De Gulden Passer. Jaargang 31
(1953)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 230]
| |
Prospecties op het terrein van de bibliografie van de Antwerpse drukken
| |
[pagina 231]
| |
in België bevinden gerepertoriëerd konden worden. Antwerpen, dat een prachtig bibliographisch tijdschrift bezit in den Gulden Passer, dat een heele schaar bibliofielen en bibliothecarissen in zijn muren vereenigt, kan en mag zulk een grootscheepsche onderneming op touw zetten’. Nu er over dit optimisme twintig jaren, een wereldoorlog en een hele periode van aanpassing na deze oorlog zijn heengegaan, voelen wij allen wel, dat het tijd wordt er weer op dezelfde manier over te gaan denken en dan ook te trachten met de uitvoering van dit plan te beginnen. De twee genoemde rijke Antwerpse verzamelingen, van het Museum Plantin-Moretus en van de Stadsbibliotheek, bestaan gelukkig nog integraal: en zij kunnen nog altijd de basis vormen van de stoute architectuur, die een Antwerpse bibliografie zou zijn. Nog kort geleden gingen er trouwens weer stemmen op, die deze leemte betreuren en voor de Antwerpse bibliografie pleiten. Op de academische zitting gehouden ter gelegenheid van de uitgave van Antwerpen in de XVIIIe eeuw door het Genootschap voor Antwerpse geschiedenis, sprak de voorzitter van het genootschap, de Eerw. Heer C. de Clercq, de wens uit dat de Antwerpse bibliografie er eindelijk zou komen, en in zijn voortreffelijk artikel over de geschiedenis van de Antwerpse drukkunst in de 18e eeuw in het boven-geciteerde boek, betreurt ook de conservator van het Museum Plantin-Moretus, dr. L. Voet, dat zij die zich met de geschiedenis van de drukkunst te Antwerpen, of zelfs met de geschiedenis zonder meer bezighouden, nog steeds niet kunnen steunen op een bibliografie van de Antwerpse drukken. Er bestaat natuurlijk links en rechts reeds een tamelijk rijke literatuur over verschillende drukkers, vooral over die uit de 15e en 16e eeuw, en meer bijzonder over Plantin en zijn opvolgers, maar een algemeen beeld van de evolutie van de Antwerpse drukkunst kan daaruit niet afgelezen worden; vooral de leemtes spreken hier boekdelen. De status quaestionis van de geschriften over en partiële bibliografieën van Antwerpse drukkers tot dan toe, werd door Prof. Apers gegeven in 1931 in de hoger geciteerde mededeling. | |
[pagina 232]
| |
Een nog rijker bron is natuurlijk de Bibliographie betreffende de Antwerpsche drukkers van de heren A. Dermul en H. Bouchery, verschenen in 1928, waarbij behoren de aanvullingen van dhr Dermul in De Gulden PasserGa naar voetnoot(1). De Antwerpse Stadsbibliotheek bezit trouwens een exemplaar van dit werk, dat tot op heden bijgehouden werd. Voor het eerste gedeelte van onze bibliografie, nml. het opmaken van een historische monografie over elk drukker, moeten we ons nog immer behelpen met het werk van Olthof, De boekdrukkers, boekverkoopers en uitgevers in Antwerpen. Hoe goed dit werk ook voor een algemeen overzicht nog te gebruiken is, toch is het sinds lang door de tijd achterhaald en in het licht van onze huidige kennis van de geschiedenis van de Antwerpse drukkunst is het volkomen onvolledig en ontoereikend. Op dit gebied is er nog heel wat werk door de historicus te doen, want stads- en staatsarchief, zowel als het rijke archief van het Plantijnse huis, moeten in hun bundels nog heel wat inlichtingen verborgen houden. Het is waarschijnlijk niet eens meer nodig te herhalen, dat, voor wat de kennis van de drukkers en hun geschriften betreft, wij er voor de vroegste tijden het best voor