De Gulden Passer. Jaargang 31
(1953)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |
[De Gulden Passer 1953][Nummer 1-2]Abraham Verhoeven en de Antwerpse pers
| |
[pagina 2]
| |
ling’, in het brandpunt der belangstelling kwam te staan, doch dat tevens de productie zijner voorgangers en opvolgers werd belicht. Of nog met andere woorden dat het leven en de werken van Abraham Verhoeven werden gesitueerd in het algemeen kader van de geschiedenis der Antwerpse pers. In de benedenzaal had Abraham Verhoeven zich de ereruimte tegenover de ingangsdeur zien toewijzen: aan de wand twee kaders waarin een achttal zijner bekende actualiteitsprenten; een kader met het fragment van de plattegrond van Antwerpen door Virgilius Boloniensis (1565) waarop de Lombaardenvest - en Verhoevens woonstee aldaar - waren afgebeeld; een ander dat bij middel van Verhoevens handtekeningen de physische lijdensweg schetste van de reeds vroeg door rheumatische aandoeningen gekwelde en ten slotte bijna verlamd geworden drukker. Ze omringden een centraal paneel met reproducties van veldslagen, belegeringen en terechtstellingen uit de Dertigjarige oorlog (1618-1648) - het internationaal conflict dat van zo'n buitengewone betekenis is geweest in de evolutie van Verhoevens productie, en, meer algemeen zelfs, in de wordingsgeschiedenis van de Europese pers. Het is inderdaad de Dertigjarige oorlog die zowel onze Antwerpse drukker als verscheidene van zijn vreemde collega's zulkdanige stroom van ‘hot news’ heeft bezorgd dat ze er eindelijk konden aan denken aan hun tot dan toe zeer onregelmatig verschijnende ‘tijdingen’ de nodige periodiciteit en diversiteit te schenken, en er zodoende werkelijke nieuwsbladen van te maken. In de onder deze panelen opgestelde toonkast, werd gepoogd, aan de hand van Verhoevens drukwerk, deze ontwikkelingsgang in zijn bedrijvigheid weer te geven: hoe, vanaf 1605 in de actualiteitsberichtgeving actief, zijn nieuwstijdingen aanvankelijk sporadisch bleven om pas in 1618, met het uitbreken van de Dertigjarige oorlog, talrijker en talrijker te worden, en tenslotte, in 1620, te evolueren tot een regelmatig verschijnend nieuwsblad. In twee andere toonkasten werd de klemtoon gelegd op enkele andere aspecten van Verhoevens activiteit (o.m. zijn rol, als exponent van de katholieke contra-reformatie, in de godsdienstige en politieke ideeënstrijd van zijn tijd), of kon men, in requestboeken | |
[pagina 3]
| |
en notarisprotocollen, zijn door financiële en huwelijkstegenslagen en door ziekte eerder droevig privaat leven volgen. Links van de ingang, in diezelfde benedenzaal, waren een drietal toogkasten voorbehouden aan Verhoevens Antwerpse voorgangers uit de 16e eeuw, terwijl in een zestal kaders portretten en ‘momentopnamen’ uit het toenmalig actualiteitsgebeuren waren tentoongesteld: twee houtsneden voorstellend Karel V, portretten van een doge van Venetië en van een bey van Tunis die in die eerste helft van de 16e eeuw een ogenblik in de schijnwerper van de actualiteit waren getreden; reproducties van het actualiteitswerk dat de faam van de jeugdige Plantin vestigde La sumptueuse pompe funèbre faite aus obsèques de Charles Cinquième (1559); houtsneden en kopergravures tenslotte betreffende de politiekmilitaire sensatiegebeurtenissen die Antwerpen zo duur heeft moeten betalen: de Spaanse furie (4 November 1576), de Franse furie (18 Februari 1582), de belegering en inname door Alexander Farnèse (1584-85). Rechts van de ingang en van Abraham Verhoeven, kon men, in een toonkast en een viertal kaders, de actualiteitsproductie in woord en beeld zijner onmiddellijke opvolgers uit de 17e eeuw ontwaren. De bovenzaal was gewijd aan de recente Antwerpse nieuwsproductie: de 18e eeuw, het Frans tijdperk, het Hollands tijdperk zagen zich ieder een toonkast toegewezen, terwijl de zo omvangrijke persbedrijvigheid sedert 1830 werd gecondenseerd in een viertal andere kasten. Ook hier wandpanelen die actualiteitsbeelden uit de 18e en 19e eeuw vertoonden, naast een kleine stand waarin de drukkers- en graveursateliers te tijde van Abraham Verhoeven waren afgewogen tegen de interieurs en de ingewikkelde machines van het hedendaagse Antwerps dagbladbedrijf... Zoals uit deze droge opsomming kan worden opgemaakt, was het opzet der tentoonstelling in hoofdzaak overzichtelijk-didactisch. Nieuwe, de specialist nog onbekende elementen en aspecten, kwamen praktisch niet ter sprake. Enkel kan worden aangestipt dat de zo verwaarloosde actualiteitsprent - door de historicus opzij geschoven voor de geschreven of gedrukte tekst; door de kunsthistoricus enkel naar haar esthetische waarde getoetst, en | |
[pagina 4]
| |
nochtans als momentopname van het tijdsgebeuren vaak van onschatbare betekenis - hier meer werd belicht dan gewoonlijk het geval, en tevens geïntegreerd in het algemeen kader van de actualiteitsberichtgeving. We durven niettemin hopen dat de tentoonstelling toch enigermate belangstelling heeft vermogen op te wekken voor de zo boeiende geschiedenis van de Antwerpse pers, en enkele vorsers zal aansporen er hun aandacht aan te wijden. Zo inderdaad over de geschiedenis der Antwerpse pers reeds verdienstelijke detailstudies zijn verschenen, kan nog veel meer worden gedaan, en laat ook de grote synthese nog op zich wachten. Het ligt niet in onze bedoeling in onderhavige bladzijden deze synthese te schrijven - daarvoor is, bij gebrek aan detailstudies, de tijd nog lang niet rijp. Maar wel wensen we, gebruikmakend van de bij het inrichten der tentoonstelling verzamelde nota's, een overzicht en status questionis te geven van het probleem; een bescheiden steentje tot het grote monument dat een geschiedenis van de Antwerpse pers zou en moet worden. Echter zullen we iets dieper ingaan op de 15e-16e eeuw, de ‘incunabelperiode’ der pers, die niet alleen voor Antwerpen maar in de algemene geschiedenis van het perswezen onverdiend is verwaarloosd geworden. Het is nochtans pas als we deze periode hebben leren kennen, dat we de historische betekenis kunnen vatten zowel van een Abraham Verhoeven, als van een Caspar Hilten en een Broer Jansz, van een Renaudot en andere tijdgenoten. | |
1. - De geschreven nieuwstijdingenGa naar voetnoot(1)De drang om het ‘hot news’, de brandende actualiteit, op te tekenen schijnt de mens ingeboren: reeds de Egyptenaren en | |
[pagina 5]
| |
Sumeriërs hebben reporters gehad. Doch de grote moeilijkheid bleek de aan de vergetelheid ontrukte actualiteit aan anderen mede te delen: schrifttechnische en verkeersmoeilijkheden brachten mede dat de gewrochten der oudste nieuwsjagers minder hebben gediend om de tijdgenoten op de hoogte te brengen als wel het nageslacht in te lichten over reeds lang vervlogen gebeurtenissen. Pas in de Late Middeleeuwen wijzigde de algemene conjonctuur zich in zoverre dat én de nieuwsberichten betrekkelijk snel konden worden doorgegeven én een vaste cliëntele er voor werd gevonden, zodat het winstgevend werd de actualiteit op te tekenen en te verspreiden. Aan de praktisch aangelegde Engelsen schijnt de eer toe te komen deze nieuwe industrietak te hebben gevestigd: reeds in 1275 diende een koninklijke ordonnantie te worden uitgevaardigd tegen het verspreiden van valse nieuwsberichten; in de 14e eeuw waren er in Engeland alreeds ware persbureau's te vinden die de hoofden van de adellijke familie's op de hoogte hielden van de jongste gebeurtenissen. Het is evenwel in Italië en Duitsland dat de nieuwe nijverheid tot volle bloei is gekomen: vanaf de 14e eeuw wordt er in Italië gewag gemaakt van vogli e lettere, wat later geheten novelle en avvisi - geschreven nieuwstijdingen bijeengezameld door beroepsreporters en verkocht aan staatslieden en handelaars. Venetië, de grote handelsrepubliek, met haar over de hele beschaafde wereld verspreid net van handelsvertegenwoordigers en -agenten, werd het natuurlijk middelpunt van deze actualiteitsjacht en -verkoop. In de 15e eeuw zouden evenwel ondernemende Duitsers, in navolging der Italianen, eigen Zeitung-bureau's oprichten. | |
