De Gulden Passer. Jaargang 3
(1925)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 114]
| |
[Nummer 3]Het monopool der almanakken van H. Verdussen. (1619-1630).Duidelijk werd door Professor H. Van Houtte bewezen hoe in België het mercantilistisch industrialisme, het colbertisme, evenals in Frankrijk zelf, bestond lang voor Colbert aan het woord kwam.Ga naar eind1) Bijna een halve eeuw vóór dat de geniale Fransche minister aan het stuur stond, werd door onze landsregeering de politiek van het industrieel mecenaat gevoerd: aanlokken van nieuwe nijverheden, verleenen van voorrechten, onthechten van lasten, algemeene financiëele en zedelijke ondersteuning. Professor Van Houtte wil deze politiek slechts terugvoeren tot Albert en IsabellaGa naar eind2) alhoewel ze veel hooger te situeeren valt en haar oorsprong neemt in de neiging onzer XVIe eeuwsche vorsten om door buitengewone middelen een eind te stellen aan hunne geldelijke moeilijkheden. De octrooipolitiek is ouder dan de aartshertogen en we zouden durven beweren dat deze slechts de traditie doorgevoerd hebben van hunne voorgangers,Ga naar eind3) wanneer zij op hunne beurt octrooien verleenden. Hun wijs beleid verhinderde echter de economische inzakking van ons land niet: hoe slecht deze periode ook in onze geschiedenis geboekt staat, toch werden onder Philips IV (1621-1665) een dertigtal octrooien toegestaan.Ga naar eind4) Zij begunstigden zeer verscheiden nijverheden, gevestigd in alle deelen van het land. Onder die octrooien welke hun werkbasis te Antwerpen vinden stippen wij aan het monopool, toegekend op 10 Mei 1630, aan Jeroom Verdussen voor het drukken van almanakken voor geheel het land.Ga naar eind5) Wij hebben de geschiedenis van dit monopool onderzocht en bevonden hoe dit niet zonder veel geharrewar van de hand ging. Zij is leerrijk voor de kennis van het ontstaan van het mercantilisme, in zijn strijd met particularisme en locale ambachtspolitiek.
***
Het drukken van almanakken was in de Nederlanden nooit onderworpen geweest aan beperkende voorschriften. Er verschenen almanakken te Antwerpen en elders in de Nederlanden sedert het einde der XVe eeuw.Ga naar eind6) Ze werden meestal geteekend en opgesteld door astrologen van naam of door doctors in de medicijnen. Hunne beteekenis was immers ook ten zeerste verschillend van deze die | |
[pagina 115]
| |
ze ten huidigen dage hebben; zij bevatten, naast allerlei aanduidingen van chronologischen aard betreffende jaarmarkten, enz, meestal ook aanwijzingen omtrent de periodes waarin sommige geneeskundige bewerkingen het best konden gebeuren. Men was ten andere niet veeleischend: na het in twee kleuren (zwart en rood) gedrukte jaarkalender, volgde gewoonlijk de prognosticatie voor het nieuwe jaar en een korte kronijk van wat er in het verloopen jaar voorgevallen was. Dikwijls werd de tekst gedrukt met donckere ende affgesleten letteren op seer slecht papier.Ga naar eind7) Het gedeelte dat in twee-kleurendruk kwam, besloeg gewoonlijk maar een vel druks. Het overige, in zwarte letter, omvatte hoogstens een of twee bladen.Ga naar eind8) Voor hen die deze almanakken gebruiken wilden tot het annoteeren van zekere dingen, stelde men geïnterfoliëerde en gebonden exemplaren te koop. Ze werden echter maar weinig gevraagd.Ga naar eind9) In den aanvang der XVIIe eeuw verschenen er almanakken te Antwerpen, te Gent, te Rijssel, te Ieperen en te Kortrijk.Ga naar eind10) De invoer van uit Holland stuitte af op de licenten-politiek en was, gezien de verwijdering der heiligenvereering uit de kalenders, van geen nut.Ga naar eind11) Van uit Frankrijk werden, langs Rouaan, boekjes ingevoerd die in slechten geur stonden: ze waren vervult met superstitieuse ende fabuleuse saken tot schade der sielen ende achterdeèl deser Landen.Ga naar eind12) Het lijdt geen twijfel, de almanak was uitteraard een nationaal produkt, ongeschikt voor uitvoer of invoer. De afname der nationale almanakken was echter algemeen: