Den Gulden Winckel. Jaargang 30
(1931)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdHet Nederlandsche ex-librisXX. Verzorgen van verzamelingenEEN kunstlievende dame vroeg mij onlangs met aandrang of ik vooral niet te veel over ex-libris wilde schrijven; deze kunst werd anders, vreesde zij, te populair... Zij heeft mij daardoor een oogenblik in verlegenheid gebracht, want, overwoog ik, tracht een ijveraar dan niet een zoo groot mogelijken kring van belangstellenden om zich heen te trekken? Ja en neen. Wie veel met menschen heeft omgegaan en meer nog met zichzelf heeft verkeerd, weet, dat niemand, ik zeg u niemand, volkomen zijne liefde, voor welk wezen, welk ding dan ook, deelt. Er is, hoezeer twee genegenheden voor een en dezelfde zaak elkaar kunnen nabijkomen, toch altijd nog een verschil van toon, van accent. Zoo is er ook, hoe gering het verschil soms moge zijn, voor het menschelijk oog onbespeurbaar, geen gelijkheid tusschen de dingen, welke de menschen vervaardigen naar één beeld. Dit alles is gewis een afspiegeling van die natuurlijke redelijkheid, welke alom in alle eeuwigheid wordt waargenomen. Zouden toch uit de stellige bepaaldheid der natuur, werkend volgens de hoogste wet, twee dingen voortkomen, in algemeenheid èn in bijzonderheid aan elkaar gelijk, dan zou die wet een overbodigheid hebben voortgebracht, hetgeen in strijd ware met het wezen der natuur. Vooral in het verzamelen komt dit sterk tot uiting. Het accent, dat ons, verzamelaars, zoo fijn onderscheidt, is wel zeer voelbaar, nietwaar. Meenen wij niet, dat een ander nimmer de mate van waardeering kan bevroeden, die wij voor het met zielszorg bijeengebrachte koesteren; dat alleen juist ónze verzameling ons dit eigenaardigtrillende geluksgevoel geeft en dat het bezit van eens anders collectie ons niet bijster tevreden, ja aanvankelijk wat eenkennig zou stemmen? Inderdaad, hier huist de oorsprong van de fijne genietingen, die wij door onzen arbeid ondervinden. Dat dan die dame gerust zij. Het verzamelen van ex-libris is niet een handwerk, dat ieder kan leeren, doch een mooie taak, aan enkelen beschoren om door hen deugdelijk te worden volbracht. Het zal dan ook nimmer populair worden, evenmin als - toch zeggen wij helaas - de vredegevende wijsgeerige boodschap van het Spinozisme. Daarom ook schrijf ik over deze kunst met eenigen | |||||||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||||||
tegenzin, voorzoover mijn woorden gedachten kunnen wekken aan een niet in mij bestaande zucht, om die bezigheid tot gemeengoed te maken. Maar wel tracht ik degenen, die daarvoor de ontvankelijkheid, de kennis, de teederheid des gemoeds, de behoedzaamheid en een zekere in-zichgekeerdheid hebben, tot de leerzame en heerlijke kunst van het verzamelen te brengen. Ik meen denzulken te behagen door hier iets over het verzorgen van collecties mede te deelen. Ik zag vele verzamelingen, op ergerlijke wijze behandeld: ex-libris in een doos, ex-libris onordelijk in een album geplakt, beduimeld, gekreukt door een te veel aan gom, ex-libris op losse vellen papier met ezelsooren of op leelijk van kleur zijnde, schoonheid-verbleekende cartons. Er zijn verschillende mogelijkheden van rangschikking, niet alleen krachtens den aard eener verzameling, maar ook door smaak en inzicht. Een ex-libris is een veelal klein grafisch kunstwerkje, dat éénmaal het eigendom was van dengene, wiens naam het draagt en reeds uit dien hoofde is het een stuk, dat met onderscheiding en toewijding behoort te worden behandeld. Die naam maakt de eerste gedachte wakker als richtsnoer voor de wijze van opberging. Maar bij nadere overdenking dringen zich nog andere omstandigheden op: de voorstelling, de techniek, waarin het ex-libris is uitgevoerd, de stijl, zoo wij niet reeds eerder hadden gedacht aan den ontwerper. Een bepaald systeem is echter niet algemeen bruikbaar, doch voor elke verzameling is een bepaald systeem geschikt. Voor de groote verzamelingen, aanwezig in de Koninklijke Bibliotheek, zal een indeeling naar den stijl, naar de voorstelling, de