[pagina 6]
| |
De uitvinding van de drukkunst heeft de geschreven nieuwstijdingen niet de genadeslag toegediend. Integendeel, de grote bloeiperiode van de avvisi en Zeitungen valt pas in de 16e-17e eeuw. Heel begrijpelijk overigens: in de geschreven tijdingen, bestemd voor een select en goed betalend publiek, konden heel wat vertrouwelijker berichten worden opgenomen dan in de aan Jan en alleman verkochte en aan een vrij strenge censuur onderworpen gedrukte blaadjes. Tal van verzamelingen van dergelijke geschreven avvisi en Zeitungen uit de 16e-17e eeuw zijn (of waren) in Italiaanse en Duitse archieven en bibliotheken te vinden. Bekend, en typisch voor de soort, zijn de zogenaamde Fuggerzeitungen, de nieuwsbrieven verzameld door de grote Zuid-Duitse bankiersfirma, en na zorgvuldige schifting vaak doorgegeven of verkocht aan bevriende vorsten en firma's. Eventueel zelfs gedrukt en onder het publiek verspreid: toen een der Fuggers, begin 1585, een waterverfschets kreeg toegezonden voorstellend ‘Wie die Revier vor Antorff beschaffen’, vond hij deze plattegrond van het belegerd Antwerpen sensationeel genoeg om er de Augsburgse houtsnijder Hans Schulter een éénbladdruk te laten van makenGa naar voetnoot(1). Heeft deze ‘industrie’ ook de Nederlanden beroerd? De landsheren blijken inderdaad het voorbeeld te hebben gevolgd van hun Italiaanse en Duitse collega's; zo bv. was Filips II geabonneerd op het Romeinse persagentschap van Johannes PoliGa naar voetnoot(2). Doch in wezen ging het hier om vreemde vorsten die van buiten uit de Nederlanden bestuurden. Zodat voor de Nederlanden zelf de vraag blijft gesteld... Amsterdam blijkt minstens vanaf 1595 dergelijke persagentschappen te hebben gehadGa naar voetnoot(3). In het Zuiden vinden we eveneens in de 17e eeuw sporen van een agentschap van geschreven nieuwstijdingen - doch een particulier persagentschap met een eerder | |
[pagina 7]
| |
beschrenkt publiek: een te Gent bedrijvig Jezuïet puurde, uit de langs alle kanten verzamelde brieven zijner ordebroeders, de actualiteitsgegevens, om deze, na een zorgvuldig schiften en toetsen, weer door te sturen aan andere ordebroedersGa naar voetnoot(1). Voor het overige hebben we geen gegevens vermogen te vinden. Nochtans mag worden aangenomen dat, in de Zuidelijke Nederlanden, de stedelijke magistraat, de kooplui, en de grote heren, zoals hun Italiaanse, Duitse en Noord-Nederlandse collega's, er hebben prijs op gesteld snel, degelijk en volledig op de hoogte te worden gebracht van wat zich buiten de eigen onmiddellijke gezichtseinder afspeelde. Het zou dan ook een nader onderzoek verdienen in hoeverre de in de Zuidelijke Nederlanden vertoevende kooplui, staatslieden en militairen zijn ingelicht geworden, en door wie. Ongetwijfeld in grote mate door briefwisseling met vrienden, kennissen en handelsrelaties; door op de beurs te Antwerpen ontmoette koopluiGa naar voetnoot(2); door koeriers, postagenten en spionnen - in feite de inlichtingsbronnen zelf der persagentschappen. Doch in hoeverre hebben hiernaast gespecialiseerde huizen met beroepsreporters, een bijdrage geleverd? En in hoeverre zijn er, naast vreemde persbureau's, ook inheemse firma's bedrijvig geweest? In elk geval schijnen we dus voorlopig de Zuidelijke Nederlanden niet te mogen rekenen onder de belangrijke centra van geschreven nieuwstijdingen.... Nochtans hebben onze gewesten, in de geschiedenis der avvisi, een meer dan eervolle vermelding verdiend - zij het in de passieve rol van informatiecentrum! Inzonderheid Antwerpen, in de 16e eeuw uitgegroeid tot de grote wereldmarkt waar de voornaamste verkeerswegen convergeerden en waar men even goed inlichtingen kon inwinnen over Frankrijk en Engeland als over de Hansasteden en Scandinavië, over Portugal, Spanje en hun koloniën. | |
[pagina 8]
| |
Eén enkel maar welsprekend voorbeeld van Antwerpens belang als informatiebron in de 16e eeuw voor de internationale persagentschappen: van de Zeitungsbriefen der Fuggers, vervat in de 27 delen die in de Nationale Bibliotheek te Wenen berusten (periode 1568-1603), zijn er 2259 gedagtekend uit Antwerpen, tegen enkel 2133 uit Rome, 2108 uit Venetië, 2022 uit Keulen, 634 uit Lyon, 879 uit Praag, 873 uit Wenen, 301 uit Constantinopel; Frankfurt, Parijs, Londen en Madrid komen slechts enkele malen voor - te zelfde titel ongeveer als Cyprus, Syrië, Goa en Mexico. Hierbij dient niet uit het oog verloren dat de handels- en bankiers-activiteit van de Fuggers geenszins haar zwaartepunt vond in de Nederlanden, maar veeleer was toegespitst op Duitsland en Centraal Europa, Italië en het Iberisch schiereiland! Wanneer dan ook, in 1590, Marcus Fugger al zijn invloed in de weegschaal wierp om de uitdrijving uit Antwerpen te voorkomen van zijn de protestantse geloofsovertuiging belijdende agent Hans Georg Oett, schijnt dit minder te zijn geweest om de ‘handelswaarde’ van de betrokken persoon, dan wel om zijn reporterstalenten - in welke hoedanigheid hij al gedurende 45 jaar, te Antwerpen, de Fuggers grote diensten had bewezenGa naar voetnoot(1). Dat de verhouding in de Fuggerbrieven niet aan het toeval is te wijten, wordt bewezen door andere avvisi-verzamelingen waar we dezelfde proporties aantreffen; soms zelfs nog scherper geprononceerd te voordele van AntwerpenGa naar voetnoot(2). De geschreven nieuwstijding is dus te beschouwen als de eerbiedwaardige voorvader van de gedrukte nieuwstijding, die dan naderhand een eigen weg heeft ingeslagen. In deze geboortefase van het moderne perswezen hebben de Nederlanden - en Antwerpen - een niet onaanzienlijk maar dan toch eerder passief aandeel gehad. Dit zou veranderen in de tweede fase, de opkomst van de gedrukte nieuwstijding. | |
[pagina 9]
| |
