De Gulden Passer. Jaargang 4
(1926)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 99]
| |
[Nummer 3]Uit het bedrijf der Antwerpsche drukkers in het begin van de 16e eeuwGa naar voetnoot1)De uitnoodiging van het Antwerpsche gemeentebestuur hier een feestrede te komen houden, heb ik met groot genoegen aangenomen. En van één ding kan ik U dadelijk de verzekering geven: ik behoef mijn gevoel niet op te schroeven tot ééndaagsch feestenthousiasme om op deze dag te spreken over het bedrijf van Uw oude drukkers. Want hun grootheid ligt mij na aan 't hart, hun werkzaamheid boeit mij al jaren en maakt me warm, ook wanneer ik maar heel rustig, in 't vroege morgenuur, aan mijn eigen schrijftafel zit. Wordt mij gevraagd, welke Nederlandsche stad in de eerste helft der 16e eeuw op typografisch gebied aan de spits stond, zonder eenig voorbehoud antwoord ik: Antwerpen. De drukkers uit die tijd waren diep doordrongen van de heerlijkheid hunner stad en zeker zouden ze ingestemd hebben met de lof, die Brederoo later toezwaaide aan de ‘Kayserlaijcke Stadt! Hantwerpen groot en raijck’, aan haar ‘Karcken triumphant’ en aan de ‘Large revier’. Aan het slot van hun drukken, in het z.g. colophon, hebben zij die liefde voor de stad herhaaldelijk geuit. Een enkel voorbeeld uit vele. Bij Willem Vorsterman lees ik: ‘Gheprint in die vermaerde Coopstadt van Antwerpen’; Jan de Gheet zegt van Antwerpen: ‘In welke stadt die borgers ende inwoenres eendrachteliken ende vredeliken rusten ende bloyen in payse ende in vrede’. Bij Hillen van Hoochstraten vind ik ‘apud insignem Brabantiae Antuerpiam’ en ook ‘apud nobilem Brabantiae Antuerpiam’; Symon Cock noemt zich graag ‘civis celeberrimi oppidi Antwerpiensis’. Dat klinkt als een klok. Ondertusschen, al ligt er een zekere bekoring in die hooggestemde bewondering der drukkers voor hun stad, meer zal het U waard zijn te vernemen wat zijzelf beteekend hebben in 't algemeen verband. Een vergelijking met 't geen er verder in de Nederlanden gedrukt is, zal U daarvoor vaste grond onder de voeten geven. Ik begin met te zeggen, dat de periode, waarover ik hier spreken | |
[pagina 100]
| |
zal, ligt tusschen de jaren 1500 en 1540. Dus, aan vangend na de feitelijke incunabeltijd en afgesloten een jaar of 15, eer Plantijn begon te drukken. Waarom juist die begrenzing tusschen 1500 en 1540, zal iemand misschien denken. Omdat wij, Belgen en Nederlanders, voor dat hoogstbelangrijke tijdvak, dank zij de pioniersarbeid van de heer Wouter Nijhoff, over bibliografische gegevens beschikken, die ieder land ons kan benijden. Mag ik U vervelen met wat cijfers? Ikzelf heb er een hartgrondige hekel aan en vergeet ze meestal even gauw, als ik ze hoor. Maar, het sterke geslacht is in dit opzicht inderdaad sterker dan wij en slikt cijfers als oesters. Het aantal drukken dan, dat tusschen 1500 en 1540 in de Nederlanden, Noord en Zuid, is verschenen, bedraagt zeker niet minder dan 4000, eer iets daar boven. Meer dan de helft hiervan, voorzoover mijn gegevens op 't oogenblik strekken 2230 stuks, zijn in Antwerpen gemaakt. In het Zuiden volgt dan met c. 370 drukken Leuven, waar Theodoor Martinus en Rutger Rescius het bedrijf hoog hielden. In Gent tel ik er maar 61, in Brugge 16 en ook Brussel slaat in quantiteit een poover figuur met een goed dertigtal. Maar, er staat tegenover, dat we aan de bekende Brusselsche drukker uit dit tijdvak, de geleerde polyglot Thomas van der Noot, alleraardigste uitgaven danken met mooie houtsneden, die men voor geen geld zou missen. Zoo b.v. Tscep vol wonders, de 1e uitgave van de Ure van der doot, het grappige Boecxken van cokeryen, De loose vossen der werelt en andere. Nu nog een vergelijking met de Noordelijke Nederlanden. Het grootste aantal drukken is daar gemaakt in Deventer, ± 640 stuks. Al is dit geen 3e deel van het Antwerpsche aantal, het blijft een respectabele productie voor een betrekkelijk kleine stad. Vooral wanneer we in aanmerking nemen, dat er te Deventer in dit heele tijdvak maar 5 drukkers hebben gewerkt en nooit meer dan 3 tegelijk. In Antwerpen tel ik tusschen 1500 en 1540 53 drukkers en nog ontdek ik af en toe nieuwe namen. In 't Noorden staat dus de oude Hanzestad Deventer bovenaan. De grootheid van Amsterdam was pas in opkomst en zeker 50 jaar bij Antwerpen ten achter. Vrij laat, eerst in 1506, is daar het drukken begonnen en voor ons tijdvak vinden we er maar een | |
[pagina 101]
| |