techniek niet voldoen, tenzij een klapper op de namen wordt gemaakt; want het is altijd zaak elk willekeurig ex-libris te kunnen terugvinden. Een rangschikking volgens de namen der ontwerpers ontmoet voor de tallooze buitenlandsche boekmerken veel bezwaar, omdat die namen vaak niet bekend zijn. Alphabetisch volgens de namen der eigenaars, land voor land, schijnt het geschiktst. De verzamelaar ir. E. StrensGa naar voetnoot*), die, ook door aankoop van verschillende bekende collecties, thans in het bezit is van circa 20.000 binnen- en buitenlandsche ex-libris en bezig is met zorg, geduld en inzicht het aanvankelijk chaotische geheel te ordenen, is gekomen tot de volgende, zij het voorloopige, indeeling:
Ad a: alle voor-ontwerpen, werkteekeningen, proefdrukken, enz., vormende de geheele levens-(soms lijdens-)geschiedenis van deze ex-libris, zijn op losse bladen geplakt, welke in twee klembanden zijn vereenigd. Ad b: de ex-libris zijn alphabetisch op de namen der ontwerpers gerangschikt. Die, waarvan de ontwerper niet bekend is, zooals van vele oude, zijn alphabetisch volgens de namen der eigenaars in een afzonderlijk omslag geborgen, evenals de typografische boekmerken. De heer Strens heeft hier de methode van de bekende mapjes-Stols gevolgd. Elk ex-libris wordt geplakt op een carton, groot 15½ × 23 cm. Alle cartons met ex-libris van één ontwerper worden in chronologische volgorde gevoegd in een omslag, groot 32 × 23½ cm, gevouwen 16 × 23½ cm, waarop de naam van den ontwerper is vermeld. Deze omslagen komen in alphabetische volgorde te liggen in een daartoe passende houten doos. Voor de cartons en omslagen wordt gebruikt het Banzay-papier, in verschillende dikten, mat of glad; dit papier is licht roomkleurig, hetgeen een fraaier werking geeft dan het koude, witte papier. Aanteekeningen als de naam van den ontwerper, het jaar van ontstaan, worden geschreven op het carton onder het ex-libris, dat daartoe met een pincet wordt opgelicht. Beter is het die plaats tevoren vast te stellen, de gegevens te vermelden en eerst dán het ex-libris te plakken. Bij kleine ex-libris of voor uitvoerige opmerkingen wordt een en ander op de achterzijde van het carton geschreven. Ten einde te kunnen nagaan of een bepaald ex-libris in de verzameling aanwezig is, heeft de heer Strens een kaart-systeem in gebruik, alphabetisch volgens de namen der eigenaars. De kaartjes (vermeldende naam, ontwerper, jaar en opmerkingen en als zijnde van papier, meer het karakter van souches hebbende) van elk der groepen a tot en met i hebben een eigen kleur en kunnen, dank zij dit herkenningsteeken, alle in één alphabet worden ingedeeld. Ad c en d: de zeer kostbare ex-libris worden in klembanden opgeborgen als die sub a, de overige op de cartons van 15½ × 23 cm of, wanneer ze daartoe te groot zijn, op cartons van 25 × 32 cm en alphabetisch volgens de namen der eigenaars gerangschikt; de ontwerper is me- | |||||||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||
Afbeelding no. 1
Afbeelding no. 2
nigmaal niet bekend. Ook kunnen nog onderverdeelingen worden gemaakt, b.v. naar de eeuw van ontstaan, het procédé of de methode van teekenen, de eigenaars (b.v. vorstelijke personen, geestelijken, kloosters, enz.), de typografische exlibris en die met allegorische voorstellingen. De heraldische boekmerken kunnen worden onderscheiden in die volgens Jacobean style, Chippendale style, die alleen met een helmteeken, enz. Ad e: de ex-libris zijn alphabetisch volgens de namen der kunstenaars gerangschikt. Het formaat, vooral van de Duitsche, is dikwijls zoo groot, dat ze moeten worden bevestigd op cartonnen omslagen, groot 50 × 32 cm, gevouwen 25 × 32 cm. Bij het openen van zulk een omslag ontwaart men links en rechts een ex-libris; ertusschen is een vel doorzichtig papier gelegd om beschadiging te voorkomen. Ex-libris van twee verschillende ontwerpers komen niet op één blad. De omslagen worden, in stapel-vorm, in albums gelegd op de wijze, hierna beschreven voor mijn eigen verzameling. Ad f en g: de ex-libris worden gehecht op cartons, als