CYRIEL BUYSSE
ver voor zijn zeventigsten verjaardag
Vlaamsche steden beelden, zij zelven diep ontroerd hebben gestaan voor zooveel luisterrijke schoonheid en dat hun ziel tot in haar fijnste vezels heeft getrild van hoogen trots en vromen eerbied. Ik weet hoe innig-diep ze zich gevoeld hebben de verantwoordelijke dragers van dat rijk verleden en met welk een smachtende liefde zij hebben gestreden om de edele traditie ongeschonden aan de toekomst van hun ras over te leveren.
* * *
De toekomst! ... Somber, helaas! ziet zij er uit! Zij ziet er uit als een donkere nacht, als een afgrond waarin wij allen zullen vergaan. Maar ook ons verleden heeft zulke tijden van verschrikking en afschuw gekend; wij zijn terneer getrapt geweest, verwoest, verkracht, in schijn vernietigd, en toch zijn wij telkens, weer met onverdelgbaar taaie levenskracht weer opgestaan.
Een volk als het onze, dat zoo afgrijselijk veel geleden heeft, schijnt niet te kunnen sterven. De ongenadige Natuur eischt martelaren, doch martelaren schreeuwen hun gruwelijk-onrechtvaardig lijden in het aangezicht der Menschheid uit, en deze kreten zijn het, die weergalmen door de generaties van de toekomst heen en het Geweten van de Wereld levend houden.
Wij, de kunstenaars, zijn de stem, de tolk van dat Geweten. Een nieuwe toekomst zal voor ons een nieuwe kunst scheppen, en die kunst van bijna bovenmenschelijk lijden, die kunst van smart en rouw en woede en bloed en tranen, die kunst van onverzettelijke levenskracht en hoogen trots zal nogmaals zijn een zuiver Vlaamsch-Belgische kunst: de ziel, het hart en ook de geest van het gefolterd Vlaamsch-Belgische martelaarsvolk.
In den loop der eeuwen werden wij beurtelings door vele groote volken overweldigd en mishandeld. Wij zijn om beurten Fransch geweest, en Spaansch, en Oostenrijksch en Hollandsch, maar altijd, onuitroeibaar, in de kern van ons onverwoestbaar wezen, zijn wij zuiver Vlaamsch gebleven. Het waren slechts namen die men, van buiten af, op ons plakte: de ziel, de aard bleef, ongeraakt en onvergankelijk.
* * *
De Vlaamsche ziel! Wie daaraan denkt in deze tragisch-sombere dagen, ziet als vanzelf het troostvol en bekoorlijke beeld van Vlaanderen's verpersoonlijking - Uilenspiegel! - vóór zijn vertwijfelenden geest verrijzen. Die is als 't ware levend uit het verleden weer opgestaan en naar ons toegekomen, zooals hij eenmaal opstond uit zijn graf; en 't is alsof zijn guitige oogen ons weer toelachen en of wij hem nog, in onverstoorbaar optimisme, zijn onvergetelijke laatste woorden hooren uitspreken:
‘Est-ce qu'on enterre Ulenspiegel, l'esprit, Nele, le coeur de la Mère Flandre? Elle aussi peut dormir, mais mourir, non! Viens, Nele.’
‘Et il partit avec elle en chantant sa sixième chanson, mais nul ne sait où il chanta la dernière.’
Ook wij weten niet waar en hoe wij ons laatste lied zullen zingen. Maar, ondanks alle rampen, die ons land geteisterd hebben, behouden wij het vast vertrouwen, dat de smartkreet van heden onze zwanenzang nog niet is.
De vruchten der Natuur kunnen tijdelijk vernietigd worden. De Natuur zelve, Vlaanderen, het hart, de ziel, de geest, de kunst van onze zoete, milde, heilig-geliefde Moeder-Vlaanderen, die doodt men niet.
Die wìl niet sterven.
Die kàn niet sterven.
En die zàl niet sterven!
September 1915.