is Veth, in Holland terug, begonnen met het schrijven van de Prikkel-idyllen. En zooals het zoo dikwijls gaat: toen wilde niemand ze uitgeven. Eindelijk, tusschen 1912 en 1916, was het de uitgever C.A.J. van Dishoeck te Bussum, die het aandurfde deze boekjes uit te geven, die Veth alle zelf geïllustreerd heeft. Die boekjes werden een succes, vooral bij de jongelui en ze zijn dan ook herdrukt. Hier en daar worden ze op school gelezen.
Inmiddels was Veth aan de Telegraaf verbonden en begon dus ook voor hem het afmattende en dikwijls zenuwsloopende werk van een krantenman. Dit werk deed hem zijn gevoel voor humor niet verliezen. Humor en satire is zoo zeldzaam in ons land en ook zelf-ironie komt zoo weinig voor, dat een figuur als Veth of een zoo oorspronkelijk dichter en fel schrijver als Greshoff slecht begrepen worden in ons brave en maar al te dorre landje.
Veth is begonnen met Sherlock Holmes; Nick Carter, enz.; een colportageroman en Onthullingen, waarin hij een satire gaf op politieke mémoires. Die Onthullingen door een kamenier ten Hove zijn kostelijk van taal en ook de prentjes, waarop men verschillende vorstelijke personen en ook een Nederlandsch staatsman kan herkennen, zijn goed.
Men moet er niet gering over denken om een boekje te schrijven in een stijl van een kamenier. Niet een paar regels of één bladzij, maar pagina na pagina. Veth deed het zóó:
‘Wat een hof al niet beleeft, heeft een gewoon mensch geen idee van, wil u wel gelooven, dat ik er niet over uit zou kunnen scheiden, als ik daar nu eens idee in had, maar ik weet veel te goed, waar of mijn plaats is. Wees u daar maar gerust op en als we in Bohemen niet al te lang en breed afgetreden waren, en uitgestorven ook, wat dat aangaat, zou ik me nu ook wel stil houden, maar hoe dikwijls heeft mijn nicht Augusta Victoria, eerste linnenmeid in Savoye, en mijn petekind Gitje, haar man is koetsier van de gouden koets in Montenegro ('t was eerst wel beneden haar stand, maar nou zijn ze ook een koninkrijk, dus ga ik ook weer met ze om) me niet aan mijn hoofd gesoebat, tante zegt ze, dat moest u toch eens opschrijven, dat is nog eens de moeite, zegt ze, zoodoende is het er van gekomen, dus neem ik bij dezen de pen op (wist ik maar hoe of ik beginnen moet).’
Acht Prikkel-idyllen heeft Veth geschreven. (De allerlaatste avonturen van Sir Sherlock Holmes; Crimineel allerlei; Nella, of het slachtoffer van misdaad en bedrog; Roberto en Ewalda of wel Rooverhoofdman en Haremdame; Onthullingen door een kamenier ten Hove; Gids voor Padvinders (Indianenverhaal); Het geheim van den idioot, tooneelspel à grand spectacle en Hamlit, filmdrama) en toen hij zag, dat hij alles behandeld had, is hij opgehouden.
Het geheim van den idioot (de parodie van een draak) is opgevoerd door leerlingen van de Academie te Amsterdam. Er is tijdens die opvoering herrie gemaakt door lui op het schellinkje, ‘omdat dit er bij hoorde’, maar niettemin: men heeft plezier gehad. Aangemoedigd door dit succes heeft Veth een burleske comedie Wissewas (in 1918 verschenen) geschreven, waarin hij een satire op den oorlog tusschen twee kleine landen heeft gegeven. Dit stuk was weer voor de leerlingen der Academie geschreven, maar de meisjes, die wilden moesten voorstellen, hadden bezwaar om zich leelijk te maken. Weer een ander stuk, Blauwbaard, was een parodie op Vondel, Ibsen, Heyermans en Shaw en werd door die leerlingen wèl opgevoerd. Veth zelf speelde mee en de vertooning was een succes.
Zoo was Veth vanzelf van de karikaturen terecht gekomen bij de Parodieën. Twee bundels heeft hij daarmee gevuld, natuurlijk weer geïllustreerd. Hij parodieerde verschillende schrijvers, maar heeft er niet bij vermeld, welke auteurs het waren. En het was opmerkelijk, dat er litteraire menschen waren, die blijkbaar E.Th.A. Hoffmann niet kenden!
In Elsevier is Veth toen gaan schrijven over karikaturen, Engelsche en Fransche en bij Sijthoff te Leiden is toen in de serie Fransche kunst een boek verschenen over Fransche karikaturisten. Naar aanleiding daarvan heeft Jan Veth hem aangemoedigd en geholpen om te schrijven over Nederlandsche karikaturisten, welk boek ook bij Sijthoff is verschenen. Het boek over Engelsche karikaturen heeft Veth in het Engelsch geschreven en de critieken in de Times en Morning Post over dat boek waren zeer gunstig. Een werk over den Advocaat in de karikatuur werd gevolgd door een over den dokter, de mode en de muziek. De opvoeding en het tooneel zullen nog volgen.
Veth, die mij dit alles mededeelde, maar met een zekere schuchtere bedeesdheid, alsof hij noode over zichzelf sprak, kwam toen te praten over Bonzo en De Eeuw van het Kind, het satirieke blijspel, dat Cor v.d. Lugt Melsert heeft opgevoerd.
Het oorspronkelijk plan was, dat Veth met een ander samen een stuk zou schrijven. Die ander had zelfs het onderwerp aan de hand gedaan. Veth begon, en toen het af was en hij het aan den ander gaf bleek, dat deze het zeer waardeerde, maar geen kans zag erin te werken, hoewel het te kort was. Toen is Veth er aan gaan bijschrijven en daardoor is het eerste bedrijf niet beter geworden.