85-tal uitgaven. Toch hadden ook de Amsterdamsche burgers, even goed als de Antwerpsche, reeds een gepast besef van eigen grootheid. ‘In die vermaerde coopstadt van Amstelredam’ en dergelijke uitingen zijn talrijk. De stad Leiden is als drukkerscentrum vooral belangrijk door de pers van Jan Seversz., die kans heeft gezien tusschen 1502 en 1524 circa 90 boeken te drukken. Ik spaar U en mijzelf de cijfers der andere steden uit het Noorden. Misschien treft het U alleen nog, dat Rotterdam in deze 40 jaren slechts één enkel boekje heeft opgeleverd, een onnoozele schooluitgave. Gevaar voor concurrentie van die zijde dreigde er toen dus nog niet. Zonneklaar bewijzen al die cijfers, dat Antwerpen op 't gebied van de typographie hoog bovenaan stond. Terwijl nu b.v. Deventer zich meer op één specialiteit toelegde, uitgaven van klassieken en humanisten voor de leerlingen van de beroemde school, is de groote attractie van Antwerpen, dat letterlijk alle soorten van boeken er gemaakt zijn. Iedere studierichting, iedere levenshouding, ieder geloof en ieder ongeloof vindt er iets van zijn gading bij en voor wie eenige historische zin heeft, doemt uit die ruim 2200 boeken een vol tafereel op van dat kleurige, jonge tijdvak, toen er nog heele werelddeelen nieuw grondgebied en nieuw zielsgebied te ontdekken vielen. Men vindt er het ABC-boekje en de meest elementaire rekenboekjes; de geschiedenis van het land verhalen de kronieken en er is het relaas van oorlogen en de blijde inkomsten van vorsten en de weerklank van de slag van Pavia en van verre ontdekkingsreizen. Er zijn gebedenboeken en brevieren en bijbels in vele schakeeringen bij, muntordonnancies en aflaatbrieven en ook aardige handboekjes met plaatjes, als de Sack der consten, waarin de Antwerpsche schoonen middelen tegen rimpels en een recept voor witte handen konden vinden; geneeskundige boeken, genoeglijke volksverhalen. Ook de heele geloofsstrijd schuilt er in en de bijtende spot van een pamflet als de Julius exclusus - Paus Julius II, die door Petrus niet in de hemel wordt toegelaten. En ook de tragedie van een hervormde, die uit angst voor de dood zijn overtuiging herroepen heeft. Bij één aantrekkelijke zijde van de oude drukken, de bekoring | |
[pagina 102]
| |
van 't uiterlijk, zal ik niet lang stilstaan. Dat zijn geen dingen, daar men over praat, die moet men laten zien. Tot de schoonheid van de beste incunabelen stijgen de boeken in dit latere tijdvak nog maar zelden; de houtsneden hebben niet meer de groote bekoring van enkele in Gerard Leeu's uitgaven. Ik denk b.v. aan de ranke vrouwenfiguren in zijn Hoofkijn van devotien en zijn Dochteren van Syon. (Nadrukken van zulke houtsneden natuurlijk buiten rekening gelaten). Maar mooie boeken maakte men toch nog wel. Misschien kent U het prachtige werk, dat Jan de Gheet in 1515 heeft gedrukt met lofliederen ter eere van Maximiliaan en Karel V. Exemplaren zijn zeldzaam en de heer Stainier heeft reden trotsch te zijn op hetgeen, dat hij voor de herstelde Leuvensche bibliotheek wist te veroveren. Het eenige, voor zoover ik weet, in België. Een facsimile-uitgave, 't vorig jaar in Den Haag verschenen, heeft het mooie werk meer bekend gemaakt. In dat boek zit een renaissance-zwier, die de Nederlandsche incunabelen nog niet hebben. Genoeg over 't uiterlijk van de boeken en alleen de warme raad: tracht zelf oude boeken te zien. In Uw stadsbibliotheek en vooral ook in het eenige museum, waarvan we de 50e verjaardag vieren, zijn schatten te bewonderen. Ik heb ook geen plan U te vervelen met de namen van de 53 of meer drukkers, die tusschen 1500 en 1540 in Antwerpen gewerkt hebben. Ik heb ze heusch eerlijk geteld. Maar gunt U mij de kleine voldoening, U een of twee stadgenooten-drukkers voor te stellen, wier namen U waarschijnlijk nog nooit gehoord hebt? Tenminste, er is veel kans, dat niemand hier Harmannus Sasse Daventriensis kent, die in 1526 twee Latijnsche uitgaafjes, bijbelgedeelten, heeft gedrukt, te koop bij Henrick Peetersen van MiddelburchGa naar voetnoot1). En nog minder bekend zal Lubbaert de Letterghieter wezen, die een Pronosticatie voor 't jaar 1531 van Jan Thibault heeft gedruktGa naar voetnoot2). Curieuse drukkersverschijningen, die als meteoren even oplichten en dan weer verdwijnen. Waarschijnlijk financieele mislukkingen. Lucratief kan het vak hier voor al die 53 drukkers ook onmogelijk geweest zijn. | |
[pagina 103]
| |
