De Gulden Passer. Jaargang 2
(1924)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 83]
| |
Een proces gevoerd door den stamvader der Verdussen's (1595-1596).In de economisch zeer critische XVIIe eeuw, en ook in de twee laatste decennia der XVIe, is er in de sociale organismen te Antwerpen een gedurige gisting geweest. Wel sloeg die niet over tot uitingen met bepaald revolutionnair karakter, maar toch bleek op meer dan een punt dat de arbeidende klas die zelf nog de economische losbandigheid van het midden der XVIe eeuw had meegeleefd en die het zoo vaak had hooren herhalen hoe voor het Antwerpsch gemeenebest maar één behoed- en heilmiddel bestond, te weten de volledige vrijheid van den groothandel, nog de echo van dit specifiek Antwerpsch parool meedroeg. Meende zij echter dit programma toe te passen op hare democratische toestanden van kleinhandelaars en waagde zij het de zelfde speelruimte op te eischen die de kooplie vroeger genoten, eischte zij het recht tot vrije concurrentie op, dan vond dit pogen tot verbreken der gildetucht in wat deze beperkends en belemmerends had, een taaien tegenstand bij de eigen ambachtshoofden en een volslagen absentëisme aan den officieelen kant. Al waren aan deze pogingen ook niet alle sympathiëen ontzegd in de traditie der stedelijke politiek, toch bleef de beroemde Antwerpsche vrijheidsgeest voorbehouden in zijn toepassing aan de rijken, aan de handelsploutocratie van toen, met negatie van de mogelijkheden die het democratisch initiatief kon openen voor een stad in verval. In een proces dat de Antwerpsche drukker Hieronimus Verdussen in 1595-1596 tegen de St-Lucasgilde aldaar voerde, werd ons een typische illustratrie bewaard van den geest der Antwerpsche ambachtshoofden en van de verzuchtingen hunner gezellen bij het eind der XVIe eeuw. In de inleiding tot het eerste deel van de Briefwisseling der gebroeders Verdussen, die dr Sabbe onlangs in het licht gaf, vinden wij Hieronimus Verdussen vermeld als de stamvader van het huis. Hij werd omstreeks 1553 geboren en huwde in 1579 met Maria Schyffs. Hun eerste kind werd gedoopt in 1581, en in het jaar 1591 weet men hem woonachtig op het Ons-Lieve-Vrouwekerkhof in De 10 GhebodenGa naar voetnoot1). Het ging hem niet gelijk de geluk- | |
[pagina 84]
| |
kige volkeren of de vreedzame koningen, hij kreeg een geschiedenis. Daar zijn gezin flink aangroeide - zijn zevende kind werd op 4 October 1594 geborenGa naar voetnoot1) - werd hem het huis op Ons-Lieve-Vrouwekerkhof te klein. Hij kwam in de gelegenheid het huis en den handel over te nemen van een drukkersweduwe, de wde Gilliams van ParysGa naar voetnoot2), hertrouwd met Balthasar van WitsenborchGa naar voetnoot3). Hij nam haar huis over geheeten De Pelicaen en gelegen op de Lombaerdevest ‘maer oyck alle haren boecken inneschulden ende uytschuldenGa naar voetnoot4)’. In November 1595 was hij zinnens dit nieuwe ruimere huis rond Kerstmis te gaan betrekken. Intusschentijd echter maakte hij gebruik van de vensters van den Pelicaen om zijn boeken uit te stallen en te verkoopen. Het is rond dit feit dat in de St-Lucasgilde heel wat herrie opging, waarvan hier een klein relaas, naar het dossier der gildeGa naar voetnoot5). De gemeente kwam in opspraak omdat Verdussen het waagde tezelvertijd twee winkels open te houden: een feit dat door de algemeene ‘policie’ van de stad verboden was, en ook in strijd bleek met de reglementen of ten minste met den geest van de gilde. Hij werd er om lastig gevallen door de hoofdlieden der St-Lucasgilde, Petrus PhalesiusGa naar voetnoot6) en Marten Huyssens. In den loop der maand November 1595 zond hij een request aan de stedelijke overheid, om de inmenging der hoofdmeesters te doen wraken en zijn tweeden winkel te mogen openhouden. Hij vroeg, naar ouder gewoonte, dat de stad een commissaris zou delegeeren om de partijen tot accoord te brengen. Op 22 November werd door de stad schepen Gillis Gerardi tot dit officie aangeduid.Ga naar voetnoot7) Van dit oogenblik begint een proces dat tot November van het volgende jaar zou duren en waarin van weerszijden heel wat argumenten werden naar voor gebracht. Ook wordt het geval interes- | |
[pagina 85]
| |
