Carducci, van af zijn jeugd vertrouwd met de Italiaansche klassieken en met de geschiedenis der Renaissance, breed in zijn stijl en in zijn opvattingen, minnaar van goeden wijn en een goede tafel, laatste afstammeling dier humanistische geleerden en levensgenieters waaraan Bologna rijk is geweest. Van zijn romans is de eenige jaren geleden verschenen ‘Il Diavolo al Pontelungo’ nog altijd de beste al is ook van deze de compositie zwak, maar belangwekkender nog is zijn laatste werk ‘La Congiura di Don Giulio d'Este’, een cultuur historische studie, waarin het zestiende eeuwsche Ferrara, in al zijn tegenstrijdige gedaanten is weggedreven.
Ook de jongeren, die zich in Firenze rondom het maandblad ‘Solaria’ hebben geschaard, de laatste vonk, die in deze eens zoo vermaarde litteratuurstad is blijven gloeien, zijn indirekt tot ‘La Ronda’ terug te voeren, onder hen verdienen Bonsanti (‘La Serva Amorosa’) en Arturo Lorla (‘Il Cieco e la Bellona’) de meeste aandacht. Beide hebben een voorliefde voor het provinciale Italië uit het begin van de negentiende eeuw. Romantische onderwerpen, struikroovers en kermisreizigers zijn bij voorkeur hoofdpersonen, worden op een rustig realistische wijze weergegeven niet zonder een lichte humor, die de tragiek der lotgevallen des te scherper doet uitkomen.
Geheel afzonderlijk staat Gianna Manzini, al heeft zij meermalen bijdragen in ‘Solaria’ gepubliceerd; zij herinnert in haar stijl aan enkele hedendaagsche Engelsche schrijfsters Virginia Woolf bijvoorbeeld. Zij heeft echter een oorspronkelijk talent, en is stellig met Sibilla Aleramo de meest modern georiënteerde schrijfster in Italië. Haar roman ‘Tempo Innamorato’ had een groot succes en met spanning wordt nu een nieuw werk van haar tegemoet gezien.
De sterkste romanschrijver onder de jongeren is mijns inziens Alberto Moravia; van hem hebben wij weliswaar slechts een werk ‘Gli Indifferenti’ en enkele in tijdschriften gepubliceerde verhalen, dat is voorloopig echter voldoende, waar en zijn roman en zijn verhalen van een meesterschap over stijl en over uitgekozen stof getuigen. ‘Gli Indifferenti’ heeft bij zijn verschijnen veel stof doen opwaaien, onderwerp en wijze van behandeling waren aan de critiek ‘onsympathiek’, men verweet Moravia amoraliteit en noemde hem een destructieven geest.
Ik geloof niet, dat men in Frankrijk of Duitschland heden aan dezen roman aanstoot zou hebben genomen. Het rauwe en eenigszins plompe realisme van Moravia is na verwant aan de ‘Neue-Sachlichkeit’, ook zijn gewild onverschillige houding tegenover het leven zou in Duitschland heden meer ‘aanklank’ vinden, dan in Italië, waar een zoo meedoogenlooze schildering van het innerlijk verrotte burgerlijke familieleven als die wij in ‘Gli Indifferenti’ vinden, lijnrecht indruischt tegen alle goedgemeende pogingen der ouderwetsch-burgerlijke moraal met kunst en vliegwerk althans uiterlijk staande te houden en in boek en dagblad te verdedigen.
Een aanval op de burgerlijke maatschappij doet ook een andere talentvolle jonge schrijver Mario Gromo in zijn roman ‘I Bugiardi’; hij is echter veel gematigder dan Moravia, minder plastisch en zwaar in zijn beschrijvingen en minder gedurfd in zijn gevolgtrekkingen. Zijn boek, dat krachtig inzet, verzwakt tegen het einde, waar Gromo ploseling en zeer onverwacht een poging doet de deugd te doen zegevieren. Toch zijn er voortreffelijke fragmenten in dezen roman, die veel van Gromo in de toekomst doen verwachten, zoo hij weerstand zal kunnen bieden aan de verleiding om een gemakkelijk succes te behalen als moraliseerende romanschrijver voor de ‘ontwikkelde standen’.
Avontuurlijk van geest is Giovanni Comisso; de oorlog, de strijd om Fiume, zijn zwerftochten door de Adriatische en de Middellandsche Zee hebben hem een keur van bonte onderwerpen gegeven voor romans en novellen. Schrijver uit instinct, is hij, niettegenstaande zijn afkeer voor alles wat intellectueel is en naar litteratuur zweemt, een gevangene van zijn lyrische en te verzorgde stijl, zijn roman ‘Al vento dell' Adriatico’, die hem bekend maakte, is te fragmentarisch, zijn latere werken missen bezonkenheid en lijden onder een aan het journalisme grenzende vluchtigheid.
Een vriend van de zee is ook Piero Gadda. Zijn het vorig jaar bekroonde roman ‘Mozzo’ is van een niet te overtreffen eenvoud, licht, vroolijk, helder als een Julidag aan zee; van zijn novellen blijft ‘Liuba’ verreweg de beste, diepte van gevoel ging hier gepaard aan een stilistische behendigheid, waar Gadda veel prijs op schijnt te stellen, naar getuigen de twee overige verhalen uit den bundel ‘A Gonfie Vele’. Deze voorliefde voor de zee, die aan meerdere van de jonge schrijvers gemeenzaam is, kan beschouwd worden als een bewijs, dat vele de noodzakelijkheid voelen om de Italiaansche roman te vernieuwen en de vensters wat wijder open te zetten. De traditioneele boeren-roman is bij de jongeren zeer in discrediet.
Een merkwaardige roman is ‘Remo Maun’ van Adriano Grego. De schrijver heeft gepoogd de psyche weer te geven van een moderne Jood, die zich een vreemde voelt tusschen zijn rasgenooten, en een vreemde ook tusschen de niet-semieten. Uit deze eenzaamheid heeft Grego getracht de verwrongenheden van deze psyche te verklaren,