Eén soort drukker is te Antwerpen in deze tijd nog niet vertegenwoordigd, de humanist-uitgever, stuwende kracht in de geleerde wereld, gelijke van de wetenschappelijke mannen. Zoo b.v. Aldus Manutius in Venetië, Amerbach, de vriend van Erasmus, in Bazel, Badius Ascensius in Parijs. Heel wat minder beroemd dan dezen, maar toch mannen van wetenschap, waren de Leuvensche drukkers, Rutger Rescius en Theodoor Martinus (deze laatste heeft trouwens ook in Antwerpen gewerkt, maar zijn hoofdverblijf in de 16e eeuw is Leuven). Een paar Antwerpsche drukkers, als Joh. Thibault en Goinus oftewel Anthonie de Goos, hebben wel eenige literaire pretensie, maar me dunkt, dat ze toch lang niet reikten tot de wetenschappelijke beteekenis van Rescius en Martinus. Eerst aan Plantijn was het voorbehouden, de Aldus Manutius van Antwerpen te worden. In de tijd vóór zijn komst waren de Antwerpsche drukkers nog hoofdzakelijk handelsmenschen. Dat ze hun bedrijf kenden en 't met talent wisten uit te breiden, blijkt ook sterk uit 't geen ze in vreemde talen, dus voor 't buitenland, hebben gedrukt. Vooral na 1520 wordt dit een heel belangrijk contingent. Hierover graag iets meer. Laten we even beginnen met vast te stellen, wat we in dit geval vreemde talen noemen. Niet Latijn en ook niet Grieksch. Want Latijnsche en Grieksche boeken waren even goed als Nederlandsche voor binnenlandsch gebruik bestemd. Natuurlijk vonden ze hun weg ook dikwijls naar 't buitenland, maar dat is een gelukkige bijomstandigheid. Trouwens, het Grieksch kan men voor Antwerpen gerust verwaarloozen; ik zou geen 5 Grieksche boeken kunnen opnoemen, hier in de eerste 40 jaren van de 16e eeuw gedrukt. Moeten we Fransch bij de vreemde talen rekenen? Slechts gedeeltelijk. Ten allen tijde en dus ook in de 16e eeuw zijn er in de Nederlanden Fransch-sprekende kringen geweest. Het ligt voor de hand, dat de Antwerpsche drukkers deze landgenooten hebben trachten te bereiken. Toch is 't getal Fransche uitgaven hier vrij beperkt gebleven; ik tel bij de 2230 Antwerpsche drukken in ons tijdvak maar een 140-tal Fransche. Een deel van die Fransche uitgaven was toch ook stellig voor export naar Frankrijk bestemd. Getuige de vele exemplaren, die thans nog in Fransche bibliotheken te vinden zijn. | |
[pagina 104]
| |
Martinus de Keyser is, geloof ik, de Antwerpsche drukker, die de meeste Fransche boeken heeft geproduceerd. Bij die gelegenheid noemt hij zich heel deftig Martin Lempereur. Vaak gaf een drukker dubbeltallen van boeken uit, één Nederlandsche en één Fransche oplaag, zoo b.v. van de Ordinantien ende Statuten van Karel V tegen Luther, van de Articulen, gepubliceerd te Mechelen in 1529, enz., enz. Zulke Fransche en Nederlandsche tweelingboeken waren dan meestal totaal gelijk van aspect, dezelfde titelranden of houtsneden zijn er in gebruikt. Van het Geestelijck Rosencransken van eender gelooviger sielen, een heel mooi devoot boekje, bestaan identieke uitgaven, bij Martinus de Keyser gedrukt, niet alleen in het Nederlandsch en Fransch, maar ook nog in het Engelsch en Latijn. Zoo iets werd een voordeelige zaak voor een drukker; zonder veel extra onkosten bestreek hij een heel gebied. Want de tekst is hier bijzaak; hoofdzaak waren de 56 fijne houtsneden, die men aan Jacob Cornelisz. van Oostsanen toeschrijft. En in alle vier uitgaven konden ze dienst doen. Geen halve tweelingen, maar individueele boeken waren de Fransche bijbels, enkele schoolboekjes, de verzen van Nicaise Ladam en van Clément Marot. Ook zijn er hier Fransche Prognosticaties van Jaspar Laet gedrukt, o.a. voor Leuven. Een uitgave daarvan, die ik onlangs in de bibliotheek van de Sorbonne in handen kreeg. La grant prenostication de Louvain pour lan 1516, heeft mij voor een curieus bibliografisch vraagstuk geplaatst, dat ik u ook graag even ter oplossing wil voorleggen. Aan het slot ervan staat: ‘Imprime a Anuers en la rue de la Kalendre’. Nu zou ik, zonder dat adres, gezworen hebben, dat het boekje in Frankrijk gedrukt was. De houtsneden hebben een volmaakt on-Nederlandsch snit en ook de type komt, zoover ik weet, niet bij Antwerpsche drukkers voor. Waar lag ondertusschen de ‘rue de la Kalendre’ in Antwerpen, wat we toch wel zullen moeten vertalen met ‘Kalenderstraat’? Probleem. In werken over Antwerpen's geschiedenis en op oude kaarten heb ik die straat niet gevonden en Uw archivaris, de heer Denucé, die ik er later over geraadpleegd heb, was zoo vriendelijk mij mee te deelen, dat ook in de oude wijkboeken van het archief de naam niet voorkomt. Dus een schijnadres, opzettelijk door een Fransch drukker gekozen, omdat de Antwerpsche uitgaven van Laet's Pronostication | |
[pagina 105]
| |
