Dr C. De Clercq kon de aanwezigen melden dat het congres alreeds dit praktisch resultaat met zich had gebracht dat hij, samen met de hr. Colin Clair, en met de actieve steun en medewerking van het Museum Plantin-Moretus, een heruitgave van de ‘Annales Plantiniennes’ op touw had gezet. De hr. Harry Carter ten slotte verzekerde actief te zullen voortwerken aan de studie van de Plantijnse lettertypen, en sprak de hoop uit, in samenwerking met het Museum, een nieuwe volledig herwerkte uitgave te bezorgen van de Index Characterum Architypographiae Plantinianae van M. Rooses. | |
[pagina 159]
| |
Naast de wetenschappelijke zittingen, waren een reeks uitstappen voorzien die beoogden de congressisten een beeld te geven van het België dat Plantin had gekend. Aan deze uitstappen waren de donderdag en de namiddagen van de overige dagen voorbehouden geworden. | |
Maandag, 5 septemberDe maandagnamiddag werd gewijd aan een tocht met een ‘Flandria’-boot op de Schelde waarbij stad en haveninstallaties eens vanaf de waterzijde werden bekeken. Het weder toonde zich niet van zijn mooiste zijde, maar vermocht enkel de gezellige atmosfeer aan boord te bevorderen. | |
Dinsdag, 6 septemberMet twee autocars trokken de deelnemers doorheen de Antwerpse Kempen: onder een stralend zonnetje ging het langs Brasschaat, Brecht, Westmalle, Oostmalle, Lille, Poederlee, Lichtaart, Kasterlee, Herentals, Bouwel en Nijlen naar Lier. Onder leiding van juffrouw Goetschalckx, conservator van de Musea Wuyts-Van Campen en Baron Caroly, werd een bezoek gebracht aan Lier, waar een interview kon worden afgenomen van het enig nog overgebleven begijntje. Nog eens rondgeslenterd rond de Zimmertoren en op de Grote Markt, en daar ging het in de richting van Mechelen. De deelnemers werden aldaar op het stadhuis begroet door Drs R. De Roo, stadsarchivaris, die hen in naam van de stad Mechelen een erewijn aanbood. In het ‘hof van Busleyden’, de stemmige Renaissance-woning van de beroemde Mechelse linguist, was speciaal ter hunner intentie een tentoonstelling ingericht van werken van Mechelse humanisten. Z.E.H. Dr M.A. Nauwelaerts verstrekte de belangstellenden op even bevoegde als aangename wijze de nodige uitleg. Vooraf hadden de congressisten kunnen luisteren naar een eveneens speciaal voor hen georganiseerd beiaardconcert door de Mechelse stadsbeiaardier, de heer Staf Nees. Na een bezoek aan de Sint-Romboutskerk sloeg een deel der congressisten de weg naar Antwerpen in. Het gros evenwel wenste, | |
[pagina 160]
| |
onder de leiding van Drs De Roo en de heer Torfs van de Technische diensten van de stad Mechelen, ook nog het hen geboden toeristisch buitenkansje te benutten: de stad had inderdaad, om de Plantin-pelgrims ter wille te zijn, haar feestverlichting opnieuw ontstoken! Indien in het verleden Antwerpen en Mechelen niet al te best met elkaar over de baan konden dan zijn de tijden thans radicaal veranderd! Als gasten van de stad Antwerpen zijn de deelnemers aan de Plantin-dagen werkelijk op de allergulste wijze ontvangen geworden in de Dijlestad; waarvoor nogmaals onze beste dank aan de magistraat van de stad en aan de dynamische stadsarchivaris, Drs R. De Roo. | |