die sub e, met dit onderscheid, dat meer dan één ex-libris op één pagina wordt geplaatst en men links en rechts 2 à 6 stuks zal vinden. De verzameling zou te omvangrijk worden, wanneer elk ex-libris een eigen carton kreeg. Ook hier gevoelt men voorts het euvel, dat de namen der ontwerpers vaak onbekend zijn. Een indeeling naar de landen is gewenscht, waarbij gelijksoortige ex-libris (naar de voorstelling, den ontwerper, het druk-procédé, enz.) bij elkaar worden geplaatst. Een groep zou kunnen worden gevormd van ex-libris ten name van bekende persoonlijkheden, terwijl speciale mapjes kunnen worden aangelegd van bekende ontwerpers, van wie veel mooie drukken aanwezig zijn, zooals Wenig, Ubbelohde, Rheude, Henry-André, des Robert, Kislinger, Lehrer en vele anderen. Ad h: de ex-libris worden alphabetisch volgens de namen der eigenaars of ontwerpers opgeborgen; eerstbedoeld stelsel zal het hier winnen. Ad i: deze stukken worden alphabetisch op de namen der ontwerpers geordend. Het zijn aankondigingskaarten van een geboorte, verloving of huwelijk, doodsberichten, kerst- en nieuwjaarswenschen, enz. Voor het opplakken bestaan verschillende manieren. Het gebruik van lijm en andere fel-werkende kleefstof zij ontraden; zachtere middelen, als gluton (b.v. Neelmeijer's plakpasta) of een zuurvrije stof, zooals die in den foto-handel verkrijgbaar is, zijn zeer geschikt. In de Bibliothèque Nationale te Parijs plakt men de ex-libris in hun geheel op cartons (alphabetisch volgens de eige- | |||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||
Afbeelding no. 3
Afbeelding no. 4
naars) en ze liggen dan, na in een pers te zijn gedroogd, geheel vlak. Op de cartons worden aanteekeningen gesteld. Toch is het geriefelijk, dat een ex-libris (gebruikt steeds een pincet!) nog kan worden opgelicht; dit is soms wel noodig om de papiersoort te beoordeelen. Bij oude exlibris kan vaak aan de hand van het papier het tijdvak van ontstaan worden vastgesteld. De heer Strens bevochtigt de ex-libris boven aan de achterzijde over een rand van ½ cm met gluton. Het nadeel van deze methode is echter, dat men ze niet zonder omwegen kan losmaken. Mocht dit noodzakelijk zijn, dan moet men ze in het water leggen en daarna in de pers tusschen filtreerpapier drogen. Wel liggen ze, aldus bevestigd, mooi vlak. Dit wat de verzameling-Strens betreft. Aangaande de verzameling-Schwencke het volgende. Mijn collectie bestaat uitsluitend uit Nederlandsche ex-libris, hetgeen hier wil zeggen ex-libris, ontworpen door Nederlanders en zij is als zoodanig de grootste verzameling. Zij bevat ook tal van unica als verschillende oorspronkelijke teekeningen, werkteekeningen, proefdrukken, door den kunstenaar met de hand afgedrukte houtsneden, gesigneerde afdrukken, zeldzame exemplaren als anderszins. Het geheel is verdeeld in vier kavels:
Elk ex-libris is bevestigd op een dubbel vel Banzay-papier (imitatie-Japansch), groot 50 × 32 cm, gevouwen 25 × 32 cm. In het bovenblad is een opening gesneden. Ik liet vellen maken met openingen van verschillend formaat ten einde steeds papier in voorraad te hebben, waarin een bepaald ex-libris past. Het beste is echter zelf de openingen te snijden, daar deze in vele gevallen toch moeten worden vergroot. In de ledige ruimte wordt het ex-libris geplakt, dat dus aan het onderste blad wordt gehecht. Ik gebruik daarvoor stukjes gompapier, groot 1.8 × 2.5 cm (in den postzegel-handel verkrijgbaar), welke, naar believen, in de lengte of in de breedte worden gevouwen en voor kleine boekmerken nog wel in tweeën kunnen worden gedeeld. Een aldus opgeplakt ex-libris kan steeds zonder moeite en beschadiging worden losgemaakt, vooral wanneer het gompapier niet ál te veel is bevochtigd geweest. Het nadeel is echter, dat het gompapiertje door op dun en doorzichtig papier afgedrukte ex-libris heenschemert. Ook ontstaat soms een verdikking aan den bovenkant van het ex-libris, zoodat dit niet geheel vlak komt te liggen. Maar dit euvel laat zich bij slechts een zeer gering percentage gelden en ik geef ongetwijfeld aan deze manier