de Louvain hun plaats op de markt veroverd hadden? 't Blijft slechts een gissing. Maar als ze waar mocht zijn, schuilt er in die opzettelijke vervalsching een hulde aan de deugdelijkheid der Antwerpsche uitgaven. Boeken in het Duitsch zijn er in de Nederlanden tusschen 1500 en 1540, voorzoover ik weet, nergens gedrukt. Omgekeerd. In Duitschland werden in de 16e eeuw hier en daar Nederlandsche boeken uitgegeven. Zoo in Keulen en in Rostock en in Wittenberg. Een heel afzonderlijke plaats neemt de groep Deensche boeken in, gedrukt bij Willem Vorsterman voor Christiern Pedersen. Deze Pedersen was een aanhanger van de reformatie en behoorde bij 't gevolg van de uitgeweken Deensche koning Christiaan II. In de jaren 1529-'31 heeft hij in Antwerpen vertoefd en liet er drukken, een paar Nieuwe Testamenten, verscheiden tractaten van Luther, een enkel werk van hemzelf, alles in 't Deensch. Terwijl dit op zichzelf niets bewijst voor de ondernemingszin van de Antwerpsche drukkers - niet Vorsterman nam het initiatief, maar Pedersen kwam naar hem toe -, pleit het wel degelijk voor hun goede reputatie buitenaf. Vertrouwen in hun werk had klaarblijkelijk ook de Noord-Duitsche historicus Albert Krantz, die drie van zijn geschriften bij Govaert Bac in Antwerpen liet drukkenGa naar voetnoot1), waarschijnlijk om en aan 1504 tijdens een kort verblijf in de Nederlanden. Weer een ongevraagde hulde aan de naam der Antwerpsche drukkers. Italiaansche boeken kunnen buiten beschouwing blijven; ik ken er hier in deze tijd maar één, een Nieuw Testament, dat Grapheus in 1538 heeft gedrukt. Heel wat meer voeling, het ligt voor de hand, is er met Spanje geweest. Maar beperkt is 't aantal Spaansch-Antwerpsche drukken toch ook. Een enkele oorspronkelijke uitgave van de bekende Spanjaard Vives, die jaren lang in de Nederlanden heeft gewoond, en van Guevara's Libro aureo. Ook een uitgave met Latijnsch-Spaansche bijschriften bij platen uit het Oude Testament, door Hol- | |
[pagina 106]
| |
bein gesneden, en verder een Spaansch devoot boekskeGa naar voetnoot1) en een gebedenboekGa naar voetnoot2). En dan nog iets heel merkwaardigs, iets, waar ik al lang in stilte naar jaag. Spaansche vertalingen van Luther, hier in Antwerpen gedrukt. Door welke drukker? En zijn er nog exemplaren van bewaard? Brandende vragen voor een bibliograaf. Deze kwestie brengt ons ineens midden in de reformatiestrijd. Het is overbekend, hoe ook hier om en aan 1520 de nieuwe leer langs vele wegen, waarneembare en onnaspeurlijke, is binnengedrongen. Hoe kon het anders, in een stad, die zoo in 't volle leven stond? Men neemt gewoonlijk aan, dat de kring van de Duitsche kooplieden, als de Imhoffs, Tuchers, Staibers, er niet vreemd aan is geweest; eveneens de Augustijner monniken, die in Wittenberg gestudeerd hadden. Heeft ook Erasmus de verspreiding van 't nieuwe geloof in de hand gewerkt? De pauselijke legaat Aleander, in 1520 hierheen gezonden om de reformatie te beteugelen, beweert van wel en noemt Erasmus zelfs, ‘degeen, die dit heele Vlaanderen heeft aangestoken’Ga naar voetnoot3). (Een vertaling in 't Fransch, ‘celui, qui a pourri toute cette Flandre’, geeft de beteekenis van zijn Italiaansch ‘putrefatto’ nog iets zuiverder weer). Nu zal ik een van de laatsten zijn om de invloed van Erasmus te onderschatten. Maar toch geloof ik, dat Aleander in dezen te ver gaat en dat persoonlijke antipathie tegen de machtige, beheerschte spotter zijn oordeel vertroebeld heeft. Ik ben er diep van doordrongen, dat het een hachelijk ondernemen is, invloeden te willen nagaan. Want het leven en de verhoudingen tusschen menschen zijn altijd weer ingewikkelder dan wij meenen. Maar ik voor mij denk toch niet, dat de verfijnde, universeele, sceptische geest van Erasmus in 1521 al ‘het heele Vlaamsche volk’ bereikt had. Daarvoor was zijn geloof ook niet positief genoeg. De invloed van Erasmus zal altijd veel sterker op een geestelijke élite dan op de massa gewerkt hebben. | |
[pagina 107]
| |
Wel zijn ongetwijfeld - Aleander heeft het ook opgemerkt - een heel gevaarlijk element voor de katholieke leer de Marano's geweest, van huis uit Spaansche en Portugeesche joden, door de inquisitie vervolgd en tot het christendom gedwongen. Velen van hen, vooral Portugeezen, waren naar de Nederlanden uitgeweken, kooplieden, geleerden, doctoren. In schijn dus katholieken, maar natuurlijk in hun hart trouw aan 't geloof van het oude volk gebleven. Die mishandelde, opgejaagde Marano's hebben stellig een demonisch plezier gehad in 't aanwakkeren van de geloofsstrijd tusschen de christenen onderling. Er wordt dan ook aangenomen, dat van hen de geldelijke steun bij 't drukken van de Spaansche Luther-vertalingen kwamGa naar voetnoot1). Hun doel was, dit vergif in Spanje binnen te smokkelen. Aan