noch lange), géén essay's, géén tooneelstukken, géén poëzie wenscht te koopen. En ... sindsdien koopen de heeren boekverkoopers geen of bijna geen novellen bij aanbieding en dus koopt ook het publiek geen novellen, essays, tooneelstukken en gedichten meer.
Want ieder weet, dat de boekverkooper zeer grooten invloed heeft op den smaak van zijn klanten. Het aantal koopers, van te voren precies wetend wat zij zullen koopen, is gering, verwaarloosbaar gering. Bijna alle gegadigden komen binnen en vragen om een aardig boek om aan een nichtje cadeau te doen: in het nette, dik, met een snoeperig bandje en niet te duur. En den boekverkooper kan men bezwaarlijk laken, wanneer hij probeert om eerst zijn stock - het voor rekening gekochte - te slijten. Op die wijze verdient hij meer en verminderen zijn immobilisaties. Wanneer een boek niet goed gekocht is bij aanbieding, wanneer met andere woorden, niet een groot deel van het risico der uitgave door den boekhandel is overgenomen, wanneer dus niet de boekverkoopers direct belang hebben bij het welslagen, dan is het vrijwel uitgesloten, dat een publicatie ‘succes’ heeft en het publiek bereikt.
De toestand is nu zóó, dat de boekhandel, door zijn bestellingen bij aanbieding, het lot van een uitgave voor een groot deel in handen heeft. Wanneer de boekhandel eenmaal geweigerd heeft om te koopen, dan kan men met commissiezendingen niets meer goed maken. De boekhandel heeft aldus eenvoudig een barrière tusschen schrijvers en lezers opgesteld. De boekhandel decreteert eigenmachtig, wàt het lezerscorps lezen mag en saboteert systematisch iedere uitgave, welke buiten het sacrosancte schema valt. En aangezien de boekhandelaar beslist of een uitgever geld verdienen of geld verliezen zal, beheerscht hij de productie.
Het behoeft niet gezegd te worden, dat deze dictatuur van de boekverkoopers funest is. Het is een schandaal, wanneer het geestelijk leven van een land zoo grondig beïnvloed wordt door een eerzaam gilde van handelaars, die niet bevoegd zijn om over geestelijke dingen te oordeelen.
Ten gevolge van dezen door en door ongezonden toestand verkeert Nederland in een allerongelukkigste uitzonderingspositie. Terwijl men overal een ‘volledige’ litteratuur heeft, waar normaal alle genre's beoefend, uitgegeven, verkocht en gelezen worden, is Nederland bezig een litteratuur te krijgen, welke geheel buiten den kring der belangstellende lezers om, kunstmatig en met groote moeite opgekweekt moet worden. Er liggen honderdtallen, uitnemende bundels novellen, belangrijke essay's, boeiende tooneelstukken, vervoerende gedichten in portefeuille te wachten tot de auteurs geld genoeg hebben om ze voor eigen rekening te laten drukken, na van alle uitgevers een weigering te hebben ontvangen.
En, ik herhaal het, den uitgevers treft hier geen blaam. Zij zijn te zeer afhankelijk van de boekverkoopers. De boekverkoopers - brave, fatsoenlijke menschen overigens - zijn de kwade pieren. Door onkunde en gemakzucht roepen zij om ‘romans’ en nog eens ‘romans’ en om zich te dekken doen zij het voorkomen, alsof het publiek, uit louter imbecillen bestaande, alléén romannetjes vraagt. Terwijl in werkelijkheid de zaak juist omgekeerd is: het publiek, dat leiding noodig heeft en om leiding vraagt, koopt alleen romans, omdat de boekverkoopers alleen romans wenschen te pousseeren.
Een voorbeeld uit de praktijk is hier gepast. Een jong, geletterd en enthousiast boekverkooper in een kleine provinciestad (er zijn ook geletterde boekverkoopers) laat zich verleiden om van een bundel muziek-philosophische essay's, waar hij persoonlijk bewondering voor koestert, vijftig exemplaren bij aanbieding te koopen. De dwaas! Wie koopt er nu van een totaal onverkoopbaar boek vijftig exemplaren, wie haalt er zich moedwillig zoo'n strop om den hals? Ei, ei, heer collega-boekverkooper niet zoo haastig met uw oordeel. De jonge man verkocht niet alleen zijn vijftig exemplaren, maar moest nog herhaaldelijke nabestellen. Wanneer er in een stijve, saaie, achteraf gelegen provinciestad, ongeveer zeventig exemplaren van een zoo zware lectuur als Diepenbrock's ‘Ommegangen’ te verkoopen zijn, dan bewijst dat ... Wat bewijst dat? Dat bewijst dan, helaas, de onwil en de onkunde van alle boekverkoopers, die in een veel beter milieu niet tot datzelfde getal kwamen. Ik weet vele voorbeelden van dezelfde strekking. Men kan zonder overdrijving zeggen, dat een boekverkooper altijd, wanneer hij zich om de een of andere reden werkelijk