van opplakken de voorkeur boven die met gluton. Voorts kunnen de aanteekeningen, zooveel ge maar wilt, op het onderste blad worden geplaatst en deze zijn dus slechts zichtbaar, wanneer men het vel opent. Bijna alle ex-libris maken op dit fijne, licht-roomkleurige papier een goeden, soms zelfs voornamen indruk en aan de prentjes wedervaart een recht, waarop zij krachtens hun aard aanspraak hebben. Alle bladen met ex-libris van één ontwerper worden gelegd in een dekvel, dragende diens naam. Het dekvel is groot 50.2 × 32.2 cm, gevouwen 25.1 × 32.2 cm en wijkt in tint nauwelijks merkbaar, maar toch met een schakeering in het roomkleurige, van de opzetbladen af. Voor de eerste groep is op de dekvellen de eeuw van ontstaan vermeld (16de, 17de, 18de, 19de eeuw). De tweede groep bestaat uit ex-libris van bijkans 400 Nederlandsche ontwerp(st)ers en derhalve uit bijna 400 omslagen met inhoud. Het ligt voor de hand, dat die omslagen namen dragen van grooten als Willem van Konijnenburg en Bauer, maar | |||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||
ook van amateurs in het kwadraat. Aangezien ik evenwel een overzicht wil hebben van de geheele kunst van het Nederlandsche ex-libris, weer ik uit mijn verzameling noch goedgemeende amateurskunst, noch ‘Schund’ oftewel bocht. Gelukkig behoeft een afdeeling ‘Schund’ bij Nederlandsche ex-libris niet te worden gemaakt; wel zijn wij rijk aan werk van amateurs, maar daaronder is toch ook vaak iets aardigs. Het mooie van dit stelsel is, dat op deze wijze de ontwikkelingsgang van een kunstenaar kan worden nagegaan en voorts ook de groote tijdstijlen spreken en dit laatste vooral, wanneer een verzameling eenmaal meer dan een eeuw zal zijn bijgehouden. Dit laatste is mogelijk door het legateeren van verzamelingen aan bekende verzamelaars; hierover volgt bij gelegenheid een nadere uiteenzetting. De grootte van de vellen en omslagen is vrij willekeurig gekozen; het beschreven formaat is royaal en voldoet zoowel tegenover kleine als voor groote ex-libris. Aanvankelijk had ik de namen der ontwerpers op de omslagen met de pen geschreven. Dit bevredigde mij niet. Het laten bedrukken van deze vellen zou echter al te kostbaar zijn geweest. Ik liet toen ter drukkerij een alphabet zetten uit de welgevormde Plantijn, louter in kloeke kapitalen, groot 0.8 cm, in zwarten druk, met een ruimte tusschen de letters als die tusschen twee opeenvolgende letters in een woord. Van dit alphabet, aangevuld met de ij en voorts met twee punten met ongelijke speling in den afstand, liet ik 1000 afdrukken maken. Deze 1000 strooken werden wreedelijk, letter na letter, versneden, waardoor 29.000 losse stukjes ontstonden, gemiddeld kleiner dan een vierkante cm. Mijn zetmateriaal was gereed! Ik kon nu namen vormen. Met behulp van eenig zelf vervaardigd gereedschap en door eigen geest ingefluisterd uithoudingsvermogen (móet het, dóet het!) bracht ik de letters op de bladen. Als tegeltjes werden de deeltjes naast elkaar gemetseld, met gluton als specie, een pincet om te plaatsen en aan te duwen, nadat ze met een miniatuur-penseel waren bevochtigd. En nu stralen de namen in de edele Plantijn. De voeg tusschen twee letters is niet storend; zij is zichtbaar, wanneer men er bepaaldelijk op let. De letters zijn afgedrukt op papier van dezelfde soort en kleur als die der omslagen. De overgebleven lettertjes rusten in een langwerpige doos, waarin ik met cartonnen afscheidingen 27 vakjes maakte en wachten om in nieuwe namen hunne roeping te vervullen. De bijkans 400 omslagen liggen in 16 portefeuilles, welke ik eveneens naar eigen smaak liet vervaardigen. Zij zijn groot 25.7 × 33 cm, voorzien van linnen hoeken en van een lossen linnen rug. De kleur van het linnen verschilt van die der portefeuille zelf, terwijl alle portefeuilles weder onderling in tint en combinatie van tinten verschillen. Het is een kleurenrijk geheel. Zijden linten, in de kleur van het linnen, houden vooral den rug aaneengesloten, maar worden niet gestrikt. De losse rug kan reiken tot een hoogte van 14 cm, doch zóóveel