liteiten, naast den levendigen verteltrant, naast het zeer bewogen tempo van het verhaal, bevat het ook een ernstige kern, die den meer bezadigden lezer stemt tot nadenken. Niet zoozeer om wat er gebeurt, om wat zij doen, zijn de figuren uit dezen roman belangwekkend, maar wel om de redenen waarom zij het doen; om wat hen van binnen uit voortdrijft, om hun ziel is het, dat zij den lezer tot het einde van het boek blijven boeien.
De beschrijving van het leven aan een Amerikaansche meisjesuniversiteit is voor den niet-Amerikaan op zichzelf reeds interessante reportage. Zoo een campus of groot park, met de eigenlijke universiteitsgebouwen, de woningen van de professoren - mannelijke en vrouwelijke -, de tehuizen, waar de jonge meisjes onder een regiem van half internaat zichzelf regeeren, door middel van een Onderlingen Raad van Beoordeeling, vormt een zeer eigenaardig complex. Zonder onnoodige ruwheid, maar met groote vrijmoedigheid toont ons de schrijver, hoe de verschillende elementen van die campusgemeenschap op elkaar reageeren. We vernemen erin, hoe pedante professoren, door den al te jeugdigen overmoed van geprikkelde studentinnen worden beproefd, hoe al dat vrouwvolk elkaar onderling duvelt, hoe de meisjes, onbezonnen en wild, cynisch maar onervaren, zichzelf in een moeilijk parket brengen, hoe ze den aap houden met al te verwaande aanbidders, hoe ze in een avontuur verwikkeld geraken en tenslotte, hoe ze zich daaruit redden of niet redden.
Over dat alles heeft de schrijver met groote plasticiteit en veel humor - al is het soms maar Amerikaansche humor - verteld. Maar door de opeenvolging van deze groote verscheidenheid van meestal blijmoedige gebeurtenissen heen, loopt als een grijze, ernstige draad 't verlangen - in minder of meerdere mate bewust - van al deze jonge vrouwen, naar de begeerde vrucht. Diep in haar speurt men het borrelen en zieden, duister maar sterk, van hare ontluikende vrouwelijkheid. Daar is de plicht, de studie, het opdoen van kennis en het zich voorbereiden op het spelen van een rol, later in de wereld. Dat alles boeit haar geest en neemt hare aandacht in beslag. Maar daarnaast voelen zij den drang van hun instinct, hun lotsbestemming als gezellin van den man en toekomstige moeder, het haken om zich ook als vrouw volledig te kunnen uitleven.
Alle zijn zij vrij gevochten deze meisjes, en de Zeer Verstokte Maagden - het groepje dat de hoofdrollen speelt - het meest van allen; doch het is slechts in schijn en als het er op aankomt het innigste van hun wezen aan 't woord te laten, voelen zij, dat allerlei boeien haar nog kwellen.
Sommigen kunnen aan dien drang niet weerstaan en geven zich onmiddellijk over, anderen trachten hem met een nijdige koppigheid het hoofd te bieden. Voor Sara La Lond, bv. groeit de dualiteit des levens tot een tragisch dilemma, met aan den eenen kant toekomst en broodwinning, en aan den anderen kant de even broodnoodige liefde en teederheid; terwijl de schrandere Sylvia en Prof. Gifford een schier hopeloozen strijd aanbinden om hun schoon gevoel tegenover de conventie te doen zegevieren.
Door den dieperen ondergrond van zijn roman heeft Warner Fabian het boek opgevoerd van het zuiver Amerikaansche peil tot het algemeen menschelijk plan. Met grooten waarheidszin heeft hij het sexueele vraagstuk, zooals het voor vele jonge vrouwen wordt gesteld, op zijn eigen wijze belicht.