weg, dat ‘Mich Hungert’ met een felheid is geschreven, die alleszins overtuigend werkt en van een ongemeen kunnen getuigt.
Een goede romanschrijver is Fink voorloopig echter niet; dat heeft hij duidelijk aangetoond met zijn tweede boek ‘Hast du dich Verlaufen?’ Zijn poging om hier een roman te construeeren en een objectief gezien verhaal te vertellen met denzelfden achtergrond, dien hij in zijn eerste boek met zooveel succes geschilderd heeft, is volkomen mislukt. Niet dat de goede hoedanigheden van dezen schrijver in ‘Hast du dich verlaufen?’ niet te vinden zouden zijn; er zijn integendeel vooral in de eerste hoofdstukken, voortreffelijke bladzijden, het Oosten en het Noorden van Berlijn zijn met levendige kleuren geschilderd, maar daarbij blijft het; alles wat hier nieuw had moeten zijn, karakterteekening, het opbouwen van een verhaal, ontbreekt geheel; en de sentimentaliteit van Fink, in ‘Mich Hungert’ nog in toom gehouden, treedt hier op de duidelijkste wijze aan het licht, niet alleen in details, maar in de keuze van zijn hoofdpersoon, en in de ontwikkeling der handeling.
Peter, de gefortuneerde jongeman uit het Westen, die zich na een nacht van orgie in het Oosten van de stad verloopt, daar verliefd wordt op een winkelmeisje, van wie hij weet dat zij een slet is en haar trouwt, hoewel zij niets van hem wil weten; Peter, die zijn eigen vrienden en bekenden ontvlucht om de vriend te worden van een geheimzinnigen inbreker en souteneur, en dagelijks gast is in een arbeidersgezin, waar hij de rol van de weldoener speelt, is een door en door onechte figuur, onwaar en onbelangrijk. Hij staat van af het begin buiten de waarnemingsspheer van Fink, die hem gemakshalve voortdurend zonder achtergrond voor ons plaatst, en al zijn kracht concentreert op Paul en Anna.
Welbeschouwd zijn ook deze beiden mislukt, toch dragen zij, hoe misvormd ook, een kiem van waarheid in zich, en het is niet moeilijk in hen de gestalte van Mark en Henny te herkennen, al is Paul veel problematischer dan Mark en Anna eerder een slachtoffer van haar ongebreidelde zinnelijkheid, dan een met koele berekening omhoog strevende demi-mondaine, zooals Henny was. Maar dit verschil is minder diepgaand dan men bij een eerste lezing zou denken.
Fink heeft dezelfde gestalten voor zich gezien, een valsche romantiek heeft hem er echter toe gedreven hun zoo te vervormen, dat zij een meer sensationeele rol in zijn roman zouden kunnen spelen, en, wat Paul betreft, bijna heldenfiguren werden.
Geheel verwerpelijk is met dit al ‘Hast du dich verlaufen?’ niet. Er zijn beschrijvingen van het leven in Berlin N. en O., van armenbuurten en
GEORG FINK
bordeelstraten, die fel en raak zijn. In deze milieuschilderingen ligt de kracht van dezen schrijver, het geheim van zijn succes. Dat hij zijn talent geweld aandoet, is zeker te betreuren; anderzijds is dat juist merkwaardig, omdat het teekenend is voor de geestesgesteldheid en de mode in de intellectueele milieux in deze jaren.
Een koel zakelijke weergave van het leven in de achterbuurten der moderne groote stad, interesseert niet meer. Men wil nu sensatie; waar de moderne samenleving alle romantiek langzamerhand gedood heeft, zoekt men nu in deze onderwereld een nieuwe romantiek, en het rauwe niets ontziende realisme wordt alleen aanvaard in verbinding met deze romantiek.
Zoo wordt langzamerhand het Noorden van Berlijn voor Duitschland wat Chicago voor Amerika is, de eenige fel aangezette melodie in een symphonie van grijs en zwart.
GIACOMO ANTONINI