moet een portefeuille niet bevatten; dan wordt ze onhandelbaar. Daarom verdeelde ik den inhoud over een betrekkelijk groot aantal albums. De portefeuilles liggen in een kast, in stapels van drie; op den rug is de inhoud aangegeven door gouden letters, alphabetisch wijzende op de namen der ontwerpers, op een vakje marineblauw linnen. De oude ex-libris zijn geborgen in een afzonderlijke portefeuille, parelgrijs, afgezet met zwart linnen; op den rug staat, in het marineblauw linnen: Oud-Holland. De daarin liggende omslagen dragen de opschriften: XVIde, XVIIde, XVIIIde en XIXde EEUW, welke Romeinsche cijfers ik kon ontleenen aan de kapitalen-Plantijn. De overige ex-libris liggen eveneens in een afzonderlijke portefeuille, zoodat de geheele verzameling 18 albums omvat. Volledigheidshalve behoort nog een klapper op de namen der eigenaars te worden gemaakt. Wellicht is de methode-Strens praktischer. Bladen papier moeten zachtzinniger worden behandeld dan cartons. Ik heb daarom altijd een hekel eraan, mijn verzameling te toonen, omdat belangstellenden zich niet hebben ontzien, een blad in één hand te nemen zóó stevig, dat een knik in het papier kwam of dat het spoor van een nagel ten eeuwigen dage zichtbaar blijft. De armen ... Weten zij dan niet, dat de mensch bij het ontwaren van schoonheid de neiging heeft béide handen te heffen als om het broze te hoeden? Want toch dit en dit alleen is de door alle eeuwen ontroerende beweging der volledigheid en wie de heiligheid van dit gebaar niet kent, is niet ontvankelijk voor de Overpeinzingen van een Bramenzoeker, voor de schreeuwende meeuwen, in de stilte, voorbij de wegen ... en daarom blijve hij verre van mij. Wie nu zelf een verzameling wil aanleggen, heeft in deze ontboezemingen voldoende aanwijzing voor de verzorging. Men kan alles weelderiger ofwel eenvoudiger inrichten; smaak en beurs spreken hier een gewichtig woordje mee. Overigens vindt men nog gegevens in mijn boek ‘De Nederlandsche Exlibris-Kunst’ (uitgave Boosten en Stols, Maastricht) en in Den Gulden Winckel van 20 December 1928. | |||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||
Met een toelichting bij de afbeeldingen ben ik ditmaal karig, wegens gebrek aan plaats. De houtsnede (afb. 1) is van den fijnen W.J. Rozendaal, die met elk nieuw stuk verrast. Wel valt er soms over te praten, maar verrassend, zoowel van gedachte als van uitbeelding, is zijn werk altijd. Een begaafde, die bij volle ontplooiïng een sieraad voor ons land wordt. Het ex-libris is echter niet in gebruik; het origineel is iets grooter. Het heraldische ex-libris (afb. 2) is geteekend door Herman Jansen, die blijkbaar als grondslag nam eene der opvattingen van de bekende grafische kunstenares R.M. Wichers Wierdsma. De beide andere ex-libris (afb. 3 en 4) zijn geteekend door R. Hornecker en hebben elk hun eigen verdienste; dat met de aanduiding E Bibliotheca Artis bekoort mij het meest, vooral vanwege den vorm en de fijne letter. * * *
The Bookplate Association International houdt in Mei 1931 te Los Angeles haar 7de jaarlijksche, internationale tentoonstelling van ex-libris. Prijzen worden uitgeloofd voor de beste ets (25 dollar), de beste houtsnede (25 dollar), de beste kopergravure (15 dollar), enz. Gaarne zie ik van Nederlandsche ontwerp(st)ers, zoo spoedig mogelijk aan mijn adres: Zuid-Binnensingel 23, Den Haag, ex-libris (zoo mógelijk 2 afdrukken van elk) tegemoet, waarop in potlood op de keerzijde in de Engelsche taal de techniek is vermeld en het jaar van ontstaan. Als Honorary Vice-President for the Netherlands van de B.A.I. zorg ik voor gezamenlijke doorzending naar Amerika. Zij worden echter niet teruggezonden.
* * * | |||||||||||||||||||
Aanvulling op de lijst van verzamelaars (D.G.W. Aug. en Nov. 1930):86. Th.J.J. Bosloper, Velperweg 85, Arnhem. 87. J. Brouwer, Tj. Hiddesstraat 62, Leeuwarden. 88. Tine Poelhekke, Lindenlaan 4, Nijmegen. 89. Tjomme de Vries, Brouwersgracht 91, Amsterdam C. Wijziging in die lijst: 82. H.W.M.J. Kits Nieuwenkamp, Uithoornstraat 24 II, Amsterdam Z. JOHAN SCHWENCKE |