Aleander, die hun plannen doorzag, is het te danken - of te wijten -, dat in de winter van 1520-'21 een schip met een lading van die Spaansche Luther-vertalingen op weg naar Spanje in Zeeland in beslag is genomenGa naar voetnoot2). Voor de zielerust van de Spaansche katholieken misschien een zegen, voor de bibliograaf een onherstelbaar verlies. Is de heele oplaag bij die gelegenheid vernietigd? Ik heb nog altijd een stille hoop, dat er een enkele visch door de mazen is geglipt. Tot we exemplaren van de Spaansche Luther-tractaten, in Antwerpen gedrukt, hebben gevonden, zullen we er naar moeten gissen, uit welke drukkerij dit gevaarlijke explosie-middel afkomstig was Ik voor mij heb eenige suspicie op Claes de Grave. In de eerste plaats, omdat hij in 1520 en '21 ook tal van Nederlandsche Luther-vertalingen heeft gedrukt. Verder is mij onlangs gebleken, welke geraffineerde kunstjes hij er op na hield om zijn verboden drukken ongestraft aan de man te brengen. In een Latijnsch geschrift van de Wittenbergsche professor Johannes Dölsch, een verdediging van Luther tegen de veroordeeling in 1520Ga naar voetnoot3), heeft Claes de Grave op de titel rustig Wittenberg als drukplaats ver- | |
[pagina 108]
| |
meld. Nog brutaler, hij heeft het titelblad versierd met een rand, die hij regelrecht had laten copieeren van de drukker Melchior Lotter in Wittenberg en waar hij kalmweg diens huismerk en het wapen van Wittenberg op heeft laten staan. Een tweede boek, een Latijnsch Luther-uitgave, is op dezelfde sluwe wijze door de Grave uitgegeven; ook daar het valsche adres Wittenberg en de bewuste randGa naar voetnoot1). Hoe verfijnd slim Claes de Grave van de eene kant was, van de andere was hij weer kinderlijk-roekeloos. Want in plaats van die quasi-Wittenbergsche titelrand nu uitsluitend voor anonieme, verboden drukken te houden, heeft hij hem ook twee keer in een geteekende druk van de jaren 1520 en 1534 gebruiktGa naar voetnoot2). Hierdoor en tevens door zijn typen en initialen heeft hij zich, 4 eeuwen later, aan ons verraden.
De Spaansche Luther-vertalingen hebben mij vanzelf gebracht op het onderwerp, dat mij in de 16e eeuwsche bibliographie boven al dierbaar is: het drukken van verboden boeken. Na te gaan, hoe de vroege drukkers het listig en tegelijk ook moedig, met ware doodsverachting, hebben aangelegd om, spijt plakkaten en veroordeelingen, die boeken te drukken en te verkoopen, boeit mij altijd weer. De jacht op zulke zeldzame uitgaven vind ik minstens even opwindend als anderen een voetbalmatch, of een partij bridge, of wild stuiven langs de wegen. Het is een uitgestrekt jachtterrein, waar nog veel buit te behalen is en waar ik voor mij het primitieve element ‘spanning’ in vind, dat wij toch moeilijk schijnen te kunnen ontberen. Over verboden boeken zoo dadelijk iets uitvoeriger. Om de draad van mijn verhaal echter niet geheel te laten glippen, wil ik eerst, nu ik U reeds gesproken heb over Fransche, Deensche, Italiaansche en Spaansche boeken, nog iets vertellen over Engelsche, in Antwerpen gedrukt. Ook een heel aardig onderwerp, waar meer over te zeggen valt, dan ik in korte tijd kan doen. | |
[pagina 109]
| |
Al vóór 1500 is hier in 't land in het Engelsch gedrukt. De Nederlanders hadden terecht ingezien, dat er over zee geld te verdienen was. Engeland produceerde zelf betrekkelijk nog weinig; tot 1500 zijn er in heel Engeland maar een 360 boeken gedrukt tegen 1900 à 2000 in de Nederlanden. Gerard Leeu zond er al volksverhalen in 't Engelsch heen, de Chronicles of England en Horae ad usum Sarum - ik hoop, dat ik U niet beleedig, als ik U vertel, dat Sarum Salisbury beteekent. Na 1500 is Jan van Doesborch de Antwerpsche drukker, die veel aan Engeland heeft geleverd, weer voor een groot deel lichte ontspanningslectuur. Een genre, dat bij de Brit altijd zeer in trek is geweest, getuige nog heden ten dage zijn eeuwige ‘magazines’. Ik heb indertijd voor mijzelf eens gegevens verzameld over 't geen tusschen 1500 en 1540 in Nederland voor Engeland is gedrukt. Op rekening van de Antwerpsche drukkers tel ik daarbij zeker een 140-tal uitgaven, dus evenveel, als er hier in de Fransche taal geproduceerd is. Dat zijn niet uitsluitend boeken in 't Engelsch, maar ook veel Latijnsche liturgische uitgaven voor de Salisburykerk, een specialiteit van Christoffel van Ruremund, en verder Latijnsche grammatica's met Engelsche verklaringen, als b.v. van Coletus en van Holt. Want dat die laatste voor binnenlandsch gebruik waren bestemd, bij de studie van 't Engelsch, is hoogst onwaarschijnlijk. Nederlanders, die