Den Gulden Winckel. Jaargang 30
(1931)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 164]
| |
SévérineGa naar voetnoot*)TOEN Sévérine twee jaar geleden stierf, schreef André Salmon in zijn herdenkingsartikel over haar: ‘welke man, die nu tegen de veertig is, heeft niet minstens eenmaal in zijn leven iemand die in nood zat of getuige was van een groot onrecht, hooren zeggen: ‘dat moesten wij eigenlijk Sévérine schrijven?’ Deze woorden karaktiseeren de plaats, die Sévérine in het openbare leven van Frankrijk innam. Salmon bewees haar met deze woorden tevens de grootste eer, die men een journalist kan bewijzen. Een biografie van haar kleinzoon Bernard Lecache geeft uitvoerige gegevens omtrent haar leven en werken. Vijf en veertig lange jaren stond deze vrouw op de bres, streed ze tegen onrecht en onderdrukking, werkte ze mee aan meer dan 40 periodieken, schreef ze meer als 6000 artikelen, die allen door een groote sociale hartstocht werden gedragen. Personen, partijen en parolen wisselden in het verloop dezer jaren doch haar devies bleef hetzelfde: ‘Avec les pauvres toujours, malgré leurs erreurs, malgré leur fautes, malgré leur crimes!’ Sévérine was socialiste, doch meer met haar hart en gevoel dan met haar verstand. Als Caroline Remy was ze 27 April 1855 als dochter van kleine beambte in Parijs geboren. De oorlog van 1870 - de Commune en de wreede terreur der Reactie beïnvloedden haar verdere ontwikkeling. Tevens weet ze zich jaren later nog te herinneren, hoe bij een feest der democraten de oude Victor Hugo haar omhelsde en zeide: ‘qu'il me soit permis, en vous embrassant d'embrasser la République’. Sévérine was toen nog Caroline Remy, zestien jaar doch heeft ook in later jaren deze voorliefde en eerbied voor de ‘geste’ - voor het grootsche gebaar, die Victor Hugo eigen waren - behouden. Na een ongelukkig huwelijk van een paar maanden keert ze tot haar ouders terug. Nog geen 24 jaar, is ze wanhopig over haar leven, dat ze mislukt vindt. Ze geeft lessen, krijgt een baantje als privé-secretaresse en denkt een paar maanden, dat haar roeping bij het tooneel ligt. Een poosje later raakt ze bevriend met dr. Guebhart, die in haar leven een zoo groote rol zal spelen. Met hem en zijn moeder reist ze maandenlang door Italië, Zwitserland, Duitschland en België. In Brussel leert ze dan Jules Vallés kennen en reeds na een paar maanden schrijft ze hem: ‘je meurs de ce qui vous fait vivre: de révolte. Je meurs de n'avoir été qu'une femme, alors que brulait en moi une pensée virile et ardente. Je meurs d'avoir été une réfractaire. Aimez-moi un peu pour cela et gardez en cet esprit que j'ai si fort aimé, si profondément compris, une petite place à votre bien navrée petite amie!’ Een poging tot zelfmoord mislukt, doch ze wordt door het schot zwaar gewond en zweeft wekenlang tusschen leven en dood. Hierna bezoekt ze Vallés in Engeland. Hij staat juist op het punt na jaren van ballingschap naar Parijs terug te keeren. Van te voren had ook zij van hem een brief ontvangen: ‘ma chère enfant, née dans le camp des heureux en plein boulevard de Gand, graine d'ariste, fleur de fusillade, sous avis crânement déserté pour venir à mon bras dans le camp des pauvres, sans crainte de salir vos dentelles au contact de mes guenilles - Vous avez fait à ma vie le cadeau d'un peu de votre grâce et de votre jeunesse, vour avez fait à mon oeuvre l'offrande du meilleur de votre esprit et de votre coeur. C'est donc une dette que mes cheveux gris payent à vos cheveux blonds, camarade en qui j'ai trouvé la tendresse d'une fille et l'ardeur d'un disciple’ Toen een amnestie de terugkeer van den ouden communard naar Parijs