sant gemaakt doordat het niet meer blijft een geïsoleerd feit, maar omdat rond Verdussen zich enkele menschen scharen die zijn gedachten zijn toegedaan. Onmiddellijk na de aanstelling van den commissaris werd en onder zijn leiding door de partijen vergaderd.Ga naar voetnoot1) De besprekingen hadden geen gevolg en men was verplicht der partijen te verzoeken schriftelijk argumenten voor te brengen. In de eerste lange argumentatie van Verdussen zijn enkele passussen opmerkenswaard. Hij gaat uit van het princiep der vrijheid want het is te noterene dat nae het natuerlyck recht ende redene een yegelyeck vermach met alle behoorlyke ende geoirloffde middelen zyn broot te winnen.Ga naar voetnoot2) Geen enkele ordonnantie kan men citeeren waardoor het verboden zou zijn twee winkels open te houden, wel integendeel. Hij haalt daarbij vijf voorbeelden aan van boekdrukkers en verkoopers die twee winkels hielden, met name, Jan Roelants die een winkel had aan de Noordzijde van de Cathedraal en in de Cammerstraat in Onser Lieven Vrouwen Thoren. Hij verhuisde later naar de Lombaerdevest maar behield zijn uithangbord en zijn winkel aan de kerk.Ga naar voetnoot3) Peeter van KeerbergenGa naar voetnoot4) die én op het Cleyn Kerkhoff én in de Cammerstraat een winkel openhield, hetzelve voor Jan van WaesberghenGa naar voetnoot5), hetzelve ook voor Gheeraert SmitsGa naar voetnoot6) die woonde in de O.L. Vrouwestraat in de Gulde Roose en een winkel had op het kerkhof zuid, naast de kerckschole. Na de overgave der stad aan Farnese hield Jan van KeerberghenGa naar voetnoot7) winkel aan de Noordzijde der kerk en tegen den Oever in Het Paradijs. Zelfs een der opposanten, een der dekens van de St-Lucasgilde, Marten Huyssens had zich aan hetzelve schuldig gemaakt tot op 20 December 1595; toen werd er tegen hem gereclameerd.Ga naar voetnoot8) | |
[pagina 86]
| |
Verdussen zoekt zijn voorbeelden ook elders: te Leuven houdt Philips de Zagere twee winkels, een in de Prooststraat en een bij St-Pieterskerk, ook te Brussel en elders is dit in gebruik. In vele landen is het boekverkoopen en drukken geen ambacht maar een vrije conste en desgevolgend mag men daar twee winkels houden en op veel plaatsen is die kunst vrij van lasten. Nog kwam daarbij dat sedert de prospere tijden toen de woningnood te Antwerpen zoo scherp wasGa naar voetnoot1), verscheidene schilders en kooplieden een winkel bezaten te huis en een andere op de gallerijen der nieuwe beurs. Deze stevige bewijsvoering wordt besloten door een paar algemeene beschouwingen. Men moet niet vrezen dat mettertijt de rycke met twee winckels te houden zouden moghen verdrucken de gene die minder van macht souden wesen want eenieder is vrij zijn brood te winnen hoe hij wil en ook hij vermeerdert niet het getal der boekverkoopers maar integendeel vergroot hij den handel. Het lijkt hem daarbij dat de twee dekens die zaak vervolgen uit persoonlijke vete ofte particuliere passie. In het begin van het geschil hadden de dekens de vrees geuit dat de twee winkels van Verdussen zouden aanleiding geven tot verdere misbruikenGa naar voetnoot2). Indien de redenen die hij aanbracht geldig waren daaruit zou gevolgd dat hy alle de winckels souden moghen open houden die hy soude moge coopen, tot verderfenisse van de natie. Dit gevaar werd ook aan de stedelijke commissaris Gerardi aangetoond in een Schrifture van redene sustencie en de consluisie tegen VerdussenGa naar voetnoot3). Men zei dat het waerachtich ende geheel notoire en buyten allen twyffele was dat in elk ambacht dit misbruik zou worden verboden. Het toelaten zou zijn een zaak van seer quaede consequentie. Het lijkt ook wel dwaas te zien hoe Verdussen zich permitteeren kon van zijn huis op het kerkhof nog twee plaatsen te verhuren. Hij was ten andere de aanklager geweest van een drukker die het zelfde als hij nu deed had gedaan, namelijk G. Stoobants. De dekens beroepen zich verder op een ordonnantie van 1554 | |
[pagina 87]
| |
waarin zou geboden zijn elke winkel met een uithangberd te voorzien. Ook werd toen verboden te laten venten door de knechts en jongens der drukkers achter stratenGa naar voetnoot1). Even breedvoerig als Verdussen verdedigen zij zich tegen zijne Schriftuer van 29 Januari. Als een algemeen aanvaard feit wordt vooruitgezet dat ieder drukker maar één winkel mag open houden. Voor Verdussen is dat de Pelicaen die hem genoeg ruimte bieden kan. In de voorafgaande debatten had Verdussen de kamer der gilde doen vergaderen om over zijn geval te beslissen. Toen hij zag dat hij over dit punt den slag niet thuis haalde beriep hij zich weer op den commissaris der stad. Toch moeten de