staan. Voor de incunabelen is het werk van Campbell, Annales de la typographie néerlandaise au XVe siècle, met de aanvullingen, nog doorslaggevend; terwijl de Gesamtkatalog der Wiegendrucken ook aardig begint te vorderen en dan van onschatbare waarde zal worden. Voor de periode van 1500-1540 bestaat er het onovertrefbare monumentale werk van Nyhoff-Kronenberg, Nederlandsche bibliographie van 1500-1540. Artikels over de voornaamste drukkers uit deze periode zijn evenmin zeldzaam; waarbij voor de incunabelen pater Kruitwagen en voor de post-incunabelen Mej. M.E. Kronenberg het grootste aandeel hebben. Maar ook talrijke andere sterren van eerste en mindere grootte hebben zich met deze periode beziggehouden. Wij hoeven de bibliografie van Dermul en Bouchery maar even op te slaan om te zien, dat wij heel wat meer weten over G. Leeu, G. Bac, M. de Keyser, Eckert | |
[pagina 233]
| |
van Homberch, J. van Liesveldt, om ze maar kriskras door elkaar te noemen, dan over M. Parijs, de Van Wolschaten's, de de Roveroy's en anderen, die, zij het dan in de minder glorieuze tijd van de 17e en 18e eeuwen, hun meer of minder grote rol in de Antwerpse drukkunst speelden. De moeilijkheden beginnen na 1540. Nu is de bio-bibliografie van en over Plantin en zijn huis nog wel goed verzorgd door de Annales de l'imprimerie plantinienne van Ruelens en de Backer, ook door de haast talloze artikels van M. Rooses en M. Sabbe, aangevuld door nog heel wat recentere geschriften; het geheel van de opsomming van de werken en werkjes over Plantin, de Moretussen en over het Museum Plantin-Moretus beslaat in het werk van Dermul en Bouchery even zestien bladzijden, waarbij dan nog even zoveel bladzijden aanvulling komen. Over andere, toch ook belangrijke drukkershuizen, als dat van Cnobbaert, dat zoveel werken voor de Societas Jesu drukte, en dat van Van Meurs, waarvan één van de vertegenwoordigers enkele jaren lang de geässocieerde was van Balthazar I Moretus, bestaat nog steeds niets. De 17e en 18e eeuw, wel tijdperken van verval, maar lokaal toch nog altijd interessant genoeg, komen er helemaal slecht af. Alleen Abraham Verhoeven en zijn ‘Tijdingen’ mochten zich nog in een zekere belangstelling verheugen, vooral omdat de vraag of de eerste courant van Europa al dan niet te Antwerpen was verschenen tot de verbeelding sprak. De artikels van Van den BrandenGa naar voetnoot(1) en De BomGa naar voetnoot(2), de bibliographische studie van GoovaertsGa naar voetnoot(3) geven ons dan ook een tamelijk goed beeld van het leven en de productie van Verhoeven. Daarnaast staat dan echter een familie als de Verdussens, waarvan de activiteit zich uitstrekt van het einde van de xvie eeuw, | |
[pagina 234]
| |
ongeveer vanaf het sterfjaar van Plantin, over de gehele xviie en xviiie, tot het begin van de xixe eeuw. In niet minder dan vier drukkershuizen staat er, aan het einde van de xviie en het begin van de xviiie eeuw, een Verdussen aan het hoofd. In de ‘Rode’, later de ‘Gulden Leeuw’, regeren Hieronymus I, II en III, in de ‘Twee Ooievaars’, Jan-Baptist I en II. Beide drukkerijen bereiken wel nooit de distinctie van de ‘Gulden Passer’, maar zij zenden toch heel wat interessante boeken in het licht, waarbij de ‘Twee Ooievaars’ zich vooral specialiseerde in Spaanse werken. ‘St Augustinus’ op de Grote Markt, waar Hieronymus V, VI en Hieronymus VII Joannes werkten, heeft in de xviiie eeuw een grote afzet van leer- en volksboekjes; terwijl het vierde werkhuis, eigenlijk het stamhuis, ‘De Tien Geboden’ in de Blauwmoezelstraat, in het