De Gulden Passer. Jaargang 23
(1945)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 81]
| |||||||||||||||
De Antwerpsche pers onder het ‘Vereenigd Koninkrijk’
| |||||||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||||||
behield alle in werking zijnde wetten tot het oogenblik hunner vervanging. Toelating tot verschijnen werd toch nimmer geweigerd. Andere gelegenheidsbesluiten hebben het regiem van de pers mede beheerscht. Op de eerste plaats het besluit van 20 April 1815, doelend op het Napoleontisch gevaar, waardoor een buitengewone rechtspleging scherpe maatregelen in het vooruitzicht stelde tegen opruiers en tegen verspreiders van valsche geruchten. De zoogenaamde ‘Loi des 500 florins’ van 28 September 1816 trachtte de drijverijen van de emigranten tegen de vreemde mogendheden te keer te gaan. De Antwerpsche pers heeft herhaaldelijk met beide besluiten kennis gemaaktGa naar voetnoot(1). | |||||||||||||||
I. De overheersching van de vreemdelingen.1. Het blad van J. Jouan. De Fransche emigrantenHet ‘Journal du département des Deux Nèthes’ bleef verschijnen. Jouan poogde zelfs het officieel karakter van het blad te bewaren. Een concurreerend journalist slingerde het hem naar het hoofd, toen hij in de zwarte periode van de grondwetstemming, wanneer er naar verboden pamfletten werd gezocht, met klem het standpunt van de regeering en van de politie verdedigde. ‘Le très complaisant et très soumis Journal des Deux-Nèthes’ heet het misprijzendGa naar voetnoot(2). Als kort daarop de politieke apathie opnieuw de bovenhand krijgt, protesteert de ‘Merkuur van Antwerpen’ tegen de benaming van het blad, omdat het publiek er zou kunnen uit afleiden dat het de spreekbuis was van het plaatselijk bestuur, bij de bekendmakingen van officieele | |||||||||||||||
[pagina 83]
| |||||||||||||||
zijde een niet te versmaden voordeelGa naar voetnoot(3). Tot in Den Haag ging de achterdochtige jaloerschheid zich beklagen, omdat Jouan den titel van zijn blad in ‘Journal de la Province d' Anvers’ veranderde, na het verzoek van den pas aangestelden gouverneur Baron de Keverberg de Kessel om den naam bij de gewijzigde omstandigheden aan te passenGa naar voetnoot(4). De liberalistische gezindheid van De Keverberg was oorzaak van deze verdenking van steun aan het oud- bonapartistische blad. Zelfs zijn opvolger Pycke deelt die meeningGa naar voetnoot(5). De Keverberg wou zich, als voorstander van de persvrijheid, loyaal aan artikel 227 van de grondwet houden, iets waar noch de plaatselijke noch de centrale overheid mee zou gediend zijn. Als hij daarom Jouan niets in den weg legt, wordt het als hulp opgevat. Geïnterpelleerd, werpt de gouverneur alle verwijten van partijdigheid ver van zich af. Alle bladen staan hem even ver en even na. De drukpersvrijheid bestaat voor iedereenGa naar voetnoot(6). Hij zal Jouan bekeuren, den dag dat hij het waagde een lovende biographische nota uit een Duitsch blad over te nemen. Het prikkelde De Keverberg, dat een blad onder zijn kontrool, hem lof toezwaaideGa naar voetnoot(7) en hij stuurde een protest niet alleen aan Jouan, maar ook ter opname aan den ‘Merkuur van Antwerpen’Ga naar voetnoot(8). Het beginsel van de persvrijheid was echter zoo nieuw, dat niemand er recht blijf mee wist. Een incident, dat indertijd eenigen weerklank vond en bovendien zeer goed de spanning weergeeft, die het ongewone huizen van katholiek en protestant onder één dak teweegbracht, illus- | |||||||||||||||
[pagina 84]
| |||||||||||||||
treert dit treffend. Ter gelegenheid van een godsdienstige plechtigheid te Aalst had de bekende Gentsche bisschop de Broglie een vollen aflaat verleend aan de bidders voor de vernietiging der ketterij. Voor een Brusselsch correspondent van het ‘Journal de la Province d' Anvers’ was het maar één stap om van vernietiging der ketters te spreken. De briefschrijver besloot: ‘la tolérance n'est pas une belle chose lorsqu'on voit un gouvernement protestant souffrir des processions publiques pour sa destruction’Ga naar voetnoot(9). De abbé De Foere spijkerde dit insinueerend proza in zijn ‘Spectateur belge’ vast. ‘Telles sont les impiétés que l'on imprime aujourd'hui impunément’ riep hij uit (10). Vermoelen, de Antwerpsche burgemeester, diende bij De Keverberg tevergeefs een klacht inGa naar voetnoot(11). Het ‘Journal’ bleef voor de partij van de katholieke behoudsgezinden verdacht. De Keverberg echter liet, princiepvast, begaan. Ook toen de minister van justitie het blad signaleerdeGa naar voetnoot(12). De schromelijke ongedwongenheid van de Fransche émigrés gaf het inderdaad de regeering op de zenuwen. Van meet af een compromitteerend gezelschap, in de oogen van de katholieke opinie, had staatssecretaris Falck ze eer aangemoedigd, omdat hij er bondgenooten in hoopte te vindenGa naar voetnoot(13). In de tweede helft van 1816 blijkt het meer en meer, dat het ‘Journal’ eveneens in emigrantenvaarwater komt, voorloopig uitsluitend door knipsels uit den ‘Surveillant’, den ‘Nain jaune réfugié’ en den lateren ‘Mercure-Surveillant’. Vandaar de belangstelling van Roël. De Keverberg treedt echter het standpunt van den ontboden Jouan bij: er bestaat nu eenmaal persvrijheid. Ongestoord laat hij den Antwerpschen commissaire spécial de police, verdacht van verklikking, lustig uitscheldenGa naar voetnoot(14), waarop maire Vermoelen zich, met een lange reeks gevaarlijke artikels, van lieverlede tot den minister wendt. En bedenk dan, voegde hij er aan toe, dat het blad, blijkens den titel, op officieelen steun kan | |||||||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||||||
rekenen en alle gemeentebesturen er verplichtend op geabonneerd zijnGa naar voetnoot(15). De opnieuw geïnterpelleerde gouverneur, na er op gewezen te hebben dat het probleem van de beteugeling der perslosbandigheid, met handhaving van de persvrijheid, wettelijk niet afdoende werd opgelost, acht het best van al ‘de mépriser le plupart des injures des journalistes’. Ook de regeering drong niet aan. Zij is zeer lankmoedig, beproeft het met vermaningen en mondelinge verwittigingen, terwijl de plaatselijke overheid vruchteloos op sancties aanstuurtGa naar voetnoot(16). Maar in 1817 gingen de poppen aan 't dansen. Van den eersten Maart af heet het blad ‘Journal constitutionnel, commercial et littéraire de la Province d' Anvers’, kortweg ‘Journal constitutionnel’. ‘Je ne crois point devoir, Monsieur le Ministre, vous laisser ignorer que les deux rédacteurs actuels du journal précité ont jadis concourru à la rédaction du “Nain Jaune” et puis du “Libéral”’. Deze maal werd het ook voor den gouverneur ernstGa naar voetnoot(17). De eene redacteur is Brissot-Thivars, neef van den Brissot der Groote Revolutie. De andere kan Harel du Tancrel zijn, de gewezen opsteller van den Luikschen ‘Mercure-Surveillant’, die er het eerst was bij geweest om de Nederlandsche regeering aan te vallen. Aan hetzelfde blad, dat naderhand versmolt met den ‘Nain jaune réfugié’, om onder den naam van ‘Le Libéral’ te Brussel te verschijnen, had ook Brissot-Thivars meegewerktGa naar voetnoot(18). Op dit oogenblik is de invloed van de emigranten op de pers overwegend. Ze hebben hun bladen te Brussel, te Gent en te | |||||||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||||||
Antwerpen, nadat te Luik aan hun agitaties een eind werd gesteldGa naar voetnoot(18). Te Antwerpen hadden ze tevens hun ‘Caisse de résistance’ en op hun gecombineerde werking wijst de verandering van ‘Le Libéral’ in ‘Le vrai Libéral’, gelijktijdig met de omvorming te Antwerpen. Eerst was hun geschrijf slechts een doorn in het oog van zoowat al de Europeesche regeeringen, vooral van de FranscheGa naar voetnoot(19). Maar langzamerhand begonnen ze zich met de binnenlandsche aangelegenheden te bemoeien en hun astrante pen keert zich niet alleen tegen het zoogenaamde ‘jésuitisme’, maar al even fel tegen de regeering zelf. Tegelijk met de actie tegen De Foere, werden de emigranten aangepakt. Tot groot jolijt van alle ambassadeurs en consuls werd tegen de voornaamste belhamels, Cauchois-Lemaire, Guyet, Lallemand en Brissot een uitdrijvingsbevel uitgevaardigd. De koning had eindelijk zijn ‘paternel protection’ opgegeven, schreef Clancarty naar Londen. Willens nillens werd het voor de regeering een tweefrontenstrijd. Het valt niet moeilijk voor Antwerpen aan te toonen hoe onbekookt de Fransche journalisten er op losstormden. Toen in October 1816 de eerste toltariefwet tot stand kwam om de geschokte binnenlandsche nijverheid te helpen, waren de protectionistische maatregelen den handel vanzelfsprekend onwelkomGa naar voetnoot(20). Toltarieven en fiscusagenten mochten het in den ‘Constitutionnel’ ontgelden. Brissot schreef er over, als van een maneuver tegen Antwerpen: ‘Ce maudit droit de tol, né d'un cerveau pervers a ruiné pour jamais le fameux port d' Anvers’. Men zou de dokken dempen om er treurwilgen op te planten. En de Hollandsch-Belgische tegenstelling uitbuitend, | |||||||||||||||
[pagina 87]
| |||||||||||||||
fluistert hij, dat alle schepen naar Holland zouden vertrekken, waar de wet niet toegepast wordt. En alsof het om zijn bloedeigen stad gaat: ‘Le moment n'est plus éloigné où le port d' Anvers aura cessé d'être’Ga naar voetnoot(21). Als dan tot overmaat van ramp de Antwerpsche handelaar Janssens, wegens inbreuk op de tarievenwet op bevel van den fiscus aangehouden, in de gevangenis sterft, grijpt Brissot de gelegenheid aan. Dagenlang hamert hij in het blad: ‘Annales des vexations - Monsieur Joseph Janssens est mort des suites de la fièvre putride qu'il avait gagnée en prison’. Terwijl het geval Janssens door de regeering aan een ernstig onderzoek onderworpen wordtGa naar voetnoot(22), sluit men den 29n April Jouan op om hem eerst den 14n Mei, onder borg, los te laten. Den 27n Juli verschijnt hij voor het Hooger Gerechtshof te Brussel, samen met Stockover, den aanbrenger van de nieuwtjes. Tarte Cadet pleitte de totale onbevoegdheid van Jouan. ‘Par son état et par son éducation’ was hij niet in staat te keuren, wat in zijn blad verscheen, minder nog, bekwaam om artikels te schrijvenGa naar voetnoot(23). Maar hij wou toch niet verklappen, wie het proza geschreven had. Dat deed later Brissot zelf, die ondertusschen de campagne in de zaak Janssens onbekommerd voortzetteGa naar voetnoot(24) en ook den Antwerpschen graanhandel aan de kaak stelde, wegens de zucht naar monopolisatie. Weer heet het: ‘Notre sort est l'ouvrage du crime’. Het eerste wat Jouan bij zijn vrijlating te doen kreeg, was dan ook zijn excuses aan te bieden en te schrijven ‘Nous aimons à rendre justice au commerce de notre ville’Ga naar voetnoot(25). Naar Brissot bleef het al dien tijd een verward en vruchteloos zoeken... De rol van Brissot werd door anderen overgenomen. Uittreksels met uitvoerige commentaren verschenen van het beruchte ‘Appel à l'opinion publique’ van Cauchois en Guyet. Hun vrouwen verbleven te Antwerpen. Een brief van den te Brugge verblijvenden publicist, Charles Donny, die toen juist vervolgd | |||||||||||||||
[pagina 88]
| |||||||||||||||
werd, bracht het gerecht op de beenGa naar voetnoot(26). evenals de gevangenisbrieven van een anderen Franschen uitwijkeling, Stévenotte van den ‘Vrai Libéral’, die uit Vilvoorde naar Antwerpen schreef ‘Il n'y manque à peu près, que des juges et des ministres pour voir la réunion de tous les états de la société civilisée’Ga naar voetnoot(27). Voor dezen Stévenotte openen het ‘Journal Constitutionnel’. de ‘Vrai Libéral’ en het ‘Journal de Gand’ een inteekenlijst. Het komen en gaan der medewerkers van Jouan valt in het bewogen jaar 1817 niet licht vast te stellen. Zoo duiken sporadisch de initialen van Charles Froment op, den lateren anticlericalen regeeringsagent en beruchten orangist, die als negentienjarige ‘maître de langues’ Frankrijk had moeten verlaten en te Antwerpen toelating tot verblijf had verkregenGa naar voetnoot(28). Essayistische artikels van Constantin, advokaat te Dinant, vallen op. Deze man, die van het Nederlandsch schreef ‘un idiôme aussi stérile dans les idées que raboteux dans les expressions’Ga naar voetnoot(29) kwam zich eveneens te Antwerpen vestigen en werd een poos hoofdopsteller van het blad van Jouan. Den 18n Juni 1817 signaleert de politieGa naar voetnoot(30) Sieur Magné als ‘rédacteur actuel’. Zijn naam stond in October 1816 onder een artikel, waarin een plan van een Antwerpsch geheim genootschap werd geopenbaard, dat tot doel zou hebben gehad bij den aftocht der Franschen een vierhonderdtal personen ter dood te brengen. Tevens wordt een ander réfugié, Narcisse Denier, die een aparte behandeling waard is, als steller van lasterartikels vermeldGa naar voetnoot(31), evenals de van Leuven afkomstige Stappaerts ‘corsaire sous le gouvernement Français et actuellement négociant à Anvers’Ga naar voetnoot(32). | |||||||||||||||
[pagina 89]
| |||||||||||||||
Bij den aanvang van 1818 was Stévenotte hoofdopsteller, die, wanneer Jouan opnieuw bedreigd wordt, de verantwoordelijkheid opeischt. Door den onderzoeksrechter gedagvaard, schrijft hij over drie processen, die hem boven het hoofd hangen; twee aantijgingen wil hij graag voor zijn rekening nemen, maar de derde, nl. de brieven ‘d'un ministériel’, was voor een particuliere kennis van minister De Thiennes voorbehouden. Het liep met een sisser afGa naar voetnoot(33). Ook Tarte Cadet, ‘loué tant le mois’ werkt mee tot hij samen met Stévenotte in Juli 1818 van het Antwerpsch tooneel verdwijntGa naar voetnoot(34). De directie van het blad komt nu in handen van Narcisse Denier, die in Februari 1816 Frankrijk had verlaten, nadat hij door zijn vader wegens wangedrag het huis was uitgezet. Met hem treedt het blad van Jouan in een nieuwe faze, niet zonder algemeen historisch belang, en waarop tot nog toe de aandacht niet gevestigd werdGa naar voetnoot(35). Sedert 1818 was de binnenlandsche politiek van Frankrijk liberalistischer geworden. De emigrantenbladen lieten stilaan hun scherpe aanvallen op de Fransche toestanden varen, iets, waar de ingespannen vervolgingen mede voor gezorgd hadden. Er werd reeds op gewezen dat de Belgische verhoudingen deze pers bijzonder gingen interesseeren. De ‘Journal constitutionnel’ waarvan drukker, uitgever en redacteurs op en top Franschen zijn, heet ‘un journal Belge’, ‘à l'affut des abus tantôt sous le stylet du ridicule, tantôt sous la massue des raisonnements’ (36). De ‘Observateur’, een van de zeldzame nationale periodieke bladen had met recht over het overschrijven van de Fransche pers bitter geklaagdGa naar voetnoot(37). Men kon de Belgische Franschtalige gazetten meer en meer als provinciale uitgaven van de Parijsche kranten gaan beschouwen. Erger nog, de Antwerpsche ‘Constitutionnel’ begon zeer verdacht te doen. In de ‘Souhaits de nouvel an’ van 1819 stond te lezen ‘que la fourberie ne règne plus que dans le cabinet de St James’ en kort daarop verscheen | |||||||||||||||