Engelsch spraken of bestudeerden, waren in die tijd stellig met een lantaarntje te zoeken. Typeerend voor de weinige bekendheid met 't Engelsch is b.v., dat de Dictionarius quinque linguarum, in 1534 door Steels uitgegeven, alleen Latijn, Nederlandsch, Fransch, Spaansch en Italiaansch bevat. Eerst de vermeerderde uitgave van 1540, de Dictionarius septem linguarum, heeft er ook nog Engelsch en Hoogduitsch aangehangen. Zaken met Engeland te doen werd gemakkelijk gemaakt door de Nederlandsche boekverkoopers, die winkels of filialen in Londen hadden, als Pelgrim, Peter Kaetz, de Birckmanns - van huis uit Keulenaars -, Wouter Lin. Om en aan 1528 begint de export van een heele nieuwe rubriek Engelsche boeken, bestemd weldra groote afmetingen aan te nemen. Engelsche vertalingen van Luther, bijbelvertalingen van Tyndale en andere werken van hem, van Joye, van Frith, kortom de heele Engelsche reformatie-literatuur. | |
[pagina 110]
| |
De wijze, waarop de Antwerpenaren het klaarspeelden dit verboden goedje in Engeland binnen te smokkelen, is een meesterstuk van list en jongensachtige brutaliteit. De grootste virtuoos op dit gebied is de jeugdige Johannes Hoochstraten geweest, waarschijnlijk een zoon van Michiel Hillen van Hoochstraten. Ik heb eens een kleine studie aan deze Johannes gewijd en men moet mij dus vergeven, als ik een beetje partijdig voor hem ben. Zoo eenigszins, gelijk een peettante voor haar petekind. Johannes Hoochstraten dan is in 1525 voor 't eerst als drukker opgetreden, samen met Tilianus, en is met rechtschapen boeken van Chrysostomus en Barlandus gedebuteerd. Maar, er zat andere muziek in hem. Met 't jaar 1526 begint de reeks van zijn schelmenstreken. Er verschijnt dan een Souter met verklaringen van Bugenhagen; drukkersadres: ‘Gedruct te Basel bi mi Adam Anonymus’. Mysterieuse Bazelsche drukker, aan iedereen onbekend, door wie ook in 1528 nog een verboden boek is uitgegeven. Dan komt er op 8 Mei 1528 een druk van Tyndale uit, The parable of the wicked mammon, met het even geheimzinnige adres: ‘Printed at Malborowe in the londe off hesse by Hans luft’, gevolgd tot in 1530 door een reeks van 13 andere verboden Engelsche uitgaven, de meeste met hetzelfde adres, een enkel zonder naam van de drukker, maar voor wie ze gezien heeft, onmiskenbaar van gelijke oorsprong. Vermakelijk is, dat er in Wittenberg inderdaad een drukker Hans Lufft bestond en men natuurlijk lang gedacht heeft, dat de Engelsche drukken uit een filiaal van hem in Marburg stamden. Eerst langzamerhand ben ik er achter gekomen, dat èn Adam Anonymus te Bazel èn Hans Luft te Marburg beide schuilnamen van onze Antwerpenaar Johannes Hoochstraten zijn geweestGa naar voetnoot1). Na die eerste heldendaden raakt hij een tijd lang aan 't zwerven en oefent zijn bedrijf in Lübeck en Malmö uit. Werd de grond hem in Antwerpen te warm onder de voeten? Ik vind vermeld, dat een Londensch boekhandelaar, een zekere Lobley, in 't jaar 1531 werd aangeklaagd, omdat hij te Antwerpen verboden Engelsche boeken had gekocht. Bij de 4 genoemde zijn | |
[pagina 111]
| |
3 drukken van Johannes HoochstratenGa naar voetnoot1). Heeft deze Lobley zijn naam soms verklapt en is 't gerucht uit Londen naar Antwerpen overgewaaid? Evenwel in 1535, na 5 jaar stilstand, produceert de pers van Hans Luft weer een boek van Tyndale. Een tweede reeks van 5 of 6 verboden Engelsche boeken wordt hiermee geopend. Ditmaal wisselt hij zijn aangenomen naam af en noemt zich een andere keer ‘Ioannes Philoponos at Malborow’ en heel waarschijnlijk is hij ook degeen, die zich verschuilt achter de naam van ‘Peter congeth at ParisheGa naar voetnoot2). Tot, zoo om en aan 1540, zijn wilde haren uitvallen. Hij associeert zich nu klaarblijkelijk met Michiel Hillen van Hoochstraten, maakt gebruik van diens soliede adres ‘in Rapo’, noemt zich heel correct Joannes Hillenius en geeft nog wat onschadelijke boeken uit. Voor mij is de charme er dan echter af; getemde leeuwen vind ik altijd een beetje tragisch. Johannes Hoochstraten was voorgegaan, Martinus de Keyser is in zijn voetsporen getreden. De meeste Engelsche boeken van Hoochstraten dateeren van 1528-'30. Als hij naar 't Noorden is afgereisd, zet de Keyser het spelletje voort en drukt tal van soortgelijke verboden Engelsche boeken. Zelfs in het wapen van het schijnadres volgt hij Hoochstraten na. Een Engelsche vertaling van Jesaias door Joye (10 Mei 1531) is onderteekend ‘Printed in Straszburg by Balthassar Beckenth’. Maar de titelrand verraadt de ware afkomst; het is een Antwerpsche druk van de Keyser. Ik zal U niet de namen van alle andere drukkers opnoemen, die hier voor Engeland gewerkt hebben. Vanzelf hebben de Engelsche boeken me weer gebracht tot mijn speciale liefde, de verboden drukken, waarvan ik U volgens belofte nog iets meer zou vertellen. Gevaarlijk was het drukken van zulke boeken in hooge mate. Misschien was dit juist voor avontuurlijke jonge mannen de attractie ervan. De plakkaten klonken steeds dreigender en het bleef allerminst bij dreigementen. In Leiden heeft Jan Seversz. in 1524 het drukken van de Summa der godliker scrifturen met verbanning bekocht. Een Antwerpsch boekverkooper, Henrick Peters, is op 14 Fe- | |