2. - De incunabelperiodeGa naar voetnoot(1)Behoudens nieuwe vondsten mag als eerste gedrukte nieuwstijding een Italiaans blaadje worden beschouwd dat in 1470, in verzen, een tornooi beschrijft; in 1475 verhaalt een ander blaadje, in briefvorm, de inname door de Ottomaanse Turken van de Genuese Krimkolonie Kaffa. In 1474, 1480 en 1482 behandelen drie Duitse Zeitungen eveneens de Turkse opmars tegen de Christenheid. Onmiddellijk hebben de regeringen ingezien welke politieke mogelijkheden zich hier aanboden: het keizerlijk hof te Wenen liet een gedrukte Zeitung verspreiden om ongunstige geruchten over de gezondheid van de door de Gentenaars gevangen gehouden aartshertog Maximiliaan, de kop in te drukken; op het einde der eeuw publiceerde de Franse regering enkele uitvoerige zegebulletins over de expeditie van Karel VIII in Italië. Hiernaast vallen voor Italië, Duitsland en Frankrijk nog enkele andere blaadjes aan te stippen, doch alles te samen is de oogst nog zeer karig. Bekeken op deze achtergrond, slaan dan ook de drukkers der Nederlanden niet zo'n slecht figuur.... De binnenlandse troebelen en de buitenlandse verwikkelingen onder Maximiliaan van Oostenrijk zorgden voor de meeste kopij. Aangezien hierbij vooral het graafschap Vlaanderen was betrokken, zijn het inzonderheid Gentse en Brugse uitgevers geweest die de teksten van de ‘paysen’ en verdragen met Frankrijk, of gesloten tussen vorst en onderdanen, hebben gepubliceerdGa naar voetnoot(2), en is het aan een Brugs typograaf voorbehouden geweest de ‘defensie’ te verspreiden waarin Maria van Bourgondië en Maximiliaan van Oostenrijk hun politiek tegenover Frankrijk verdedigden - een denkelijk wel door de regering ‘geïnspireerde’ drukGa naar voetnoot(3). Ander- | |
[pagina 10]
| |
zijds heeft de Leuvense drukker Jan van Westfalen enkele op de actualiteit afgestemde lofzangen ter ere van Maximiliaan in het licht gegevenGa naar voetnoot(1). Wat de buitenlandse gebeurtenissen betreft, ging, zoals in Italië en Duitsland, de belangstelling vooral naar de gedragingen van de Ottomaanse erfvijand: hier zijn het inzonderheid Noord-Nederlanders die de berichtgeving hebben verzorgdGa naar voetnoot(2) - alhoewel de enige werkelijke reportage over de opmars van de Turken uit het atelier van een Vlaams drukker is gekomenGa naar voetnoot(3). Antwerpen, toen reeds, na Leuven, het voornaamste typografisch centrum der Zuidelijke Nederlanden, heeft zich, eigenaardig genoeg, maar weinig ingelaten met actualiteitsproblemenGa naar voetnoot(4) - ze kan evenwel bogen op één der weinige werkelijke reportages uit de Nederlandse incunabeltijd: Die electie, coronatie ende salvinghe des Roemschen conincs MaximilianusGa naar voetnoot(5). En uit haar werkplaatsen zijn, in die periode, de meeste muntplakkaten en -verordeningen gekomen: de eerste economische actualiteitsmededelingen; van uitzonderlijk belang voor een opkomende geldmacht als de ScheldestadGa naar voetnoot(6). | |
[pagina 11]
| |
3. - Eerste helft der 16e eeuwGa naar voetnoot(1)In die eerste helft der 16e eeuw werkte Antwerpen zich op tot een wereldmetropool; ze werd tevens het voornaamste typografisch centrum der Nederlanden: tussen 1500 en 1540 verlieten meer dan 50% der in de Nederlanden gedrukte werken haar ateliers; wanneer enkel het Zuiden in aanmerking wordt genomen betekende dit 80% van de totale Belgische productie. Van 1500 tot 1540 waren niet min dan 66 typografen binnen haar muren bedrijvigGa naar voetnoot(2). En in dat koortsachtig bedrijvig bijennest begonnen de Antwerpse drukkers zich al even koortsachtig toe te leggen op de productie van nieuwstijdingen. Gegevens en cijfers ontbreken om deze speciale bedrijfstak der Antwerpse typografie te projecteren op haar algemene Europese achtergrond. Maar voor zover onze steekproeven mogen worden veralgemeend, moet Antwerpen toen, als centrum van gedrukte nieuwstijdingen, zowel inzake kwantiteit, kwaliteit als snelheid van berichtgeving, een internationale standing hebben gehad, en kan ze enkel hebben ondergedaan voor Venetië en misschien Augsburg. In elk geval vermocht thans, in de Nederlanden zelf, geen enkel ander typografisch centrum haar ook maar van verre te benaderen: voor de tijdspanne 1500-1540 hebben we voor Antwerpen een honderdtal werkelijke nieuwstijdingen vermogen op te sporen - voor het geheel der overige Nederlanden komen we amper tot een dertigtalGa naar voetnoot(3). Of m.a.w. in deze speciale typografische bedrijfstak nam Antwerpen niet 50% maar 80% van de totale productie der Nederlanden voor haar rekening. | |
[pagina 12]
| |
Het nieuwsbedrijf in de Nederlanden was dus als het ware een Antwerpse specialiteit geworden - doch in de Scheldestad zelf kan men nog niet van specialisatie gewagen: niet min dan een 20 drukkers blijken zich met nieuwstijdingen te hebben ingelaten. Het dient evenwel gezegd dat van acht hunner slechts één blaadje is bekend; twee andere hebben er een tweetal op hun actief, terwijl we nog twee andere drie ‘tijdingen’ kunnen toeschrijven - hetzij 60% der drukkers voor slechts 20% der uitgavenGa naar voetnoot(1)! De acht overigen hebben de resterende 80% onder zich verdeeld - maar weer in zeer ongelijke verhoudingen: Johannes Steelsius: 4; Adriaan van Berghen: 6; Maarten de Keyser: 6 en de weduwe Maarten de Keyser: 3; Jacob van Liesvelt: 9; Joannes Grapheus: 11; tenslotte de onbetwistbare grootmeesters - Michiel Hillen van Hoochstraten: 17; Willem Vorsterman: 25. Geen monopolisatie, maar toch specialisatie is men geneigd te zeggen. Nee, want de leidende nieuwstijdingendrukkers zijn precies de leidende Antwerpse typografen van het ogenblik! Omgekeerd kan aan de drukkers die maar een paar nieuwstijdingen op hun actief hebben, enkel een miniem aantal werken worden toegeschrevenGa naar voetnoot(2). Er mag dus niet gesproken worden van specialisatie: in het kader hunner algemene bedrijvigheid hebben de Antwerpse drukkers ook nieuwstijdingen gepubliceerd. In de keuze van het ‘hot news’ dat de eer van een nieuwstijding kreeg (zoals verder nog te detailleren had iedere ‘tijdinge’ gewoonlijk slechts één nieuwtje of aanverwante groep nieuwtjes als onderwerp) toonden de Antwerpse drukkers zich even cosmopolitisch als hun stad zelf. In die zin tenminste dat ze het lokaal of zelfs gewestelijk nieuws grotendeels hebben versmaad voor de mededelingen uit verre streken. Enkel de brand van de O.L.V.-kerk in 1534Ga naar voetnoot(3) en de blijde intrede van Karel [V] in 1515 te | |
[pagina 13]
| |
BruggeGa naar voetnoot(1), in 1519 te Antwerpen zelfGa naar voetnoot(2) hebben een nieuwstijding geïnspireerd. Daarentegen behoren ze tot de allereerste die, in gecondenseerde vorm, de tochten en avonturen van de grote ontdekkingsreizigers onder het publiek hebben verspreid. Ettelijke dier bulletins worden nu als uiterst belangwekkende bronnen voor die expedities beschouwdGa naar voetnoot(3). Het was nochtans de Europese politiek die de meeste belangstelling gaande maakte. In de eerste plaats de handel en wandel van de landsheren: in het begin der eeuw Filips de SchoneGa naar voetnoot(4) en Maximiliaan van OostenrijkGa naar voetnoot(5); vanaf 1515 de figuur van Karel van Bourgondië (Karel V). De strijd van Karel V met Frankrijk en EngelandGa naar voetnoot(6), zijn belevenissen in ItaliëGa naar voetnoot(7), in mindere mate zijn optreden in DuitslandGa naar voetnoot(8) en SpanjeGa naar voetnoot(9) en zijn expedities tegen de TurkenGa naar voetnoot(10) nemen in die jaren het leeuwendeel der Antwerpse nieuwstijdingen in beslag. Als sensationeel en dus renderend nieuws onmiddellijk gevolgd door de opmars der Turken en de pogingen der christenheid om de Muzelmaanse wals te keren: een twintigtal bulletins zijn ons hierover bewaard geblevenGa naar voetnoot(11), waarbij nog een tiental andere | |
[pagina 14]
| |