[pagina 90]
| |||||||||||||||
dagelijks een ‘Cours politique de droit constitutionnel d'un Belge’ waarin Denier betoogde dat België er belang bij had met Frankrijk vereenigd te zijn en te blijven. Van Maanen deed een grondig onderzoek instellen en rapporteerde aan den koning dat dit des te meer aandacht vergde ‘wanneer men nagaat dat het voormelde blad zoo ik onderrigt ben, behoort tot die weinige, welke in Frankrijk mogen worden ingevoerd’Ga naar voetnoot(38). Tegen Denier volgt onmiddellijk een uitdrijvingsbevel en nu zien we 't gebeuren dat de Fransche consul te Antwerpen om een uitstel van veertien dagen verzoekt, opdat Denier zijn zaken zou in orde kunnen brengen. Maar Van Maanen, door gouverneur Pycke verwittigd, dat de ambassadeur La Tour du Pin persoonlijk bij hem zou komen aankloppen, zette door.Ga naar voetnoot(39). We kennen voor deze jaren het geval van den beruchten spion JullianGa naar voetnoot(40). Stond Denier in Franschen dienst? Ook nadat Denier onder militair geleide de grens overschreden had, bleef Van Maanen de zaak volgen. Het blijkt dat een zekere Coudert, eveneens een Franschman, uit voorzichtigheid de plaat heeft gepoetst. Denier, die volgens verklaringen van Jouan het blad tegen een bepaald bedrag had gehuurd, was met de abonnementsgelden van het eerste kwartaal van 1819 weg. De Leuvenaar Stappaerts neemt zijn zaken waarGa naar voetnoot(41). De advokaten Constantin, Guedon ‘espèce de vieux gredin, secrétaire jadis de Marat’ en D'Elhougne uit Leuven, medewerker van den ‘Observateur’ leiden daarop het journalGa naar voetnoot(42). Rioust, de aan de regeering verkochte uitgever van den kwijnenden ‘Véridique’ achtte het ‘Journal Constitutionnel’ zoo gevaarlijk als de Brusselsche ‘Vrai Libéral’, maar, voegde hij er onmiddellijk aan toe, ‘Le Constitutionnel d'Anvers | |||||||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||||||
pâlit.’Ga naar voetnoot(43). Jouan was bang zijn drukkerspatent te verliezenGa naar voetnoot(44). Het werd nu kalm. De volgende drie gevallen hebben maar een accidenteel belang. Eerst, na een vrijspraak te Antwerpen, de veroordeeling voor het hooger gerechtshof te Brussel, op klacht van den Oostenrijkschen gezant Binder, wegens een vertaald stuk uit den ‘News Chronicle’ over de fnuikende inmenging van Oostenrijk in de Frankfurtsche zakenGa naar voetnoot(45). Een tweede maal, riep de Pruisische gezant Hatzfeldt de ‘loi des cinq cents florins’ in om een bericht uit Koblenz, uit den ‘Censeur Européen’, waarin sprake van Pruisische verdrukkingGa naar voetnoot(46). Volgens het ‘Antwerpsch Nieuwsblad’ kreeg Jouan 500 fl. boete, nadat hij door het eerste geval zijn drukkerspatent was kwijt geraakt, terwijl Constantin op de vlucht sloeg om aan achttien maanden gevangenis te ontsnappenGa naar voetnoot(47). Ten slotte werd Jouan door eenige Zwitsersche officieren afgeranseld om een onschuldig artikeltjeGa naar voetnoot(48). Nadat de zaak door zijn schoonbroeder een tijd lang werd voortgezet, zal Jouan alle bevrediging schenken. Een paar jaar later schreef een Antwerpsch taalminnaar: ‘Verscheyde van die losbandige nieuws-schrijvers, meest Franschmans en uytspauwsels van Vrankrijk hadden zig hier in verscheyden steden van ons land neérgezet, om door hunne nieuwsbladeren hun onzalig vergif alom te verspreyden. Onder de bescherming van de vrijheyd van drukpersse hadden zij maer al te lang de mogendheden getergd, den godsdienst gelasterd, bijzondere personen ten spot gesteld; totdat eyndelijk die onbesonne schrijvers door bevel onzer hooge overheyd, uyt Brussel, Gent, Antwerpen zijn verdreéven, en met gewapende mannen tot op de grenzen verzeld, het gantsche land hebben moeten ruymen, welk lot ik hun alle van eerstaf had toege- | |||||||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||||||
schikt’Ga naar voetnoot(49). En dit is, alles wel beschouwd, nog zoo kwaad niet gezegd. Wanneer men de bladen doorsnuffelt en nagaat op welk peil de politieke critiek stond en van wie zij uitging; wanneer men bovendien overweegt dat de persvrijheid op dat oogenblik onze menschen heelemaal niet vertrouwd was en door hen ook niet gewaardeerd werd, dan kan men bezwaarlijk de regeering den steen toewerpen, zooals Pirenne het doet op de bladzijden 290-291 van deel VI zijner ‘Histoire de Belgique.’ Uit deze geschiedenis van het Antwerpsche blad blijkt duidelijk hoe moeilijk varen het was voor de jonge staatsconstructie: aan den eenen kant het Scylla van de locale katholieke onverdraagzaamheid, aan den anderen kant het Charybdis van de liberale vreemdelingen. | |||||||||||||||
2. De ‘Gazette van Braband’ van den Franschman EntheaumeDen dag dat het Fransche garnizoen te Antwerpen Lodewijk XVIII als zijn wettig hoofd erkende, verscheen het eerste nummer. De drukker was deken Josephus Saeyens, die reeds in 1782 zijn patent bezat en onder de Franschen eenige jaren drukker van de municipaliteit was geweestGa naar voetnoot(50). De opsteller was de Franschman Jean Baptiste Entheaume, die in 1798 naar Antwerpen kwam, er geruimen tijd ‘adjoint au maire’ was en om tot nu toe onbekende redenen in 1814 bij den aftocht der Franschen geen ambt bekleedde. Hij bleef. Sedert 1801 was hij gehuwd met de Maastrichtsche juffrouw M.A. vander Vaeren en, naar hij zelf schrijft, had hij te zorgen voor de zuster zijner vrouw, een weduwe met drie kinderenGa naar voetnoot(51). Zoo zei hij ook ‘qu'il parlait la langue du | |||||||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||||||
pays’, maar, alhoewel er heel wat van hem bewaard bleef, is er alleen een briefje aan Maire Vermoelen gevonden, dat in 't Vlaamsch was opgesteld. Verder dan wat conversatie-Vlaamsch heeft hij het nooit gebracht. Einde 1817 verklaarde Saeyens, die het weten kon, dat een helper de opstellen van Entheaume vertaalde, de enkele malen dat hij niet in het Fransch schreef in zijn Vlaamsche krantGa naar voetnoot(52). Zonder verdienste is Entheaume niet. Hij had een vlugge pen, bezat historischen zin en had een flinke dosis kennis over de geschiedenis van zijn nieuw vaderland opgedaanGa naar voetnoot(53). In hem en zijn blad de exponenten zien van den ouden Brabantschen geest, strookt nochtans niet met de feiten. Beducht om zijn stoffelijk bestaan te verzekeren, niet vrij van een zekere voortvarende zelfingenomenheid heeft hij in 1814, toen nog niets voor de toekomst vaststond, gemeend dat 's lands wetten en gewoonten van vóór de Revolutie gingen hersteld worden. Pas enkele dagen na den uittocht van de geallieerden, den 10n Mei, trekt hij al naar de intendantie te Mechelen om persoonlijk De Wargny te spreken, die echter juist naar Antwerpen is. Van op den hoek eener herbergtafel schrijft Entheaume hem een brief. Graag wou hij de bescherming van het provinciaal bestuur. Eerst en vooral voor zijn ‘Gazette’. Hij is geassocieerd met Saeyens. deken der drukkers, den eenigen nog levenden bezitter van een Oostenrijksch patent. Iedereens opinie zal in het blad geëerbiedigd worden. Wat hem persoonlijk betreft, gaarne zou hij een plaats hebben, in de magistratuur, als opziener der domeinen, der belastingen, der octrooien of der douanen. ‘Je suis également apte par mes connaissances à remplir ces diverses emplois’ snijdt hij opGa naar voetnoot(54). Om dit gebrek | |||||||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||||||
wordt de, ook dichterlijk aangelegde, man herhaaldelijk door de krant van Jouan in 't ootje genomenGa naar voetnoot(55). Denzelfden dag schrijft hij, in Antwerpen weergekeerd, een tweeden brief aan den intendant om hem artikels te vragen, die in de volgende nummers van zijn blad zouden kunnen opgenomen worden. Maar De Wargny gaat er niet op in, blijft de Napoleontische regeling toepassen en verzoekt den onderintendant De Baillet te Antwerpen de preventieve censuur te handhaven en te onderzoeken of er geen bezwaren bestaan tegen de uitgave van de ‘Gazette van Braband’Ga naar voetnoot(56). Dit laatste zal wel niet, want in de talrijke rapporten van die dagen over ‘l'esprit public’ is er nergens sprake van de bladen, ook niet van dat van Entheaume. Met redenGa naar voetnoot(57). Het opgeloopen koude bad zal echter sporen van verbittering nalaten. Ondertusschen verscheen de ‘Gazette’ regelmatig, eerst met toelating van Carnot, dan met die van KüniglGa naar voetnoot(58) en eindelijk die van den Souvereinen Vorst. Het bevat de gewone geknipte buitenlandsche nieuwsberichten, naast ambtelijke en notarieele aankondigingen. Maar, wat reeds heel wat beteekent in dien tijd, nu en dan wordt een redactieartikel aangetroffen, of een persoonlijke kantteekening. In 1815 ontpopt Entheaume zich als een fel Napoleonhater, ‘M. Napoléon, né Corse, méchant, scélérat, tyran’, en hem komt de eer toe een der eersten aangedrongen te hebben op een gedenkteeken der nationale eer te WaterlooGa naar voetnoot(59). Van Lodewijk XVIII schrijft hij, als van den ‘Koning-martelaar’, en zijn gade is de ‘Koningin-Heldinne’. Het eereteeken van ‘Chevalier du Lys’ wordt kort daarop den oud-Bonapartist verleendGa naar voetnoot(60). In die dagen rangschikt hij zich tevens bij ‘les amis vrais de la monarchie des Pays-Bas unis’Ga naar voetnoot(61). Daarop volgt de periode | |||||||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||||||
van de grondwetstemming. Entheaume kiest de partij van de geestelijkheid en polemiseert met Jouan. Ten slotte zal hij op eigen verzoek zijn blad tot ‘Antwerpsch Nieuwsblad’ laten omdoopen, omdat dit beter paste bij de gevestigde staatsinrichting. De Restauratie, waar Entheaume had op gehoopt, scheen voor goed voorbij. Dit is zeer beknopt de politieke evolutie van de ‘Gazette’. Uitvoeriger wordt hier ingegaan op een locale kwestie met politieken en persoonlijken ondergrond, die Entheaume in de gevangenis bracht en het einde van zijn journalistenloopbaan beteekende. In Februari 1816 was de Noord-Nederlander Kersjes, die lange jaren in de keizerlijke administratie had gestaan en ridder was van het Eerelegioen, te Antwerpen tot het nieuwe ambt van waterschout benoemd. Dit scheen noch het stadsbestuur noch den handel te bevallen. De stad protesteerde, in den ‘Mercure d'Anvers’ klonk afkeuring, maar vooral Entheaume weerde zichGa naar voetnoot(62). Het begon met een brief van den ‘Observateur’. Het ‘Journal de la Province d'Anvers’ insinueerde dat Entheaume zelf op de betrekking aasde, dat hij critiek uitoefende op een man, die wel geen Chevalier du Lys, maar toch bekwaam was, met wien hij nooit gesproken, dien hij nooit gezien had. Maar dit was voor Entheaume geen bezwaar, want hij gaf een blad uit in een taal, die hij niet kende. En dat viel hem zelfs niet moeilijk. In Juli verklaarde hij dat er geschoten was op koopvaardijschepen op last van den waterschout, ‘homme non nommé, non reconnu’. Kersjes, hierin gesteund door den plaatscommandant, kolonel van den Bergh, loochende formeel, maar Entheaume hield vol en beweerde dat er den 21n Juli weer gemikt was op schepen, die, na sommatie, durfden doorvaren. | |||||||||||||||
[pagina 96]
| |||||||||||||||
Het tegen hem ingespannen proces won hij te Antwerpen. Kersjes ging in beroep en Entheaume kreeg te Brussel een maand gevangenis en 25 fl. boete. Zuchtend schreef hij: ‘Il n'y a en ce monde que la justice du ciel qui soit certaine et immuable’.Ga naar voetnoot(63). De vrijspraak te Antwerpen, de veroordeeling te Brussel geven te bedenken. Mag de zaak niet vrij zijn van den persoonlijken wrok van Entheaume, die tot zijn groote verbazing de keizerlijke ambtenaren in functie blijven zag, waar hem zelf de deur gewezen werd, zij had een dieperen grond. De handel voelde zich belemmerd, maar wat erger was aan de stedelijke autonomie werd fel getornd. De waterschout (en later werd hij ook directeur van politie) was een koninklijk ambtenaar, ontsnappend aan den greep van den burgemeester, maar door de municipaliteit bezoldigd. Dat dit tot allerlei verwikkelingen leidde en zoo wat iedereen tegenstond is voor deze zuivere uiting van ‘Verlicht despotisme’ duidelijkGa naar voetnoot(64). Ondertusschen koesterde Entheaume, wiens eerste vrouw overleden was, nieuwe huwelijksplannenGa naar voetnoot(65). In April 1817 bood hij zijn ‘cabinet de lecture’ op de Suikerrui te koop ‘voulant quitter les affaires’. Saeyens had tegen een driemaandelijksche vergoeding van 65 fr, na herhaalde kibbelarijen in een oogenblik van onnadenkendheid afstand gedaan van zijn rechten op het ‘Antwerpsch Nieuwsblad’, dat dus, zonder met hem rekening te moeten houden, Entheaume kort daarop kon overgeven aan J.P. Ubaghs, T.J. Janssens en Van Merlen, die het van 1 Januari 1818 af uitbaatten. Saeyens vroeg in een roerend rekwest een nieuw blad te mogen oprichten om hem en zijn trouwen drukkersgast Schuyten van de armoede te bewarenGa naar voetnoot(66). Entheaume ging een poos te Brussel wonen en trok daarop naar Frankrijk. Hij had ondertusschen Antwerpen lief gekregen. Op zijn ouden dag bood hij de magistraat een bundel private | |||||||||||||||
[pagina 97]
| |||||||||||||||
archiefstukken aan. Zonder twijfel stond hij dichter bij het Antwerpsch milieu dan Jouan. Het succes lachtte hem niet toe. Zijn blad, hoe sterk hij ook het tegenovergestelde kon verwacht hebben, moest met een zeer bescheiden rol tevreden zijn. | |||||||||||||||
3. Een Hollandsche krantIn December 1814 hadden de heeren Langestraat en Mortier de toelating gevraagd om een blad te mogen uitgeven onder den ‘Hollandschen titel’ ‘Den Merkuur van Antwerpen’. Kort daarop verscheen hun blad, naast dat van den Bonapartist Jouan en den Bourbonsgezinden Entheaume. J.F. Langestraat is een Hollandsch advocaatGa naar voetnoot(67). Met nummer 5 wou hun drukker, Van Ael, al niet meer mee. Na een poos, toch weerGa naar voetnoot(68). Belangrijk is de correspondentie Langestraat-De KeverbergGa naar voetnoot(69). De advokaat schrijft dat het altijd in hun bedoeling heeft gelegen de verbetering van het ‘Nederlandsch’ taalgebruik in de hand te werken. Succes bleef echter uit. Het plaatselijk bestuur werkte tegen, minachtte de taal, welke onder het Fransch regiem was uitgebannen. Ze hoopten op den steun van den pas aangestelden gouverneur om de al te lang verwaarloosde Nederlandsche taal te helpen opbeuren, om zoo de nationale oogmerken van den ‘geliefden monarch’ te bevorderen. In concreto stellen ze de vraag of ze bij de publicatie van openbare, gouvernementeele akten geen voorkeursrecht kunnen verkrijgen. Dan zou hun blad grooter worden en een nieuw lettertype aangeschaft kunnen worden. De Gouverneur, die dan nog geen Nederlandsch kent en met geen woord zijn later blijkende opflakkering van ijver en liefde | |||||||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||||||