[pagina 112]
| |
bruari 1525 wegens 't verkoopen van ‘Luytersche boecken ende andere... smakende ketterye’ veroordeeld tot een ‘pelgrimagie ten Heyligen Drie Coningen tot Coelen’. Klaarblijkelijk is dat de drukker Henrick Peetersen van Middelburch. Slechter nog liep 't af met Niclaes van Oldenborch. In 1570 is er hier in Antwerpen iemand veroordeeld, omdat er twee verboden boeken in zijn huis gevonden waren; een van de twee was De medicijne der sielen, in 1536 door Claes van Oldenborch gedrukt. Heel laconiek vermeldt het vonnis terloops ‘denwelcken Claes alhier geexcuteert is’. Dit is het eenige bewijs, dat we van zijn executie kennen. Deze Claes van Oldenborch is ook een heel boeiend drukker. Nog altijd weten we veel te weinig van hem af. Men heeft hem in Emden willen laten wonen en ook wel zijn naam voor een pseudoniem van Steven Mierdmans aangezien. Beide zonder grond. Ik blijf het er voor houden, dat hij hier in Antwerpen gewerkt heeft, tot mij iets anders bewezen wordt. Zou er heusch in Belgische archieven niets meer over hem te vinden zijn? Om en aan 1520 of iets later begint zijn productie. Gaver geheel dan de reeks zijner uitgaven zal men zelden vinden. Hij is de eenige drukker in dit tijdvak, die, voorzoover mij bekend is, uitsluitend hervormde boeken gedrukt heeft. Talent om zich buiten schot te houden moet hij ook bezeten hebben; want vóór die fatale executie heeft hij minstens 30 jaar zijn bedrijf uitgeoefend. Nog een eigenaardigheid. De man heeft alleen boeken in 't Nederlandsch gedrukt, zijn gif dus rechtstreeks den volke ingegoten. Op antidateeringen moet men ook bij hem verdacht wezen. Zoo bestaat er b.v. een Uutlegginghe des 16en capittels van S. Ians Euangelie, door hem op 1534 gedateerd. De naam van de auteur - Luther - wordt wijselijk verzwegen. Maar aangezien Luther deze preeken pas in 1538 gehouden heeft en de eerste uitgaaf in het Duitsch van 1539 dateert, is het jaar 1534 van de Nederlandsche vertaling zeker bedotterij. U doorziet het kunstje. Het verboden boek verschijnt in 1540. Maar de drukker zet er 1534 op. Als de censor dus niet dubbel overgehaald slim is, een mooie kans, dat zoo'n uitgave hem ontsnapt. Hij, ambtenaar, behoeft immers alleen te waken tegen nieuwe uitgaven; die van 6 jaar geleden gaan hem niet aan. Wie wijdt er hier in België eens een grondige studie aan Niclaes van Oldenborch? Hij is het ten volle waard. Maar makkelijk zal 't | |
[pagina 113]
| |
niet zijn en wie hem aandurft, moet detective-bloed hebben. Het terrein ligt vol voetangels en klemmen. Ook met de drukker Christoffel van Ruremund, alias van Eindhoven, is 't slecht afgeloopen. In 1526 had hij Tyndale's Engelsche vertaling van 't Nieuwe Testament gedrukt. Indien we de Hoop Scheffer moeten geloovenGa naar voetnoot1), ging hij er zelf mee naar Londen en werd daar gevangen gezet. Als vreemdeling is hij echter spoedig weer ontslagen en alleen uit 't land verwijderd. Terwijl dit relaas nog om bevestiging vraagt - Gordon Duff vertelt het heel andersGa naar voetnoot2) -, is stellig betrouwbaar, wat een Engelsche bronGa naar voetnoot3) omtrent zijn latere lotgevallen vermeldt. Daar lezen we, dat zekere Christopher, Antwerpsch boekhandelaar, omdat hij Engelsche Nieuwe Testamenten had verkocht, in 1531 ‘was thrown into prison at Westminster and there died’. Stierf hij er zijn natuurlijke dood of was 't ook een terechtstelling? Zijn weduwe zet de zaak nog jaren voort. Klaarblijkelijk een koelbloedig vrouwmensch. Want ook zij drukt weer dezelfde verboden Engelsche Tyndale-bijbels, die haar man in de gevangenis hadden gebracht. Een ander lid van deze familie, Hans van Ruremund, vermoedelijk een broer van Christoffel, heeft ook zijn deel van de vervolgingen gehad. Eerst werd hij bij vonnis van 30 October 1526 veroordeeld tot een pelgrimage ‘ten Heyligen Bloede te Wilsenaken’, in Pruisen. Misdrijf: drukken van verboden bijbels. In Maart 1527 werd hem toegestaan, in Antwerpen terug te keeren. In 1528 vinden we zekere ‘John Raimund a Dutchman’, heel klaarblijkelijk onze Hans, terug in Fleet-prison in Londen. De uitwerking van 't Heilige Bloed in Wilsnack schijnt niet afdoende te zijn geweest. Hij is nu aangeklaagd ‘for causing fifteen hundred of Tyndale's New Testaments to be printed at Antwerp and for bringing five hundred into England’Ga naar voetnoot4). Later is hij uit de gevangenis ontslagen en naar Antwerpen teruggekeerd. Nog tragischer was het lot van de bekende drukker Adriaen van Berghen, wiens pers hier een jaar of 40 gewerkt heeft. | |