Antwerpse courantenbedrijf van de xviie eeuw een niet te onderschatten rol vervult. Over deze familie bestaan enkele artikels van M. HocGa naar voetnoot(1), J.A. GorisGa naar voetnoot(2) en L. Le ClercqGa naar voetnoot(3). M. Sabbe gaf de correspondentie van de broeders Hieronymus III en Jan-Baptist I uitGa naar voetnoot(4); maar een bibliografische studie bestaat er nog niet en de artikels geven helemaal geen algemeen beeld. Wij hebben op het goed-gedocumenteerde artikel ‘Een en ander over de Verdussens’ van H. de GrooteGa naar voetnoot(5) moeten wachten om eindelijk klaar te zien in de tamelijk verwarde stamboom van deze familie, waar de vele Hieronymussen, waarvan er soms twee op het zelfde tijdstip drukken, het de vorser wel erg moeilijk maken. Een bio-bibliographische studie over Godtgaf Verhulst, door | |
[pagina 235]
| |
H. van CuyckGa naar voetnoot(1), studies door M. Sabbe in de ‘Gulden Passer’ over F.I. VinckGa naar voetnoot(2), J.J. de MarcourGa naar voetnoot(3), A. TavernierGa naar voetnoot(4) voltooien het beeld, al mogen wij voor de late 18e eeuw het werk van H. de Groote over de eigenaardige publicist C.M. Spanoghe niet vergetenGa naar voetnoot(5). Voor de xixe eeuw, een tijdperk van vernieuwing, al speelt dan het commerciële misschien een grotere rol dan de esthetiek, vinden wij niets, maar dan ook helemaal niets, tenzij een paar kleine werkjes over de familie BuschmannGa naar voetnoot(6). En toch is de xixe eeuw, vooral dan de tweede helft zo interessant omwille van de inhoud van de gepubliceerde werken. Zo was de toestand tot voor korte tijd, maar wij mogen niet vergeten, dat er nu laatst wel enige verandering gekomen is. Daar is vooreerst het artikel van dr. L. Voet in Antwerpen in de 18e eeuw, dat ons wel in een kort bestek, maar toch volledig, inlicht over de drukkersbedrijven in onze stad in de xviiie eeuw. Hierbij geeft de schrijver ons ook een volledige lijst van de drukkers in deze eeuw in Antwerpen werkzaam, alsmede een lijst van ‘valse’ Antwerpse adressen, zeker een niet te versmaden hulp voor de bibliograaf. In het vooruitzicht wordt ook een artikel gesteld van de hand van dr. E. Sabbe over de familie Grangé; dit artikel werd reeds in de vorm van lezing voorgebracht in de ‘Provinciale Commissie voor Geschiedenis en Folklore’. | |
[pagina 236]
| |
Verder werden er door leerlingen van de ‘Middelbare school voor bibliotheek-archief en museumpersoneel’ een paar proefschriften aangeboden, die de leemte van de gesacrifiëerde xixe eeuw enigszins aanvullen. Deze proefschriften zijn wel niet gepubliceerd, maar zij berusten op de Stadsbibliotheek te Antwerpen en kunnen daar eventueel ingezien worden. Daar is vooreerst het werkelijk zeer volledige en met de nodige acribie bijeengebrachte proefschrift van mw Vydt-de Bled over het drukkersgeslacht De Cort, dat deze familie historisch en bibliografisch in het juiste licht plaatst. Het proefschrift van mw Estercam-van Rossem, De 19e eeuwse boekdrukkunst te Antwerpen en de esthetiek geeft, naast het eigenlijke onderwerp, ook korte nota's over de drukkershuizen van de xixe eeuw en verder een lijst van al de drukkers, die in de adresboeken van Ratinckx voorkomen. Deze lijst kan zeer goed als basis voor opzoekingen dienen, want zij geeft naast de namen van de drukkers hun adressen en de juiste data waarop zij een bepaald huis bewoonden. Ook publicaties die geen specifiek Antwerps karakter hebben, kunnen niet te onderschatten bronnen vormen. Niemand zal wel onkundig zijn van het belang dat de monumentale Bibliotheca Belgica voor