voor de landstaal vermoeden doet, antwoordde ontnuchterend kort: alle dagbladopstellers zijn voor mij gelijk voor de wetGa naar voetnoot(70). Langestraat en Mortier stuurden daarop een tweede missieve, met tweetaligen, juxtalinairen tekst. Zoetjes deden ze den gouverneur verstaan, dat hij hun vorigen brief verkeerd begrepen had. Ze bepaalden daarom nader. Maar nu klonk het heel anders. Verre van hen, schrijven ze, aan hun blad een officieel karakter te willen geven, maar benamingen als ‘Journal du Département des Deux-Nèthes’ en de ‘Gazette van Braband’ brengen het publiek op een dwaalspoor. Zij echter staan in de kennis van de beide landstalen en van de kanselarijtaal op een hooger plan. Als de gouverneur ze nu wou aanstellen als officieele vertalers bij het provinciaal bestuur en hun toestaan in hun blad het bericht te plaatsen, dat zij met goedkeuring van den gouverneur werken, zoo zouden ze zich zeer geholpen achten. Hiertoe was De Keverberg bereid en het volgend bericht, door hem goedgekeurd, werd gepubliceerd: ‘Nous sommes autorisés à porter à la connaissance du public. que chargés de la traduction de tous les actes émanant du gouvernement de la province d'Anvers ayant un intérêt général, nous en ferons l'insertion dans notre feuille dès qu'ils nous seront communiqués’Ga naar voetnoot(71). De redacteurs waren niet voldaan, omdat hun lezerstal niet aangroeide, zooals zij het wenschten. Vandaar hun brief aan den minister van Binnenlandsche zaken. Het is een vrij belangrijk document door Donnet ten onrechte in verband met de geschiedenis van de Vlaamsche beweging gebracht, maar toch merkwaardig om de waardeering van den taalfactor als nationaal ferment bij een Hollandsch advocaat en de houding van de regeering er tegenoverGa naar voetnoot(72). | |||||||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||||||
In de verwachting de oude volkstaal in haar vroegere rechten hersteld te zien, hadden ze de kans gewaagd. Nu ondervonden ze, dat de Fransche taal, een vijf en twintigtal jaren geleden bij de Antwerpsche advocaten onbekend, bijna de éénige handelstaal geworden was. De briefopstellers meenen dat het ‘Oud-Belgisch bestuur’, hiermee het Oostenrijksch Bewind bedoelend, schandelijk, zoo niet moedwillig de moedertaal heeft verwaarloosd. De daarop volgende betrekkingen met de Franschen hebben den toestand hopeloos gemaakt. De aanstelling van De Keverberg deed hun hoop opleven. Toen ze moesten vaststellen dat het Fransch de administratieve taal bleef, hadden ze zich als vertalers aangeboden. Zoo dachten ze de verschillende bestuurslichamen van nut te zijn bij de algemeene opbeuring van de Nederlandsche taal. Nu zagen ze ‘het voormalig uitsluitend politiek Fransch dagblad den tytel aanneemen van “Journal de la Province d'Anvers” en in hetzelve berigten meden deelen welke zooniet officieel egter uit het gouvernement zelve schijnen voor te komen’. Derhalve moesten zij alle hoop op een bijzondere bescherming voor hun Nederduitschen arbeid laten varen. Mogen ze hun blad in het Fransch opstellen? In handelskringen werd er om verzocht. Roëll vroeg De Keverberg om nadere verklaring, vooral nopens de klacht over het ‘Journal de la Province d' Anvers’, waarop deze eigenhandig antwoordde dat dit klagen ongegrond was. En opnieuw verdedigt de gouverneur zijn stelling: hij houdt zich aan de persvrijheid ‘au voeu de la constitution’, alle dagbladopstellers staan hem even na. De vraag van de redacteurs om in het Fransch te verschijnen begrijpt hij best ‘parce qu'ils remarquent que leur journal rédigé en langue Hollandaise ne trouve pas beaucoup d'amateurs’. Den 21n December ontvangen de journalisten bericht, dat ze zonder bezwaar in het Fransch mogen drukkenGa naar voetnoot(73). Voor de geschiedenis van de pers blijkt hieruit, als bij het geval Entheaume, hoe het gewezen Napoleontisch blad zijn | |||||||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||||||
positie kon handhaven, terwijl de concurrenten vruchteloos op begunstiging hoopten, de eene zich baseerend op den ouden koers, de anderen rekenend op een nationale wending. De handelsberichtgeving van ‘Le Mercure d' Anvers’ bevredigde evenmin. Vander Maesen, secretaris van de Antwerpsche handelskamer, steunde daarom de aanvraag van den verzekeringsagent Steenveld, die de ‘Annonces Maritimes et Commerciales’ wou uitgevenGa naar voetnoot(74). Langestraat vroeg een plaats ‘dans les bureaux du gouvernement’ en P.J. Mortier vertrok, einde 1816, uit AntwerpenGa naar voetnoot(75). De politie heeft er niets tegen, dat drukker Roosen het blad overneemt. Het is een zeer intelligente, brave, jonge man, die er warmpjes inzit en al geruimen tijd aan de krant verbonden isGa naar voetnoot(76). Roosen verschaft zich de medewerking van den reeds vermelden Coudert, die later opduikt in het ‘Journal du Constitutionnnel d' Anvers’ en nog later in het ‘Journal du Commerce d' Anvers’Ga naar voetnoot(77). Het eenige incident, een vermelding waard, is de boete van 50 fl., welke Roosen en Coudert opliepen om in 1817 ten gunste van den aangehouden Jouan te hebben geschrevenGa naar voetnoot(78). Het aantal abonnementen kan niet groot geweest zijn. Het uitstekende ‘Journal de Commerce’, dat verschijnen zou, toen de handel opwaarts ging, telde zelf niet meer dan 350 abonnés. De ‘Mercure d'Anvers’ was een onaanzienlijk blad, ‘le plus ridicule et le plus pitoyable de tous les journaux’ schrijft men in den ‘Constitutionnel’ over ‘la chouette d'Anvers’, zooals de gazet op een andere plaats heetGa naar voetnoot(79). Stilaan is het leven van het blad als een kaars uitgegaan. In zijn tweeden verschijningsvorm, als Fransch handelsblad, zouden andere met succes zijn rol overnemen. | |||||||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||||||
II. Rust en stille werkingHet blad van Jouan houdt voet bij stuk. Door een periode van inzinking heen wordt het 't meest gelezen blad der Antwerpsche, verfranschte burgerij. Het krijgt een partner in het ‘Journal du Commerce’, dat het representatieve blad van den handel wordt. De ‘Mercure d'Anvers’ is verdwenen. De ‘Gazette van Braband’ omgezet in ‘Antwerpsch Nieuwsblad’ en de ‘Postrijder van Antwerpen’, de twee Vlaamsche bladen verschillen niet genoeg van elkaar, opdat men in hun gelijktijdig verschijnen iets meer dan een drukkerszaak zou kunnen zien. Het ‘Annoncenblad’, dat ook politiek en algemeen nieuws afdrukte, leeft verder. Eenige periodieken duiken op. | |||||||||||||||
1. Het ‘Journal d'Anvers’, blad van de verfranschte burgerijEen krant uitgeven was voor Jouan een handelszaak. Zoo kleurloos als de achttiendeeuwsche couranten was de zijne toch niet. Toevallige factoren als kwaliteit en gezindheid van zijn medewerkers gaven aan den liberalistischen grondtoon een wisselend karakter. Voorloopig is het zeer stil geworden op de redactie. Persoonlijke bijdragen ontbreken haast geheel, binnenlandsch nieuws treft men bijna niet aan; enkel knipsels, vooral uit Fransche bladen. Een driehonderd lezers koopen het blad. De uitgesproken liberale tendenz is verdwenen. Sedert 1821 heet het ‘Journal d'Anvers et de la Province. Feuille politique, commerciale, littéraire, affiches et avis divers’, met kenspreuk ‘La vérité est mon guide’Ga naar voetnoot(80). Met den tweeden trimester van 1822 trad in de redactie van het blad een definitieve verbetering. We voelen een vaardiger hand bij het aanbrengen en verwerken van de nieuwsberichten. Het is deze van P.J. Peseux, die verbonden was geweest aan het ‘Journal de Gand’, in een persproces werd gewikkeld en veroordeeld, dan een eigen blad begon maar mislukte en daarop | |||||||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||||||
naar Antwerpen kwam. Het politiesignalement is niet gunstig. Hij is ‘clandestinelijk werkzaam bij Jouan en als vreemdeling niet in regel.’ ‘Het schijnt eenen veel- of schoonspreker te zijn, en veelal met Jouan in de herberg den Courrier te verkeeren, alwaar meestal des avonds, lieden zich bevinden welken grooten aandacht, en een scherp toeverzigt verdienen.’ Bovendien is hij van verdachte zeden. Hij heeft ‘een achttienjarige weeze van een vorige geëmployeerde verleid’Ga naar voetnoot(81). Zoowel Peseux, die niet verontrust werd, als Jouan bleven verdacht. Deze laatste stond tot 1825 onder toezicht van de politie en geen van beiden verkreeg de naturalisatie. ‘Als vreemdelingen verdienen zij onafgebroken aandacht, als Napoleonisten blijven zij altoos gevaarlijk’Ga naar voetnoot(82). Ten onrechte schrijft archivaris Prims, dat het blad ‘geheel en al in den dienst van den gouverneur en van de regeering’ staatGa naar voetnoot(83). Herhaaldelijk wordt gewezen op een tekort aan politieke belangstelling, op het belang van verkiezingen, op het verderfelijke van ambtenaren als kamerleden, terwijl de parlementaire oppositie bedekt gesteund wordt. In het opzicht van de godsdienstpolitiek treedt het de regeering bij, zoodat de Fransche consul meedeelt dat van hoogerhand in zekere bladen, waaronder het ‘Journal d'Anvers’ artikels worden gepubliceerd. Het is een bekamper van het ultramontanisme, maar spreekt met lof over den ‘Jubilé’ en als priester Buelens om gewaagde uitlatingen tot een jaar gevangenisstraf wordt veroordeeld, laakt het blad de uitzonderingswetten, die tot de arrestatie hebben geleid, terwijl het ‘Journal de Gand’ | |||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||
de regeering door dik en dun steuntGa naar voetnoot(84). Kortom het blad dat zijn lezersaantal snel toenemen ziet, typeert het Antwerpsche milieu van den zich gunstig ontplooienden handel. Men is er verdraagzaam, geïnteresseerd voor de beroepsbelangen en de er mee verband houdende politiek, die alle principieele hoekigheid, bron van conflicten, wil vermijden. Aan den greep van de geestelijkheid ontsnapt men, zonder daarom ongeloovig te zijn. Het is de moniteur van de verlichte burgerij, voor wie het Fransch een maatschappelijk bind- en verheffingsmiddel was gewordenGa naar voetnoot(85). | |||||||||||||||
2. Het ‘Journal du commerce d'Anvers’, het havenbladHet opleven van den handel redde niet alleen het ‘Journal d'Anvers’ van de saaie onbenulligheid, na de vlaag van het emigrantenliberalisme, het maakte een tweede Franschtalig blad in de havenstad mogelijk. Het verscheen voor de eerste maal met Nieuwjaar 1822. Het is alleen een technisch blad, van belang voor de handelslui. Het aantal lezers blijft schommelen rond 350, nog altijd meer dan de Vlaamsche bladen. Het licht ons in over de scheepvaart, met een nauwkeurige detailleering van de scheepsladingen, berichten over de beweging op zee en in de omliggende havens, de opgave van de ter lading liggende schepen en hun bestemming. Naast de beursberichten, verschijnen op geregelde tijden uitgebreide prijscouranten, terwijl maandelijks een grondig overzicht gegeven wordt van de handels- en havenbeweging, overzicht dat op het eind van het jaar flink wordt samengevat. Wie de Antwerpsche haven bestudeeren wil, moet langs dit blad voorbijGa naar voetnoot(86). August Delrue, handelsmakelaar, verzorgt dit handelsgedeelte met volhardende evenwichtigheid. De Hamburgsche ‘Börsenhalle’ en de ‘Phare’ | |||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||
van Le Havre waren zijn voorbeelden. Delrue was een WaalGa naar voetnoot(87). De ‘partie politique’, naar de gewoonte in die periode, bestond uit knipsels, voornamelijk uit de Fransche gazetten. Ook deze uittreksels zijn doorgaans om hun handelswaarde gekozen. Voor dit gedeelte zorgden de Franschman J.J. Conard, de eigenaar-uitgever, en de reeds vermelde Antoine Coudert, sedert Februari 1817 als drie en veertigjarige ‘marchand de nouveautés’ naar Antwerpen overgekomen uit Billion (Puy de Dôme). Terwijl hij verbonden was aan het ‘Journal Constitutionnel’, had Denier's uitdrijving er voor gezorgd, dat Coudert zich schuil hield tot de storm voorbij was. Hij liep met het plan rond een pensionaat te openen en stond later inderdaad als schoolmeester bekend. Het is zijn optreden, dat een oogenblik het ‘Journal du Commerce’ in verlegenheid bracht, toen hij in Februari 1822 een paar artikeltjes van persoonlijken aard deed plaatsen, waaronder een dat begon met ‘Les philosophes assurent qu'il n'y a point de diable, mais le peuple ignorant croit le contraire’. Onmiddellijk kwam er reactie en toen Coudert, door Conard en Delrue gedesavoueerd, toch verder wou, ging Conard zich bij de politie beklagen. Op de vingers getikt, verliet hij van lieverlede de redactieGa naar voetnoot(88). Het belet niet dat dezelfde directeur van politie wat later het ‘Journal du Commerce’ op minder loffelijken toon geschreven vindt dan het blad van Jouan. Hij meent dat het ‘dikwerf zijn grondbeginselen nagenoeg laat raden’Ga naar voetnoot(89). Misschien kan een vlijtig speurder een tendenz ontdekken in de keuze van de buitenlandsche nieuwsberichten. Tot op den vooravond van de Revolutie gaat de binnenlandsche beroering de opstellers heelemaal niet aan. Dan wordt het anders, omdat | |||||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||||
de handel in het gedrang komt. Ondertusschen, en dit sedert einde 1827, zetten Delrue en zoon de zaak alleen voort, ‘n'ayant d'autre but que l'utilité du commerce’Ga naar voetnoot(90). | |||||||||||||||
3. De ‘Antwerpsche Gazette’De ‘Feuille d'Annonces d'Anvers - Bekendmaekingsblad van Antwerpen’Ga naar voetnoot(91), verscheen den 3n Mei 1814 opnieuw onder den ouden titel ‘Antwerpsche Gazette’. Het tweetalig karakter van het blad, zooals het onder keizerlijken dwang sedert 1 Januari 1811 bestond, bleef. Het Vlaamsch kwam echter vooraan en ons land heet in die taal ‘Nederland’ en in het Fransch ‘Belgique’. Alhoewel de Vlaamsche titel tot den dood van Le Poittevin de la Croix, in 1829Ga naar voetnoot(92), behouden werd, trad het Fransch meer en meer op den voorgrond, terwijl het algemeen nieuws, uit andere kranten verzameld, stilaan meer plaats innam dan de aankondigingen. De ‘Gazette’ telde een tweehonderd lezers en heeft geen rol gespeeld. De talrijke aankondigingen van de, uitsluitend Fransche boeken, maken het nog interessant, dit annoncenblad, voor wie de geestelijke interesse onzer verfranschte burgerij bestudeeren wil. Voor zooverre een politieke kleur doorschemert, is deze anticlericaal, terwijl het verslag over de talrijke persprocessen een opvallend ruime plaats inneemt. De politie vond het blad totaal onbenulligGa naar voetnoot(93). Typeerend blijft het toch dat de bloei van de Fransche pers te Antwerpen dateert van den Hollandschen tijd en dat de uitgever van een gazet, die door het Napoleontische ingrijpen zooveel lezers verloor, deze regeling behield. Het is hier niet de | |||||||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||||||
