Den Gulden Winckel. Jaargang 30
(1931)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 85]
| |
Kroniek der poëzieBilderdijk
| |
[pagina 86]
| |
Verwey ook in zijn ‘Honderd beste Nederlandsche gedichten’ heeft opgenomen) als men naar een epitheton zoekt, eerder het woord ‘fraai’ dan het woord ‘schoon’ in zich voelen opkomen. Dat wil zeggen, dat in die gedichten meer een rhetoriek zich tot poëzie bezielt - een hoogst eigenaardig procédé van den dichterlijken geest, waarin ik niet uitvoeriger wil treden - dan dat zij zonder eenig voorbehoud poëzie, en niets anders, kunnen worden genoemd. Maar de mensch Bilderdijk. Als men dien eenmaal heeft leeren kennen, voorzoover dat uit bescheiden mogelijk is, en men is voor zulke gestalten ontvankelijk, dan oefent deze een onvergankelijke aantrekking uit. Onder dit woord moet men niet iets als bekoring verstaan. Daarvoor was Bilderdijk te ruig, te onharmonisch, te zeer in zich zelf verscheurd, vol tegenstrijdigheden en afstootende eigenschappen. Maar hij was een groot en fel-levend mensch, iets wat men tegenwoordig, nu zij er in feite steeds minder en in naam steeds meer zijn, een vitalist zou noemen. Deze fanatieke Hollander had niets van onze grootste nationale zonde: het liberalisme (ik bedoel dit woord natuurlijk niet politiek). Hij was onbillijk, slecht, zijn daden waren al te dikwijls in tegenspraak met zijn woorden en overtuigingen, hij was misschien zelfs wel vaak laf. Maar tevens was hij een scherpziend richter van zijn tijd, een brandend religieus gemoed, een hartstochtelijk minnaar. Juist die voortdurende innerlijke botsingen van stroom en tegenstroom maken zijn figuur zoo onbegrijpelijk, en dus onaanvaardbaar, voor de overal, en in het bijzonder in dit land, zoo overvelen, die niet kunnen begrijpen, dat men tegelijk heldhaftig en zwak, godsdienstig en zondig, en toch niet hypocriet kan zijn. Tenminste als men een groot mensch is. Bilderdijk, de vurige bestrijder van zijn tijd, was ten slotte ook in hooge mate een kind van dien tijd. Het kan ook niet anders. Men kan niet iets werkelijk bestrijden zonder het in beginsel te begrijpen, d.w.z. het óók in zich te hebben. Hij was, om het anders te zeggen, reactionair, maar niet conservatief. Altijd, in tijden van gisting - en het zijn vaak de boeiendste persoonlijkheden - zijn er naast de versufte voorstanders van het oude en de leeghoofdige voorvechters van het nieuwe, menschen, die het oude verdedigen op de wijze van het nieuwe. Bilderdijk heeft het classicisme gevolgd en verdedigd op de wijze van het nieuwe. Bilderdijk heeft het classicisme gevolgd en verdedigd op de wijze der romantiek. Zoodoende kon en kan hij de bewondering trekken van allen, die meenen, dat laagheid en onbewogenheid de grootste zonden van dit aardsch bestaan zijn. J.C. BLOEM |
|