aansluiten die handelen over Duitsland en Oost-Europa maar waarbij meestal eveneens de Turk op de achtergrond is te ontwarenGa naar voetnoot(1). En dat is zowat alles: de onthoofding van Thomas Morus in Engeland heeft nog een enkel nieuwsblad geïnspireerdGa naar voetnoot(2), maar dat is dan ook de enige ‘tijdinge’ die we hebben gevonden over de interne aangelegenheden van een nabuurland, ander dan het Duitse rijk. Kortom, zo de Antwerpse nieuwstijdingendrukkers zich in deze jaren weinig of niet hebben ingelaten met lokale en gewestelijke reportages, hebben ze evenwel niet de ganse wereld in hun belangstellingssfeer betrokken, maar zich vooral toegespitst op enerzijds de gedragingen van de landsheren, meer in het bijzonder Karel V, anderzijds het optreden der gevreesde Turken. Van de ongeveer honderd bewaard gebleven Antwerpse nieuwstijdingen zijn er een veertigtal in het Nederlands gesteld, 32 in het Frans, 22 in het Latijn, 2 in het EngelsGa naar voetnoot(3). Tal van berichten blijken zowel door een Nederlandse, Franse en Latijnse editie vertegenwoordigd. Er mag worden aanvaard dat deze tijdingen in de eerste plaats bestemd waren voor de lokale markt - waarbij dan denkelijk de Nederlandse uitgaven gingen naar de eigenlijke ‘sinjoren’, de Latijnse naar de meer intellectuële kringen, terwijl de Franse het meer cosmopolitisch publiek moesten bereiken. In elk geval schijnen de Antwerpse drukkers dus niet te hebben gepoogd de Spaanse, Portugese, Italiaanse en Duitse kooplui tot kopen aan te zetten door publicaties in hun landstaal; enkel de Engelsen heeft men een paar maal op deze wijze zoeken te verlokken. Of zij ook hun producten hebben geëxporteerd is moeilijk uit te maken. Denkelijk hebben ze hun Nederlands- en Franssprekend achterland bewerkt, doch als hun ‘tijdingen’ over de grenzen der Nederlanden zijn geraakt is dit waarschijnlijk eerder het gevolg | |
[pagina 15]
| |
geweest van het optreden van een belangstellend lezer - een handelaar die de blaadjes op de terugweg meenam, een agent die ze aan een briefwisselaar opstuurdeGa naar voetnoot(1) - dan van een doelbewuste exportpolitiek der Antwerpse typografenGa naar voetnoot(2). De wijze waarop de Antwerpse nieuwsdrukkers aan hun stof geraakten is vrij gemakkelijk uit de ‘relasen’ op te maken, en sluit overigens aan bij wat we hoger reeds hebben gezien over de geschreven avvizi en Zeitungen en over de incunabel-berichten. Een niet onaanzienlijk percentage der ‘tijdingen’ bestond uit officiële bescheiden en documenten, al dan niet voorzien van commentaar. Zoals reeds het geval was voor dergelijke stukken uit de incunabelperiode, krijgt men dikwijls de indruk dat het de officiële instanties zelf zijn die de drukkers, rechtstreeks of onrechtstreeks, de kopij hebben bezorgd, met het oogmerk de eigen politiek te verrechtvaardigenGa naar voetnoot(3). Een tweede groep ‘doelbewuste’ medewerkers vonden de nieuwsdrukkers in allerlei lieden die de gelegenheid dankbaar benutten om tegelijkertijd de eigen persoon in de bloemetjes te zetten: poetae laureati die het nieuws in sierlijke congratulationes goten; ambtenaren die, uit hoofde van hun beroep goed ingelicht, zelf de kopij bezorgden. Een typisch vertegenwoordiger van laatstgenoemde categorie gelegenheidsreporters tuk op literaire roem (en misschien wel een financiëel winstjeGa naar voetnoot(4)), is de geleerde stadssecretaris van Antwerpen, Cornelis Grapheus: hij heeft niet alleen de brand van de O.L.V.-kerk beschrevenGa naar voetnoot(5), en er voor gezorgd dat zijn, ter gelegenheid van de blijde intrede van Karel V te Antwerpen in 1519 vervaardigde epigrammata aan de vergetel- | |
[pagina 16]
| |
heid werden ontrukt in een soort programmaboekjeGa naar voetnoot(1), maar hij heeft eveneens de stof en de tekst geleverd voor enkele politiek getinte actualiteitsberichtenGa naar voetnoot(2). Als voornaamste bron van de Antwerpse nieuwsdrukkers moeten evenwel de geschriften van allerlei aard (inzonderheid brieven) worden beschouwd, die op een of andere wijze in hun bezit waren geraakt en die ze nu op een voor hen renderende wijze zochten te verspreiden: brieven, mededelingen en verhalen zowel van bekende persoonlijkhedenGa naar voetnoot(3), als van anonieme ooggetuigen die een of andere belangrijke gebeurtenis hadden bijgewoondGa naar voetnoot(4). Brieven, mededelingen en verhalen die hen ook wel onder de vorm van door vreemde collega's gedrukte blaadjes kunnen hebben bereikt - alhoewel we dienaangaande voor deze periode geen expliciete gegevens hebben vermogen te vindenGa naar voetnoot(5). Gezien de aard van de voornaamste informatiebronnen is het niet te verwonderen waarom het precies Antwerpen - de grote Westerse handelsmetropool - is geweest die in deze jaren in de Nederlanden het nieuwscentrum bij uitstek is geworden. En gezien de polyglotte neigingen van de Antwerpenaar, en het cosmopolitisch karakter der bevolking, bood ook een ander probleem waarvoor de nieuwsdrukkers zich zagen geplaatst, maar weinig bezwaren: het vertalen der binnengekomen berichten. Zo bv. is de Nederlandse editie van de in het Italiaans gestelde brief van Amerigo Vespucci aan Lorenzo de Medici, verzorgd geworden via een Latijnse vertalingGa naar voetnoot(6); daarentegen werd een brief over de strijd tegen de Turken door de drukker rechtstreeks ‘ghenomen met haesten wt Italiaens in Vlaems’Ga naar voetnoot(7). Het Engels | |
[pagina *1]
| |
Tentoonstelling ‘Abraham Verhoeven en de Antwerpse pers’ Algemeen zicht op de benedenzaal
| |
[pagina *2]
| |
Paneel met reproducties van het eerste spectaculaire actualiteitswerk gepubliceerd in de Nederlanden: ‘La magnifique et sumptueuse pompe funèbre faite aus obsèques de Charles Cinquième’ (Ch. Plantin. 1559).
| |
[pagina 17]
| |
relaas over de Wederdopers te Münster is denkelijk de vertaling van een verloren gegane Nederlandstalige ‘tijdinge’ die zelf teruggaat op een Duits werkjeGa naar voetnoot(1). Nog tal van andere berichten moeten door een Antwerps drukker, al dan niet ‘met haesten’, uit het Italiaans, Duits, Spaans of Portugees zijn omgezet geworden in een Nederlandse, Franse of Latijnse ‘copie’. De gunstige ligging van hun stad als informatiecentrum, en de snelheid hunner vertaaldiensten, hebben de Antwerpse drukkers toegelaten - natuurlijk in het kader van de toenmalige verkeersmogelijkheden - het ‘hot news’ zeer heet toe te dienen. De berichten over de ontdekkingsreizen liepen wel enige vertraging opGa naar voetnoot(2) - doch dit was de normale regel in de tijd, en in het algemeen verband bezien slaan de Antwerpse typografen zelfs een zeer fatsoenlijk figuur. In elk geval was hun Europese berichtgeving in doorsnee zeer snel te noemen, en mogen ettelijke ‘tijdingen’ zelfs als journalistieke topprestaties van de tijd worden beschouwd. Zo bv. werd de slag van Pavia op 24 Februari 1525 geleverd - op 10 Maart brachten ijlboden het goede nieuws aan de toen te Madrid vertoevende keizer... en op 17 Maart verliet reeds in de Scheldestad een ‘relaas’ de persen van W. VorstermanGa naar voetnoot(3). De intocht van Karel V te München op 15 en 16 Juni 1530 vormde het onderwerp van een Antwerpse ‘tijdinge’ gedateerd van 18 JuliGa naar voetnoot(4). Een in het Italiaans gestelde brief, te Venetië op 5 October 1532 geschreven, kon na ‘met haesten’ te zijn vertaald, reeds op 25 October onder het publiek worden verspreidGa naar voetnoot(5). In andere te controleren gevallen hebben de Antwerpse nieuwsdrukkers het iets kalmer aan boord gelegd, zonder nochtans - steeds natuurlijk bekeken in het kader der communicatiemogelijkheden van de tijd - heel ver achter de actualiteit aan te komenGa naar voetnoot(6). | |
