Echte of valsche van Gogh's
Cornelis Veth, Schoon schip. - Amsterdam, De Spieghel; Mechelen, Het Kompas.
Is dit boek geheel wat het belooft? Is dit felle strijdschrift niet te zeer beheerscht door sterken afkeer tegen een bepaald persoon, n.l. Mr. J. Baart de la Faille, door Veth aangeduid als ‘de kroon-getuige’, en van wien hij uitingen en gedragingen boekstaaft ten opzichte van de nagedachtenis van van Gogh en de Wacker-affaire, die inderdaad te denken geven? In het eerste gedeelte, over de Wacker-geschiedenis, wordt een eigenaardig licht geworpen op de houding en de motieven van meerderen, die in deze geschiedenis een rol spelen, o.a. ook op den Berlijnschen museumdirecteur Justi. Daar het verschijnen van het boekje aan het proces voorafging, kon het voor hen, die dit proces uit de verte volgden, als gids in de doolhof der tegenstrijdige verklaringen dienen.
In het tweede gedeelte bespreekt Veth v.n.l. de houding van Mr. Baart de la Faille bij de weigering - vrijwel op diens bevel - van het schilderij ‘de twee populieren’ uit de verzameling van den heer Scherjon, voor de Amsterdamsche van Gogh-tentoonstelling van 1930. Dit schilderij was - met alle andere werken afkomstig van Wacker - door de la Faille eerst echt en daarna valsch verklaard. (Zooals men weet heeft deze heer nu toch weer eenige dier schilderijen voor echt verklaard!). Dit geval wordt wel wat heel ver uitgesponnen, o.a. met facsimile-weergaven van echtheidsverklaringen, wier opstellers nu niet bepaald alle als autoriteit aangesproken kunnen worden. Dit materiaal moet den schrijver door den heer Scherjon of den kunsthandel Huinck en Scherjon, die hun afkeer van Mr. de la Faille zeker niet onder stoelen of banken steken, verstrekt zijn. Heeft Veth zich niet wat te sterk door die antipathie laten meeslepen?
Hij geeft als motief van dit boekje zijn verontwaardiging over het sollen met van Gogh en diens kunst - ik moet echter bekennen, dat de verbittering van Veth tegenover Mr. Baart de la Faille den indruk wekt, dat de schrijver toch ook in belangrijke mate beïnvloed werd door den wellust van het aanklagen en niet uitsluitend, door zijn verontwaardiging om van Gogh.
G. KNUTTEL