De Gulden Passer. Jaargang 21
(1943)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 113]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Michel van Hamont, ‘figuersnijder’ te Brussel (1556-1585)
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Kon. Bibliotheek, de aandacht gevestigd werd op al wat de Brusselsche drukpers der XVIe eeuw aanbelangt. De Sint-Bernardus-broederschap dagteekent uit het jaar 1576. Twee jaar te voren was Steenockerzeel geteisterd geweest door de schrikkelijke plaag van dien tijd, de pestziekte onder het vee. In deze ellende, namen de inwoners met volle vertrouwen hun toevlucht tot den H. Bernardus, stichter en eersten abt van het Cisterciënser klooster van Clairvaux (1091-1153). De besmetting staakte en uit dankbaarheid werd besloten een broederschap op te richten, dezen heilige ter eere. De vergunning hiertoe werd door den Aartsbisschop van Mechelen verleend, en op 6 Oogst 1576 stelde de pastoor der parochie, Ieronimus van Frachem, de broederschap in. Van den beginne af bekwam de nieuwe godvruchtigheid grooten bijval. De hieronder afgedrukte rekening getuigt daarvan op onfeilbare wijzeGa naar voetnoot(5). Van verre, tot van Brussel toe, kwam men - en komt men nog - naar de Sint-Bernardus-kapel van Steenockerzeel, waar een rijk autaar met een kunstvolle schilderij - terecht sedert altijd Gaspard De Crayer toegeschreven -Ga naar voetnoot(6) den heilige werd toegewijd. Daar ziet men de bedevaartgangers, meest landbouwers, bidden om het behoeden der stallen tegen besmettelijke ziekten en de genezing van hun vee. Zooals elders in dusdanige oorden, werden ook hier allerlei godvruchtige gedenkenissen verkocht, nl. vaantjes, beeldekensGa naar voetnoot(7), vierkante gedenkpenningen, medaljen, ringen en hartjes uit lood, koper, tin of zilver gegoten. De groote toeloop der bezoekers greep plaats van 20 tot 27 Oogst - Sint Bernardus'feest met oktaaf - en vooral op den Zondag na het feest. Dan vierde men S. Bernardus' Ommegang. Het kruis in top, werd het standbeeld van den heilige gedragen | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
ver de velden door, omringd met banieren en blazoenen en door paardenvolk vergezeld. Heel de streek werd ten feest genood, door vaantjes en aflaatbrieven, zooals uit onze oorkonde blijkt; te Brussel, zegt Van Boxmeer, was het een trompetter, die de plechtigheden de stad door verkondigde. De offergiften waren aanzienlijk: gedurende het jaar 1609-1610 beliepen zij 187 Rg. 6 st.; in 1668, stegen ze tot boven de 300 Rg. Met de XVIIIe eeuw begon de broederschap te vervallen. Tegenwoordig echter blijven nog een honderd vijftigtal leden ingeschreven. Hoofdzakelijk handelt de rekening over de bedevaartvaantjes door Van Hamont in hout gesneden, gedrukt en geschilderd. Na Van Hamont's dood (24 Okt. 1585), werden verder aankoopen gedaan bij zijn weduwe: wij vernemen hier voor de eerste maal, dat zij bleef winkel houden en drukken in het klein, minstens voor haar oude klanten, tot in 1587. Zij stierf tusschen de jaren 1588-90. Van dan af, en gedurende veertig jaren, werden de in hout gesneden vaantjes gedrukt (op de plaat die de broederschap bezat) en geschilderd door den ‘printere aende blauwe fonteyne’, zooals de vermaarde Jan Mommaert zich noemde in het adres op het titelblad zijner drukwerkenGa naar voetnoot(8). Over hem wordt dit vrome detail bijgevoegd, dat, in 1595-96, hij zelf de vaantjes ter plaatse bestelde en ‘vuyt devotie een hondert heeft geschoncken’. Gedurende dit tijdperk bestelde men ook nog een tweede soort vaantjes, t.w. gegraveerde, en daar Brussel te dien tijde wellicht geen knap vakman bezat, wendde men zich tot ‘Hans Wyckmans druckers’ te Leuven, een nergens vermelden graveur. Benevens de vaantjes, bestelde men ook nog aanplakbiljetten en aflaatbrieven. De eerste dienden natuurlijk als reclame. Het biljet onderaan bevatte, zooals nu nog, de aankondiging der plechtigheden die op den feestdag van S. Bernardus (20 Oogst), en het octaaf daarop volgend, plaats grepen. Wat de ‘boecken aflaetbrieven’ betreft, ‘om jaerlyckx die alomme te senden’, dit waren o.i. één- of tweebladige druksels in-12o, met een gebed tot den Heilige en den aflaat die men bij het bidden er van kon | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
verdienen. Deze was onderaan gedrukt onder den vorm van een bisschoppelijken of pauselijken brief. Daar die briefjes nu in pakken van honderd verzameld waren, hadden ze het uitzicht van een boek en werden ze in de rekening als dusdanig vermeldGa naar voetnoot(9). Omtrent de twee soorten vaantjes worden wij volledig ingelicht: wij vernemen o.m. hun inkoopprijs en hun aantal. De teekening en het in hout snijden der driehoekige prent kostten 5 ½ Rijnschgulden. In 1590-96, betaalde men de geschilderde vaantjes 1 ¼ Rg. de honderd, mits aankoop van 300 exemplaren, en 1 Rg. de honderd, mits aankoop van 1000 exemplaren, d.i. 5 voor 1 st. Waarschijnlijk werden zij dan verkocht tegen 1 st. stuks. De gegraveerde prenten, die niet geschilderd waren, kocht men aan (de plaat ditmaal inbegrepen en in eigendom behouden door den drukker) voor 15 st. de honderd, dus 1,5 st. voor 10, hetgeen dan toeliet ze te verkoopen tegen 1 of 2 oorden per stuk. Al naar gelang dat de Broederschap in een periode van bloei of van verval was, veranderde natuurlijk het aantal uitgedeelde en verkochte prenten. Terwijl men in den beginne 375 vaantjes in één jaar plaatste, werden er later, gedurende de droevige tijden van beroerten en oorlogen die ons land moest doormaken in 1577-1585, in tien jaar net evenveel verkocht. In de gansche rekening, die bijna 75 jaar omvat, worden er in totaal 13.475 houtsneden en 900 gravures vermeld.
Hierna volgt nu het uittreksel van de bedoelde rekening:
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
* * *
Dit stond gedrukt, toen ons het artikel van Em. Van Heurck, waarvan hiervoor sprake is,Ga naar voetnoot(10) in handen viel. Schrijver kende onze oorkonde, ook door mededeeling van Dr G. Van Doorslaer. Hij drukte ze niet af, maar ontleedde haar, van folkloristisch standpunt uit, en voegde er nog enkele details bij, uit verdere rekeningen getrokken. Wij vernemen alzoo, dat Jan Mommaert ook de stokjes mocht leveren, waarop de vaantjes geplakt werden, en ook geschilderde beeldekens. Met deze gegevens kan onze oorkonde als volgt aangevuld worden:
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Het register van de broederschap dat tot 1680 loopt, geeft van 1647 af geen rekeningen meer omtrent de Sint-Bernardusbedevaart. In de kerkrekeningen vindt men echter nog deze laatste inlichting voor 1650-64: ‘Item aen twee honderd witte weyme stocxkens voor de vaentiens van S. Bernaert. XVII st.’ |
|