De Gulden Passer. Jaargang 33
(1955)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 92]
| |
De laatste vroedvrouwencatechismus
| |
[pagina 93]
| |
Madame Le Boursier du Coudray deed, op haar tocht door het Franse gebied, onze grenzen aan en werd in de maand Januari 1775 door de magistraat en het Collegium Medicum van Ieper uitgenodigd om een lessencyclus in de praktische verloskunde te houden ten behoeve van gegadigdenGa naar voetnoot(1). De lessen werden in het Frans gegeven. Du Coudray bracht het benodigde documentatiemateriaal en de fantomen van eigen vinding voor oefening mede. Zij had een boek geschreven, Abrégé de l'Art des Accouchemens, dat opgang maakte en in 1786 zijn zesde uitgave beleefde (à Paris chez Théophile Barrois le jeune, Libraire, quai des Augustins, no 18, avec Approbation et Privilège du Roi). Het onderwijs te Ieper stelde de inrichters voor het probleem der fransonkundigheid van de vroedvrouwen die de lessen volgden. Om dat bezwaar op te vangen liet men de oefeningen en repetities van de leerlingen leiden door geneeskundigen uit de eigen streek. Tegelijkertijd werd de cursus van Du Coudray in het Nederlands bewerkt en, in een gemakkelijk te begrijpen vorm gegoten, aan de leerlingen tegen een geringe prijs verkocht.
***
Het privilege tot het drukken van de in vragen en antwoorden gestelde inhoud van de lessen van vroedvrouw Du Coudray heeft aanleiding gegeven tot een administratieve briefwisseling waarvan echo's overgebleven zijnGa naar voetnoot(2).
P.J. De Limon, schepen van de Zaal en Kastelenij van Ieper, schreef naar de advocaat-fiscaal van de Raad van Vlaanderen te Gent, Ridder Dierickx: ‘Monsieur. L'imperitie des sages femmes surtout à La Campagne faisant perir journellement un nombre considerable des femmes et enfans, Les magistrats de La Salle et chatellenie d'ypres ont cru indispensable pour remedier a des accidents | |
[pagina 94]
| |
si funestes a La conservation des concitoijens de pourvoir a Leur instruction, en invitant La Dame de Coudraij sage-femme brevetée et pensionée du Roy de France pour enseigner dans Les principales villes de son Roijaume L'art d'accoucher, a venir donner icy un cours publiq pendant six semaines, afin d'ij instruire Les sujets de notre chatellenie, ainsi que ceux des administrations voisines. Les Leçons de cette femme incomparable ne se bornent point a des simples explications de theorie, elle a inventée des Machines imitant parfaitement La nature sur Lesquelles elle opere et fait operer manuellement pour faire connoitre aux eleves tous Les dangers qui peuvent survenir dans un accouchement Laborieux, et Leur apprendre Les differentes manières d'ij remedier; le cours aussi instructif que necessaire est ouvert icy depuis le 16 de ce mois, et le nombre des sujets qui s'ij sont presenté surpassent Le cent; nous avons aussi a L'exemple des magistrats de Lille et Dunckercke fait L'acquisition des Machines pour etre a meme de faire donner de tems en tems par un accoucheur capable un cours aussi essentiel. Etablis commissaire pour tout ce qui est relatif a La direction, je pense quil seroit tres utile pour Les eleves de faire imprimer de jour a autre une feuille qui seroit La continuation de celle-ci que j'ai L'honneur de vous adresser cij incluse et qui au bout du cours formerait un petit ouvrage, mais comme l'imprimeur Moerman n'ose en continuer L'impression sans votre approbation préalable, c'est pourquoi Monsieur j'ai l'honneur de vous ecrire La presente, vous priant de me dire si vous trouvez La moindre difficulté. - Ypres le 20 janvier 1775. (adres) Monsieur Le chevalier Dierickx, Conseiller Fiscal de sa Majesté au Conseil en Flandre a Gand.’ De geadresseerde antwoordde per omgaande: ‘Monsieur. Suivant les edits emanés au fait de l'imprimerie il est deffendu a tout imprimeur de commencer l'impression avant qu'il en soit approuvé par les censeurs c'est un devoir qui doit prealler auquel il n'est pas en mon pouvoir de deroger. Je vous dirai encore Monsieur que je ne saurois autoriser l'impression de la feuille mentionnée dans votre lettre, s'il ne conste que le gouvernement a octroié les lecons publiques dont il est question. Gand le 23 janv. 1775. (adres) Mr De Limon, Echevin de la Chatellenie d'ijpres.’ Middelerwijl krijgt het stadsbestuur van Ieper een schrijven van een ander bekend Iepers drukker die, van het opzet tot het uitgeven der lessen van de Franse vroedvrouw gehoord had en graag de opdracht tot drukken zou verkregen hebben. De brief luidt: ‘Iper den 24 january 1775. Mynheer. Alsoo Madame Du Coudray van Parys is Lesse gevende binnen ijper nopende de Vroed-kunde, 't gene ook geschied tot Veurne door eenen Cherurgijn Major, die de Lessen van de geseyde Dame ook tot Duynkerke bijgewoont heeft, en gelyk men tot meerdere onderrichtinge van de persoonen die de Lesse frequenteeren, haere instructie is vertaelende in het Vlaemsch, van welke alreede eenige door een ander gedrukt en uytgegeven zyn aen die de Lessen by = woonen; neme de vryheyt UE. kenbaar te maeken | |
[pagina 95]
| |
dat ik van wegen eenige Wethouders, die ik gewoonlyk ben dienende, soo van 't fransch gebied als 't gonne van haere Majesteyt de koninginne, een partye Exemplairen versocht ben; hôpe dat UE. niet contrarie zult wesen, dat ik met den Druk der geseyde Formulen ofte instructien zoude voortsgaen, en naar UE. noodige Goed = keuringe bekomen te hebben publykelyk zoude verkoopen en leveren, als geensins strydende tegen de Placcaerten. Ik en zoude UE. hier over niet geschréven hebben, ten zy (het werkxken voldrukt zynde) om UE. Goed = keuringe, indien Mynheer Dullémont, Schépen der zael en Casselrye van yper, als gecommitteerden (soo ik meyne) my van daeg geen verbod hadde komen doen 't mynen huyze ten dry uren naer middag, seggende dat ik van UE. op myne duymen zal geklopt worden. Indien UE. ofte den Raed aen den gemelden heer een Octroy exclusyf verleent heeft, ik zal my wel wachten van d'ordonnantien tegen te streven, en indien dito heer voorzien geweest hadde van eene Privilegie Exclusyf van 't hof van Brussel ('t gene ik ook niet en peyse) meyne dat het van syne plicht zoude geweest hebben van my de selve te toonen, ofte daer af verwittigen. Ik en peyse ook niet, dat, by aldien dito heer in 't gevolg een Octroy bekwaeme van 't hof dat mynen Druk zoude verboden worden, want het pynelyk voor my zoude zyn van de Magistraeten niet te mogen bedienen in dese, gelyk in andere saeken, te meer om dat hy my als = noch van geen Octroy gesproken heeft, UE. zult my een aldergrootst pleysier doen van my op spoedigste UE. consent, ofte ten minsten UE. raed te verleenen. Dit van UE. goedheyt verhopende, blyve met alle Offers van dienst en grootachtinge. UEDW. Dienaer, Thomas Frans Walwein.’ Deze brief omschrijft zeer precies het belangenconflictje dat rond het publiceren van de ontworpen vroedvrouwencatechismus ontstaan was. Schepen De Limon, om er een eind aan te maken, schreef op staande voet opnieuw aan de advocaat-fiscaal Dierickx te Gent, nu in het Nederlands: ‘edelen en weerden heer - hebbe d'eere gehadt UE. Ledent eenighe daeghen part te geven dat ick tot meerder voordeel der Leerlingen alhier den cours der accouchementen bij woonende, noodigh geoordeelt hadde van te Laeten drucken de Lessen met de differente manuellen daeraen relatif, de welcke by feuillen van dagh tot dagh worden gecontinueert ende gratis uytgedeelt, ende eyndelinge formeeren sullen een seer voordeeligh werck, ten welcken effecte ick genomen hebbe de noodighe arrangementen met onsen drucker Sr. Moerman, die het selve ten kleenen coste immers tot seven of acht stuyvers by de grosse Leveren sal, mij eenigsins sterck maeckende van Ue. permissie te bekomen, ende alsoo ick onderricht ben dat sekeren Walwein ten grooten schade van dito Moerman van intentie soude syn van het voorseyde werck naer te drucken, hebbe d'eere van Ue. hiervan te informeeren verhoopende dat ue. aen dito walwein geene permissie accordeeren en sal, sonder alvooren het advies van ons Collegie gehoort te hebben. G.F. De Limon. Datum en adres ontbreken, doch uit de context blijkt het overduidelijk aan wie en wanneer de brief gezonden werd, | |
[pagina 96]
| |
***
Alf. Diegerick, de secretaris van wijlen de Annales de la Société Historique, Archéologique et Littéraire de la Ville d'Ypres et de l'ancienne West-Flandre, heeft in een Bibliographie YproiseGa naar voetnoot(1) de lijst opgesteld van de druksels die van Ieperse persen kwamen. Daarin wordt het respectieve aandeel van J.F. Moerman en Th. Fr. Walwein volledig vermeld. Moerman gaf uit: Onderwijs voor de Leerlingen In de Vroed-Kunde ofte Konst der Kinder-Bedden, By Vraegen ende Antwoorden getrokken uyt de Lessen der Vermaerde Vroed-vrouw DU COUDRAY, door F.D. Vandaele, Vrymeester in de Genees-konst, verciert met Kopere Printen, en d'Uytlegging van iedere Verbeeldinge, Met een Byvoegsel aengaende de Geestelyke Sorge, die de Vroe-vrauwen moeten draegen, soo voor de swangere ende baerende Vrauwen, als voor hunne Vrucht ... Omnem, quae nunc obducta tuenti
Mortales hebetat visus tibi, et humida circum
Caligat, nubem eripiam... (Virg. Aeneid. Lib. II)
Tot Yper, by J.F. Moerman
met Goedkeuringe ende Privilegie Exclusif.
Het boek, in-8o (15,2 cm. bij 9,5 cm.), telt 244 bladzijden. Het ‘Bijvoegsel. van de Geestelyke Sorge’ tels 8 bladzijden. Vooraan staat een ‘Privilege’ van Maria Theresia, 3 bladzijden Franse tekst, waarin o.m.: ‘Nous avons permis, accordé et octroyé, permettons, accordons et octroyons de Grace spéciale par ces Présentes, qu'ils puissent et pourront, à l'Exclusion de tout autre, faire Imprimer, pendant le Terme de vingt Ans, sous tel Titre et Format et par Tel Imprimeur qu'ils trouveront convenir, le Précis des Leçons d'Accouchemens ci-dessus mentionné’. Aansluitend verklaren de baljuw en schepenen van Ieper: ‘Déclarons d'avoir cédé et transporté, comme Nous cédons et transportons par cette, à l'Imprimeur Jâques-François Moerman la Permission ou Privilege Exclusif y repris’. | |
[pagina 97]
| |
Bevreemdend is dat het boek, te Ieper door de stadsdrukker uitgegeven en gedrukt, opgedragen wordt ‘Aen Seer Edele, Weirde ende Voorsienige Heeren, Myn Heeren van het MAGISTRAAT der stad CORTRYCK’. Volgen de namen van de Hoog-Balliu, Burgmeester, Schepenen, Raeden-Pensionarissen, Greffiers, Tresorier dier stad. Na de 18 bladzijden van het ‘Byvoegsel van de Geestelyke Sorge’ staat een ‘Goedkeuringe, J.B. Van Roo, Eccl. Cath. Can. Paenit., Lib. Censor, tot Yper, desen 9 February 1775’ en onderaan ‘Vermag gedrukt te worden, Actum den 4 April 1775, (get.) J.F. Diericx, Lib. Cens. Reg.’ Het is de Diericx van de bovenvermelde briefwisseling. Het boek besluit met een ‘Hoofdstuk-Wyser’ 2 bladzijden, en met 4 bladzijden ‘Uytlegginge der Printen’. Deze printen behelzen 12 vroedkundige afbeeldingen op twee uitvouwbare bladen, alleen recto bedrukt. ***
