De Gulden Passer. Jaargang 22
(1944)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 57]
| |
Enkele biografische bizonderheden over Peeter Sterlincx
| |
[pagina 58]
| |
vinden we dat een zekere Cornelis van den Eede 51 g. 13 st. krijgt ‘van zynen verdienden loon van te lesen in de kercken Rumoldi, Petri ende Marie’Ga naar voetnoot(6). Bovendien krijgt dezelfde C. van den Eede nog een jaargeld van 49 g. 8 st. - salaris dat liep tot 1 Maart 1584 - als leesmeester ‘in de duytsche kercke’Ga naar voetnoot(7), een functie die hij daarna nog bekleeddeGa naar voetnoot(8). Steunend op bovenstaande gegevens meenen we te mogen vooropzetten dat C. van den Eede onzen schoolmeester als leesmeester in de beide gemeenten heeft opgevolgd. P. Sterlincx fungeerde dus als leesmeester zoowel van de ‘duytsche’ als van de ‘walsche’ gemeente. Wordt hij trouwens niet vermeld als ‘leesmeester deser stede’, hetgeen een tweeden leesmeester schijnt uit te sluiten? Indien deze er werkelijk zou geweest zijn, dan hadden we hem in de rekeningen van de applicabele goederen moeten terugvinden. P. Sterlincx is dus wel degelijk een overtuigd Calvinist geweest. Meer dan eens had hij de gelegenheid het consistorie een dienst te bewijzen. Zoo krijgt hij 5 g. 11 st. voor het ‘schrijven van zeecker requesten ende andere schriften voor den kerckenraet’Ga naar voetnoot(9). In die zelfde periode wordt hij van wege het consistorie naar de ‘collonellen van antwerpen’ gezondenGa naar voetnoot(10) om een ons onbekende reden. Daarna vaceerde hij nog 4 dagen ‘ten beheete vanden kerckenraedt’Ga naar voetnoot(11). Prof. dr R. Foncke meent uit de aanteekeningen op de rekeningen van de H. Geesttafel van St Rombouts - en zeer terecht - te mogen besluiten dat P. Sterlincx te Mechelen als stedelijk griffier is werkzaam geweestGa naar voetnoot(12). We meenen evenwel gerechtigd te zijn deze bewering in twijfel te trekken. In de stadsrekeningen wordt regelmatig het loon aangeteekend dat aan de stadsbedienden wordt uitbetaald. Welnu, wat leert ons deze boekhouding? Voor de jaren 1578-80 worden als stedelijk griffier vermeld: mr Jan de Potes, mr Jan de Potes junior, mr Willem van Ophem en mr Pauwels van OrseleGa naar voetnoot(13), terwijl we tijdens de periode 1580-85 vonden: mr Frederik Hermanssen en mr Jan van den Eynde als stedelijke griffiers met mr Pauwels van Orssele als griffier van de dekenij en mr Baptist van Ophem als griffier van de tresorieGa naar voetnoot(14). Welnu is het niet onwaarschijnlijk dat iemand stedelijk bediende zijn zou en niet uit de stadskas zou bezoldigd worden, in tegenstelling met zijn eventueele kollega's met wie dit wèl het geval is? Is P. Sterlincx dus geen stedelijk griffier geweest, dan mogen we evenwel niet vergeten te vermelden dat hij den ontvanger der applicabele goederen meer dan eens een handje heeft toegestoken. Er wordt een som van 16 g. 13 st. uitbetaald voor het ‘schryven van diversche copyen, schriften ende munimenten die mr Peeter sterlincx geschreven ende gegrosseert heeft ten bevele vanden annotateur mr Jan van dorne’Ga naar voetnoot(15). Later wordt nog aangestipt dat Wouter Pots ‘volgens d'acte van commissie met mr Peeter sterlincx gebesoigneert (heeft) an die pampieren, boecken, brieven ende munimenten in ordre te stellen den tyt van vyf weken’Ga naar voetnoot(16). Tijdens het Calvinistische bewind werden alle kerkelijke goederen aangeslagen, maar het was een heele krachttoer alle renten, cijnsen en andere bezittingen van | |
[pagina 59]
| |
kloosters, kerken of godshuizen teweet te komen: de meeste dokumenten dienaangaande waren vanzelfsprekend verdwenen. Er werd daarom aan den aanbrenger van zulke goederen een goede belooning uitgekeerd. Het loonde immers rijkelijk de moeite! Ook P. Sterlincx bracht zulke verdonkermaande dokumenten aan:
‘Item betaelt mr Peeter sterlincx voor gelyck te kennen geven soe van den rechten ende pertinenten chynsboeck van LelyendaleGa naar voetnoot(17) als oock die van Ste Peeterskercke met zyn appenditien, alwaer nyet alleen alle renten, chynsen, landen, huysen ende gronden van erven volcomelyck ontdect zyn, maer oock het vercoop vande selve renten ende chynsen, breeder blyckende by de selve boecken ende dordonnantie vanden gecommitteerde de somme van IcLXXX g.’Ga naar voetnoot(18).
Tijdens de eerste jaren van zijn verblijf te Mechelen trad onze dichter ook op in een zaak van het klooster der Ziekelieden. Hij fungeerde als ‘adjoinct’ van W. de Hertoge, heer van Orsmaele, van den commoingmeester S. de Hertoge, van den pensionaris de Briquegny en van den schout om te Antwerpen een aangeslagen hoeve van het klooster van Thabor ten voordeele van het ziekenhuis te verkoopen. Sterlincx kreeg 12 g. vergoeding voor 10 dagen vacatieGa naar voetnoot(19). Zooals wordt vermoed, moest P. Sterlincx zorgen voor de voedselverzorging der soldaten. Inderdaad samen met Anthoni de la Garde wordt hij van 1583 af bezoldigd als ‘gecommitteert voor het fourieren ende logeren’ van de soldaten van het garnizoenGa naar voetnoot(20). Hierdoor wordt dan het door Serrure gepubliceerde en gereproduceerde dokumentGa naar voetnoot(21) volledig opgehelderd. Waar woonde P. Sterlincx te Mechelen? In de Schipstraat. Dit blijkt uit volgenden tekst:
‘Item ontfangen van mr Peeter sterlincx de hooftpenningen van X gul. XVIII st. erffelyck tegen den penninck XII die uwer e. plach te heffen op zijn huys inde schipstraet daer hy inne woont, de sommen van IcXXX gul. XVI st.’Ga naar voetnoot(22).
Duidelijker dan tot nog toe het geval is geweest, kunnen we ons nu een beeld vormen van P. Sterlincx' activiteit gedurende zijn verblijf te Mechelen. In het begin was hij actief opvoeder en een vurig Calvinist, terwijl hij zich op het laatste hoofdzakelijk bezighield met administratieve aangelegenheden, een werkterrein dat hij van in het begin niet heelemaal had verwaarloosd. |
|