daargelaten de andere kanten van zijn levenswerk dwingen deze vijf deelen bewondering af voor de kunde en energie van den betreurden stichter der Wereldbibliotheek.
In de bekende serie monografieën over hedendaagsche sier- en nijverheidskunst, uitgegeven door W.L. & J. Brusse's Uitg. Mij. te Rotterdam is thans een deeltje verschenen samengesteld door W.F. GOUWE, gewijd aan Glas in lood. Na een korte in den aanvang wat dikdoenerige inleiding van Gouwe, die uitgaat van de zwaarwichtige stelling: ‘Decoratieve kunst is verbeelding’ worden notities gegeven over het glasschilderwerk van Derkinderen, Thorn Prikker en Toorop. R.N. Roland Holst schrijft over de technische zijde van de glasschilderkunst, van Konijnenburg debiteert eenige diepzinnigheden over sierkunst bijv. ‘de sierkunst verhoudt zich tot het te versieren voorwerp in stoffelijken zin, als bijzonderheid tot algemeenheid, en in geestelijken zin als subjectiviteit tot objectiviteit.’ Joep Nicolas stelt als noodzakelijkheid, dat de ‘glazenier’ zijn werk voortbrengt door een volkomen eigenhandige beheersching van de materie. Van Doesburg schrijft over de beteekenis van het glas-in-lood in de nieuwe bouwkunst, E.J. Haslinghuis over ‘Kerkelijke beperkingen en vormvrijheid’. Tenslotte vindt men historische gegevens over enkele glas-in-lood-werkplaatsen alsmede een alfabetisch naar de namen der kunstenaars samengestelde lijst van uitgevoerde ramen. Een 56-tal afbeeldingen maken het bezit van dit bandje des te aantrekkelijker.
De uitgeverij ‘Het roode baken’ te Vlissingen liet onder den titel Flarden een verzameling revolutionnaire poëzie verschijnen, waarin men o.a. verzen vindt bijeengebracht van Eikeboom, v. Iependaal, v. Oorschot, Sterkenburg, Stuiveling, Krul en v. Hattum. Al lijkt 't veel meer rijmelarij dan poëzie, toch verdient deze groep de aandacht, omdat men een waarachtige bezieling speurt achter haar streven. Het is onbillijk dit van rood idealisme getuigend werk te blijven negeeren. Ook al zijn de tekortkomingen vaak hinderlijk evident, soms wordt men getroffen door een raak beeld en een gevoelige uitdrukkingswijze van dieper beteekenis dan alleen demagogisch gebral.
Van MARIE VAN DESSEL-POOT, die verleden jaar bij C.A.J. van Dishoeck te Bussum debuteerde met ‘De Uittocht’, een roman, waarin zij het bedreigde boerenleven door het naderen der groote stad beschreef, is thans bij denzelfden uitgever een nieuwe roman verschenen Afgedwaalden, waarvoor zij een geheel andere sfeer tot onderwerp koos. Ditmaal hadden de mondaine en demi-mondaine kringen met alle uitwassen van spel en cocaïne haar aandacht, die haar gelegenheid bieden den lezer naar tal van luxe-badplaatsen te voeren, te gemakkelijker, waar een der hoofdfiguren, Don Carlos de Veiga Guadalupe, de beschikking heeft over een stoomjacht.
Als ‘voorleesstof’ voor jongerenclubs en jeugdorganisaties stelden ADACEE en C.A. DE ROO Jr. een bloemlezing samen, die onder den titel Frissche Pluk werd uitgegeven door de Wereldbibliotheek in de reeks ‘Wij zijn jong’. ‘Geplukt’ is uit modern proza en poëzie van Vlaanderen en Nederland. In hun voorwoord wekken de ‘plukkers’ de jeugd op dezen bundel als een ‘propagandatocht’ te beschouwen, en het is te hopen, dat de padvinders daarna zelf meer op verkenning uitgaan dan tot nu toe het geval is. De verzamelaars deden een goede keuze met fragmenten uit Het Fregatschip, De kleine Rudolf, Het donkere Licht, De Verlatene enz. Op iedere bloemlezing zijn natuurlijk aanmerkingen te maken, daar elke samensteller andere voorkeur heeft. Doch waarom werd hier Slauerhoff niet ‘geplukt’? Rond het kampvuur zal de jeugd een fragment uit ‘Schuim en Asch’ welkomer zijn dan de litteratuur van Luger bij wien wel een wurmstekig appeltje werd geplukt.