De Ieperse uitgave van het boek is zeer verspreid geweest, deels op de kosten van de besturen die de lessen onder de vroedvrouwen propageerden. Men vindt het in alle openbare bibliotheken, bij talloze bibliophielen, en in de private verzamelingen, en op de zolders van menig stadhuis waar de archieven bewaard worden. Het exemplaar uit de Gentse universiteitsbibliotheek is in leder gebonden, met op de rug titels en siersels in goud. Op het eerste schutblad verso heeft een negentiende eeuwse hand geschreven: ‘du fonds Snellaert’. Op het voorlaatste schutblad verso schreef een andere negentiende eeuwse hand in potlood: ‘Eene andere uitgave te Cortryck by J. De Langhe, zonder jaer of naem van den vertaler, zonder opdragt of privilegie, zelfde platen maer herteekend.’ Professor R. Apers, hoofd-bibliothecaris emeritus, deelde ons mede dat de aantekening op het eerste schutblad van de hand is van F. Van der Haeghen hoofdbibliothecaris van 1868 tot 1911, en de in potlood geschreven aantekening op het voorlaatste schutblad van de hand van F. Snellaert zelf; de meeste boeken van deze medicus en bibliophiel kwamen overigens in het bezit van de Gentse universiteitsbibliotheek. | |
[pagina 98]
| |
De auteur van het bij J.F. Moerman gedrukte boek is Frans-Donaas van Daele, een Iepers arts (1737-1818) die ook de letterkunde beoefendeGa naar voetnoot(1). Hij noemt zich zelf in de titel ‘Vrymeester in de Genees-konst’ d.i. een licentiaat in de geneeskunde; hij haalde zijn diploma te Leuven in 1765. Hij zal zeker aanwezig geweest zijn op Du Coudray's lessen en met haar Abrégé de l'Art des Accouchemens heeft hij zijn vroedvrouwencatechismus samengesteld. Voor de illustratie werd door drukker J.F. Moerman gebruik gemaakt van dezelfde koperplaten die gediend hadden voor de verluchting van een gelijkaardig werkje dat niet als catechismus, maar als een systematisch leerboekje was opgevat, van de hand van een bekend Gents verloskundige: Kort-Bondig Onderwys aengaende Vroed-Kunde, ten voordeele van de Vroed-vrouwen ten platten Lande, op 't Bevel van het Ministerie Opgestelt door M. Raulin, Doctoor in de Genees-Kunde, gewoonelyken Raed-Medecyn des Konings, Koninglyken Keurder, van de Koninglyke Maetschappye te Londen, Lid van de Academie der Schoone Letter-Konst, Wetenschappen ende Konsten van Bordeaux, Rouanen, ende van die van d'Arcade tot Roomen. Uyt het Fransch vertaelt door J.B. Jacobs gesworen Heel ende Vroed-Meester. Verciert met Kopere Plaeten. - Tot Gendt. Gedrukt by Judocus Begyn, aen d'Appelbrugge in den Engel MDCCLXXI. Een nauwgezet onderzoek met de loupe sluit elke twijfel uit dat het niet dezelfde koperplaten van drukker Begyn uit Gent zouden zijn, die door drukker Moerman uit Ieper gebruikt werden. Naar de Kortrijkse uitgave van Jan de Langhe, zoals op het schutblad van het Gentse exemplaar van Moerman's uitgaveGa naar voetnoot(2) door de hand van Snellaert beschreven, hebben we lang gezocht; geen enkele officiële bibliotheek uit het land werd over het hoofd gezien en alle catalogi werden uitgepluisd. Te vergeefs. Dr. P. Boeynaems uit Antwerpen, die, als geen andere, de oude Vlaamse geneeskundige werken kent, schrijft ons i.d. 5 Augustus 1954: | |
[pagina 99]
| |