ze werden meestal gecocht ende gebruyckt... bij ongeleerde, onwetende persoonen, die geen hooge eischen stelden.Ga naar eind13) Een schatting van 1631 acht dat er op een jaer thien hondert duysent int landt komen verteert [te] worden of meer.Ga naar eind14) In hoeverre dit cijfer grootspraak bevat is niet na te gaan. Het drukken van almanakken, waaraan tal van Antwerpsche drukkers een klein regelmatig inkomen dankten elk jaar, bleef een kalm en gevaarloos bedrijf tot in 1619. In dit jaar publiceerde Jan de Coninck, Antwerpsch drukker,Ga naar eind15) een nu onvindbaar almanakje waarvan de kronijk een verhaal bevatte der troebelen die in 1619 de regeering van de Aartshertogen te Brussel zoo antipathiek maakten.Ga naar eind16) Men weet hoe in Mei 1619 de Brusselsche ambachten geweigerd hadden de belasting op het bier, die een deel der steungelden aan den staat moest dekken, te stemmen.Ga naar eind17) Deze weigering | |
[pagina 116]
| |
van den impôt du gigot, had voor gevolg dat Albert en Isabella een commissie instelden om de privilegies der ambachten te onderzoeken. Er ontstond daarop een conflict dat de ergste gevolgen had kunnen hebben en waarin Albert zich niet steeds langs zijn voordeeligste zijde toonde. Toen de kwestie eindelijk geregeld was deed hij een officieel relaas opstellen van het gebeurde.Ga naar eind18) Het verscheen tweetalig bij Hubert Anthon te Brussel. In zijn almanak had de Coninck een ander relaas der feiten gegeven. Hij werd verplicht het land te verlaten; het boekje werd verboden en aangeslagen geheel het land door.Ga naar eind19) Het is na deze beroerde voorvallen dat Jeroom Verdussen II, het plan opvatte het monopolium aan te vragen voor het drukken en verspreiden der almanakken die voor onze provinciën van noode waren. Voor de lezers van dit tijdschrift zijn de Verdussen's geen onbekenden meer.Ga naar eind20) Naast de drukkers-dynastie der Plantin-Moretussen, zijn ze immers de voornaamste drukkers en uitgevers van de XVIIe eeuw te Antwerpen. Het monopool waarvan hier sprake is werd aangevraagd en achtervolgd door Hieronimus Verdussen II, zoon van Hieronimus I, gedoopt op 5 April 1583 en in 1635-36 als vrijmeester boekdrukker in de St. Lucas-gilde aanvaard. Het was een ondernemend man die zelfs op zeker oogenblik na zijn huwelijk met E. Emons, dochter van den muntmeester, het muntmeesterschap waarnam. Door dit feit verwierf hij, of zijn vader, het monopolie voor het drukken der ordonnanties op de munten. Hij had drie kinderen en stierf op 7 April 1653.Ga naar eind21) Verdussen moet reeds dadelijk na het incident met Jan de Coninck een voorstel tot het monopoliseeren der almanach-industrie ingediend hebben. Hij baseerde zich, evenals later, op een analoog privilegie toegestaan aan Balthasar Moretus, voor het drukken van Missalen en andere kerkelijke boeken. De bisschop van Antwerpen, Jan Malderus, werd door het hof geraadpleegd en verklaarde, op 7 Maart 1619,Ga naar eind22) dat het monopool der geestelijke werken werd toegekend aan Plantijn om alle misbruiken en fouten in het drukken te vermijden. De uitslag van Verdussen's bemoeïngen in 1619 was blijkbaar negatief. In 1626 diende hij een tweede verzoek in waardoor hij de toelating vroeg, voor hem en zijn vennooten, prognosticatiën en cronijken te drukken in het Vlaamsch en in het Fransch, voor 25 jaren. Hij bood als vergelding eene som van 1200 gulden per jaar aan.Ga naar eind23) | |
[pagina 117]
| |