ons onderwerp heeft. Hoewel zij niet af is - dan was de Antwerpse bibliografie er trouwens niet meer nodig - geeft zij de volledige bibliografie van enkele genres: b.v. de martelaarsboeken, liederboeken, en van sommige grote auteurs. Verdere belangrijke hulpmiddelen zijn bibliografiën van en over grote figuren: bv. de Rubens- en Marnixbibliografiën van P. Arents; bibliografiën van boeken in bepaalde talen: bv. Peeters-Fontainas, Bibliographie des impressions espagnoles des Pays-Bas; bibliografiën over bepaalde genres: bv. L. Debaene, De Nederlandsche volksboeken; ontstaan en geschiedenis van de Nederlandsche prozaromans. Wat wij tot hiertoe geciteerd hebben kan eigenlijk best het verleden van de stand van de Antwerpse bibliografie vertegenwoordigen, laten wij ons nu dus naar de toekomst wenden. In het Noorden werden grootscheepse plannen opgevat door dhr De la Fontaine Verwey, bibliothecaris aan de Universiteitsbibliotheek | |
[pagina 237]
| |
te Amsterdam, voor het opmaken van een volledige bibliografie van de xvie eeuw, en een paar maal hebben wij daarover reeds geruchten vernomen in ‘Bibliotheekleven’. Nochtans is de onderneming zo ontzaglijk, want men wenst zich blijkbaar niet te beperken tot Nederland, en de moeilijkheden blijken zo groot, dat dhr De la Fontaine Verwey bij het begin van vorig jaarGa naar voetnoot(1) een oproep deed om bibliografiën van bepaalde drukkers, groepen van drukkers of ook regionale bibliografiën aan te vangen of af te maken, om het werk aan die grote onderneming te vergemakkelijken. Zodat wij ons met een tikje weemoed kunnen afvragen of de Antwerpse bibliografie een hulpmiddel voor die van de xvie eeuw zal worden of omgekeerd. Nu, aan moed en goede wil schijnt het nu juist niet aan de beide fronten te ontbreken, en zowel te Amsterdam als in de Antwerpse Stadsbibliotheek is men er mee begonnen het boekenbezit toegankelijk te maken voor hen, die het speciaal voor de kennis van de drukkers willen benaderen. Drukkerscatalogussen zijn zeldzaam, en het is te danken aan een initiatief van M. Rooses, dat het Museum Plantin-Moretus één van de weinige bestaande bezit. Dit zeer lovenswaardige, en in zijn tijd wel zeer vernieuwende idee, werd wel niet op zeer wetenschappelijke wijze ten uitvoer gebracht, maar het resultaat blijft nog immer heel bruikbaar. Wanneer de toekomstplannen in het Museum Plantin-Moretus in vervulling gaan en er een nieuwe, moderne, aan alle eisen van de bibliografie beantwoordende catalogus van het boekenbezit zal bestaan, zou het nog beter zijn, maar de uitvoering van die plannen, gaat voorlopig, om technische redenen, niet zo vlug vooruit als men wel zou willen. Te Amsterdam, in de Universiteitsbibliotheek, is men nu van wal gestoken met een catalogus van de boeken van de xvie eeuw, gerangschikt volgens drukker, met zeer summiere beschrijving en verwijzing naar de alfabetische catalogus; deze catalogus werd gemaakt door Mej. Van Aken. Op deze manier kan dan ook het fonds van een der grote Nederlandse bibliotheken op Antwerpse drukken uit de xvie eeuw nagevorst worden. | |
[pagina 238]
| |