dekens bekennen dat er in het ambacht misbruiken geslopen waren die Verdussen aanleiding hadden gegeven tot zijn handelingen. Men had aan Jan van Waesbergen, Geeraert Smits en Jan van Keerbergen verboden hun tweede uitstalling open te houden. Jan van Waesbergen had die zelfs overgelaten aan zijn schoonbroer Nicolas Polemans. Wat het argument betreft waarin Verdussen het voorbeeld van Leuven citeert, dat kon niet aanvaard worden. Hier is het drukken en boekverkoopen een georganiseerde nering. Er is geen sprake dus van een privilegie dat de boeken zou ontheffen van lasten. Zij gaan hier alleen den werff aff daarna ende oeck over al betaelen zy dimposten ende tollen gelyck dat notoir is. Ook het feit dat schilders en kooplie een bijwinkel hadden in de beurs is echt, maar 't gebeurde door tolerantie by oochluyckinghe. Tot verweer tegen Verdussen drijft hen niet passie of broodnijd maar wel een gevoel van plicht en verantwoordelijkheid. Ondertusschen hadden zich rond dit conflict andere belangen geschaard. Verscheidene boekdrukkers wachten met belangstelling het einde van het debat en de uitspraak der commissie af om ook twee winkels te openen. Men noemde Peeter van Tongeren en Guilliam Stroobant, alhoewel Verdussen de oorzaak geweest was dat Stroobant zijn bijhuis had moeten sluiten. Verdussen pareerde dezen aanval raakGa naar voetnoot2) en kwam op heel wetenschappelijke wijze aandragen met een aantal citaten om te bewijzen dat verscheidene Antwerpsche drukkers ooit meer dan | |
[pagina 88]
| |
een winkel hadden bezeten en open gehouden. Bij zijn Respons voegde hij een aantal boekjes op wier titelblad de vermelding van twee winkels voorkwam. Met name citeert hij: Een sonderlinghe uutvercoren salighe oeffeninghe gedrukt bij Hendrik WoutersGa naar voetnoot1) die twee winkels, geheeten allebei ‘De Gulden Sonne’ bezat, de eene op Ons L. Vrouwekerkhof de andere in de Cammerstrate. Maniere ende practycke van een geestelyck leven gedruckt bij denzelven in het jaar 1586. Hij verkocht toen aan de Noordzijde der kerk en in de Cammerstraat. Een costelyck distileerboeck gedrukt bij Jan Roelants in 1556. Dat tafelboecxken verschenen in 1556 bij Geeraard Smits. Tegen de aantijging dat hij nog verhuurde van een groot huis op het kerkhof brengt hij aan dat daar zijn drukkerij is gevestigd, naast Het Paradijs. Wat betreft de zaak van G. Stroobant die geleek niet op zijn geval. Stroobant had een winkel De Witte Hasewint in de Lombaerdevest, hij kocht een andere winkel bij aan de kerk onder O.L.V. toren en werd aldus gebuur van den Sampson, waar Anthoni de Ballo inwoonde.Ga naar voetnoot2) Een dusdanige promiscuiteit werd als oneerlijke concurrentie aanzien en Stroobant moest zich terug trekken. Ook is de winkel van de wde van Parijs niet te niet geweest, het is geen concurrent méér op de markt. Verdussen doet niets dan het bedrijf voort zetten: hij doet wat de weduwe zelf deed, een paar vensters open houden om zijn boeken ten toon te stellen. Spijts al zijn dialectiek kon Verdussen het pleit niet winnen. Na eene veroordeeling die hij den 19 Maart opliep in de gildekamer en waardoor hij aansprakelijk gesteld werd voor de kosten van het procesGa naar voetnoot3), werd deze uitspraak geconfirmeerd door den stadcommissaris op 17 Oogst daarna.Ga naar voetnoot4) Toch lei Verdussen den kop niet neer en hij richtte zich in beroep tot Brussel. Vreesden de heeren van het ambacht dat men zich daar nog meer last zou op den hals halen, of was Verdussen het spel moe, er werd in alle geval een minnelijke schikking getroffen op 14 No- | |
[pagina 89]
| |
vember 1596, een vol jaar na den aanvang der zaak tusschen Petrus Phalesius en Merten Huyssens eenerzijds, Jeroom Verdussen anderzijds. Deze zou het proces dat hangend was te Brussel opgeven, desisteren ende afstandt doen van zijn reformatie. Toen de oudermans de lijst van hunne kosten ten berde brachten werd het totaal welwillend door de stad verminderd in het voordeel van Verdussen met een derde; wat overbleef te betalen was 24 karolus gulden en 11 stuivers.Ga naar voetnoot1) Voor het overige kan hij de costen die hy ten dyen eynde gedaen heeft... aen syn been cnoopen. Maar van uitbreiding van bedrijf kwam daarbij niemendal. Dat de energie en de vasthoudendheid van den vader in de zonen is overgegaan dat getuigt het verloop der geschiedenis van het geslacht Verdussen zeer klaarblijkelijk.
J.A. Goris. | |
Bijlage
|
|