Wijsbegeerte
Dr. J.D. Bierens de Haan, De Strijd tusschen Idealisme en Naturalisme in de 19de Eeuw. - Haarlem, de Erven F. Bohn, 1929.
In dit boek geeft de schrijver een overzicht van de igde-eeuwsche wijsbegeerte naar een vooropgezet plan, dat om twee redenen aanbeveling verdient. De eerste geeft hij zelf aan op de laatste bladzijde, waar hij zegt: ‘de nieuwe tijd had (na het abstrakte der Middeleeuwen) een konkreet idealisme te stichten, dat de ervaarbare wereld niet buiten maar in de Idee dacht, en om dit idealisme te verstaan, moest het naturalisme aan het woord komen, maar ook in zijn uiteindelijke strekking worden afgewezen.’ En dit proces speelde zich af juist in de - ruim genomen - 19de eeuw. De philosophie dier periode onder dit gezichtspunt te beschouwen is dus alleszins gerechtvaardigd, en heeft het voordeel, dat de niet geheel en al ingewijde lezer onmiddellijk de groote lijnen der ontwikkeling kan onderscheiden en vasthouden.
En als tweede reden, waarom deze groepeering der stof aanbevelenswaardig is, voeg ik hieraan toe de opmerking, dat vele ontwikkelde, maar niet speciaal wijsgeerig geschoolde lezers zonder het te weten nog sterk onder den invloed verkeeren van het naturalisme in den een of anderen vorm, en zich daarvan door de lectuur van dit juist voor hen - want immers zeer helder, eenvoudig en overzichtelijk - geschreven boek kunnen bewust worden. Want al is dan de wijsbegeerte na van het naturalisme geleerd te hebben weer en in hoogeren zin idealistisch geworden, en is in den geest des tijds daarvan de neerslag ongetwijfeld te bespeuren, toch zal, wie zich van eigen geesteshouding rekenschap geven wil, met groote voldoening hier een proces geteekend vinden, dat hem en over zijn eigen denkbeelden en over veel, wat nog om hem heen geleerd wordt, helderheid geeft.
De opzet van het boek bedoelt geen volledige behandeling van alle belangrijke wijsgeerige stelsels der vorige eeuw, maar dat is allerminst een nadeel. In de veelheid is orde gebracht volgens een beginsel, dat niet willekeurig gekozen, maar door de ontwikkeling van het 19de-eeuwsche denken zelf daartoe aangewezen is. En als een wijsgeer, in de geschriften van zijn voorgangers zoo vertrouwd en zoo objectief anderer meening voordragend als deze schrijver, zich als gids aanbiedt, dan is het te hopen, dat velen de leerrijke excurcie meemaken. Er zullen er maar weinigen zijn, zelfs onder de der zake deskundigen, die er geen winst bij opdoen voor hun kennis en inzicht. Met het schrijven en uitgeven van een boek als dit wordt aan het publiek, dat er prijs op stelt beschaafd te zijn en niet slechts te heeten, een dienst bewezen. Het moge zijn appreciatie toonen.
E.J.v.d.B.