‘Wat de Kortrijkse uitgave van het boek van Van Daele aangaat, geloof ik niet dat het bestaat. Sedert de twintig en zoveel jaren dat ik alle oude Vlaamse geneeskundige boeken annoteer, heb ik het nooit tegengekomen, noch in een bibliographie, werk, veilingscataloog, enz. noch in een boekerij. Toen ik, vóór de oorlog, me bezighield met de bibliotheek van het Alg. VI. Geneesk. Verbond, kreeg ik de Ieperse uitgave toegestuurd uit Kortrijk van wege een collega aldaar, met de vermelding dat hij ze in een kist op de zolder van het stadhuis had gevonden met nog een aantal andere onopengesneden exemplaren. Ik vermoed dat deze exemplaren door de overheid aangekocht zijn geweest (door de Kasselrije van Kortrijk) ten gerieve van vroedvrouwen of toekomstige vroedvrouwen. Dit feit is niet alleenstaand, want ik heb vroedkundige werken ontmoet (o.a. de Vroedkundige Oeffenschool van Jacobs) die door de gemeente werden aangekocht, zelfs in kleine parochies, en die op het gemeentehuis lagen ten gerieve van de plaatselijke vroedvrouw. Opgeschrikt door de hoge kraambedsterfte was er in de tweede helft van de 18e eeuw een algemene bezorgdheid van overheidswege voor het opleiden van goede vroedvrouwen in de Vlaamse provinciën’. Is er voor het onvindbaar-zijn van de Kortrijkse uitgave van Onderwys voor de Leerlingen inde Vroed-kunde een aannemelijke verklaring te geven? Het feit dat zo'n uitgave door F. Snellaert werd gezien, en naar hij aanstipt ‘zonder jaer of naem van den vertaler, zonder opdragt of privilege, zelfde platen maer herteekend’ kan men niet wegcijferen. J. de Langhe was een bekend Kortrijks uitgever en in het fonds ‘Snellaert’, dat aan de Gentse universiteitsbibliotheek geschonken werd, bevinden zich tal van zijn uitgaven. Een geboren Kortrijker als Snellaert, een kundig verzamelaar van Nederlandse handschriften en druksels, en daarenboven een geneesheer die opgemerkt heeft dat de verloskundige platen dezelfde zijn, maar ‘herteekend’ werden, zal getroffen geweest zijn door het bestaan van een Ieperse uitgaaf naast een Kortrijkse uitgaaf van hetzelfde boek. En toch blijft de laatste onvindbaar. Een boek kan moeilijk volledig en tegelijkertijd vernietigd zijn in die mate, dat er na honderd vijf en zeventig jaar geen spoor meer van te | |
[pagina 100]
| |
vinden is. Daarenboven pleiten er alle omstandigheden voor dat het werkje ruim verspreid werd, gelet op het bijzonder karakter van het opzet waarvoor het dienen moest. We zien geen andere verklaring dan deze. De Ieperse uitgever, J.F. Moerman, heeft een klein deel van de oplaag aan zijn collega J. De Langhe uit Kortrijk afgestaan om ze ter gelegenheid van een lessencyclus in deze laatste stad aan de vroedvrouwen te verkopen. Hij zou een nieuwe titelpagina gedrukt hebben en liet, om alle moeilijkheden met de autoriteiten te ontgaan, de naam van de vertaler, het privilege en de opdracht wegvallen. Hij zou tevens voor de verluchting andere afbeeldingen laten tekenen en derhalve andere koperplaten laten graveren hebben. Zulke knepen behoorden tot het gemeengoed van de handelsvaardigheid der uitgevers zonder dat zij onder zware betichting van bedrog vielen. Zaak was maar dat ze uit de buurt van de officiële privilegiehouders en privilegieschenkers bleven. Zo de eersten een hand in de combinatie hadden, roerden de tweeden meestal niet en werd het werk verkocht. Voor de verdeling van de winst werd wel onderhands gezorgd. Het aantal aldus behandelde exemplaren zal zeer klein geweest zijn; mogelijks was de zaak toch uitgelekt en werd, op bevel van hogerhand, de apocriefe uitgaaf door De Langhe ingehouden, uit de handel genomen en wellicht opnieuw aan J.F. Moerman overgemaakt. Een van de exemplaren van de pseudo-uitgaaf J. De Langhe uit Cortryck zou dan onder de ogen gekomen zijn van Dr. F. Snellaert, die leefde van 1809 tot 1872 en aan wie niets ontsnapte. Indien onze hypothese enige grond van waarheid bezit, zou het door hem geziene een uiterst zeldzaam exemplaar van dat soort zijn. Het geheel is louter hypothese, want er is geen stellig bewijs aan te voeren.