plaats om de oorzaken er van op te sporen. Evenmin om na te gaan in hoeverre anticlericalisme en verfransching hand in hand liepen. | |||||||||||||||
4. Het ‘Antwerpsch Nieuwsblad’Het devote traditionalisme vindt, na wat zoeken, door het eindelijk opnieuw opdagen van eigen persmenschen, zijn spoor terug in twee amechtige Vlaamsche kranten, waarvan het eerste het gewezen blad van Entheaume was en het andere van zijn bedrogen vennoot Saeyens, wiens ‘Postrijder’ we hieronder bespreken. Het ‘Antwerpsch Nieuwsblad’ onder de weidsche toewijding van ‘Staet, huyshoud en letterkunde alsmede commercieele belangen en notarieele bekentmaekingen’ is voor de helft met het laatstgenoemde gevuld. De overblijvende plaatsruimte wordt ingenomen door buitenlandsche nieuwsberichten en eenig gering binnenlandsch nieuws, als de vangst van een grooten paling, de viering van een honderdjarige en het relaas van een wreeden moordGa naar voetnoot(94). Na drie trimesters, den 1n October 1818, verliet Ubaghs de associatie; en toen den 21n October 1823 ook Janssens weg was, zette G.A.H. Van Merlen de zaak alleen voort. Op den inhoud van het blad had dit geen gevolgen, zoomin als de tijdelijke titelverandering, toen het van September 1821 tot Maart 1824 ‘Correspondentie der Schelde of Antwerpsche Courant’ heeten ging. Om te hebben geschreven, dat de bij Hanicq te Mechelen verschenen editie van de ‘Theologia Moralis’ van De Ligorio onnauwkeurig was, werd de Fries Ulrich Andala, samen met de uitgevers Janssens en van Merlen tot drie maanden gevangenis en 25 fl. boete veroordeeld. De laster diende ingetrokken en de inleiding tot hun eigen uitgave van de ‘Theologia’ moesten ze verwijderenGa naar voetnoot(95). | |||||||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||||||
De periodische bijdragen van den Antwerpschen grafschriften-maker H.J. Van den Broeck over den ‘Almanach van nut en vermaek’ van het Antwerpsch Taalkundig Genootschap en over de litteraire werkzaamheid van J.F. Willems typeeren met nauwkeurige trekken den min of meer ontwikkelden Vlaamsch-Brabantschen katholieken behoudsgezinde. Tevens treedt een aspect van de geschiedenis der Vlaamsche beweging aan het licht, dat te zeer verwaarloosd wordt. Men voelt voor de moedertaal, omdat men voelt voor den geest en de traditie aan het Vlaamsch en Brabantsch verknoopt. Het Fransch wordt door die lui geschuwd als de taal van den dwingeland en den heidenschen filosoof, maar het Hollandsch veracht men evenzeer. Een dikke muur van antipathie tegenover den ketterschen Hollander doet alle taaldoordringing schuwen en de eenheid van taal tusschen Noord en Zuid afzwerenGa naar voetnoot(96). De onderwijswetgeving van 1825 brengt dan de definitieve afwijzing ‘Ultra montes is de baek, welke wij altijd moeten in het oog houde’. De ‘Ultramontaan’ de ‘Godsdienstvriend’ van Le Sage Ten Broeck, de ‘Courrier de la Meuse’ en ‘Le Catholique des Pays-Bas’ schudden de publieke opinie wakker. Het ‘Antwerpsch Nieuwsblad’ volgt, neemt over en vertaalt. De directeur van politie zoekt de redacteurs onder de geestelijkheidGa naar voetnoot(97). | |||||||||||||||
5. ‘Den Postrijder van Antwerpen’De oude Saeyens, ‘om dien ongelukkigen voorval te verzoeten’, toen hij zijn rechten op het ‘Antwerpsch Nieuwsblad’ kwijt was, smeekte den gouverneur om driemaal per week een ander blad te mogen uitgeven tot nut van ‘Vaderland, Koning, Godsdienst, Eer, zeden en bevordering der zuivere Nederlandsche taal’Ga naar voetnoot(98). De gouverneur verzocht den burgemeester zich te vergewissen | |||||||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||||||
of alle formaliteiten vervuld werden. Dus is de drukpersvrijheid ‘illusoire’ schreef deze terug, waarop de gouverneur antwoordde ‘Il a été d'usage jusqu'ici de se conformer aux formalités prescrites par l'arrêté du 23 septembre 1814Ga naar voetnoot(99). Er verliepen maanden alvorens Saeyens, die 430 toekomstige abonnenten kon opgeven, waar de wet er 300 verlangde, de koninklijke toelating bekwam. Van October 1818 tot Januari 1820 verscheen ‘Den Postrijder’ tweemaal per week. Pas dan, driemaal. ‘Den Postrijder’ evenals het ‘Antwerpsch Nieuwsblad’ was het nieuwsblad voor de kleine luiden van stad en dorp, zedig en godsdienstig, de politiek als nieuwlichterij beschouwend, met geen ander verlangen dan ‘Eendracht, vertrouwen, vrede en liefde, onder de vorsten en de volken te zien heerschen’Ga naar voetnoot(100). Staatkundige beslommeringen zijn alleen van tel wanneer ze afbreuk doen aan het oude geloofskader en het fidéisme en het traditionalisme van de priesterschap raken. De knipsels uit de buitenlandsche bladen staan voorop. Berichten over gebeurtenissen en beroeringen in Turkije, in Spanje, in Duitschland, in Engeland, maar vooral in Frankrijk, waarover de berichtgeving uitvoeriger is dan over eigen land. Staat er binnenlandsch nieuws in, dan wordt het doorgaans overgenomen uit andere bladen. Komt er eigen kommentaar in voor, dan handelt het over godsdienstzaken. Met de onderwijspolitiek van de regeering verscherpte de hardnekkige oppositie van bij den aanvang tegen den persoon van den koning en zijn systeem gevoerd. Zooals in 1817 ging de volle aandacht naar de pers, die deze maal door eigen elementen geleid, minder driest optrad, maar gevaarlijker werdGa naar voetnoot(101). Op de zeer geheime aanschrijving van den gouverneur, ant- | |||||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||||
woordde de directeur van politie, de Hollander Klinkhamer in zwarte bewoordingenGa naar voetnoot(102). Vooral de katholieke pers wekte achterdocht. Over ‘Den Postrijder’ luidde het, dat ze in alle gemeene herbergen gelezen werd en ‘veelal het cagotisme ten dienste’ stond. Redacteurs waren Schuit en Andala. Vooral Andala was een gevaarlijke kerel, een stijfhoofdige Fries, ‘eenen kwaadaardigen dweeper’. Als griffier van het vredegerecht had hij aanvankelijk den eed aan den koning geweigerd, en 't was bij hem, op een hofje in den Antwerpschen buiten, dat tweemaal per week ‘conciliabulen van kwalijk gezinde geestelijken gehouden werden’. Saeyens werd ontboden en moest beloven alle aanstoot verwekkend geschrijf in het blad achterwege te laten. Toen, in Mei 1827, ter gelegenheid van de eerste mis van den lateren Monseigneur De Ram, priester Buelens te Lier fulmineerde ‘Eene verfoeylijke bende heeft tot den ondergang van Christus zamen gespannen. Calvijn's nakroost verwekt heillooze krijgen. Het lutersche schuim, dat weêrspannig geslacht, tiert omdat het tempelen ziet oprijzen, die onze vaderen ontroofd en ten gronde geslecht zijn’, en verder ‘Het is lafhertigheyd voor bedorvene sekten te wijken: de Belg kan het kettersche juk niet dragen. Rome is voor hem de regel des geloofs, en de haven des heils’Ga naar voetnoot(103), toen kwam ook ‘Den Postrijder’ in het gedrang. Wat er gebeurt, is voor de geschiedenis van de pers merkwaardig, omdat blijkt hoe ze als politiek werktuig ingeschakeld wordt. De aanhouding van Buelens wordt door zijn vrienden geweten aan het optreden van een Liersch protestant - hier is Bergmann bedoeldGa naar voetnoot(104) - en aan een artikel van een bekend antagonist van den priester, zeer waarschijnlijk Jan Frans Willems, in den | |||||||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||||||
‘Postrijder’Ga naar voetnoot(105). De slotsom van het ingezonden stuk luidde: ‘Het is te bejammeren dat hij zich zulke hevige uytvallen heeft veroórloofd, waardoór hij de goede zaak geenszins bevoordeéld heeft’. Veertien dagen nadien neemt ‘Den Postrijder’ een artikel over uit ‘Den Godsdienstvriend’, waarin zijn eigen optreden met de volgende termen gelaakt wordt: ‘En wat nog ergerlijker is Den Postrijder van Antwerpen, in welks blad van 17 Juli een vuilaardig artikel geplaatst is waarin de uitdrukkingen des dichters verdraaid en ten ergste geduid worden’. Het stuk dat ook in de ‘Catholyke Mengelschriften’ verscheenGa naar voetnoot(106), kwam van J.B. De Belder, eveneens een Antwerpsch priester. In den ‘Postrijder’ voegde men aan de publicatie toe: ‘Hiedoor meynen wij een zonneklaar bewijs te geéven van den vredelievenden, onpartijdigen en godsdienstigen geest, welken sedert zooveéle jaeren den loop van den Antwerpschen Postrijder bestierd heeft’. Kortom, de anonieme inzender van het door De Belder gewraakte artikel had de argeloosheid van de redactie verschalkt, maar deze is gaarne bereid de wenken van wat we voor eenmaal de ‘priesterpartij’ zullen noemen op te volgen. De Belder werd gearresteerd; vervolgingen werden ingespannen tegen Heirstraeten, uitgever der ‘Mengelschriften’ en tegen Schuyt, redacteur van ‘Den Postrijder’Ga naar voetnoot(107). Schuyt kon bewijzen, dat hij doodgewoon een drukkersgezel was, terwijl de weduwe, die na den dood van Saeyens de zaak voortzette, niet verontrust werdGa naar voetnoot(108). De Belder en Heirstraeten integendeel werden den 20n November 1827 tot één jaar gevangenisstraf veroordeeld. Ze verbleven van den 10n December tot den 15n Februari 1828, dag hunner gratie, samen met Buelens in de correctiekamer van de voormalige Sint Bernaartsabdij te Hemiksem. Het bleef bij dit eenige incident. ‘Den Postrijder’ laaft zich aan dezelfde bronnen als het ‘Antwerpsch Nieuwsblad’, aan | |||||||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||||||
den ‘Ultramontaan’, den ‘Courrier de la Meuse’ en den ‘Catholique des Pays-Bas’. Het volgt voorzichtig en gedwee. | |||||||||||||||
6. ‘De Antwerpenaar’ een nieuwe poging in de Hollandsche spellingIn 1815 viel het Langestraat met den ‘Merkuur van Antwerpen’ niet mee. Een ander advocaat, Bourceret, en de boekhandelaar Duverger, die de drukkerszaak van Grangé hadden overgenomen, waagden in Juli 1827 een tweede poging die nog vlugger mislukte. Hun bedoelingen blijken uit het keurig uitgegeven prospectus: ‘Van de achttien provinciën, waaruit het Koninkrijk der Nederlanden is zamen gesteld, zijn er maar twee, t.w. de provinciën Henegouw en Namen, waar het Fransch de taal is der inwoners; derhalve kan men vrijmoedig daarstellen dat het Nederlandsch de taal des Koningrijks, ja zelfs, van het Zuidelijke gedeelte kan genoemd worden: want het is de Fransche taal niet welke in de Luiksche provincie gesproken wordt, het is een afzonderlijke taal, wijl zij afzonderlijke woordenboeken en grondregels heeft. Bijna al de dagbladen worden in de Zuidelijke provinciën des Koningrijks in het Fransch uitgegeven, en, hetgeen zeer opmerkelijk is, niet een eenig blad in de zuivere Hollandsche taal, en het is des te meer aanmerkelijk daar eenige in 't Vlaamsch geschreven noch verzonden noch bijna gelezen worden dan op de plaats hunner uitgeving alleen. Alhoewel het Vlaamsch en het Hollandsch maar een eenige en dezelfde taal vormen, kan men echter niet ontveinzen dat de taaleigenschap der laatste door een groot aantal in alle vakken beroemde schrijvers zoo doorkneed en verbeterd is dat derzelver tongval, spelling en schrijfwijze bij ontbeering van dit voorrecht, verre overtreft. Het publiek wordt dit zoowel ontwaar dat dezulken die, schoon aan 't algemeen bestuur niet verbonden, in de landtaal verplicht zijn te schrijven, zich thans bevlijtigen om het Hollandsch machtig te worden...’Ga naar voetnoot(109). Na een maand lieten Bourceret en Duverger de uitbating over aan J.H. Van Setter. Bij de politie stond hij niet gunstig | |||||||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||||||
bekend, zoodat de politiedirecteur Klinkhamer adviseerde dat de ondertusschen gevraagde gouvernementeele aanmoediging niet paste. Hij voorspelde, dat de uitgave voor het einde der maand zou gestaakt worden. De burgemeester antwoordde aan den minister dat het blad steun zou verdienen indien het ‘tegen andere alhier in het Nederduitsch en in eenen verschillenden zin als Den Postrijder, kon gesteld worden... Edoch sulks is het geval niet daar toch evenmin de redactie als de redacteur zelve mij toeschijnen door de overheid te kunnen worden in aanmerking genomen’Ga naar voetnoot(110). Geen twee maanden leefde het dagblad. De exploitanten hadden zich in de belangstelling van het Antwerpsch publiek voor een in het ‘Hollandsch’ opgestelde krant vergist. ‘De Antwerpenaar’ had zoo weinig te beteekenen, dat de oorzaken van de mislukking van commercieelen aard kunnen zijn. Het oordeel van P. Lebrocquy over een gelijkaardige faliekant uitgevallen Gentsche poging is nochtans gewettigd: ‘Le nouveau journal ne put vaincre les préventions qui dès ce temps-là régnoient contre le neérlandais, même dans les provinces flamandes’Ga naar voetnoot(111). | |||||||||||||||
7. Katholieke periodieke uitgavenDe geest der eeuw, de vereeniging met het protestantsche Noorden scherpten het katholiek verweer, dat in de achttiende eeuw, overspoeld door het rationalisme, vasten grond verloren had. In October 1819 werd bij J.C. Roosen, drukker van den ‘Mercure d' Anvers’ ‘Den Vriend van Godsdienst en goede Zeden’ aangekondigd. Jaarlijks zouden dertien afleveringen, elk van 40 blz., verschijnen tegen 5 fr. Er werd verwezen naar de uitgave van ‘L' Ami du Roi et de la Religion’ in Frankrijk | |||||||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||||||