[pagina 18]
| |
Periodiciteit is in al deze uitgaven nog ver te zoeken - alhoewel toch al een paar maal de aandacht van de lezer wordt gevraagd voor het vervolg dat zal komenGa naar voetnoot(1)! Hoe dienden deze nieuwstijdingen zich aan? Gezien hun aard van blaadjes die gewoonlijk slechts één enkel nieuwtje of hoogstens een groep verwante nieuwtjesGa naar voetnoot(2) schonken, gezien ook de grote verscheidenheid inzake uitgevers, is er vanzelfsprekend in de titels geen uniformiteit te zoeken. De lezer kon meestal onmiddellijk vernemen welke waar het blaadje aanbood: ‘Die incoemste der twee seer hoochgeboren ghesusteren ons alder genadichste keysers Karolus dye vijfde van dyen name, dye Coninginne van Vrancrijcke Leonora ende die Coninginne van Hongarien, mi vrou Marie regente van desen Lande herwaerts over geschiet in dye stadt van Cameric opden sesthiensten dach van deser maent van Augusto, int iaer ons Heeren MCCCCC ende XXXV’Ga naar voetnoot(3), ‘La desfianche faicte au trespuisant et noble Empereur Charles depar le Roy de France et Roy Dengleterre. Et aussi la response du tresnoble Empereur suz la ditte desfianche’Ga naar voetnoot(4), ‘Epistolae duae, altera Clementis VII papae, ad Karolum V Imperatorem Aug. etc. Altera Karoli V Imp. Aug. etc. Clementi respondentis. Legisse iuvabit. Anno Domini M.D.XXVII. Mense Martio’Ga naar voetnoot(5). Kortom, titels die te vergelijken zijn met de ‘vette kopjes’ in onze kranten, alhoewel doorgaans heel wat breder uitgesponnen. In betrekkelijk veel exemplaren wordt herinnerd aan de bron | |
[pagina 19]
| |
waaruit de uitgever putteGa naar voetnoot(1), terwijl een kleine minderheid reeds de aanhef vertoont die in de historische literatuur, door toedoen van Abraham Verhoeven, bijna de generieke benaming is geworden voor de [periodieke] nieuwsbladen in onze gewesten: ‘tijdinge’ en zelfs ‘nieuwe tijdinge’Ga naar voetnoot(2), in het Frans ‘nouvelles’Ga naar voetnoot(3). Het waren kleine dingetjes, zowel naar afmetingen als aantal bladzijden. Het in-8o formaat domineert, alhoewel het kleine in-4o formaat ook nog vrij goed is vertegenwoordigd. Gemiddeld tellen ze 4 à 12 bladzijden; maar enkele zijn uitgegroeid tot kleine boekdeeltjes - inzonderheid de publicaties van brieven en documenten met politieke draagwijdte, waarvan we mogen vermoeden dat ze door de hogere overheid zijn geïnspireerd gewordenGa naar voetnoot(4). De oplage dier nieuwstijdingen blijft volledig in het duister. Wat de prijzen betreft mag a priori worden aanvaard dat deze ééndagsmussen wel aan een zeer schappelijke prijs zullen te koop zijn aangeboden - wat zijn bevestiging vindt in het feit dat Albrecht Dürer voor het programmaboekje van de blijde intrede van Karel V te Antwerpen de inderdaad zeer redelijke prijs van één stuiver heeft betaaldGa naar voetnoot(5). Enkele dier Antwerpse blaadjes waren reeds geïllustreerd, of juister, waren opgeluisterd met houtsneden die min of meer aanknoopten met het relaas, maar voor het overige meestal zuiver fantaisistisch waren. Zo bv. zou men de vechtende soldaten in het verhaal van de slag van PaviaGa naar voetnoot(6) evengoed kunnen terugvinden in een ridderroman of volksboek of de commentaren van Caesar over de Gallische oorlog. | |
[pagina 20]
| |
Alleen de wapenschilden en de portretten van enkele persoonlijkheden die in het brandpunt der belangstelling stonden, zoals bv. een Karel V, waren min of meer trouw weergegeven, en kunnen gelden als de voorafschaduwing van onze huidige krantencliché's. Alhoewel men ook hen te pas en te onpas, als een soort ‘passepartout’, durfde gebruiken. Zo bv. de afbeeldingen van Karel V en van Soleiman, de Turkse sultan, niet misplaatst voorkomen in Een schone ordonantie eender ghemeynder reyse op den Turck ende sinen aenhanckGa naar voetnoot(1) kan hetzelfde niet gezegd worden voor de Nyeuwe tijdinge van Ferdinandus, coninck tot Bemen, hoe hi tot eenen coninck gecroont isGa naar voetnoot(2), waar we dezelfde portretten ontmoeten, zonder dat Karel V en Soleiman er speciaal ter sprake komen, tenzij als de ‘dei ex machina’ die het lot van koning Ferdinand hielpen bepalen. Doch deze illustraties deden het goed als blikvangers - en dat was de toenmalige nieuwsdrukkers voldoende. Reeds vrij nauwkeurig voor de tekst, waren ze het nog niet voor het actualiteitsbeeld. Dat lieten ze over aan andere specialisten: de printof figuersnijders.
Inzake prentenGa naar voetnoot(3) is in de incunabeltijd Antwerpens rol zeer bescheiden geweest: het was Brugge die het grootste deel der Nederlanden - met inbegrip van de Scheldestad - van ‘beildekens’ (houtsneden) voorzag; en het is te Brugge dat de vroegste | |
[pagina 21]
| |
ons bekende experimenten met kopergravures in de Nederlanden hun beslag hebben gekregen. Doch ook op dit terrein bracht voor Antwerpen het kenteren van de eeuw het kenteren van het getij. In de liggeren van de Sint Lucasgilde verschijnt in 1508 Walfaert Imbrechtssone als de eerste met name bekende Antwerpse ‘printsnijdere’ (houtsnijder), in 1509 gevolgd door Jan Wouters. In 1516 wordt Alexander van Brugsal opgenomen in dezelfde gilde, in de hoedanigheid van ‘goutsmet’ - doch hij dient tevens te worden geïdentificeerd met de kunstenaar die het S-monogram benutte, en is als zodanig de eerste bekende Antwerpse kopergraveur. En zowel Wolfaert Imbrechtssone en Jan Wouters als Alexander van Brugsal hebben in de loop der volgende jaren tal van navolgers gekregen, terwijl naast hen ook vreemde grootmeesters - zoals een Albrecht Dürer en een Lucas van Leiden - een min of meer lange tijd in de Scheldestad zijn bedrijvig geweest. Tal van gewrochten van deze vroege Antwerpse grafische kunstenaars zijn bewaard gebleven: in hoofdzaak godsdienstige voorstellingen, afwisselend met zinneprenten, satires, genrestukken. Doch daartussen sloop ook al ettelijke malen een ware actualiteitsprent! In 1515 opent een anoniem meester op waardige wijze de rij met het beroemde ‘redegezicht van Antwerpen’Ga naar voetnoot(1); een prachtig panorama van de opkomende metropool - alhoewel in feite toch eerder te rekenen tot de ‘sightseeing’ kiekjes die de toerist zo nauw aan het hart liggen maar waarvoor de ware reporter de neus ophaalt als zijnde al te zeer op het gewone, alledaagse gedoe afgestemd. Een 15 jaar later zou de uit Luik herkomstige ‘quaertspelmakere’ Robert Péril uitpakken met een ware geïllustreerde reportage: de reusachtige houtsnede voorstellend de intrede van Karel V en paus Clemens VII te Bologna op 24 Februari 1530Ga naar voetnoot(2). Daarnaast vallen nog enkele geïllustreerde ‘reportages’ aan te stippen over de gevreesde Turkse tegenstrever: de reeks Turken | |
[pagina 22]
| |