Daarop kwamen verscheiden protesten vanwege Antwerpsche drukkers en, op advies van den Raad en van den Procureur-Generaal, werden twee commissarissen gedeputeerd om de wederzijdsche belangen te onderzoeken. De heeren P. van Pede en meester Van de Wouwere fungeerden reeds als dusdanig op 21 Maart 1626. Door hunne bemiddeling werd de deken der Antwerpsche boekdrukkers, De Pretere, gedaagd te Brussel om uitleg te geven over zijn oppositie. De Pretere wenschte eerst de vennooten van Verdussen te kennen. In een volgende zitting van deze arbitrage-commissie werd de vraag herhaald. Op 18 April nam de zaak een gunstige wending voor Verdussen: daar de drukkers verzuimd hadden hunne bezwaren tegen het monopool schriftelijk in te dienen, werd er besloten het octrooi te verleenen.Ga naar eind24) Niet alleen bleef dit besluit zonder gevolg; in een algemeen octrooi van 3 October 1626 werd het printen der almanakken vrij verklaard voor eenieder.Ga naar eind25) Dat Verdussen behoorde tot een geslacht van taaie vasthoudende zakenlui, bewijst wel het feit dat hij zich na die tweede neerlaag niet gewonnen gaf en de kans een derde maal waagde in de eerste maanden van 1630. Hij diende toen een nieuw request in om het monopool voor een bepaald aantal jaren te verkrijgen.Ga naar eind26) De misbruiken waarin hij wilde verhelpen waren volgende: hij ontdekte, gelijk ten andere door het hof was vastgesteld, in de almanakken veel bedrog, schandaal en ongeregeldheid. Die fouten sproten voort - zoo meende hij - uit de onwetendheid der opstellers. Vroeger werden de almanakken opgesteld door bekwame meesters in de astrologie (men weet inderdaad dat een der almanakken van Verdussen door G. Wendelinus, de Limburgsche humanist, is opgesteld)Ga naar eind27) maar die weigerden nog langer hunne copy af te staan gezien de talrijke fouten die in den druk voorkwamen. Die abusen zouden voorkomen worden door een éénvormig opstel van de hand van een bekwaam man en onderworpen aan het imprimatur van het hof. Verdussen deed ook uitschijnen dat men aldus de verderfelijke invloed der Rouaansche almanakken best te keer kon gaan.Ga naar eind28) Van zakelijk standpunt uit rechtvaardigde hij zijn aanvraag aldus: een dergelijk monopool was reeds toegestaan aan de Moretussen voor het drukken der missalen, de schoolboeken der Jezuiten werden in monopool gedrukt door Martin Nutius van Antwerpen. Voor den ouden prijs zou Verdussen een almanak leveren op beter papier en met zuiver letter gedrukt. Daarbij zou een officiëele taxa- | |
[pagina 118]
| |
tie den prijs bepalen. Voor de stad zou er een economisch voordeel uit voortvloeien: de drukkers van Gent, Rijsel, Ieperen en Kortrijk zouden verplicht worden hunne almanakken in Antwerpen te komen koopen. In hunne talrijke tegen-requesten baseeren de drukkers zich hoofdzakelijk op volgende argumenten. Het aangevraagde privilegie is niet te vergelijken met dat der schoolboeken; die zijn immers altijd gemeijn geweest en daar gaat het ook over een veel grooter bedrag. Daar wordt het privilegie niet toegekend om de fouten te vermijden maar wel om de som geld dat het inbrengt. Daarbij de geschiedenis van dit monopool is van zelf sprekend: eerst drukte Plantijn de schoolboeken der Jezuïeten, hij liet het, en Nutius weigerde, dan deed Trognesius het een tijd lang en die verkocht het aan de erfgenamen van Martin Nutius en Jan van Meurs en Cie. Ten slotte bleef Nutius alleen. De drukkers dier schoolboeken hebben het niet onder de markt: zij zijn verplicht hunne boekdeelen aan de meesters ten geschenke te geven, zij moeten de catalogi drukken en ook de argumenten van de ordinaire actien. Ten andere, Verdussen zelf heeft het monopool der schoolboeken van de Paters Augustijnen en van de Predikheeren.Ga naar eind29) De drukkers deden ook Baltasar Moretus, die door Verdussen in zijn argumentatie in het gedrang was gebracht, ageeren. Hij gaf, in een brief aan de Staten van Brabant, te kennen dat hij volstrekt niet akkoord ging met de vergelijking die Verdussen getrokken had tusschen zijn monopool en hetgeen de aanlegger beoogde.Ga naar eind30) Niettemin haalde Verdussen ditmaal zijn slag te huis. Op 10 Mei 1630 ontving hij het koninklijk octrooi voor een tijd van 18 jaren.Ga naar eind31) Onmiddellijk echter vertrok dienzelfden dag een protest der Antwerpsche drukkers naar Brussel:Ga naar eind32) dit octrooi was voor hen als peste destruerende andere druckers. Korts voor de aanvraag van het privilegie had Verdussen zelf voorgesteld in het ambacht de almanakken van twee bladen te verkoopen: ongebonden aan een stuiver en een negenmanneken aan de kreemers. De kreemers zouden ze dan aan twee stuivers verkoopen. Sommige drukkers protesteerden en boden aan te leveren aan een halven stuiver. De drukkers verweten aan Verdussen: Medice, cura te ipsum. Ze geven een almanak van Verdussen mee waarin ze een aantal fouten aanstrepen. Op 3 Juli, wordt aan Verdussen octrooi verleend zijn privilegie te doen publiceeren door geheel het land.Ga naar eind33) | |
