Het Nederlandsche boek 1931
In een oplaag van 31.000 exemplaren verscheen de 8e jaargang van dezen voor iederen boekenliefhebber onmisbaren gids door den baaierd van nieuwe uitgaven in het ten einde spoedende jaar. Dit als steeds keurig verzorgde jaarboek legt wederom onloochenbare getuigenis af van de ondernemingsdurf der uitgevers en de arbeidskracht van schrijvers en drukkers.
Vooraf aan den Catalogus der in '31 verschenen boekwerken gaat een inleidend woord ‘Van Uitgever tot Lezer’ van de hand van R.J. Goddard. Dan volgt de in de bekende rubrieken verdeelde catalogus.
Een aangename, verkwikkende afleiding biedt tusschen deze schier eindelooze opsomming van titels de boeiende reeks illustraties van Neêrlands gevierde auteurs. Het was een opvroolijkende gedachte deze lievelingen van het lezend publiek nu eens niet af te beelden in peinzende houding achter hun schrijftafel, de druk der inspiratie op het ernstig gelaat, doch te laten zien, hoe deze kunstenaars en kunstenaressen zich vlot en onbezorgd wijden aan hun liefhebberijen.
Zoo ziet men mevr. Zoomers-Vermeer uiting geven aan haar liefdadige naastenliefde, hoe John Kooy na litteraire arbeid verstrooiïng zoekt bij het palet. Anton Coolen wiedt onkruid, Jan Eekhout ziet men Pan concurrentie aandoen, Kees van Bruggen traint zich voor een ‘friendly game’ met Zus Braun, Querido blijkt de queue nog steeds te bekrijten. Marie van Zeggelen schetst een onvergetelijk brokje natuur. De gevierde schrijfster mevr. van Nes-Uilkens rust nonchalant uit langs een stilstaand beekje in de groene weide, in 't verschiet de vredige boerderij en den schrijver van de onvolprezen Merijntje-serie ziet men op een van zijn renpaarden snellen langs een van de lanen op zijn buiten in 't Gooi.
Kan naast die imponeerende lijst van nieuwe uitgaven iets beter dan deze beeldengalerij getuigenis afleggen van den bloei der Nederlandsche Letteren?