en den Hollandschen ‘Godsdienstvriend’. We vermoeden dat het initiatief niet werd uitgevoerdGa naar voetnoot(112). Drie vierden van de inteekenaars op de publicaties van de in 1820 opgerichte ‘Katholieke Maatschappij’ behoorden tot het Zuiden, al was Le Sage Ten Broeck de leiderGa naar voetnoot(113). De Robiano de Borsbeek zorgde er echter voor dat de vereeniging gekelderd werd omdat ze meer kwaad dan goed zou doen ‘si elle accoutumerait les Belges au langage et à la littérature Hollandaises’. Mannen als baron Coppens, die samenwerking genegen waren hadden dit niet kunnen verhinderenGa naar voetnoot(114). In Januari 1822 kwam door denzelfden de Robiano de ‘Société Catholique de la Belgique’ tot stand, terwijl de Nederlandsche vereeniging zich tot Holland beperkte. In Augustus 1823 werden ze beide van regeeringswege geschorst, maar de verspreiding van goede boeken werd onder den vorm eener particuliere onderneming voortgezet. Aan den eenen kant verschenen de ‘Mélanges religieuses’, aan den anderen kant de ‘Godsdienstige en zedekundige mengelingen’Ga naar voetnoot(115). Er werd nochtans naar gestreefd naast de Fransche bibliotheek en de Hollandsche eene in de Brabantsche spelling en naar Brabantschen aard te stichten. Reeds aanvang 1824 verscheen een aankondiging van een halfmaandelijksche brochurenreeks, op 48 bladzijden in-8o, getiteld ‘Hof des Minnaers van Godsdienst, goede zeden, nutte kunsten en wetenschappen’, waarvan verder niets terecht kwamGa naar voetnoot(116). In Juli 1825, na de affaire van het philosophisch college, kwamen eindelijk bij denzelfden drukker Heirstraeten de ‘Mengelschriften voor Roomsch-Katholieken’ van de pers. Over de strekking en de bedoeling worden we geenszins in het duister gelaten: ‘Naerdien de vrijgeesterij onder den | |||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||
schijnschoonen naem van liberalismus, zich heden vooral bij middel van schriften in de fransche tael, stouter dan ooyt veropenbaert, doch tegelijk door verscheydene treffelijke catholieke schrijvers in dezelve tael wordt bestrede, zoo konnen de opgemelde Mengelschriften voor veél catholieke Nederlanders met de laetste onbekend, niet dan van groot aenbelang zijn’Ga naar voetnoot(117). De uitgave had nochtans niet het verhoopte succes. Een paar malen werd openlijk medegedeeld, dat de uitgave zou moeten gestaakt worden, wanneer het aantal inteekenaars niet toenamGa naar voetnoot(118). Een derde jaarreeks werd dan ook niet tot een goed einde gebracht. Omstreeks denzelfden tijd werd eveneens door gebrek aan belangstelling de Hollandsche reeks opgeheven, zoodat verbrokkeling door achterdocht het eerste initiatief had gedoodGa naar voetnoot(119). Te Antwerpen, bij uitgever Heirstraeten opnieuw, kwam echter onmiddellijk de ‘Bibliotheek van godsdienstige, zedekundige en historische boeken, ten gebruyke der catholyke jeugd’ op. Voor den prijs van een gulden kreeg, volgens het prospectus, ieder inschrijver ongeveer 1200 bladzijden druks jaarlijks, in boekjes van 50, 100 tot 150 bladzijden in-18o. Men kon voor niet minder dan twee exemplaren inteekenen. In 1830 verscheen de derde serieGa naar voetnoot(120). Het is devote lectuur, meestal door priesters uit het Fransch vertaald, oorspronkelijk opgesteld, verspreid. De nog jonge Visschers, de vernoemde leek Andala, DavidGa naar voetnoot(121) en vooral Buelens deden mee. De meeste geschriften verschenen naamloos. Het is zedepreekerige en streng behoudsgezinde, dorre waar voor een jeugd, die in dit opzicht niets beter gewend was: ‘Over het schenden der kerkhoven’, ‘Over het eerloos tooneelberoep en het zondig bijwonen der hedendaagsche schouwspelen’, ‘Den Spiegel der zondaeren’, ‘Raedgevingen om | |||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||
eenen zaligen levensstaet te verkiezen’, ‘Zamenspraeken over de godslastering’, ‘Proef van verknogte voórdeelen aen het onderwijs en opvoeding, door de jesuieten gegeven’, ‘Geschenk aen de Roomsch-Catholyke Jeugd om zich in de deugd van ootmoedigheyd te oefenen’, ‘Lessen van den zedigen vader Jacob aen zijne vier kinderen’ en dergelijke dingen meerGa naar voetnoot(122). | |||||||||||||||
8. De ‘Nederlandsche bijdraegen ter bevordering van onderwijs en opvoeding taal en letterkunde’Bestaan en historiek dezer ‘Bijdragen’ zijn voldoende bekend. Om wille van de volledigheid worden ze hier kort gesitueerdGa naar voetnoot(123). De eerste jaren van het Vereenigd Koninkrijk tierde het Vlaamsch leven in het ‘Antwerpsch Tael- en Dichtkundig Genootschap’ onder zinspreuk ‘Tot nut der jeugd’. In 1803 opgericht, werd het vooral na 1814 actief. De meeste leden waren schoolmeesters of menschen die zich voor taal en opvoeding interesseerden als een Jan Frans Willems, die er de eerste viool speelde. Van 1815 tot 1822 gaven deze mannen een ‘Antwerpschen Almanak van nut en vermaek’ uit, die hun diverse pennevruchten bevatte naast de ingezonden stukken van de buitenleden, waaronder bekende Noord-Nederlanders. Uit dit genootschap, in 1820 op advies van minister Falck koninklijk geworden, ontstond in datzelfde jaar, den 22n Augustus een ‘Antwerpsch Onderwijzersgezelschap’. De stoot was gegeven door de aloude ‘Gilde der Antwerpsche Schoolmeesters’, die het initiatief van de vraag tot oprichting had genomen, na | |||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||
den wensch van de regeering om in ieder schooldistrict zulk een gezelschap tot stand te zien komen. In 1822 had het betuur ingeschreven op de ‘Hollandsche Bijdragen’, een paedagogisch blad. In 1823 werd al tot een eigen uitgave besloten, die zeer merkwaardig ‘Nederlandsche Bijdraegen’ werd geheeten, ten slotte alleen een bewijs hoe onvast de inhoud van dit begrip nog was. De studie van de moedertaal en vooral van de spelling met het eindeloos getwist over Hollandsch en Vlaamsch komt vooraan. Er bleef echter voldoende ruimte vrij voor godsdienstig-zedekundige beschouwingen, voornamelijk uit Fransche bron, in den trant van de hooger besproken katholieke periodieke uitgaven. Visschers maakt de lezers met De Lamennais bekend. Ook uit De la Salle wordt vertaald. Na 1830 verscheen het maandblad onder den titel ‘Mengelschriften’ verder, op liberaal-katholieke basis. | |||||||||||||||
III. De Antwerpsche pers in 1829 en 1830In deze jaren ontstaat te Antwerpen voor de eerste maal een eigenlijke opiniepers, waarvan de periodieke ‘Katholieke Mengelschriften’ waardoor men bewust trachtte op de massa te werken, als de locale voorloopers kunnen beschouwd worden. Het heeft tot gevolg dat de geschiedenis van de pers voor die jaren een politiek karakter krijgt. Dit is vooral waar voor de katholieke bladen. ‘L'Histoire de la presse catholique dans les Flandres est tout le secret, non de la Révolution Belge, mais de ces premiers résultats’ schreef de bekende Lamennaisien Adolphe Bartels. Voor Antwerpen is dit inderdaad volledig het gevalGa naar voetnoot(124). De aard van het tijdschrift, waarin deze studie wordt opgenomen, verplicht er me echter toe bij een algemeene oriënteering te blijven. De groote animator van de heropleving der publieke opinie te Antwerpen is zonder eenigen twijfel Jan Baptist Buelens, een | |||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||
sterke kracht, fanatiek en van een bekrompen kortzichtigheid, maar eerlijk overtuigd vertegenwoordiger van ‘l'insurrection des siècles écoulés contre le siècle qui commence’Ga naar voetnoot(125). In dien man voltrekt zich, op eenige dagen als het ware, een eigenaardige kentering, die nog onvoldoende is opgehelderd, net als de geschiedenis van de Belgische Revolutie, die ook op een definitief onderzoek wacht. In zijn blad, waarover wij het dadelijk zullen hebben, spreekt Buelens den 14n December 1828 zijn verwondering uit over het feit dat sommige liberale bladen, wier ‘vuyle bronnen’ en ‘revolutionaire’ schrijverijen hij elders aanklaagde, zich tegen het onderwijsmonopolie verzetten. ‘Dat is gewis om meer veld te winnen’ meent hij. Tegelijk juicht hij de Spaansche monarchie toe, die de liberale Cortes ontbindt. Op dat zelfde oogenblik schrijft hij nochtans dat het geenszins te verwonderen is ‘dat de catholyke gedeputeerden en schrijvers hunne partijdige reclamaties nopens het genot der gewaerborgde vrijheden onderschraegen, vermits de verkrijging daarvan tegelijk de onafhankelijkheyd der catholieke religie moet bevorderen’. Deze optimistische meening van De Lamennais afkomstig, als zou de Vrijheid de Kerk in staat kunnen stellen het verloren terrein weer te winnen, verdringt meer en meer zijn afschuw voor het liberalisme, zoodanig dat in Januari 1829 door hem een niet aflatende unionistische campagne wordt ingezet om de eenige weken te voren grondeloos verafschuwde liberale vrijheden te veroveren op den nog meer gehaten calvinistischen vorst. De geschiedenis van de Antwerpsche pers is van dan af deze van het Unionisme. Den 13n Juli 1828 verscheen voor het eerst ‘Den Antwerpenaer’. Tot Januari van het volgend jaar was het een weekblad. Opsteller is Buelens. Bewijs: de initialen in de krant en de politieverslagen. Volgens Prims was de groothandelaar Willem Key, ‘naar familieleden wisten mede te deelen’, de geldschieter. Het telde in Mei 1830 maar 260 abonnenten en | |||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||
was, als zuiver agitatieblad opgevat, commercieel niet leefbaar. Het werd vooral in de Kempen gelezen, waar toen geen enkel blaadje verscheen. De invloed van dat paar honderd slecht gedrukte nummers per week is reusachtig geweest, zooals door de petitionnementsbewegingen wordt aangetoondGa naar voetnoot(126). ‘Den Antwerpenaer’ is het eerste Vlaamsche oppositieblad. In April 1829 volgde ‘De Noordbrabander’ te 's-Hertogenbosch en in October ‘Den Vaderlander’ te Gent. Stelselmatig worden ‘Den Postrijder’ en het ‘Antwerpsch Nieuwsblad’ gelaakt om hun lauwheid. Dan weer geprezen als ze de unionistische politiek verdedigen, zelfs ‘Le Journal d'Anvers’ wordt geloofd. Het begint ‘de benoeming van liberaal’ te verdienen, als het in zijn nummer van 2 Januari 1829 op de fouten van het gouvernement wijstGa naar voetnoot(127). Hierop zou ‘Den Antwerpenaer’ nochtans geen invloed krijgen. Terwijl ‘Den Antwerpenaer’ het blad was van een partij, die te Luik, te Brussel, te Gent, te Brugge en Maastricht en later ook te Namen, Bergen en Doornik over de pers beschikteGa naar voetnoot(128), blijft het ‘Journal d'Anvers’ de meening vertolken van de locale handelsburgerij, die van politieke beroering geen heil te verwachten had. Er wordt te Antwerpen dan ook naar de stichting van een Fransch oppositieblad uitgekeken. Het artikel van Januari in het ‘Journal’ bleek een uitzondering en Buelens schrijft dat ‘voor alle weldenkende lezers’ de houding er van ‘zoodanig aenstootelijk is, dat zij vueriglijk naer een ander beschaefd en onpartijdig staet- en letterkundig fransch dagblad vóór de eer dezer stad moeten verlangen’Ga naar voetnoot(129). Het duurde tot October 1829 eer ‘Le Pilote’ verscheen, dat alras den kant van de oppositie uitging en het ‘Journal | |||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||
d'Anvers’ verweet een ‘girouette’ te zijn en dat het zijn ironie niet spaart: ‘Lecteurs crédules fiez-vous encore au Journal d'Anvers.’ In April 1830 ging het reeds ten grondeGa naar voetnoot(130). Er dient nochtans bij stil gebleven, omdat Floris Prims ten onrechte meent te mogen veronderstellen dat dezelfde Willem Key, geldschieter, en zelfs schrijver was van artikels in den ‘Pilote’. Tegelijk trekt hij de meening van Torfs in twijfel, als zou H. De Hoffmanns opsteller er van geweest zijn, wijl deze in anti-Belgischen zin optrad in het ‘Journal du Commerce’Ga naar voetnoot(131). Er zijn twee De Hoffmanns. De eene, F. Ch. Is. De Hoffmanns, handels- en verzekeringsagent, werd bij koninklijk besluit van 16 December 1827 Belg genaturaliseerd. Dit is de latere medewerker van het ‘Journal du Commerce’Ga naar voetnoot(132). Hyacinthe De Hoffmanns komt van Nancy en is niet genaturaliseerd. In het ‘Antwerpsch Nieuwsblad’ van 22 Juni 1830 staat hij als opsteller van den ‘Pilote’ vermeld. Den 5n Mei was hij wegens laster jegens een deurwaarder gevonnist en de correctioneele rechtbank had den 16n Juni de uitspraak bekrachtigdGa naar voetnoot(133). Torfs, die den naam van De Hoffmanns waarschijnlijk gezien had, in handschrift, onder een der eerste nummers van ‘Le Pilote’ in de collectie der stadsbibliotheek heeft dus gelijk. ‘Le Pilote’ is op verre na de Fransche broeder van ‘Den Antwerpenaer’ niet. H. De Hoffmanns was er de persoon niet naar. Vermeld zij alleen nog, dat in November 1830 ‘L'Emancipation Belge’ met advokaat Bayet van Luik als opvolger van ‘Le Pilote’ wordt aangekondigd. Het is dan ‘L'Anversois’ geworden. Het vlotte echter niet. Toen kwam ‘L'Escaut’ en | |||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||
eindelijk ‘Le Phare’. De Franschsprekende handelsburgerij bleef vijandig tegenover de nieuwe toestandenGa naar voetnoot(134). Men heeft het, naar mijn meening, ten onrechte, doen voorkomen alsof het ‘Journal d'Anvers’ een regeeringsblad zou geworden zijnGa naar voetnoot(135). Het blad nam integendeel herhaalde malen stelling voor de liberale vrijheden, zonder er een geregelde campagne van te maken, zoodat de eigenlijke oppositiebladen meermaals schreven, dat het water en vuur verzoenen wou. Er zijn weliswaar plannen gemaakt om het ‘Journal d'Anvers’ in de regeeringscombinatie te betrekken. Er bestaat echter geen enkele reden om te meenen dat de plannen werden uitgevoerd en ze doken pas vele maanden na de vermelding van Harsin op, dat het een gesubsidieerd blad zou zijn. Eerst in de aanvangsmaanden van 1830 wordt in het ‘Plan d'organisation d'un système de journalisme’ van Libry-Bagnano, de triestige figuur van het officieele perswezen, voorgesteld dat Durand van het ‘Journal de Gand’ of Prof. Raoul ouvertures zouden doen aan Peseux. Het zal gemakkelijk gaan. Hij is een liefhebber van 't goed leven en als men zulke lui geld zien laat, krijgt men ze licht op zijn kant. Misschien zou Jouan kunnen tegensputteren, maar dat is onwaarschijnlijk ‘car c'est un goujat qui sait lire à peine.’ Hij kent geen God buiten het geld en als het noodzakelijk is, kan ook hem wat in de handen worden gestoptGa naar voetnoot(136). Het ‘Journal’ blijft echter zijn moeilijke centrale positie tot het einde toe volhouden. De echte antipode van den ‘Antwerpenaer’ zal het nooit worden. Deze rol komt integendeel sedert September 1830 aan het ‘Journal du Commerce’ toe, dat na eenige aarzeling het met vorstelijk geld gespijzigde orgaan worden zal van het Antwerpsch economisch orangismeGa naar voetnoot(137). ‘Den Postrijder’ en het ‘Antwerpsch Nieuwsblad’ stonden | |||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||
tusschen het ‘Journal d'Anvers’ en ‘Den Antwerpenaer’ in. Dit laatste is tot September 1830 het eenige partijblad. Wanneer eenige jaren later het Unionisme failliet gaat, zal J.B. Buelens het archief van zijn gewezen blad in de vlammen doen opgaanGa naar voetnoot(138). | |||||||||||||||
Aanhangsel
|
1. | Gazette van Braband. - Sedert 19-4-1814 tot einde September 1816. Redacteur Jean Baptiste Entheaume. Drukker Jos Saeyens. Uitgevers Entheaume en Saeyens. In folio. tweemaal per week, van 4 April 1815 af driemaal.