mogelijk maakte, verdween Caroline Remy en werd - Sévérine geboren. Na veel strijd met haar familie, die natuurlijk talrijke bezwaren tegen haar vriendschap met den revolutionair Jules Vallés had, weet ze echter met behulp van dr. Guebhart door te zetten, dat ze zijn secretaresse wordt. dr. Guebhart verschaft geld voor ‘le Cri du Peuple’ die nu November 1883 opnieuw verschijnt. Het eerste nummer bevat het eerste artikel van Sévérine. Voorloopig noemt ze zich echter nog Sévérin. Ze vindt dit waarschijnlijker manlijker en meent zoo meer autoriteit te hebben. Vijf jaren verscheen ‘le Cri du Peuple’ onder medewerking van Jules Guesde, Paul Alexis en vele, vele anderen. Vallés gaf er zijn laatste krachten aan en Sévérine werd zijn rechterhand. In deze jaren werd de groote journaliste, die ze eenmaal worden zou, geboren. 14 Februari 1885 stierf Vallés in Sévérines armen. Honderdduizenden volgden zijn lijk. Zijn ‘begrafenis was een symbool’. Een paar weken voor zijn dood had hij nog over een zijner naaste vrienden geschreven: ‘herinner je je nog, dat je me in de jaren van het Keizerrijk, tijdens het beleg van Parijs en tijdens de strijd tegen de Commune bijna dagelijks hebt ontmoet? Je hebt toen gezien, dat ik altijd met en vóór de revolutionairen leefde, maar ik wil vrij zijn en geen regimentsnummer op mijn pet dragen.’ Zijn leven lang is Jules Vallés eigenlijk 25 jaar gebleven. Hij was een revolutionair, die tevens | |
[pagina 165]
| |
SÉVÉRINE
een Bohémien was. Van weinig schrijvers kan men - hoewel het vaak gedaan wordt - zeggen, dat hun werken later meer zullen worden gelezen dan tot heden het geval was. Van Jules Vallés kan men het geloof ik met eenig recht beweren. Met de gebroeders de Goncourt was hij vóór Zola en vóór Flaubert een der eerste naturalisten. Telkens verschijnen de laatste jaren nieuwe uitgaven van zijn werken, wijzen critici als Léon Daudet en Henri Poullaille op de waarde van zijn werk, vooral op zijn trilogie, ‘l'Enfant, le Bachelier en l'Insurgé’. Eerst vorig jaar verschenen de herinneringen, die hij in 1883 na zijn ballingschap, na de amnestie schreef. Sévérine bezat dit handschrift en haar biograaf en kleinzoon liet ze nu verschijnen bij de Nouvelle Revue. (Jules Vallés. Souvenirs d'un étudient pauvre). Na Vallés dood verlaten enkele medewerkers het blad. Sévérine echter blijft en neemt de hoofdredactie op zich. De oude communards, waaronder Vaillant, J.B. Clément, en Paul Brousse blijven eveneens. Nog drie jaren verschijnt het. Dan - als Sévérine's man dr. Guebhart er 400.000 francs aan verloren heeft - staakt ze de uitgave. ‘Ce que je vais faire maintenant - zegt ze hare vele vrienden tot afscheid, c'est l'école buissonnière de la Révolution. J'irai de droite ou de gauche, suivant les hasards de la vie, défendant toujours les idées, qui me sont chères, mais les défendant seule, sans autre responsabilité que celle de ce que j'aurai signé de mon nom.’ Haar naam was intusschen in Parijs beroemd geworden, haar stijl hard en manlijk, haar polemieken onomwonden en recht op het doel af. Steeds was in alles wat ze schreef - in elk artikel - in elk verweer - in elke zin haar devies merkbaar: ‘avec les pauvres toujours, malgré leurs fautes, malgré leurs crimes!’ Ze was een der eerste sociale reporters in Frankrijk. Toen bij een mijnramp in Pelissier 200 arbeiders bedolven werden, bezocht ze niet alleen terstond de plaats van het ongeluk, doch daalde zelf af met de reddingbrigade om de slachtoffers te helpen en hun lijden beter te kunnen verbeelden in hare reportages. Arbeidersvrouwen vielen voor haar op de knieën en herdachten haar in hun gebeden. Sévérine's alarmkreten vonden gehoor, tienduizenden franken werden gegeven om de eerste hulp te lenigen. Ook haar protesten | |