te paard door de Hollandse houtsnijder Jan Swart gesneden voor de Antwerpse uitgever Willem LiefrinckGa naar voetnoot(1); en de nog beroemdere reeks naar het leven geconterfeit door Pieter Coecke van AalstGa naar voetnoot(2). Terwijl de in 1513 door Emmanuel van Portugal in Europa geïmporteerde neushoorn niet mag worden vergeten, wiens afbeelding, met begeleidende tekst, door de Antwerpse uitgever Jan Liefrinck werd verspreidGa naar voetnoot(3). Heel veel actualiteitsprenten in het reportage-genre vallen er dus voor deze jaren nog niet aan te stippen, alhoewel, vergeleken met de bedrijvigheid op dit gebied in de overige steden der Nederlanden, de metropool verre van misdeeld voorkomtGa naar voetnoot(4). Meer belangstelling toonden de Antwerpse graveurs en uitgevers voor die andere tak van de actualiteitsprent: de ‘portretten van beroemde tijdgenoten’. Als uitgevers van deze categorie hebben zich vooral Willem en Jan Liefrinck en Silvester van Parijs laten gelden, wier productie die van hun andere collega's uit de Nederlanden beduidend moet hebben overschreden - alhoewel, omgekeerd, zij zelf herhaaldelijk beroep hebben gedaan op Hollandse meesters. In Antwerpen zelf schijnen ze deze branche der prentkunst vrijwel volledig te hebben gemonopoliseerdGa naar voetnoot(5). Naast hen heeft nochtans de kopergraveur Cornelis Matsijs enkele mooie actualiteitsportretten verzorgdGa naar voetnoot(6). | |
[pagina 23]
| |
Om te besluiten willen we er even de speciale aandacht op vestigen dat in deze jaren de actualiteitsprent - of nu ‘reportage’ of portret - in het teken stond van de houtsnede. De kopergravures werden nog zelden voor deze kunstvorm aangewendGa naar voetnoot(1). | |
4. - Tweede helft der 16e eeuw1540 betekent in de geschiedenis van het Antwerps perswezen een kloof - zij het een voorlopige kloof daar het er in wezen een is van bibliografische aard: tot 1540 konden we beschikken over het zo voortreffelijk repertorium van Nyhoff-Kronenberg; konden we aldus bijna mathematisch te werk gaan met lijsten, tabellen en percentages. Na 1540 is er niets dat ook maar bij benadering Nyhoff-Kronenberg kan vervangen; moeten wij ons nu als het ware in het schemerdonker een weg banen, onze stappen voortdurend ponctuerend met ‘als’ en ‘indiens’. Staande op de drempel van de ‘nieuwe’ tijd kunnen we even samenvatten: de nieuwsberichtgeving te Antwerpen was reeds uitgegroeid tot een vrij bloeiend bedrijf waaraan de onderscheidene Antwerpse drukkers in mindere of meerdere mate deelnamen. Hun producten waren klein, zowel naar formaat als omvang; ze gaven maar één bepaald nieuwtje (of groep verwante nieuwtjes) en verschenen zonder enige periodiciteit; ze waren inzonderheid toegespitst op de daden van Karel V en de Turkenoorlogen. Deze woord-berichtgeving stond vrijwel volledig gescheiden van het beeld-nieuws, dat werd verzorgd door andere specialisten, de kopergraveurs en inzonderheid de houtsnijders. In die tweede helft der 16e eeuw kenden, in la preclara citta d'Anversa, de grafische kunsten een weergaloze bloei die op dit gebied, zoals op zovele andere, van de Scheldestad een der voornaamste internationale centra maakteGa naar voetnoot(2). Uit de ‘Vier Winden’ | |
[pagina 24]
| |
van Hieronymus Cock (†1571) vingen de creaties der bekendste Antwerpse en andere Nederlandse kopergraveurs hun wereldreizen aan. Filips Galle (†1612) werkte aanvankelijk eveneens voor de officina van Cock om, na diens dood, met de eigen ‘Witte Lelie’ de rol van de ‘Vier Winden’ over te nemen. Aan deze ‘Witte Lelie’ zijn, buiten Filips Galle zelf, de namen verbonden van zijn zonen Theodoor en Cornelis, en van zijn schoonzonen Adriaan Collaert en Karel de Mallory. Daarnaast, soms in de actie van de ‘Vier Winden’ of de ‘Witte Lelie’ betrokken, soms voor eigen rekening of andere uitgevers werkend, krijgen we nog eersterangsgraveurs als Frans Hogenberg, Melsichedech van Hooren, Abraham de Bruyn, de drie gebroeders Wiericx, vader en zoon de Jode, Joris Hoefnagel, e.a. Naast een rij houtsnijders als Jan Mollijns, Bernard van de Putte, Arnold Nicolai, en onze oude kennissen uit de vorige periode, Hans Liefrinck en Silvester van Parijs. Alhoewel, vergeleken met het voorgaand tijdperk, de houtsnede toch op de terugweg was, en de ereplaats moest afstaan aan de kopersnede. Grote bloei van de Antwerpse grafische scholen - maar niet van de Antwerpse actualiteitsprentGa naar voetnoot(1). Inzake reportages worden de krachttoeren van een R. Péril (en een N. Hogenberg) niet herhaald. Slechts enkele bescheiden bijdragen in dit genre vallen aan te stippenGa naar voetnoot(2). Daarentegen schenen de portretten van beroemde tijdgenoten nog steeds van bijval verzekerd en werden ze voort in grote getalle vervaardigdGa naar voetnoot(3). De te Antwerpen gevestigde of in de Antwerpse kunstwereld | |
[pagina 25]
| |
betrokken graveurs hebben er belangrijk toe bijgedragen van de Zuidelijke Nederlanden het voornaamste cartografisch centrum der 16e eeuw te makenGa naar voetnoot(1). Ze hebben meesterwerkjes voortgebracht zoals bv. de monumentale plattegrond van Antwerpen door Virgilius Boloniensis en Cornelis Grapheus (1565) en talloze andere plattegronden en stadszichten - maar die net als het Antwerps redezicht van 1515, moeilijk als werkelijke actualiteitsbeelden kunnen worden bestempeldGa naar voetnoot(2). Tenzij dat uitgevers en graveurs er voor zorgden dat hun plattegronden en stadszichten op tijd en stond aan de gewijzigde realiteit werden aangepast - zoals bv. het plan van Antwerpen van Pauwels Van Overbeke, gesneden juist vóór de oprichting van de Spaanse citadel, heel vernuftig werd ‘gemoderniseerd’ door boven het niet meer aan de actualiteit aangepaste stadsdeel een strook te hechten met de aflijning van Alva's creatieGa naar voetnoot(3). Tenzij dat plattegronden en zichten werden verspreid van steden die in het middelpunt der militaire en politieke belangstelling waren komen te staan. We denken hierbij aan het plan van Saint-Quentin uitgegeven door Hieronymus Cock tijdens het beleg van 1557; aan het zicht op Haarlem gepubliceerd door Filips Galle tijdens het beleg door Alva's troepen in 1572-73. Waarbij door allerlei aanduidingen, zoals bv. de ligging der legerkampen, het gebeuren werd gesuggereerd en verduidelijkt. Plattegronden in kopersnede die reeds Verhoevens tijdsprenten aankondigen, maar zonder de begeleidende tekst die van deze laatste ware geïllustreerde reportages zou maken. Antwerpen zelf beleefde in deze jaren heel wat sensationele avonturen - maar het uitbeelden ervan heeft dit grafisch centrum bij voorkeur overgelaten aan de stift van buiten haar wallen werkende kunstenaarsGa naar voetnoot(4); inzonderheid van Frans Hogenberg die | |
[pagina 26]
| |
in zijn merkwaardig platenwerk over de opstand der Nederlanden een zo belangrijke plaats heeft ingeruimd aan de gebeurtenissen in de stad waar hij zelf zolang had gewoondGa naar voetnoot(1). Overigens volkomen begrijpelijk: de actualiteit is zeer interessant om genieten - voor mensen, aan een gezellige haard gezeten, ver verwijderd van al het onplezierig gedoe verbonden aan oorlogvoeren, doch ze werkt maar weinig inspirerend op de in de maalstroom geworpen, voor leven en bezittingen vrezende kunstenaarsGa naar voetnoot(2)!