Antwerpen, Stadsbibl.: 2 bundels. 's-Gravenhage, Kon. Bibl.: 3 Jan. 1815-28 Sept. 1816. |
2. | Antwerpsche Gazette. - Van 3 Mei 1814 tot 1828. Toen Gazette d'Anvers tot 1831. Vervolg van de ‘Feuille d'Annonces d'Anvers-Bekendmakingsblad van AntwerpenGa naar voetnoot(140). Na den dood van Le Poittevin de la Croix, den 24n Mei 1829 door zijn familie voortgezet.
Antwerpen, Stadsbibl. tot 28-4-1829. |
3. | Den Merkuur van Antwerpen. - Einde Januari 1814 tot einde Januari 1816. Drukker Van Ael. Opstellers-uitgevers J.F. Langestraat en P.J. Mortier. In Februari 1814 werd het blad een poos geschorst door een geschil tusschen de uitgevers en den drukker. In folio: dagelijks.
's-Gravenhage, Kon. bibl. 1-20 Jan. 1816. |
4. | Journal de la Province d'Anvers. - Van 4-11-1815 tot 28-2-1817. Vervolg van het ‘Journal du Département des Deux Nèthes.’Ga naar voetnoot(141). |
Antwerpen, Stadsbibl.: volledig. | |
5. | Mercure d'Anvers. - Van 1 Februari 1816 af tot in 1821. Vervolg van nr. 3. - Einde 1816 gaf P.J. Mortier het op. Uitgeven en drukken geshieden kort daarop bij Roosen in de Huidevettersstraat. Langestraat had de zaak aan Roosen overgelaten. Diens mederedacteur was gedurende een tijdje Antoine Coudert. In folio: dagelijks.
's-Gravenhage, Kon. bibl.: Van 1 Febr. 1816 af tot 23-7-21: onvolledig. |
6. | Antwerpsch Nieuwsblad. - 1 October 1816 tot September 1821. Vervolg op nr. 1. Einde December 1817 is het blad overgegaan in de handen van T.J. Janssens en G.A.H. Van Merlen. Van 1 Juli tot September 1818 was er J.P. Ubaghs bij. Daarna opnieuw Janssens en Van Merlen. Antwerpen, Stadsbibl.: Jaargangen 1817-1818. Zeer onvolledig; volgende jaargangen bijna volledig.
's-Gravenhage, Kon. bibl.: Van 1 October 1816 af. |
7. | Journal Constitutionnel, Commercial et Littéraire de la Province d'Anvers. - Van 1 Maart 1817 af tot 31 Oktober 1821. Vervolg op nr. 4. - Van 30-5-1818 af drukkersnaam Jouan vervangen door ‘de l'imprimerie du Constitutionnel’. Van 1 Juli 1811 wordt het ‘Bureau d'abonnement’ geplaatst ten huize van Jouan bij M. Denier. Op 1 Januari 1819 opnieuw drukker-uitgever Jean Jouan. Van 1-11-1820 af Vander Veken. Voor de redacteurs zie artikel. Klein in folio.
Antwerpen, Stadsbibl.: volledig. |
8. | Postrijder ofte Gazette van Antwerpen, kortweg Postrijder van Antwerpen. - Sedert Oktober 1818 tot na de Revolutie. Drukker-uitgever-opsteller Josephus Saeyens. Bij zijn dood, 1-9-1826, door de weduwe voortgezet. In folio. driemaal per week.
Antwerpen, Stadsbibl.: 1826 onvolledig. - Van 1829 af. Antwerpen, Museum Plantin: Van 3-12-1822 tot 30-3-1824. 's-Gravenhage, Kon. bibl.: Van 4 Januari 1819 af tot 1828: zeer incompleet. |
9. | Correspondentie van de Schelde. - Van 1-10-1821 tot 14-3-1824. Vervolg van nr. 6. Van 21-10-1823 alleen door |
G.A.H. Van Merlen uitgebaat.
Antwerpen. Stadsbibl. en 's-Gravenhage, Kon. bibl.: volledig. |
|
10. | Journal d'Anvers et de la Province. - Feuille politique, commerciale, littéraire, affiches, annonces et avis divers. - Van 2-3 Nov. 1821 tot in 1882. Vervolg van nr 7. Uitgevers: Vander Veken - Roosen, drukker: Vander Veken. Sedert 19-2-1824 definitief Jean Jouan.
Antwerpen, Stadsbibl.: volledig. |
11. | Journal du Commerce d'Anvers. - Sedert 1-1-1822 tot einde 1823. Eigenaar-uitgever: J.J. Conard; redacteur van het commercieel gedeelte August Delrue; van het politiek gedeelte Antoine Coudert. Einde Mei 1822 neemt Coudert verplicht ontslag. In folio, dagelijks.
Antwerpen, Stadsarchief: volledig. |
12. | Journal du Commerce des Pays-Bas. - Van 1-1-1824 tot 20-10-1830. Voortzetting van nr. 11. - Van 17-12 1827 af wordt August Delrue eigenaar-uitgever en dezes zoon is de drukker. Van 31-10-1830 tot 1853 opnieuw Journal du Commerce d'Anvers.
Antwerpen, Stadsarchief: volledig. |
13. | Antwerpsch Nieuwsblad. - Van 16-3-1824 tot 14-5-1852 immer bij Van Merlen. In folio, driemaal per week. Vervolg van nr. 9.
Antwerpen, Stadsbibl.: volledig. |
14. | De Antwerpenaar. - Staat- en letterkundig Nederlandsch Dagblad. Sedert den 1n Aug. 1827 tot 29 September 1827. Drukkers-uitgevers-opstellers: Duverger & Co, d.z. Duverger en Bourceret. Van 1 Sept. af vervangen door J.H. Van Setter.
's-Gravenhage, Kon. bibl.: 1-8-1827 tot 29-9-1827, onvolledig. |
15. | Den Antwerpenaer. - Staetkundig, Godsdienstig en Letterkundig blad. Vanaf 13-7-1828; éénmaal per week tot 4-1-1829; tweemaal van 7-1-1829 tot einde Sept. 1830. Van 1 Oct. 1830 driemaal. In 1845 versmolten met het ‘Handelsblad’. In folio. Drukker Slaets in de Kammenstraat. Opsteller: priester Buelens. Geldschieter in de |
eerste jaren: Willem KeyGa naar voetnoot(142).
Antwerpen, Stadsbibl.: 1829-1830, onvolledig. Antwerpen, Museum Plantin: 1830 behalve nr. 1. 's-Gravenhage, Kon. bibl.: Van 10 Aug. 1828 tot 28 Dec. 1828, onvolledig. |
|
16. | Le Pilote, Journal politique, commercial, littéraire et d'annonces. - Van 2-10-1829 af - laatste nummer in de Antwerpsche stadsbibl. 15-4-30. Drukker J.C. Rijsheuvels, Paddengracht (Prinsesstraat). Opsteller misschien Hyacinthe de Hoffmanns. Verscheen dagelijks, klein in-4n, tot 17-12-29; van dan af groot in-4o.
Antwerpen, Stadsbibl.: volledig exemplaar tot 15-4-30. |
17. | Prix-courant général et légal de la place d'Anvers, rédigé par les courtiers brevetés. - Op het Antwerpsch stadsarchief van Januari 1819 af aanwezig; uitgegeven bij J.J. Verpoorten; van 7-1-1824 af bij August Delrue van het Journal du Commerce (nr. 11). Sedert 5-1-1825 onder Nederlandschen titel: Antwerpsche wettige Algemeene Prijs Courant. Tot na de Revolutie. In 4o, tweemaal per week.
Antwerpen, Stadsarchief. |
18. | Annonces maritimes elders vermeld als La Trompette maritime of De Zeetrompet. - Van Januari 1816 af tot na de Revolutie voorhanden. Zonder vermelding van titel, uitgever of opsteller. Bevat de cargolijsten der schepen en hun aankomst op de rede van Vlissingen. In 8o, onregelmatig: drie tot viermaal per week.
Antwerpen, Stadsarchief. |
19. | Wekelijksch blad. - Aankondigingsblad voor publieke verkoopingen. verscheen 's Zaterdags bij Van Merlen, uitgever van nr. 13Ga naar voetnoot(143). Volledigheidshalve vermeld, niet gevonden. |
20. | Nederlandsche bijdraegen ter bevordering van onderwijs, opvoeding, taal- en letterkunde. Van 1 Januari 1824 af tot einde 1830, uitgave van het ‘Antwerpsch onderwijzers-gezelschap’ 16 blz. in 8o; verscheen maandelijks. |
Antwerpen, Stadsbibl. | |
21. | Mengelschriften voor Roomsch-Katholieken. - Sedert Juli 1825 tot einde 1827. - uitgave van R.-C. priesters. Drukker J.B. Heirstraeten. Zes afleveringen per jaar: ± 300 blz. druk. |
22. | Bibliotheek van Godsdienstige en zedekundige en historische boeken, ten gebruyke der Catholyke Jeugd. - Sedert 1828. In 1830 trad de derde reeks in. Uitgave R.-C. priesters. Drukker J.B. Heirstraeten. ± 1200 blz. druk per jaar in boekjes van 50, 100, 150, blz., in 18n. |
- voetnoot(1)
- H. Pirenne, Histoire de Belgique, VI, blz. 256. W.P. Sautijn-Kluyt, Dagbladvervolgingen in België, 1815-1830 (Bijdragen voor Vaderlandsche Geschiedenis, jg. 1892, blz. 309 e.v.). Antw(erpen), Prov(inciaal) Arch(ief), F(ransch) T(ijdvak), b(undel) 136 nr 12. De persregeling van 6 Maart 1818 liet deze besluiten van kracht. Ze werden pas afgeschaft door de wet van 6 Mei 1829, aangevuld den 1n Juni 1830. Cf. De Bavay, Du régime de la presse sous l'ancien gouvernement des Pays-Bas, Bruxelles 1869, blz. 10 en blz. 29.
- voetnoot(2)
- Antw. Stadsarch., b. 446; Antw. Prov. Arch., b. 136, nr 14; Gazette van Braband, 22 en 26 Aug. 1815; Journal du Departement... 21, 24, 28, 31 Aug. 1815.
- voetnoot(3)
- Antw. Prov. Arch., b. 136, nr 12, brieven van 14, 24 October 1815 aan gouverneur. Zie verder blz. 142 e.v.
- voetnoot(4)
- Antw. Prov. Arch., b. 136, nrs 21 en 22. Verscheidene brieven, gedeeltelijk bij F. Donnet, Un quart de siècle de censure (1798-1820). (Extr. Bullet. de l'Ac. royale de Belgique, 1908, blz. 64).
- voetnoot(5)
- Antw. Prov. Arch., nr 18287. Geschrapt, in een nota van Baron Pycke, aanvang 1819 ‘Jouan a obtenu son privilège de l'Illustre Baron Keverberg, qui aimait et propageait tant que possible les idées libérales’.
