Letterkundige hygiëne
‘Om tot saneering en concentratie van onze verwarde letterkundige critiek te geraken’ zal aan DE STEM voorloopig één vel druks worden toegevoegd, waarvan de redactie is opgedragen aan Anthonie Donker. De redactie van De Stem voegt aan die mededeeling toe: ‘Een bescheiden poging, zeer zeker, maar wij meenen beter te doen, bescheiden te beginnen en af te wachten, wat er uit groeit, dan van een grootschen opzet uit te gaan met de kans, het aantal mislukte pogingen in dit opzicht spoedig met één te vermeerderen.’
Anth. Donker zet de bedoeling dier saneering nader uiteen en schrijft:
‘De Nederlandsche litteraire kritiek geeft te weinig of geen, of verkeerde leiding. De Nederlandsche lezer gaat op goed geluk zijn eigen weg. De beste letterkundige tijdschriften kunnen uiteraard niet anders dan sporadisch critiek geven, enkele studies en wat boekbesprekingen. In de overige tijdschriften deugt de kritiek meestal niet, is zij slap en onverdeeld welwillend, of scherp, verdeeld en onwelwillend, uitgaande van andere dan artistieke beginselen, dogmatisch, en niet zelden voortkomend uit persoonlijke antipathieën. Sommige der voornaamste dagbladen hebben een goed verzorgde litteraire kroniek, maar door de ongehoorde veelheid der publicaties is het voor den lezer uiterst moeilijk een overzicht te krijgen van het wezenlijk belangrijke onder al het nieuw verschenen werk.
Excessen, die een critische anarchie bedenkelijk naderen, hebben zich de laatste jaren geregeld voorgedaan. Auteurs, over de waarde van wier werk men van meening kan verschillen, maar van wie men erkennen moet dat zij in het geestelijk leven van hun land een rol van beteekenis spelen, worden herhaaldelijk afgemaakt alsof het nietswaardige scribenten waren. Wij herinneren aan de onverantwoordelijke en onrechtvaardige kritiek welke van verschillende zijden bijv. auteurs als Querido en Robbers, Scharten-Antink, Alie Smeding, Coster en Havelaar, A. Roland Holst en Werumeus Buning, en de jongsten uit Erts trof. De een schrijft een essay over wat de ander in enkele regels een prul noemt. De toon van vele kritieken ontaardde tot grofheden, die den goeden naam van den letterkundige bij het publiek in gevaar brengen en hem ten eenenmale onwaardig zijn. Het publiek wordt aldus tegenover de kritiek onverschillig of wantrouwend, en laat er zich niet door leiden. Niettemin bezitten wij een aantal critici die naar beste weten leiding trachten en vermogen te geven. Door deze in een orgaan voor samenvattende en helder inlichtende kritiek te concentreeren, kan het critisch peil en het gezag onzer critiek aanzienlijk verbeterd worden. Men krijgt aldus wel niet een, ook geenszins wenschelijke, eenheid van oordeel, maar althans een eenheid van niveau, een standaard. Het critisch bulletin wil door onpartijdige, samenvattende en bij voorkeur opbouwende critiek, zich uitsluitend naar de kunstwaarde, d.i. de schoonheids- en levenswaarde der werken richtende boekbeschouwing, leiding en voorlichting geven. Door uit de overtalrijke binnenlandsche en buitenlandsche publicaties het belangrijkste uit te lichten, en in niet al te uitvoerige, doeltreffend synthetische critieken te bespreken, denkt het dit doel te bereiken. Voorts door onderzoek naar de waarde van bepaalde succesboeken, door het op den voorgrond brengen van ten onrechte onopgemerkte werken, en eventueel ook door het signaleeren
van partijdige, misleidende critiek en het zoo objectief mogelijk ophelderen van misverstanden. Het hoopt aldus als een centraliseerende en opbouwende kracht te kunnen bijdragen tot de verheffing van het critisch-letterkundig peil en tot een overzichtelijker en doeltreffender voorlichting van den Nederlandschen lezer.’
Aan een gelijk luidende circulaire tot de medewerkers gericht leest men verder:
‘Overtuigd dat velen onzer critici nog altijd de waarden van conscientie en idealisme in de critiek hooghouden, doe ik hierbij op U en op een aantal andere onzer vooraanstaande critici een dringend beroep om het voor onze critiek en litteratuur wezenlijk belang, dat het Critisch Bulletin voorstaat, door Uw gewaardeerde en gewenschte medewerking te willen ondersteunen.’