In de voorgaande jaren was dus de scheiding tussen de actualiteit in beeld en de actualiteit in woord vrijwel absoluut - in de nieuwe era krijgen we evenwel een reeks producten waarin grafische kunstenaars en typografen elkaar de hand reiken: uitvoerige reportages, opgefleurd met een schat aan ‘prentjes’; het best nog te vergelijken met onze huidige gedenkalbums. Zoals het merendeel der hedendaagse gedenkalbums waren ook de zestiend-eeuwse actualiteitswerken vrijwel uitsluitend voorbehouden aan openbare plechtigheden waaraan grote sommen waren gespendeerd, waaraan schilders, dichters en andere kunstenaars hun beste krachten hadden besteed, en die men nu op deze wijze zocht te vereeuwigen - vaak op verzoek en met de financiële steun van de personen of instellingen die de plechtigheid hadden georganiseerd en aldus als het ware nog een laatste extra-propaganda zochten te maken. De ‘blijde intredes’ der landsheren, een enkele maal de begrafenis van een vorst, waren toen de openbare plechtigheden waaraan de meeste zorg en het meeste geld werden besteed - en dus de eer van een gedenkalbum werden waardig gekeurdGa naar voetnoot(3)... | |
[pagina 27]
| |
De opgang van Antwerpen tot typografische wereldmarkt verhinderde niet dat in de eerste helft der 16e eeuw de Zuidelijke Nederlanden voor hun gedenkalbums afhankelijk bleven van het buitenlandGa naar voetnoot(1). Dit veranderde evenwel in de tweede helft der eeuw. In 1550 verscheen bij Gilles van Diest de eerste Antwerpse creatie van die aard; tevens een der eerste, zoniet de allereerste in de Nederlanden: De seer wonderlijke, schoone, triumphelijcke incompst van den hooghmogenden prince Philips... in de stad van Antwerpen, verzorgd voor het literair gedeelte door de ons reeds bekende Antwerpse stadssecretaris Cornelis Grapheus, en opgeluisterd door 31 houtsneden van triomfbogen, ‘theaters’ en andere straatversieringenGa naar voetnoot(2). Het was evenwel voorbehouden aan Plantin en zijn opvolgers, de Moretussen, om in deze jaren de Antwerpse actualiteitswerken op te voeren tot in hun soort vrijwel onovertroffen meesterwerken. Het is zelfs met een dergelijk werk La magnifique et sumptueuse pompe funèbre faite aus obsèques de Charles Cinquième, célébrées en la ville de Bruxelles, le XXIX jour du mois de Décembre 1558, gerealiseerd op de kosten van de wapenkoning van Filips II, en waar de kopergravures - vervaardigd door J. en L. Duetecum, naar Hieronymus Cock - de tekst tot een minimum herleidden, dat in 1559 de jonge opkomende Plantin met één slag zijn faam vestigdeGa naar voetnoot(3). Tijdens de opstand tegen Spanje zou hij nog drie dergelijke gedenkalbums uitgeven - doch deze maal ter ere van tegenstrevers van de Spaanse koning: van Willem van OranjeGa naar voetnoot(4), | |
[pagina 28]
| |
van Mathias van OostenrijkGa naar voetnoot(1), van Frans van AnjouGa naar voetnoot(2). Nada Antwerpen opnieuw een solied bastion van het Spaans regiem was geworden, zouden vanzelfsprekend de twee gedenkalbums die Plantins schoonzoon en onmiddellijke opvolger, Jan Moretus, onderscheidelijk in 1594 en 1602 publiceerde, weer gewijd zijn aan ‘Spaanse’ plechtigheden: aan de blijde intredes van aartshertog ErnestGa naar voetnoot(3), en aan deze van de aartshertogen Albrecht en IsabellaGa naar voetnoot(4). Dank zij Plantin en Jan Moretus mag in de Nederlanden, en denkelijk zelfs in de hele westerse typografische wereld, Antwerpen beschouwd worden als de voornaamste producent in de tweede helft der 16e eeuw van die zeer speciale vorm van actualiteitsberichtgeving, het geïllustreerde gedenkalbumGa naar voetnoot(5).
Antwerpens lot is dus in die tweede helft der 16e eeuw bezegeld geworden: bloei en instorting; Kapitool en Tarpejische rots. Zo deze politiek-economische evolutie weinig neerslag heeft gevonden | |
[pagina 29]
| |
in de beeldberichtgeving, dan heeft ze des te meer sporen nagelaten in de woord-actualiteitGa naar voetnoot(1). Aanvankelijk werd de traditie uit de voorgaande periode voortgezet: dezelfde kleine, onooglijke, op onregelmatige tijdstippen verschijnende ‘tijdingen’, aangediend met dezelfde omslachtige ‘kopjes’, met ongeveer dezelfde actualiteitsonderwerpen eenzelfde publiek bestrijkend. Nieuws dat de betrokken uitgevers, zoals in voorgaande jaren, in hoofdzaak puurden uit particuliere brieven; maar waarbij ze denkelijk eveneens wel berichten overnamen uit elders gedrukte nieuwstijdingen. In elk geval zijn hun eigen ‘tijdingen’ ettelijke malen door vreemde collega's overgenomen en herdrukt gewordenGa naar voetnoot(2). Aanvankelijk stonden Karel V en de Turken nog immer in het brandpunt der belangstelling. Maar terwijl tevoren, bij eerstgenoemde, het inzonderheid de expedities en oorlogen in de meer verwijderde rijksdelen en koninkrijken waren die de eer van een nieuwstijding werden waardig gekeurd, kregen nu ook de dichter in de buurt gelegen activiteitszones een beurt, en met name de strijd tegen de hertogen van Gelre. Nieuws uit Frankrijk en Engeland was nu eveneens beter vertegenwoordigd dan in voorgaande jaren. In feite is de enige, werkelijk belangrijke verandering te zoeken in de figuren zelf van de nieuwsdrukkers en -uitgevers. Hadden tevoren vrijwel alle Antwerpse typografen, te beginnen met de voornaamste, een aandeel genomen in het nieuwsbedrijf, dan zien we thans de leidende persoonlijkheden - een Plantin, een Bellerus, | |
[pagina 30]
| |
W. Silvius, Ph. Nutius, e.a. - deze speciale activiteit overlaten aan tweede- en derderangsfigurenGa naar voetnoot(1). We kunnen niet zeggen dat de nieuwsberichtgeving zich reeds had geconcentreerd in enkele officinae, maar ze was in elk geval het apanage geworden van typografen die zich in de eigenlijke boekenproductie maar betrekkelijk weinig lieten gelden. En tussen die typografen duiken er reeds een paar op wier ganse bedrijvigheid schijnt geconcentreerd te zijn geweest op de actualiteitsberichtgeving; die reeds voorkomen als ware nieuwsspecialisten - voorlopers van Abraham Verhoeven. Het zijn Peter Snoeys en vooral Lijnke, weduwe van drukker Christoffel van Remunde, gevestigd in de Beerkensgang op de Lombaardenvest, en die zichzelf in haar producten meestal kort en bondig bestempelde als ‘die wewe’, of nog ‘die weuwe Christoffels’Ga naar voetnoot(2). Een zeer actieve weduwe daar ons alleen voor de jaren 1542-1544 een zestiental ‘warachtighe tijdinghe’, ‘warachtighe ende sekere tijdinghe’, ‘nieuwe, warachtighe ende blijde tijdinghe’ zijn bewaard gebleven. Een voor de tijd intense bedrijvigheidGa naar voetnoot(3), en voorzover we kunnen opmaken in de Antwerpse nieuwsberichtgeving een record dat pas Abraham Verhoeven heeft neergehaald. | |
[pagina 31]
| |
Maar voor het overige blijft de weduwe, wat uitzicht en inhoud harer ‘tijdingen’ betreft, volkomen in de lijn van de productie harer voorgangers en tijdgenoten; refleteren haar werken zelfs op treffende wijze de algemene tendens dezer periodeGa naar voetnoot(1). In 1562 wijdde Jan Mollijns een relaas aan het bloedbad van Vassy: in Frankrijk hadden de godsdiensttegenstellingen zich ontladen in een felle burgeroorlog. In 1566 kon G. Speelman in een korte ‘tijdinghe’ de steden opsommen waar de Beeldenstorm had gewoed: ook in de Nederlanden was de vlam in de pan geslagen! In deze uitbarsting heeft de Antwerpse typografische wereld met haar uitgebreide clandestiene productie van ‘verboden’ boeken, een al zeer werkzaam aandeel gehad. Verscheidene dier drukkers zouden zich, op dit terrein, ook in de volgende jaren nog laten gelden. Doch voorlopig zwegen zij, zoals ook de Antwerpse nieuwsdrukkers zwegen, en het merendeel hunner collega's in de Nederlanden. Als verstomd over wat was gebeurd en vol vrees voor wat zou komen. Enkel zorgde de Brusselse drukker Hamont, in opdracht van de regering, voor een reeks ordonnanties ter beteugeling van het oproer, en voor de nodige officiële verklaringen en uitleggingen. Inderdaad nam Filips II het de onruststokers uiterst kwalijk: Alva en zijn Spaanse tercios deden hun verschijning in de Nederlanden. Het zwijgen bleef duren - op de regeringsverordeningen na. Plantin, met zijn groots onderwerp voor het drukken van een Biblia Polyglotta in de gunst van Filips II geraakt, werd aartsdrukker des konings, en zou in deze hoedanigheid heel wat van deze ordonnanties drukkenGa naar voetnoot(2). | |