- voetnoot(6)
- Antw. Prov. Arch., F.T., b. 136, nr 21. Gouverneur aan minister, 22 Nov. 1815.
- voetnoot(7)
- Courcelle, Fransch emigrant, van De Keverberg ‘brave homme que ce gouverneur, homme juste et poli, mais grand exécuteur d'ordonnances’ (Colenbrander, Gedenkstukken, III, 3, blz. 188). Over Keverberg, id. VIII, 2, blz 1.
- voetnoot(8)
- Journal..., nr van 3 Jan. 1816 - Donnet, a.w., blz. 67.
- voetnoot(9)
- Journal..., nr van 16 Nov. 1815.
- voetnoot(11)
- Spectateur Belge, 1815, dl. III, blz. 265; Antw. Prov. Arch., F.T., b. 136, nr 22 Burgemeester aan Gouverneur en omgekeerd. 23 Nov. 1815.
- voetnoot(12)
- F. Donnet, a.w., blz. 70.
- voetnoot(13)
- Colenbrander, Falck Gedenkschriften, blz. 184 e.v..
- voetnoot(14)
- Nrs van 25 Mei, 20 en 27 Juni, 3 Juli 1816 e.v.
- voetnoot(15)
- Antw. Prov. Arch., F.T. b. 136, nr 22. Roëll aan gouverneur, 13 Dec. 1816; gouverneur aan Roëll 20 Dec. 1816; Vermoelen aan gouv., 21 Dec. 1816, cf. ook Colenbrander, Ged. III, 3, blz. 18, 16 Nov. 1816 Geelhand, adjoint-maire aan De Thiennes. Keverberg loochende dat de gemeenten het blad moesten koopen. Hij deelde Vermoelen de kopie van een besluit mee, dat hij in de archieven vond, in dato 6 April 1813. Dit besluit is evenwel niet uitgevaardigd en pas in 1830 werd het abonnement opgezegd.
- voetnoot(16)
- Volledigheidshalve zij hier vermeld, dat een zekere Jacobs, die Bisschops-Basteyns, voorzitter van de handelsrechtbank, in een Engelsch vers ‘an assheaded President’ had genoemd, nadat zijn naam door Jouan was overgemaakt, wekenlang werd opgesloten. Nrs van 4 en 10 Sept., 5 Oct. en 15 Nov. 1816. Toen vreesde Jouan al, gevangen te worden gezet.
- voetnoot(17)
- Prov. Arch., Antw., F.T. b. 136, nr 24 - Minuut, verzonden 4 Maart 1817.
- voetnoot(18)
- Cf. de volgende bladzijde.
- voetnoot(18)
- U. Capitaine, Recherches sur les journaux et les écrits périodiques Liégeois - Liége, 1850, blz. 161; Colenbrander, Ged., VIII, 1, blz. 219; P. Harsin, Essai sur l'opinion publique en Belgique de 1815 à 1830, Charleroi, s.d. [1930], blz. 17; Stadsarch. Antw. n. 2669 / 1, Permis de Séjours; Antw., Prov. Arch., nrs 18384, 18393, 23069. L.S. Brissot-Thivars, van Chartres, 24 jaar, rentenier; sedert 14 April 1817 te Antw. bij Jouan. Toen den 15 Mei 1817 hem een paspoort gegeven werd, was hij al weg. Den 12n Juni 1817 verschijnt een brief van hem, zoogezegd uit Gulik. De regeering waant hem te Antw. en zoekt te Deurne. Dan dacht men dat hij in Hamburg huisde. Daarop in Aken gesignaleerd, weet men hem den 16n Dec. 1817 te Parijs. Volgens de ‘Constitutionnel’ van 17 Nov. 1818 heeft hij aldaar een ‘Librairie Constitutionnelle’ geopend.
- voetnoot(19)
- Colenbrander, Ged., VIII, 1, blzn 50, 238, 526, 626.
- voetnoot(20)
- Pirenne, VI, blz. 342.
- voetnoot(21)
- De maanden Maart-April 1817 van den ‘Constitutionnel’
- voetnoot(22)
- Cf. L. Gobart [procureur des Konings te Antwerpen], Mémoire sur la dénonciation faite à sa charge par le sieur P.H. Janssens, négociant à Anvers. Brussel 1817.
- voetnoot(23)
- Tarte Cadet in Biographie nationale.
- voetnoot(24)
- Nrs van 1, 2, 3, 6, 9, 11, 13, 15 Mei, 16 Juni, 26, 27 en 28 Juli 1817.
- voetnoot(25)
- Nrs van 14 en 19 Mei 1817.
- voetnoot(26)
- Nr van 23 Aug. 1817. Cf. Colenbrander, Ged. VIII, 2, blz. 41.
- voetnoot(27)
- Nr van 17 Sept. 1817. Eveneens een brief den 16 October 1817.
- voetnoot(28)
- O. a., nr van 12 Sept. 1816 Antw. Stadsarch., Permis de séjour, 30 Aug. 1816. Over Froment, P. Lebrocquy, Souvenirs d'un ex-journaliste. 1820-1841 Brussel. 1842.
- voetnoot(29)
- Nr van 3 April 1817.
- voetnoot(30)
- Antw. Stadsarch., Reg. de correspondance. 19 Juni 1817.
- voetnoot(31)
- Antw. Prov. Arch., nr 18384 - Colenbrander, Ged. VIII, 2, blzn. 452-453.
- voetnoot(32)
- Id., id.; Tijdens de blokkade had Stappaerts aan kaapvaart gedaan. Cf. Beeteme, Antwerpen, Moederstad van Handel en Kunst, 1893. II, blz. 45. In 1817 was St. in een proces met den fiscus gewikkeld (nrs van 1, 12 en 14 April en van 20 September).
- voetnoot(33)
- Nr van 4 Maart 1818.
- voetnoot(34)
- Antw. Prov. Arch., nr 18387 - 27 Februari 1819 - rapport.
- voetnoot(35)
- Nr van 1 Juli 1818. Er mag ook op gewezen worden dat het liberale blad partij koos voor De Foere (nrs van 18, 25 Februari 1817 en 23 Maart; 12 en 27 Januari, 18 en 27 Februari 1818) en ook de uitwijzing van den Jezuïet Donche laakte (nr van 21 Juli 1818).
- voetnoot(37)
- P. Harsin, a.w., blz. 18. -
- voetnoot(38)
- Antw. Prov. Arch., nr 18387. Van Maanen aan gouverneur. 6 Jan. 1819 secreet; Burgemeester aan gouverneur 13 Jan. 1819; Van Maanen aan gouverneur, 15 Jan. 1819. Colenbrander, Ged. VIII, 2, blzn. 452-453, Van Maanen aan den Koning.
- voetnoot(39)
- Antw. Prov. Arch., nr 18387; uitdrijvingsbevel van 23 Januari 1819, met bijgaande correspondentie.
- voetnoot(40)
- Colenbrander, Ged. VIII, 1, blzn. XV tot XVIII.
- voetnoot(41)
- Over Antoine Coudert, zie blz. 145.
- voetnoot(42)
- Artikels van Guedon reeds op 3 Juli, 2 Aug. en 22 Oct. 1816. Den 14n April 1817 te Antwerpen, gedomicilieerd eerste wijk nr 917 - Antw. Stadsarch., Permis de séjour.
- voetnoot(43)
- Colenbrander, Ged. VIII, 2, blz. 456. Rioust aan Van Maanen.
- voetnoot(44)
- Antw. Prov. Arch., nr 18387. ‘Notes sur le Constitutionnel’. Jouan durfde een zekeren Godart, die verbonden was geweest aan een Doorniksch blad, niet aanvaarden.
- voetnoot(45)
- Nr van 14 Juli 1819.
- voetnoot(46)
- Colenbrander, Ged. VIII, 1, blzn. 400-404. Hatzfeldt aan Fred. Wil. III.
- voetnoot(47)
- Nummers van 31 Maart en 15 April 1820. Antw. Nieuwsblad 5 Aug. 1820.
- voetnoot(48)
- F. Donnet, a.w., blz. 76.
- voetnoot(49)
- Antwerpsch Nieuwsblad van 16 Januari 1821.
- voetnoot(50)
- Olthoff, De boekdrukkers, boekverkoopers... te Antwerpen, Antw. 1891. Zie over hem, in ons artikel, De Gulden Passer, jg. 1943, nrs 3 en 4, blz. 63.
- voetnoot(51)
- Over Entheaume uitvoerig F. Prims in Antwerpiensia 1930, blz. 134 e.v., naar de papieren Entheaume op het stadsarchief. Cf. ook Antw. stadsarch. b. 446 en Antw. Prov. Arch., F.T., b. 136.
E. schreef o.a. Observations sur la loi fondamentale des Provinces-Unies des Pays-Bas ou Constitution Hollandaise, qui doit être revisée... Prix: 60 ct. dont moitié au profit des hospices d'Anvers. Antw., Juni 1815.
Narration de tout ce qui s'est passé dans la ville d'Anvers le 24 août. Antw. 1816, 28 blz. in-4o. - Zie G. Schmook. Hoe Teun den Eyerboer in 1816 sprak tot de Burgers van Antwerpen of het Aandeel van de Rubensviering in de wording van het Vlaamsch Bewustzijn. Antwerpen, 1942.
- voetnoot(52)
- Antw. Prov. Arch., F.T., b. 136, nrs 22 en 23.
- voetnoot(53)
- In zijn nagelaten papieren, berust documentatie voor een geschiedenis van Antwerpen.
- voetnoot(54)
- Antw. Prov. Arch., F.T., b. 136, nr 20. - Gedeeltelijk gepubliceerd bij F. Donnet, a.w., blzn. 50-51.
- voetnoot(55)
- Hij schreef o.a. een ‘Romance de rose flottant sur les eaux’ Journal de la Province d'Anvers, nr van 2 April 1816.
- voetnoot(56)
- Zie (54). -
- voetnoot(57)
- Het onderzoek dezer rapporten wordt voorbehouden voor een politiek historisch artikel.
- voetnoot(58)
- Carnot leidde in 1814 de verdediging van Antwerpen. Generaal Graaf Künigl is de bevelhebber van de Pruisische troepen.
- voetnoot(59)
- Nrs van 18 en 22 April, 23 Juni, 26 Augustus 1815.
- voetnoot(60)
- Nr van 1 Juni 1815.
- voetnoot(61)
- Nrs van 1 Juni en 19 Augustus 1815.
- voetnoot(62)
- ‘Journal de la Province d'Anvers’ nrs van 21 Juni, 11 en 19 Juli 1816. ‘Gazette van Braband’ van Juni af. F. Prims, Antwerpiensia 1933, blzn. 302-303, id., Antwerpen in 1830, I, blz. 119. Antw. Stadsarch., Papieren Entheaume. Van Paschen, consul der Hansesteden, zond E. in de gevangenis een tienregelig vers tegen de factie ‘qui tache de s'enrichir sur droit et sans raisons au mépris du commerce.’ Hij was reeds in Mei 1814 een bekende voor E. Cf. F. Donnet, a.w., blz. 51.
- voetnoot(63)
- ‘Observateur’ 11 Juni 1816. ‘Journal de la Province...’, 21 Juni 1816, ‘Gazette van Braband’ 11 en 22 Juli 1816, 14 Januari 1817.
- voetnoot(64)
- Cf. o.a. Antw. Stadsarch., jaarrapporten.
- voetnoot(65)
- Op 15 November 1817 huwde hij Juffrouw Della Faille te Belsele.
- voetnoot(66)
- Antw. Prov. Arch., F.T., b. 136, nr 23. 22 Dec. 1817 Saeyens aan gouverneur.
- voetnoot(67)
- Notaris Spanoghe, die in 1788-89 te Antwerpen een Jozefistisch blad had uitgegeven, den ‘Dagelijkschen Mercurius’ en een ‘Mercure journalier de l'Europe’, wou in 1814 te Antwerpen of te Gent een Vlaamsch, Oostenrijksgezind blad oprichten. Cf. Coremans, Ephémérides Belges (Bullet. de la Comm. R. d'Hist., 1847, blz. 228) en H.L.U. De Groote. C.-M. Spanoghe (De Gulden Passer, jg. 22, 1944, blz. 27 e, v.). Antw. Prov. Arch., 1e serie nr 19963. Maire Vermoelen, confidentieel: L. is een oud-Hollandsch advokaat, die een tijdje politiekommissaris was te Antwerpen. ‘Les renseignements lui sont très recommandables sous tous les rapports.’
- voetnoot(68)
- Antw. Prov. Arch., F.T., b. 134, nr 20.
- voetnoot(69)
- Antw. Prov. Arch., b. 136, nr 21 - 14 October 1815. Langestraat en Mortier aan Gouverneur.
- voetnoot(70)
- F. Blauwkuip, De Taalbesluiten van Koning Willem I, Amsterdam. 1920, blz. 82. Keverberg ‘geeft blijk met groote liefde voor het Nederlandsch te zijn bezield geweest’. In 1816 ging hij Nederlandsch leeren en correspondeerde er over met Van Maanen. Colenbrander, Ged., VIII. 2, blz. 60. Dr. A. De Jonghe, Rond de toepassing van het taalverbod van 25 Sept. 1819 te Antwerpen. (Bijdragen tot de Geschiedenis, 25e jg., 1934, blzn. 145-146) wijst ook op geringen ijver van De Keverberg in 1815-1816.
- voetnoot(71)
- Antw. Prov. Arch., F.T., b. 136. Al de stukken. October 1815.
- voetnoot(72)
- F. Donnet, a.w., blz. 63 e.v. Tekst aldaar, met eenige onbelangrijke fouten. Prov. Arch. Antw., F.T., b. 136, nr 21. Langestraat-Mortier aan den Minister-Secretaris van Staat van het Departement van Binnenlandsche Zaken, 14 November 1815.
- voetnoot(73)
- Zelfde fonds. Roëll aan gouverneur, 16 Nov. 1815; gouverneur aan minister, 22 Nov. 1815. Minister aan gouverneur, 15 December 1815. Over de houding van Roëll in het taalvraagstuk: A. De Jonghe, Uit de eerste jaren van Koning Willem's taalpolitiek, (Bijdragen voor Vaderlandsche Geschiedenis en Oudheidkunde, 1932, III, blz. 251 e.v.)
- voetnoot(74)
- Prov. Arch. Antw., F.T., b. 136, nr 22 Handelskamer aan gouverneur, 18 Februari 1816.
- voetnoot(75)
- Antw. Prov. Arch., 1e serie, nr 19963. De politie verschaft over hem zeer gunstige inlichtingen. Antw. Sadsarch., Register politie, 18 Sept. 1816.
- voetnoot(76)
- Antw. Stadsarch., Register politie, 23 Januari 1817.
- voetnoot(77)
- Zie verder blz. 149.
- voetnoot(78)
- Journ. Constit. d'Anvers van 23 Juli 1817.
- voetnoot(79)
- Id., nrs van 7 Juni 1817, 15 April 1820, 2 April 1821.
- voetnoot(80)
- Tot Februari 1824 gaf Vanderveken, schoonbroer van Jouan, als strooman het blad uit. Gobart, procureur des Konings, protesteerde vruchteloos te Brussel. Prov. Arch., F.T., b. 136, nr 126.