[pagina 166]
| |
tegen de lichtvaardige handelwijze der directoren hielpen en veel werd door haar toedoen verbeterd. Als dank noemden de mijnwerkers in Rive-de Gier een mijn naar haar. Talrijke groote reportages liet ze in die jaren verschijnen, steeds wees ze op de ellende der arbeiders, op fouten der directie en dikwijls gelukte het haar veranderingen aan te brengen, die gunstig voor de arbeiders waren. Van haar vele reportages herinner ik me vooral een. Sévérine had een weverij bezocht en was getroffen door de armoede en ellende der fabrieksmeisjes. Deze reportage bevat één zin, die als het ware de synthese van haar indrukken geeft: ‘le maigre sein apparait, arme parlante de toute une race, qui a faim avant que d'avoir des dents, qui a faim lorsqu'elle les a perdues - qui a faim toujours!’ Sévérine was als het ware een Liga voor Menschenrechten - lang vóór deze was opgericht. Ze was tevens een revolutionaire philantroop. Honderdduizenden franken wist ze los te krijgen voor haar ‘carnet de Sévérine’ - een lijst voor giften, waarmee ze honderden hielp, veel honger stilde en veel onrecht uit den weg ruimde. Zelf had ze nooit een cent. Toen ze in 1890 een Russisch terrorist - die in een hotel te Parijs den Russischen generaal Seltverstoff had doodgeschoten - op illegale wijze over de grens bracht, moest ze zich eerst reisgeld leenen. Deze journaliste publiceerde haar bijdragen steeds in alle bladen, die haar open stonden. Bijna elk blad drukte haar artikels. Ze schreef dus evengoed in communistische en sociaal-democratische kranten als in monarchistische, katholieke of anarchistische bladen. Ze wilde een groot publiek bereiken en daartoe was elk middel haar goed. Het kwam er voor haar meer op aan wat ze schreef dan waar ze schreef. Maakte de een of andere redacteur bezwaren tegen haar opvattingen, dan publiceerde ze haar werk ergens anders, doch de meeste redacties plaatsten haar werk te graag om bezwaren te maken. Sévérine's positie was in deze periode onaantastbaar. ‘Notre dame de la Larme à l'oeil’ noemden haar tegenstanders haar, doch vooral de arbeiders bewonderden haar en bleven haar trouw. Steeds weer verhief ze tegen onrecht haar stem, tegen het progrom van Kischinew, tegen de behandeling in de Russische gevangenissen, tegen den moord op de Armenische bevolking, tegen de vervolging der anarchisten in Frankrijk, tegen politie en justitie, tegen elke reactie. Daarnaast schreef ze over literatuur en schilderkunst, brak ze een lans voor het werk van Rodin, dat toen nog onbekend was, schreef ze bewonderende artikelen over Zola. Tot de oorlog kwam. Nauwelijks kon ze zich verstaanbaar maken in deze eerste jaren van chauvinisme, doch steeds sprak ze over een spoedige vrede. Na den oorlog, toen de haat tegen Rusland - toen de Russische Revolutie ook in Frankrijk een hoogtepunt had bereikt - werd ze lid der Fransche communistische partij en schreef ze in een van haar eerste bijdragen in de partijcourant: ‘Hier kunnen we onmogelijk twijfelen. Steeds en overal dienen we achter Rusland te staan.’ Vijf jaar vóór haar dood besteeg ze voor de laatste maal het spreekgestoelte. Ten gunste van Sacco en Vanzetti. Tienduizenden menschen hingen aan haar lippen. Het was het hoogtepunt van haar leven. De demonstraties voor het gebouw van het Amerikaansche gezantschap in Parijs en het tumult dat hiervan het gevolg was - vond hier een harer oorzaken. Toen ze in haar landhuis in Pierrefonds stierf, waren hare laatste woorden: ‘il faut travailler, il faut toujours dire la vérité’. NICO ROST |
|