Woensdag, 7 septemberDe namiddag werd thans besteed aan het bezichtigen van het Antwerps kunstpatrimonium - of althans aan een deel ervan, zij het dan een belangrijk deel. Een eerste groep bezocht het Rubenshuis, waar ze werd rondgeleid door mevr. Ballinx, assistente, en het Museum Mayer van den Bergh, waar de heer J. de Coo, secretaris, het gezelschap kennis liet maken met de hem toevertrouwde (en door en door vertrouwde) kunstschatten. De oude Antwerpse kerken vormden het doelwit van een andere groep: onder de knappe en bevoegde leiding van Z.E.H. Dr C. De Clercq, voorzitter van het ‘Genootschap voor Antwerpse Geschiedenis’, werd aldus een bezoek gebracht aan de O.L.V. kerk, de Carolus Borromeuskerk, en de Sint-Jacobskerk. Beide groepen convergeerden tenslotte en vonden elkaar terug in de Biennale voor Moderne Beeldhouwkunst, in het Middelheimpark. | |
Donderdag, 8 septemberDe donderdag was voorbehouden aan een tocht naar Gent en Brugge. Te Gent werden de deelnemers op het plein vóór de Sint-Baafskathedraal opgewacht door Dr H. Nowé, archivaris en conservator van de stad Gent, en Dr A.L.J. Van de Walle, conservator van het Museum voor Sierkunsten - twee der beste | |
[pagina 161]
| |
kenners van het oude Gent, die zich tevens als knappe gidsen deden kennen. Onder hun leiding werd de Sint-Baafskerk bezocht waarbij vanzelfsprekend het beroemde ‘Lam Gods’ niet werd vergeten. Vervolgens ging het langs de kronkelende straten van de oude ‘kuip’ naar het Gravenkasteel. Een laatste blik op de beroemde Graslei, een vluchtige kijk in de Sint-Michielskerk, een hartelijk afscheid van onze beide gidsen, en daar bolden de autocars reeds in de richting van Brugge. In de Reiestad verkwikten en versterkten de deelnemers eerst de inwendige mens, alvorens de culturele pelgrimstocht aan te vangen, onder de leiding van twee door Dr A. Jansens de Bisthoven, directeur voor Schone Kunsten van de stad Brugge, bereidwillig ter beschikking gestelde gidsen. De zwerftocht door het oude Brugge bracht de congressisten o.m. in de H. Bloedkapel, het Museum Groeninge met zijn prachtige primitieven, het Sint-Janshospitaal met zijn al even beroemde Memlincs, de O.L.V. kerk... Het scheiden viel zo zwaar dat een deel der deelnemers besloot het vallen van de duisternis af te wachten om het ‘Venetië van het Noorden’ te kunnen bewonderen in zijn sprookjesachtige lichttooi ‘ad usum viatorum’. | |
Vrijdag, 9 septemberDe hoofdstad mocht natuurlijk niet overgeslagen worden, zoals evenmin de culturele metropool van de oude Nederlanden - de universiteitsstad Leuven; deze waren het doel van de laatste uitstap. Te Leuven werd het gezelschap ontvangen in de Sint-Pieterskerk door de deken, Z.E.H. J. Creten, en rondgeleid door de bekende kunsthistoricus, Z.E.H. Francotte, professor aan de universiteit te Leuven. Te Brussel ging het regelrecht naar de Koninklijke Bibliotheek, waar de congressisten werden verwelkomd door Dr L. Lebeer, wd. hoofdconservator, Dr F. Schauwers, conservator van de afdeling kostbare drukwerken, en Dr Masai, adjunct-conservator van het handschriftencabinet. De deelnemers aan de Plantin-dagen kregen de eer van een ‘pre-view’ van de zeer belangwekkende | |
[pagina 162]
| |
tentoonstelling gewijd aan muziekdocumenten welke werd georganiseerd in het kader van het ‘Internationaal Congres voor Bibliotheken en Documentatiecentra’.
Het Plantin-congres werd tenslotte op waardige wijze besloten op zaterdagnamiddag 10 september, met een concert van Renaissance-muziek door het ensemble Safford Cape in het Groot Salon van het Plantijnse huis - een voorstelling die uitgroeide tot een waar festijn voor de muziekliefhebbers. De hr. L. Craeybeckx, burgemeester van de stad Antwerpen, dankte de hr. Safford Cape en de uitvoerders voor hun prachtige vertolking en richtte een laatste woord van hulde en waardering tot de deelnemers aan de Plantindagen. Een zeer geslaagd congres was ten einde... |
|