Bloem in Vlaanderen
De uitgevers Joh. Enschedé en Zonen te Haarlem schrijven ons:
‘Behalve om in het algemeen en steeds geldende redenen hebben wij de, in de laatst verschenen aflevering van Den Gulden Winckel gedrukte, welkomstrede die de heer Toussaint van Boelaere te Brussel tot den dichter Bloem gericht heeft met groote belangstelling gelezen, omdat wij de uitgevers zijn van den, in die rede, zoo zeer geprezen bundel Media Vita.
Schoone woorden over de wederkeerige deelneming aan elkanders geestelijk leven, zoowel van Vlaamsche als van Nederlandsche zijde, zijn een zeer gewoon en algemeen bekend verschijnsel geworden. Het komt ons voor, dat zij wellicht niet zoo veelvuldig en niet steeds met zoo groote vrijmoedigheid geuit zouden worden, wanneer degenen, die ze plegen aan te hooren, wisten in hoeverre die deelneming inderdaad èn actief èn wederkeerig is.
Teneinde U, die de bovengenoemde redevoering in Uw tijdschrift hebt opgenomen, in de gelegenheid te stellen om, althans ten aanzien van dit bijzondere geval, Uw lezers volkomen op de hoogte te brengen, stellen wij er prijs op U mede te deelen, dat wij van Media Vita één enkel exemplaar naar België verkocht hebben; en wel aan den heer G. Vriamont te Brussel, wiens naam wij niet onder die der aanwezigen bij de ontvangst van den dichter Bloem vermeld hebben gevonden.
Voor het geval dat, van Vlaamsche zijde, op deze mededeeling geantwoord mocht worden dat de hooge prijs van Nederlandsche boeken, en speciaal van min of meer bijzondere uitgaven, deze omstandigheid geheel of gedeeltelijk verontschuldigt, voegen wij er aan toe dat wij, enkele jaren geleden, met de uitgave van een bloemlezing uit Van de Woestijne's lyrische gedichten, ter gelegenheid van zijn vijftigsten verjaardag, weinig betere ervaring hebben gehad; en nog wel ondanks dat wij toen voor België den gulden tegen tien Belgische franken hebben berekend.
Het is die opvolging van ervaringen, welke ons bewogen heeft U dezen brief te schrijven.’