Voor de Goethe-vereerders is van de hand van Dr. J.H. CARP bij W.P.v. Stockum & Zn. te den Haag een voorname studie verschenen over Spinoza en Goethe, waarin de schr. zorgvuldig nagaat den invloed van Spinoza op de Goetheaansche wereldbeschouwing. Hij toont kort en zakelijk aan, hoe beiden uitgingen van een intuïtief doorschouwen van wezenseenheid. Zeer duidelijk beseft men beider verwantschap in de Godsidee, die aan hun levensbeschouwing ten grondslag lag. Het is een zeer toe te juichen gedachte geweest om deze in het Spinozahuis te den Haag gehouden magistrale voordracht in druk te laten verschijnen, waarin een belangrijke bijdrage tot beter begrip van Goethe's wereldbeschouwing werd gegeven.
In zijn in de Wereldbibliotheek te Amsterdam verschenen werk Machten van dezen tijd geeft dr. JAN ROMEIN een overzicht van de voornaamste problemen der hedendaagsche internationale politiek, ‘een leiddraad bij het lezen van de rubriek buitenland in de krant’. Als zoodanig kan dit boek goede diensten bewijzen, temeer daar door jaartallenlijst, en register het naslaan vergemakkelijkt wordt, terwijl men voor uitvoeriger oriënteering in de ‘korte boekenlijst’ verwezen wordt naar de bronnen, waaruit dit werk werd samengesteld. In zijn ‘Woord vooraf’ maakt de schr. eenige opmerkingen over het onvermijdelijk subjectieve, dat aan de beschouwing dier problemen inhaerent is. Zoo zal men ook in dit boek ontleding van problemen vinden, waarvan een anders geaard auteur een andere voorstelling geeft, niettemin kan het hier gebodene den belangstellenden krantenlezer uitnemend tot uitgangspunt dienen om een helder inzicht te krijgen in de vaak moeilijk verwikkelde internationale vraagstukken, die het huidig wereldgebeuren beheerschen.
Een zeer interessante uitgave is het bij H.P. Leopold's Uitg. Mij. te den Haag verschenen werk van RUDOLF THIEL Groote strijders tegen ziekte en dood, waarvan dr. W. Schuurmans Stekhoven de Nederlandsche bewerking verzorgde. Op buitengewoon boeiende en zeer bevattelijke wijze vindt men hier verteld van de levens en werken der ‘groote zonen van Aesculapius’. De niet-vakman en misschien ook een enkele vakman weet weinig van den strijd, dien de groote geneeskundigen te voeren hadden ‘gegen Tod und Teufel’, waarvan de eerste weliswaar een onoverwinlijke vijand van het menschdom is, doch de tweede wel als overwonnen kan worden beschouwd. Een figuur als dr. Weyer, de duivelsuitbanner, die in de 16e eeuw leefde, is in onzen tijd niet meer van noode. Maar welk een heroischen strijd heeft zoo'n man moeten voeren tegen vooroordeelen, die ons thans doen glimlachen. Er was moed toe noodig om te velde te trekken tegen de heksenprocessen. Hoe moeilijk het was voor de groote medische uitvinders het vertrouwen te wekken wordt hier zeer onderhoudend verhaald, waarbij wij juist door de reacties der omgeving een zeer typischen kijk krijgen op de levenswijze ten tijde der hier behandelde geniale geneeskundigen.