Splinters van critiek
Over Arthur van Schendel's ‘Het Fregatschap Johanna Maria’ schrijft H. Marsman in De Vrije Bladen:
‘... maar voor de rest is dit laatste werk van Van Schendel niet alleen een van zijn beste, en zeker van zijn sterkste boeken, maar een der prachtigste die door Hollanders van vroeger of nu zijn geschreven. En meer dan dit: laat de Johanna Maria onmiddellijk worden vertaald: dan kan men zien wie wij zijn, wat wij zijn, hoe wij zijn: ik ken van den lateren tijd geen krachtiger boek, en zeker geen boek, dat zoo goed-hollandsch is, in den besten zin van het woord.’
‘... maar Het Fregatschap is mij, in mijn hart, hoewel het dunkt mij grovere fouten heeft dan zijn Zwervers, oneindig veel liever; ik zou bijna zeggen: dit is van Schendel, deze eenvoudige, on-romantische, reëele, machtige Hollander. Ja, dit is Arthur van Schendel.’
Edoch, Frans Coenen oordeelt over ditzelfde boek in Groot Nederland aldus:
‘... Zoo stemmig en tonig grijs in den bekenden stijlval van den schrijver, dat het ... op den duur eenigszins één-tonig wordt en wij moeite krijgen met onze aandacht, die alsmaar zakken wil.’
....‘Terwijl thans, door dit niet slagen van dezen greep naar het wonderlijk vergeestelijkte, de historie enkel sleepend en zeurig wordt: een eindeloos relaas van onbelangrijke dingen en menschen.’
... ‘Maar hij kon het niet en daarmee vervalt zijn compositie tot iets hybridisch, maar vooral tot iets vervelends.’