flameng van Noël de Berlaimont, dat waarschijnlijk voor het eerst in 1530 van pers kwam, en over dit Vocabulaire kan het worden verbonden met soortgelijke kleinere gesprekboekjes uit de Middeleeuwen.
Onze Colloquia zijn gedurende anderhalve eeuw in Europa het voornaamste handboek geweest voor het aanleeren van de levende talen. Dit wordt bewezen door het groote aantal drukken, die Dr R. Verdeyen in binnen- en buitenlandsche bibliotheken heeft teruggevonden (er zijn er ± 109, te beginnen met het Vocabulaire van de Berlaimont tot aan den laatsten bekenden druk, verschenen te Bologna in 1692), en door de geschiedenis van het boek. Het is dan ook voor de studie der voornaamste Europeesche talen der XVIe eeuw van bijzonder belang, omdat het ons een beeld geeft van de gewone omgangstaal, die in de letterkundige werken van dien tijd haast niet te vinden is.
De inhoud der gesprekken geeft ons daarenboven een soms verrassend beeld van den dagelijkschen handel en wandel onzer zestiende-eeuwsche voorouders, en in 't bijzonder van het marktbedrijf te Antwerpen.
Uit een nader onderzoek van den woordenschat blijkt verder, dat de Colloquia een belangrijke bron zijn geweest voor onze twee voornaamste lexicologische werken uit de XVIe eeuw, Plantijn's Thesaurus en Kiliaen's Etymologicon.
Dit alles zal uitvoerig worden behandeld in den door Dr R. Verdeyen bezorgden herdruk, waaraan bovendien een vergelijkende Vlaamsch-Fransche woordenlijst zal worden toegevoegd. In die lijst worden alle in de Colloquia voorkomende woorden opgenomen; bij de woorden uit het ‘Vocabularium’ worden tevens de voornaamste wijzigingen opgegeven van 1530 tot 1616 en de overeenkomstige lemmata bij Plantijn en Kiliaen. Hierdoor zal de lezer dus op overzichtelijke wijze de ontwikkeling kunnen nagaan van woord, klank en spelling in beide talen en tevens volledig ingelicht worden over hetgeen Plantijn en Kiliaen aan onze Colloquia verschuldigd zijn.