***
Het vragen- en antwoordengewijs leerboekje voor vroedvrouwen van Du Coudray-Van Daele is met dat van Jacobs, het laatste van die aard dat in Zuid Nederland verscheen. De bedoeling was dat het bijna letterlijk van buiten geleerd werd; de leraar kon | |
[pagina 101]
| |
meestal alleen op het geheugen van zijn leerlingen een beroep doen, daar de meesten weinig of niet geletterd waren. Reeds van in de oudheid hebben de vroedvrouwen niet bijzonder uitgeblonken door verstandelijke ontwikkeling, en het beroep was vaak de toevlucht van minder ontwikkelde vrouwen die er een bijverdienste in vonden. Tijdens de achttiende eeuw was het hier uit dat oogpunt zo erbarmelijk gesteld dat aan die onwetendheid de oorzaak van de hoge sterfte bij moeders en kinderen werd toegeschreven. Schreef Jan Bernard Jacobs, de bovenvernoemde verloskundige uit Gent, met hetzelfde doel als Van Daele uit Ieper ook geen Vroedvrouwen Hand-boeksken opgesteld by wyze van Catechismus In Vragen en Antwoorden, tot gebruyk der Voorlezingen. Tot Gend, By Judocus Begyn Stads-Drukker aen d'Appel-Brugge in den Engel, MDCCLXXVII, in-12o (107 blz.)? De twee vroedvrouwencatechismussen, die van Van Daele en die van Jacobs, zijn in Zuid Nederland blijven nahangen, lang nadat de geweldige structuurveranderingen door de Franse overheersing in onze gewesten gebracht, nieuwe normen voor het beroepsonderwijs van chirurgen en vroedvrouwen hadden ingevoerd. Zij waren de laatste echo's van een drukke onderwijsmethode die uit de middeleeuwen was overgebleven. Deze is terug te voeren op het werk van de voornaamste vrouwenarts der Oudheid, Soranos van Ephese (2de eeuw na Chr.) en meer in het bijzonder van Muscio, diens plagiaris, uit de vijfde eeuw na Chr. Van deze laatste heeft de Konink. Bibliotheek een catechismus-manuscript uit de 11de eeuw bewaardGa naar voetnoot(1). Nieuwe ontdekkingen werden in de loop van de tijden in de vroedvrouwencatechismussen opgenomen, doch in de taak van de vroedvrouw bij de leiding van een normale en ongecompliceerde baring werd niets veranderd: de technische helpster moest alleen weten hoe het physiologisch proces verliep en wat diende gedaan om de natuur ongehinderd en ten voordeligste haar gang te laten gaan. | |
[pagina 102]
| |
Van Daele's catechismus brengt op het eind een Byvoegsel van de Geestelyke Sorge Die eene Vroe-vrauwe moet draegen uyt Kracht van haere Bedieninge, soo voor de swangere ende baerende Vrauwen, als voor hunne Vrucht. Hoogstwaarschijnlijk werd dit gedeelte door Van Daele bijgewerkt met medehulp van een priester. Het behelst naast vingerwijzingen voor het toedienen van het nooddoopsel, enkele gegevens van beroepsethiek ‘in 't gene haere gewigtige Bedieninge aengaet, soo voor het Geestelyk, als voor het Lichamelyk’ (blz. 2). |
|