[pagina 32]
| |
Het zwijgen was echter niet totaal, want nog verlieten ‘nieuwe tijdingen’ de Antwerpse persen - doch slechts te uitzonderlijke titel meer en met het nieuws ontleend aan ver buiten de Nederlanden gelegen oorlogstonelenGa naar voetnoot(1). Op 1 April 1572 verloor Alva zijn bril: in Holland en Zeeland laaide de strijd op. Het heldhaftige Haarlem bezwijkt doch Alva's gedecimeerde troepen stuiten het hoofd voor Alkmaar; de ijzeren hertog verlaat de Nederlanden, maar zijn opvolger Requesens slaagt al evenmin... In het vechtend Holland en Zeeland ontlaadden de passies zich in een vloed van nieuwstijdingen, van aansporingen tot weerstand en strijd, van liedjes en schimpscheuten op de vijand - een bonte wemeling van zeer uiteenlopende actualiteitsliteratuur die men gewoonlijk als ‘pamfletten’ etiketeert. De Antwerpse typografen evenwel verroerden niet of bijna niet - de Spaanse troepen lagen al te dicht, in Alva's dwangburcht aan de zuidkant van de metropool. 4 November 1576 - de Spaanse furie brengt de Scheldestad aan de zijde der rebellen, en nu worden ook de Antwerpse drukkers in de pamflettenstrijd, in de weerstandsliteratuur, betrokkenGa naar voetnoot(2). | |
[pagina 33]
| |
De strijd woedt thans in eigen land: de belangstelling voor de opmars der Turken, voor de strubbelingen en conflicten in de nabuurlanden is verzwonden; als er nog een werkelijke nieuwstijding de Antwerpse persen verlaat, heeft ze betrekking op de brandende actualiteit in de Nederlanden zelfGa naar voetnoot(1), of geldt ze berichten uit het buitenland die de opstandelingen belang moesten inboezemenGa naar voetnoot(2). Voor het overige is het eveneens die bonte dooreenwarreling van vlammende aansporingen tot strijd, spot- en hekelschriften op de vijand, bewieroking van of bitse kritiek op de eigen leiders, welmenende raadgevingen, brieven van de eigen aanhangers - en onderschepte documenten van de tegenstrevers. Kortom datgene wat in onze hedendaagse kranten is vertegenwoordigd door de editoriaals, de politieke hoofdartikels en beschouwingen, de ingezonden stukken der lezers, de sensatie-reportages met politieke inslag. Met dezelfde overdrijvingen, dezelfde ‘vergetelheden’ en kleinere en grotere waarheidsverdraaiingen. Verzetsliteratuur, en als zodanig wemelend van fouten en onnauwkeurigheden; vaak uiterst naïef; door de historicus enkel te gebruiken met dubbele porties van korreltjes zout - maar zo trillend van leven, actie en gloed! Alleen degene die zich de moeite getroost deze pamflettenliteratuur te doorworstelen, kan binnendringen in de ware psychose van de vrijheidsstrijd tegen Spanje. Het zijn psychologische, meer dan historische documenten, die ons nader brengen tot onze zestiendeeuwse voorouders, en als zodanig grondiger zouden dienen bestudeerd te worden dan tot dusverre het geval was. | |
[pagina 34]
| |
In deze pamflettenoorlog geraakten de kleinere Antwerpse drukkers, die dus tot dan toe de actualiteit hadden verzorgd, weer op de achtergrond, en zijn het opnieuw de grote tenoren die aantreden. Enkelen hebben dit ongetwijfeld vrijwillig gedaan. Zoals een Willem SilviusGa naar voetnoot(1) die overigens na de beeldenstorm een tijdlang heeft gevangen gezeten; maar reeds in 1577 verliet hij Antwerpen voor Leiden. Zoals een Gillis van Rade, die, na de val van Antwerpen, naar Franeker in Friesland zou uitwijken. Doch anderen zijn denkelijk heug tegen meug, en dieper dan ze aanvankelijk zinnens waren, in de politieke maalstroom meegesleurd. Dit was vermoedelijk het geval met de grootste der Antwerpse typografen, Christoffel Plantin. De aartsdrukker van Filips II werd na de Spaanse furie, die hem op de rand van het failliet bracht, de officiële drukker van de opstandige Staten-Generaal, van enkele opstandige prinsen, van de Stad Antwerpen die resoluut de zijde der rebellen hield. Al dan niet uit dwingende financiële noodzaak, al dan niet met genoegen of tegenzin, werd hij een der voornaamste Antwerpse producenten van anti-Spaanse strijdliteratuur. Alhoewel hij er wel heeft voor gezorgd de ergste stukjes anoniem te laten verschijnen, ofwel op rekening te plaatsen van zijn schoonzoon Frans Van Raphelingen (wegens zijn Calvinistische geloofsovertuiging toch reeds gecompromitteerd) of van zijn schoonbroeder Willem Rivière. Toen in 1583-84 de Spaanse troepen bij hun reconquista langzaam maar zeker de Scheldestad naderden, zou hij nog een extra-voorzorg nemen, als het ware zijn regenscherm openen, door aan zijn drukkersadres, op de verordeningen en andere stukken die zijn persen verlieten, de verontschuldiging toe te voegen ‘deur bevel der overheydt’, ‘par ordre de l'autorité’Ga naar voetnoot(2). In 1584 sloeg de hertog van Parma het beleg vóór Antwerpen. | |
[pagina 35]
| |
De stad verdedigde zich verbeten, maar de greep van Farnèse kon niet worden verbroken. Gedurende een jaar kwam Antwerpen in het middelpunt te staan der internationale belangstelling - en daarmede van de internationale berichtgevingGa naar voetnoot(1). Doch in de Scheldestad zelf droogde de pamflettenstroom bijna volledig op; alle aandacht ging naar de strijd. In Augustus 1585 kapituleerde de metropool, op zeer gunstige voorwaarden. Niet zo gunstig evenwel dat de Spanjaarden een voortleven van de pamflettenoorlog zouden dogen! Met de publicatie door Chr. Plantin in het Frans, door Daniel Vervliet in het Nederlands, van de Articles et conditions du traité faict et conclu entre l'Altesse du prince de Parme... d'une part, et la ville d'Anvers d'autre part, le XVII jour d'aoust l'an M.D.LXXXV was het Antwerps strijdend politiek-religieus persleven geëindigd - voorlopig althans. Maar niet de gewone actualiteitsberichtgevingGa naar voetnoot(2). We kunnen niet zeggen dat ze onmiddellijk even intens weer opborrelde als te voren, maar geleidelijk kwam er toch opnieuw leven in deze speciale tak van het drukkersbedrijf: dezelfde kleine, onooglijke dingetjes deden weer hun verschijning, gewonnen uit dezelfde inlichtingsbronnen, geïllustreerd met dezelfde passe-partout-voorstellingen van veldslagen en belegeringen - alhoewel er zo nu en dan één kon bogen op een meer aan de realiteit en de actualiteit aangepast zicht of plattegrondGa naar voetnoot(3). Ze bevatten hetzelfde soort nieuws - met dit verschil evenwel dat, naast de Turken en hun oorlogsbedrijf, nu ook aan de berichten uit de gevechtszones in en rond de Nederlanden een ruime plaats | |
[pagina 36]
| |
werd toegekend; waarbij de vijand van de dag tevoren nu de vriend en wapenmakker was geworden, en vice-versaGa naar voetnoot(1). Enkele zijn zelfs subjectief afgestemd, doen weer denken aan de pamfletten uit de voorgaande periode - waarin echter deze maal de gewezen vrienden uit het Noorden worden verzocht de wapens neer te leggen en het tot een vergelijk te laten komenGa naar voetnoot(2). En met nog dit belangrijk verschil dat opnieuw Plantin en de andere grote typografen zich hadden teruggetrokken. Indien een Arnoud ConincxGa naar voetnoot(3) en een Hieronymus VerdussenGa naar voetnoot(4) nog een enkele nieuwstijding publiceerden, dan waren het toch weer tweede- en derderangsfiguren die zich met vlijt aan de ondankbare nieuwstaak wijdden. Inzonderheid, naast de ons reeds uit voorgaande jaren bekende A. Tielens, een Mattheus de Rissche en een Anthoni de Ballo. Met dien verstande dat de twee eerstgenoemden van 1585 tot 1590 zowat het nieuwsmonopolie schijnen te hebben bezeten, om vanaf 1590 de plaats te ruimen voor BalloGa naar voetnoot(5). In de allerlaatste jaren der 16e eeuw komt deze laatste dan ook voor als de grote Antwerpse nieuwsspecialist; zekere zijner methodes doen reeds volledig modern aanGa naar voetnoot(6). Dan verdwijnt hij | |
[pagina 37]
| |
van het toneel (1599)Ga naar voetnoot(1) en treedt Abraham Verhoeven naar voren (1604). In deze jaren hebben anderzijds een Adriaan Huberti en een Paul van Overbeeck enkele plattegronden en kaarten gepubliceerd van de steden en streken die zich tijdelijk in de belangstelling der militairen mochten verheugenGa naar voetnoot(2) - maar ook zij zouden zich in het begin der 17e eeuw terugtrekken voor Abraham Verhoeven, die aldus voor de eerste maal te Antwerpen, in zijn handen, de actualiteit-in-beeld en de berichtgeving-in-woord zou concentreren.
(wordt vervolgd) |
|