[pagina 119]
| |
Door een goed georganiseerden weerstand zouden de drukkers Verdussen toch nog den pas afsnijden. Zij zorgden er allereerst voor dat het privilegie niet werd afgekondigd te Antwerpen tot in September 1630 toe;Ga naar eind34) het was gepubliceerd in Brussel en Mechelen, Lier en Herenthals zouden spoedig volgen.Ga naar eind35) Maar de Brusselsche drukkers zonden reeds een request aan het hof om het privilegie te schorsen.Ga naar eind36) Ook die van Antwerpen traden toen met klare argumenten in het licht:Ga naar eind37) van alle kanten stroomen de protesten toe, zeggen ze, want het octrooi is strijdig met de Blijde Inkomst die stipuleert, dat, zonder toestemming der Staten, geen nieuwe lasten mogen toegepast worden. Dit privilegie bevat een last want Verdussen zal de som die hij jaarlijks aan het hof moet betalen op de goede gemeente verhalen bij den verkoop van zijn waar. De drukkers voelen zich ten andere beleedigd door de veronderstelling dat Verdussen alleen bekwaam zou zijn om een almanak zonder fouten te drukken. Zijn eigen producten zijn niet alleen vol fouten in het bijkomstige, de ortographe, maar ook in het essentieele deel van den druk; nm. op verscheiden plaatsen werden de kwartieren der maan weg gelaten, en dat nog door Franco Verdonck,Ga naar eind38) discipel van Wendelinus. In de almanak van 1630 wordt de Brusselsche paardenmarkt acht dagen te laat aangegeven. men verdonkermaant het feest van St Rochus dat in desen tyt van peste alomme bekent ende seer geviert is. Ook over den prijs is men het niet eense: het feit dat de Hollanders hun almanakken aan een halven stuiver of een blanken verkoopen tegen twee blanken of twee st. te Antwerpen zal aanleiding geven tot namaak en binnensmokkelen van kettersche almanakken uit het Noorden. Ten slotte zijn de lezers weinig gediend met de kennis van de namen der maanden bij de Grieken, de Chaldëeers, de Joden, de Egyptenaren en de Turken, die in het laatste almanakje van Verdussen aangeteekend waren.Ga naar eind39) Ondertusschen hadden de Antwerpsche drukkers nog andere oppositie wakkergeschud: de drukkers van RijselGa naar eind40) en de Staten van Vlaanderen teekenden protest aan bij den koning.Ga naar eind41) Op 28 November 1630 laat Z.H. weten aan de gedeputeerden van Antwerpen bij de Staten van Brabant dat het octrooi aan Verdussen verleend slechts geldig zal zijn voor één jaar.Ga naar eind42) Na 1631 worden de almanakken weer publiek domein. Het was niet genoeg dat de drukkers Verdussen overwonnen | |
[pagina 120]
| |
hadden, ze mengden zich nu ook in het bepalen van den prijs waaraan de gemonopoliseerde almanak zou verkocht worden: B. Moretus, M. Nutius, H. Aertssens, J. Bellerus, W. van Tongheren en G. Bellerus stelden vast dat men een halven stuiver zou rekenen voor het rood en zwart blad en een oord voor elk blad zwart, zoodat men ze zou leveren aan de verkoopers aan een braspenning, en in perkament gebonden aan twee blanken.Ga naar eind43) Wat méér is, dezelfde drukkers hadden nog de pretentie protest aan te teekenen wanneer men beslag lei op almanakken die zij, tegen het octrooi in, hadden uitgegeven.Ga naar eind44) Dit was de laatste episode van een langen strijd, en het octrooi dat in Februari 1631 aan Abraham Verhoeven werd toegekend om gedurende zes jaren het almanakje van Jan Franco van Yerssel te drukken, was enkel een gewone confirmatie van het auteursrecht.Ga naar eind45)
Dr J.A. GORIS. |
|