[pagina 114]
| |
Zijn eerste aanraking met de justitie dagteekent al van 1522. Een rekening van de Schout van 11 Oct. '22 gewaagt ‘Van Adriane den boeckbindere, want hy van synen mesdaden ende luteryen opte cake gestaen heeft’. In Januari '23 wordt hem een kwart jaars gevangenisstraf kwijtgescholden. Het is niet onwaarschijnlijk, dat die eerste veroordeeling in verband staat met de uitgave van het verboden boekje, Een schone exposicie ende verstant op Credo in deum. In 1534 nieuw conflict met de justitie. Bij vonnis van 27 Nov. wordt hij echter vrijgesproken van de beschuldiging ‘heretique’ boeken te hebben verkocht. In Juli 1535 wordt 't bittere ernst; dan vinden we hem in de gevangenis het Steen, opnieuw beschuldigd van de verkoop van verboden boeken. Huiszoeking, proces en op 3 Jan. '36 het vonnis om ‘binne sonnescyne’ uit de stad en binnen drie dagen uit de markgraafschap Antwerpen verdwenen te zijn voor een pelgrimage ‘tot Nicossien in Cypers’ en niet terug te komen zonder toestemming van de overheid. Na de onbevredigende resultaten van Wilsnack werd 't nu klaarblijkelijk eens met Cyprus geprobeerd, niet bepaald naast de deur gelegen. In die verre reis heeft Adriaen van Berghen, naar 't schijnt, weinig lust gehad. Dus neemt hij de wijk naar Holland. Rust heeft hij er niet gevonden. We vernemenGa naar voetnoot1), dat hij in Schoonhoven, Rotterdam, Delft, Den Haag en eenige andere niet genoemde plaatsen is geweest. In de winter van 1542 nieuwe ramp. Hij wordt in Delft gevangen genomen, omdat er in zijn huis zijn gevonden, bestemd voor de verkoop ‘veele ende diuersche gereprobeerde ende quaede geprente duytsche bouckens, die geheel suspect, scandeloos ende inuectijff zyn iegens den geestelicken persoonen, constituten der heyliger kercke ende anders’. Uit het proces hooren we nog - en dat is niet geheel van belang ontbloot -, dat ook na zijn verbanning in 1536 zijn pers binnen Antwerpen was blijven doorwerken. Geheel in overeenstemming daarmee zijn er nog enkele Antwerpsche uitgaven van hem bekend uit de jaren, toen hij zelf al in Holland was. Ik ken | |
[pagina 115]
| |
twee drukken van 1537, beide Nederlandsche vertalingen van ErasmusGa naar voetnoot1), en verder van April 1540 de beruchte Gentsche Refereynen. En, gelijk 't proces verhaalt, moeten er toen ook nog werken zonder naam van de auteur verschenen zijn Een meesterknecht of misschien zijn vrouw had in Antwerpen dus zeker de leiding van de drukkerij overgenomen. 't Gerecht van Delft was Adriaen van Berghen genadig gezind. Hij kwam er op 14 April 1542 af met de straf van twee uur op 't schavot te staan, met eenige van de verboden boeken om zijn hals, en verder verbanning uit Delft en omgeving. Doch, toen mengde het Hof van Holland zich in de zaak. Adriaen van Berghen werd naar de gevangenis in Den Haag gebracht en het Hof, overwegende, dat de straf te Delft veel te licht was geweest, veroordeelde hem op 2 Oct. 1542 om ‘gerecht te worden mitten swaerde’. Zoo vond dus deze Antwerpsche drukker de dood in Den Haag. Op 27 Nov. 1545 viel er in Antwerpen weer een slachtoffer van 't drukkersbedrijf, de bekende Jacob van Liesvelt, wegens 't drukken van verboden boeken op de Groote Markt onthoofd.
Maar mijn verhaal wordt macaber, 't geen kwalijk past bij een feestdag. Toch wilde ik U ook deze gevaarlijke zijde van 't drukkersleven laten zien.
Handelsgeest, ontwikkeling, een breede kijk op wat er noodig was, en ook moed en sluwheid hebben Uw oude drukkers gehad. Ik hoop, dat 't mij gelukt is, U een klein inzicht te geven in hun veelzijdig bedrijf. Wat ze ons hebben nagelaten, hun boeken, is een historisch monument van groote waarde. Met recht heeft Antwerpen reden trotsch te zijn op zijn vroege typographie. En U zult mij wel niet van annexionistische neigingen beschuldigen, als ik U zeg, dat ook ik, Noord-Nederlandsche, iets in me voel gloeien bij 't herdenken van deze grootheid uit ons gezamenlijk verleden.
's-Gravenhage, April-Mei 1926. M.E. Kronenberg. |
|