In de Antwerpse Stadsbibliotheek werd voor enkele jaren een dergelijk plan opgevat; zo werd door dhr Lhermitte en mevr. Quitin een aanvang gemaakt met een drukkerscatalogus, die echter in een zeer embryonair stadium gebleven is. Wat er dan wel tot stand kwam is een minder gestoffeerd apparaat dat door schrijfster van dit artikel begonnen werd in 1949 met het oog op een tentoonstelling van de Antwerpse drukkunst; de tentoonstelling is er niet gekomen, maar het werk kan dienen als geraamte voor het begin van een Antwerpse bibliografie. Het bestaat uit een reeks lijsten, alphabetisch per drukker gerangschikt, die de catalogusnummers opgeven van al de werken die van een bepaald drukker in de Stadsbibliotheek berusten. Zo geeft dit apparaat dan ‘in notedop’, hoewel het geheel een lijvig bundel vormt, een inventaris van alle Antwerpse drukken van de Stadsbibliotheek. Hierbij werden alleen de boeken, die werkelijk te Antwerpen gedrukt zijn, opgenomen; wat te Antwerpen werd uitgegeven, maar elders gedrukt, een verschijnsel, dat vooral twintigeeuws is, werd uitgeschakeld. Zoals deze lijsten op het huidige ogenblik bestaan, vertonen zij natuurlijk grote leemten voor wie ze als voorbereiding tot een bibliografie zou willen gebruiken. Vooreerst is het natuurlijk jammer, maar door de wijze van het opzet niet te vermijden, dat alleen de boeken, waarvan de drukkers bekend zijn, opgenomen werden. Heel de gamma van de geschriften zonder drukkersmerk, vooral talrijk in de xvie en op het einde van de xviiie eeuw, vallen daardoor weg. Nu zijn deze druksels meestal van polemische en pamfletaire aard en deze leemte kan dan misschien stilaan aangevuld worden door de pamflettencatalogussen, waarmee een aanvang werd gemaakt in de Stadsbibliotheek door Mej. I. Regemortels, in het Museum Plantin-Moretus door Mw Peeters-de Maeyer en in het Stadsarchief door schrijfster dezes. Over de stand en de mogelijke voortgang van deze catalogussen verscheen voor korte tijd een artikel in de ‘Bibliotheekgids’Ga naar voetnoot(1). Zo kan dan ook het pamflettenbezit van het Stadsarchief, de Stadsbiblio- | |
[pagina 239]
| |
theek en het Museum Plantin-Moretus in het opzet van de Antwerpse bibliografie betrokken worden. Voor de moderne werken werd een ander middel gevonden om de leemten enigszins aan te vullen. Er werd aan de grote Antwerpse uitgeverijen een fondscatalogus gevraagd, waarop zij aangeduid hadden welke werken te Antwerpen gedrukt waren en bij welke drukker. Verschillende uitgeverijen hebben die vraag beantwoord. Een tweede grote leemte, die weer vooral de moderne werken geldt, is ontstaan door de werkwijze die gebruikt werd bij het opstellen van de drukkerslijsten. Om het boekenfonds zo volledig mogelijk uit te kammen, werd op de volgende wijze te werk gegaan. Eerst werd de catalogus van het bezit van de Stadsbibliotheek door Mertens op Antwerpse drukken nagekeken. Dit bracht ons ongeveer al het boekenbezit van de Stadsbibliotheek tot het jaar 1883. Voor de daaropvolgende jaren, tot heden toe, werden de inkomboeken of inventarissen nagezien. Deze inventarissen geven nu wel de plaats van uitgave, maar niet de plaats waar het werk gedrukt is, zodat de Antwerpse drukken, die niet bij Antwerpse uitgevershuizen verschenen ipso facto weggevallen zijn. Om verder de werkwijze even aan te stippen: daarna werd tot de boeken zelf gegaan, duizenden exemplaren werden gemanipuleerd en op hun juiste plaats in de lijsten aangetekend. Met ook de huidige grote drukkershuizen aan te schrijven om een lijst van de bij hen gedrukte boeken, konden wij dan ook enkele werken recupereren, die in andere steden uitgegeven, maar te Antwerpen gedrukt werden. Bruikbaar is het apparaat, ondanks al die leemten, toch reeds herhaalde malen gebleken. Buiten het voor de hand liggende resultaat, dat men nu dadelijk kan weten hoeveel boeken van een bepaald drukker in de Stadsbibliotheek te vinden zijn, is door de werkmethode ook aan het licht gekomen, wat er van het oudste bezit stilaan verloren is gegaan; gelukkig valt dat nogal mee. Daar eerst occasioneel, later meer systematisch, maar toch van alle oudere drukken (ongeveer tot 1600), de datum van uitgave werd genoteerd, geven een groot gedeelte van de lijsten een mooi overzicht van de chronologie van de bedrijvigheid van de drukker. | |
