werkelijk een vriend van Wilde en heeft dit bij verschillende gelegenheden metterdaad bewezen. Zoo had hij toen Wilde veroordeeld was, een jacht gecharterd, dat zijn vriend in de gelegenheid zou stellen Engeland te ontvluchten en de straf te ontloopen. Het was niet Harris' schuld dat dit plan mislukte, maar die van Wilde zelf, die na het vonnis te apathisch was om te handelen.
Zeer gunstig heeft Harris' houding steeds afgestoken bij die van Alfred Douglas, die, ondanks alles wat hij te zijner verdediging mag schrijven of zeggen, Wilde op de meest critieke momenten altijd in den steek heeft gelaten. Douglas heeft het bestaan het leugenachtige boek ‘Oscar Wilde and myself’ te publiceeren, een boek, waarin hij elke homosexueele relatie tusschen hem en den auteur van ‘The Picture of Dorian Gray’ ontkende. Wel heeft Douglas in zijn enkele jaren geleden verschenen autobiographie zijn eerste boek verloochend en zijn eigen handelwijze veroordeeld, maar ook dit laatste boek is in vele opzichten niet oprecht en doet afbreuk aan de nagedachtenis van Oscar Wilde.
Douglas en Harris hebben elkaar langen tijd fel bestreden; zoo heeft bijvoorbeeld Douglas aan Harris verweten, dat hij door den laatste in de bovengenoemde biographie in een te ongunstig daglicht was gesteld. Bovendien heeft Douglas Harris herhaaldelijk gewezen op enkele onjuistheden die Harris, op grond van verhalen van Ross, in zijn boek had opgenomen. Harris heeft tenslotte deze onjuistheden moeten erkennen, maar is er nooit toe overgegaan die onjuistheden in zijn boek te verbeteren. Wel heeft hij in een voorrede amende honorable gemaakt. Deze voorrede en de ‘full and final confession by Lord Alfred Douglas’ vindt men voor het eerst in samenhang afgedrukt aan den aanvang van de laatste uitgave van Harris' biographie (‘Oscar Wilde, His Life and Confessions bij Frank Harris’, New York, Covici, Friede: Publishers, 1930). Deze enkele onjuistheden doen echter niets af aan de groote waarde van Harris' biographie.
Frank Harris schreef nog verschillende andere boeken, zoo over Shakespeare dien hij zeer bewonderde. In werken als ‘The Man Shakespeare’ en andere heeft hij getracht de figuur van dezen groote tot nieuw leven te wekken. Ook schreef Harris een groot aantal artikelen over de meest verscheidene onderwerpen (in de ‘Evening News’ enz.). Bovendien was hij geruimen tijd leider van de ‘Fortnightly Review’ en van de ‘Saturday Review’. Ook door zijn novellen (‘Montes de Matador’, enz.) heeft Harris bekendheid verworven.
Als zijn hoofdwerk echter moeten wij zijn zeer uitvoerige autobiographie beschouwen, waarvan een gecastreerde editie werd uitgegeven. Van de volledige editie, die vier deelen beslaat, trad Harris zelf als uitgever op, omdat geen uitgever het van erotische beschrijvingen en bijzonderheden overvloeiende boek wilde uitgeven. Wanneer men weet dat Frank Harris reeds op vierjarigen leeftijd onder de rokken van meisjes en vrouwen kroop om zich aan haar aanblik te verlustigen, zal men begrijpen hoe erotisch deze levensgenieter reeds vroeg was ingesteld. Maar niet om de erotische beschrijvingen is de autobiographie van Frank Harris in de eerste plaats belangrijk. Zij is het omdat wij hier een duidelijk boeiend beeld krijgen van het leven van een man, die, hoewel behept met veel eerzucht en ijdelheid, getracht heeft zijn eigen bestaan zoo oprecht mogelijk te reconstrueeren.
Gelijk reeds gezegd is, kwam Frank Harris in zijn leven in aanraking met de meest verscheiden persoonlijkheden, avonturiers, zakenlieden, kunstenaars, politici, speculanten, enz. Van al die ontmoetingen heeft hij getrouw verslag gedaan en zoo een grootendeels getrouw beeld gegeven van de Westersche wereld in de tweede helft der vorige eeuw. Wij komen in aanraking met Carlyle, Meredith, Matthew Arnold, Tennyson, Guy de Maupassant, Ruskin, Jameson, Cecil Rhodes, Renan, Chamberlain, Parnell, Gladstone en nog tientallen anderen. Harris' autobiographie, die men wellicht nog het beste in de verkorte editie kan lezen, is een buitengewoon boeiend werk, een monument dat deze levensgenieter, strijder voor recht en rechtvaardigheid, vijand van conventie en hypocrisie, zichzelf heeft opgericht.
J.F. OTTEN