- voetnoot(81)
- P.J. Peseux, geboren te Besançon, omstreeks 1769. Weduwnaar met drie kinderen. Sedert 1809 als chef de bureau bij de administratie, Sedert 1814 verbonden aan het ‘Journal de Gand’. Op 18 Mei 1821 in hechtenis genomen om artikels over de Napolitaansche revolutie. Op 18 October tot 500 fl. boete veroordeeld, die in 1829 nog niet betaald waren. Bij zijn vrijlating, ruzie met Houdin van het ‘Journal de Gand’. Den 1n Januari 1822 begonnen met de uitgave van den ‘Courrier de Gand’, wat mislukt. Leeft een tijd van de liberale liefdadigheid. Is op 25-26 Juli 1822 te Antwerpen. Verblijft in het Hôtel de la Monnaie op den Oever en gaat dan bij Jouan wonen. Na de Revolutie orangist en Franskiljon. Antw. Stadsarch., Dir. Pol., geheim register C. Colenbrander, Ged., VIII, 2, blzn. 566-567.
- voetnoot(82)
- Pes. en J., Belg genaturaliseerd na 1830, door grondwetsartikel 133. Stadsarch., Antw., b, 675. - Prims, Antwerpen in 1830, I, blz. 12: onjuist - Stadsarch., Div. Pol., reg. C, 25 Sept. 1825.
- voetnoot(83)
- Prims, a.w., blz. 68.
- voetnoot(84)
- Colenbrander, Ged., IX, 1, blz. 69. Nrs van het blad.
- voetnoot(85)
- Stadsarch. Antw., b. 446. Aantal lezers: 344 in 1819, 750 in 1825, 950 van 1826 af.
- voetnoot(86)
- Beeteme, voor zijn ‘Antwerpen, moederstad van handel en kunst’ Antwerpen, 1893, 3 dln, maakte er ruimschoots gebruik van. De in 1835 opgerichte ‘Précurseur’ door August Morel kan men als de verbeterde voortzetting van het ‘Journal du Commerce’ beschouwen. F. Prims, De katholieke Dagbladpers te Antwerpen, z.d. blzn. 56-57.
- voetnoot(87)
- Blijkt uit het nummer van 17 December 1827. Delrue is reeds makelaar in 1816: Antw. Stadsarch., b. 27, administration générale. -
- voetnoot(88)
- Over Conard, Antw. Stadsarch., dir. pol., reg. C, 25 September 1825. Over Coudert, Antw. Prov. Arch., nrs 18387 en 23069. Na 1830 gaf hij een bundel ‘Poésie nationale’ uit, waarin een ‘Ode sur la naissance du Prince Royal de Belgique’, een ‘Epitre aux Belges’ en ‘Le drapeau Belge’. Zie verder, nr van 10 Februari 1822 en Antw. Stadsarch., dir. pol., algemeene aanwijzer 14 Februari 1822 en Prov. Arch., 1e serie, nr 18655; nr blad van 26 Juni 1822.
- voetnoot(89)
- Antw. Stadsarch., dir. pol., geheim reg. C, 5 Januari 1823.
- voetnoot(90)
- Nr van 10 Februari 1822.
- voetnoot(91)
- Zie mijn artikel in de Nrs 3 en 4, 21e jg. 1943 van ‘De Gulden Passer’. blz. 291.
- voetnoot(92)
- Voor de eerste maal den 24n Mei 1829 in het Fransch.
- voetnoot(93)
- Stadsarch. Antw., b. 17. Rapports annuels. Dir. pol., geheim register C. Cf. ook bundel 446. Voor de persprocessen de nummers 11, 13 en 15 Januari; 24, 26, 29 Februari; 7, 16, 18 Maart; 4, 6, 11, 13, 15 en 20 April 1820; 17 en 26 Mei; 11 en 14 Juli; 30 October en 13 en 29 November 1821; 19, 24 Jan.; 18, 25 April 1822; 1 Febr. 1823; 22 Mei en 25 Sept. 1824; 3 Aug., 21 Sept., 10 Oct., 16 Dec., 1826; 18 Jan., 8 en 24 Febr., 4 Sept. 1827; 13 Maart en 19 April 1828.
- voetnoot(94)
- Sedert 15 Sept. 1818 door de Kamer der Notarissen als haar aankondigingsblad aangenomen.
- voetnoot(95)
- Antwerpsch Nieuwsblad, 8 Januari 1822. - Journal d'Anvers 6, 8, 18 en 26 April 1822. Over Andala, in 1823 als redacteur van ‘Den Postrijder’ vermeld, zie blz. 109.
- voetnoot(96)
- Antwerpsch Nieuwsblad, 23 en 30 Januari 1819, 9 en 16 Februari, 5 Juni, 13 en 16 November 1819; 24 en 26 October 1820; 2, 9, 16, 20, 27 en 30 Januari en 8 Febr.; 8 en 20 Maart 1821. Deze bijdragen verschenen tegelijk in ‘Den Postrijder’.
- voetnoot(97)
- ‘Ultra montes...’ nr van 23 Januari 1827. Antw. Stadsarch., Geheim reg. C, 25-9-1825. Cf., F. Prims, Antwerpiensia 1933, blz. 306.
- voetnoot(98)
- Antw. Prov. Arch., F.T., b. 136, nr 23. - 22 Dec. 1817 Saeyens aan gouverneur.
- voetnoot(99)
- Id., id., 27 Dec. 1817 gouv. aan burgemeester; 5 Jan. 1818 burgem. aan gouv.; 9 Jan. 1818 gouv. aan burgem. - Antw. Stadsarch., b. 446, 9 Maart 1818 Saeyens aan burgem. Op grond van art. 2 der additioneele artikelen van de grondwet was het besluit van Sept. 1814 van kracht gebleven.
- voetnoot(100)
- Nr van 7 Januari 1826.
- voetnoot(101)
- Zie Ch. Terlinden, Guillaume 1r et l'Eglise Catholique en Belgique, I, blz. 393 e.v. Stokman, De Religieuzen en de onderwijspolitiek der regeering in het Vereenigd Koninkrijk der Nederlanden, (1814-1830), Den Haag, 1935; blz. 272 e.v. E. de Moreau, S.J., Les idées menaisiennes en Belgique (Nouvelle revue théologique. Louvain, T. 55, nr 8, 1928, blz. 574 e.v.)
- voetnoot(102)
- Antw. Stadsarch., Dir. pol., Geh. reg. C. Cf. F. Prims, Antwerpiensia 1933, blz. 306.
- voetnoot(103)
- Over Buelens: J.B. Frederiks en F.J. Vanden Branden, Biographisch Woordenboek der Noord- en Zuid-Nederlandsche Letterkunde. Amsterdam, 1888. Vander Meulen, Willem den koppigen, Brussel, 2 dln, 1833-1839; dl. 2, blz. 132. Bergmann, Herinneringen, blz. 92-93. F. Prims, Antwerpen in 1830, I, blz. 15 e.v. J. Bols, Brieven aan J.F. Willems, Kon. Vl. Acad., Ve reeks, nr 18, Gent 1909, blz. 28 e.v. De Ultramontaan, II, blz. 332.
- voetnoot(104)
- ‘Ultramontaan’, II, blz. 332. Bols, a.w., blz. 28 e.v.
- voetnoot(105)
- ‘Den Postrijder’ van 17 Juli 1827.
- voetnoot(106)
- Id., nr van 4 Augustus 1827. Over de ‘Mengelschriften’, zie blz. 158.
- voetnoot(107)
- Antwerpsch Nieuwsblad, 12 Juli, 15 en 17 November 1827; Journal d'Anvers, 28 Augustus, 9 September, 16, 17 en 26 November, 16 December 1827.
- voetnoot(108)
- Saeyens stierf den 1n September 1826, op 76 - jarigen leeftijd. ‘Postrijder’ 15 September 1827.
- voetnoot(109)
- Antwerpsch stadsarchief, b. 446.
- voetnoot(110)
- Ibid., 28 Augustus 1827, minister Binn. Zak. aan burgemeester, 15 September 1827 Klinkhamer aan burgem.; 19 September 1827 Burgemeester aan minister.
- voetnoot(111)
- P. Lebrocquy, a.w., blz. 2; in 1820 had de broer van P.L. met steun van de regeering te Gent een Letter- en Staatkundig Dagblad opgericht in de Hollandsche spelling. De poging mislukte. Vergelijk blz. 107, het optreden van H.J. van den Broeck.
- voetnoot(112)
- ‘Den Postrijder’ 4 October 1819.
- voetnoot(113)
- Dr. J.H.J.M. Witlox, De Katholieke Staatspartij in haar oorsprong en ontwikkeling geschetst: 2 dln - 's -Hertogenbosch, 1919-1927. - Dl. I, blz. 100 e.v.. Le Sage was een bekeerling, die, met zijn ouders in den Patriottentijd naar Antwerpen uitgeweken, aldaar het katholicisme had leeren kennen. F.J.J. Vrijmoed, O.F.M., Lamennais avant sa défection et la Neérlande catholique. Paris 1930, blz. 108 e.v. De ‘Ultramontaan’ II, blz. 43.
- voetnoot(114)
- ‘Antwerpsch Nieuwsblad’ 15 November 1821.
- voetnoot(115)
- Id., 21 October 1823.
- voetnoot(116)
- ‘Den Postrijder’ 1 Januari 1824.
- voetnoot(117)
- Id., 27 December 1825.
- voetnoot(118)
- Antw., Stadsarch., b. 444, 9 September 1825. Klinkhamer aan Burgem. In Juni 1826 heet het dat de uitgave ‘totnogtoe geenszins de aanmoediging [geniet], welke [ze] naer het oórdeel van deskundigen verdient’.
- voetnoot(119)
- F.J.J. Vrijmoed, a.w., blz. 141.
- voetnoot(120)
- ‘Den Postrijder’, 22 Januari 1829 en 4 Februari 1830.
- voetnoot(121)
- Naar den heer G. Schmook me mededeelde; blijkt uit een vergelijkend stijlonderzoek.
- voetnoot(122)
- Visschers, later pastoor van St. Andries te Antwerpen. Cf. Frederiks en Van den Branden, a.w. - Cataloog veiling Visschers - Briefwisseling Visschers (Museum Plantin). Andala: Antw. Stadsarch., Rapport Klinkhamer. Sept. 1825. F. Prims, Antwerpiensia 1933, blz. 306. De verschenen brochures, verspreid geciteerd in den ‘Ultramontaan’.
- voetnoot(123)
- Cf. o.a. F. Prims, Antwerpen in 1830. I, blz. 25 e.v.. H. Van Tichelen, Voor honderd Jaar - Uit en om de geschiedenis van het eerste gemeenteonderwijs te Antwerpen, Antwerpen 1934, blz 77 e.v.. Max Rooses, Levensschets van Jan Frans Willems, blz. 11 e.v.. Hun hoofdbron is het geschiedkundig overzicht in den Antwerpschen Almanak van 1819. Zie ook de ‘Nederlandsche Bijdraegen’ zelf.
- voetnoot(124)
- A. Bartels, Les Flandres et la Révolution belge. Bruxelles 1834, blz. 20.
- voetnoot(125)
- E. de Moreau, S.J., aangeh. artikel, blz. 574. Toen Buelens leeraar was in het Klein Seminarie te Mechelen had hij tegenover zijn kweekelingen dikwijls uitdrukking gegeven aan zijn haat tegen het Calvinistische staatshoofd, schrijft vader Bergmann, Herinneringen, blzn 92-93, die er leerling was geweest.
- voetnoot(126)
- F. Prims, De Katholieke Pers te Antwerpen, blz. 47 en Antwerpen in 1830, I, blz 144 e.v.. Stadsarchief Antwerpen, b. 146, statistiek van 25 Mei 1830. Braekman, La Presse périodique en Campine (Taxandria 1904, 1e jg. nr 3, blzn. 135-173) J. Ernalsteen, 1830 in de Kempen, (Oudheid en Kunst, jgn 1930, 1931, 1932). Over de petitionnementen. F. Prims, Antwerpen in 1830, I, belz. 172 e.v. Ook A. Bartels, a.w., blz. 172. Een citaat uit ‘Den Antwerpenaar’ zelf van 17 October 1829, overgenomen uit ‘Le Catholique’: ‘De Kempen, welke voórlede reys sliep is nu ontwaekt door het leézen van Den Antwerpenaer’.
- voetnoot(127)
- ‘Antwerpenaer’, 7 Januari 1829.
- voetnoot(128)
- P. Harsin, a.w., blz. 54.
- voetnoot(129)
- ‘Antwerpenaer’, 7 Februari 1829.
- voetnoot(130)
- Den 6n Juni 1829 wordt de oprichting van ‘L'Echo d'Anvers’ door den ‘Antwerpenaer’ gemeld. De ‘Antwerpenaer’ suggereert dat het een regeeringsblad zou zijn. Is het ooit verschenen?
- voetnoot(131)
- F. Prims, Katholieke Pers, blz. 53; Antwerpen in 1830, I, blz. 150.
- voetnoot(132)
- ‘Journal d'Anvers’, 3 Januari 1828.
- voetnoot(133)
- Antw., Stadsarch., Directie politie, geheim reg. C 24 Nov. 1828. H. De Hoffmanns was, einde 1828, luitenant-kwartiermeester bij de Schutterij benoemd. Hij leefde met de dochter van wijlen Majoor Gaiffier Baron d'Ermenville, bij wie hij twee kinderen had verwekt. Hij dreef handel in papier, boeken, land- en zeekaarten en stond toen tamelijk gunstig bekend. Politie-verslagen van Februari-Maart 1829 noemen hem ‘une mauvaise tête’, een moeilijk man, die schulden maakte.
- voetnoot(134)
- ‘Den Antwerpenaer’ 4 November 1830. F. Prims, Kath. Pers, blz. 55.
- voetnoot(135)
- P. Harsin, a.w., blz. 54 ‘Vers août 1829: le Journal d'Anvers devient ministériel’. F. Prims, Antwerpen in 1830, I. blz. 68.
- voetnoot(136)
- Colenbrander, Gedenkstukken, IX, 2, blz. 780 e.v.. Het ‘Antwerpsch Nieuwsblad’ van 7 Februari 1829 insinueerde dat Peseux van ministerieele zijde betaald werd; ten onrechte dus.
- voetnoot(137)
- Van 7 September 1830 af. P. Lebrocquy, a.w. blzn 63 en 64: tijdens de eerste revolutiedagen werd het geld geweigerd; eerst in 1832 werden 500 fl. aanvaard.
- voetnoot(138)
- F. Prims, Antwerpen in 1830, I, blz. 180.
- voetnoot(139)
- Voor de Antwerpsche bladen vóór 1814, cf. Am. Arents, Antwerpsche Nieuwsbladen en Courantiers vóór 1800, in ‘Zestig!’ Gedenkboek ter eere van H. Van Tichelen, Hoogstraten, 1943, blzn 143-151. R. Merecy, Overzichtelijke Lijst van de Antwerpsche Bladen tijdens het Fransch Regiem. (De Gulden Passer, 21e jg., 1943, blzn 295-296).
- voetnoot(140)
- Cf. mijn hierboven geciteerd artikel, blz. 296.
- voetnoot(141)
- Cf. id., id..
- voetnoot(142)
- F. Prims: De katholieke Pers, blz. 50.
- voetnoot(143)
- Antwerpen Stadsarchief, directie politie, register C 25-9-1825.