[pagina 240]
| |
In de meeste gevallen werden ook de adressen van de drukkers genoteerd en het is mogelijk aan de hand van de volledige reeks lijsten de geschiedenis en het van hand tot hand gaan van de ‘drukkershuizen’, hier in de letterlijke zin van het woord, te volgen. Op kaart gebracht zou dit waarschijnlijk een mooie aanwinst voor de geschiedenis van onze drukkunst en ook voor de geschiedenis van Antwerpen, vormen. Het is ons ook, aan de hand van de voortreffelijke stamboom van de Verdussens, door dhr H. de Groote in het hoger geciteerde artikel opgemaakt, mogelijk geweest de producten van deze zeer vruchtbare, maar nogal verwarde en verwarrende familie volgens de juiste drukkers te scheiden, waarbij toch nog altijd voorbehoud moet gemaakt worden voor de latere tak die in ‘St Augustinus’ drukte en zijn volks- en leerboekjes meestal zonder datum uitgaf. Een eerste resultaat op papier zijn dan de drukkerslijsten, chronologisch gerangschikt volgens historische periodes, die tegelijk ook enigszins de ‘ups and downs’ in de geschiedenis van de drukkunst dekken. Op deze lijsten komen al de drukkers voor, waarvan er producten in de Stadsbibliotheek te vinden zijn, met het aantal werken, dat zij er van bezitGa naar voetnoot(1). Verder geven deze lijsten ook de drukkers, waarvan de Stadsbibliotheek niets bezit, maar wel het Museum Plantin-Moretus; deze werden aan de hand van de Plantijnse drukkerscatalogus aangevuld. Wanneer wij deze lijsten even natellen, komen wij tot de haast verbijsterende ontdekking, dat hier sinds 1483 meer dan duizend drukkers aan het werk waren. Het zijn zeker allemaal geen sterren van eerste grootte, er zijn er zelfs meer van de 7e en 8e grootte, maar het maakt ons aandeel in het verspreiden van de cultuur in de wereld toch tot een niet te onderschatten factor. Occasioneel kan dit overzicht van Antwerpse drukken ook nog | |
[pagina 241]
| |
een ander nuttig gebruik vinden. Bij de mooie tentoonstelling in het Museum Plantin-Moretus over A. Verhoeven (October 1952), werd met behulp van onze lijsten zeer vlug bijna het totale bezit aan oude ‘tijdingen’ uit de Antwerpse Stadsbibliotheek bijeengezocht. Het resultaat van zo'n occasioneel gebruik kan dan steeds weer zijn neerslag vinden in lijsten over bepaalde genres. Met dit hierboven besproken apparaat, hoe onvolmaakt het ook is, schijnt mij toch de grondslag gelegd, wanneer het samen met de drukkerscatalogus van het Museum Plantin-Moretus gebruikt wordt, om te komen tot een stevige basis, waarop de zo lang ontbeerde architectuur van de Antwerpse bibliografie kan opgebouwd worden. Door de pamflettencatalogus is ook het Stadsarchief in het opzet betrokken; wanneer het nu nog mogelijk ware private bibliotheken, als deze van het Ruusbroecgenootschap en deze van de Paters Minderbroeders op de Oever, waar schatten aan theologische literatuur verborgen zitten, aan het opzet te doen deelnemen, zouden wij ook nu misschien op een optimistische noot kunnen eindigen en zeggen: het opzet is ontzaglijk, de moeilijkheden, vooral de technische, zijn niet te onderschatten, maar met samenwerking tussen de Antwerpse officiële en private culturele instellingen kan er van wal gestoken worden en dan kan de Antwerpse bibliografie er komen. |
|