In Memoriam dr. Jan van Epen
door Cor van der Lugt Melsert
U vraagt mij een stukje te willen schrijven als gedachtenis aan Dr. Jan van Epen. Ik zou mij daar niet gaarne aan willen onttrekken, hoewel het moeilijk is, om direct na het sterven van een vriend je gedachten over hem op papier te zetten.
De laatste indrukken zijn nog te diep in je hersens gegrifd. Je ziet hem nog te dikwijls voor je zooals de dood ons hem het laatst deed zien, en je moet je wel steeds voorhouden, dat je nu niet meer áán hem, maar óver hem te schrijven hebt.
Langzaam ga je je weer herinneren de zonnige dagen mét en bíj hem doorgebracht, zie je hem weer, wat gebukt, loopen in zijn witte doktersjas door den tuin van het Sanatorium, met die vriendelijke donkere oogen in het rood gebruinde gezicht, waarmede hij iedereen voor zich innam.
Dan zie je hem weer gebogen liggen soms wel een uur lang, over het bed van zijn zoontje om het met verhaaltjes en sprookjes in slaap te brengen. Je herinnert je weer zijn groote sympathie voor menschen, die het leven durfden te leven, zijn hulpvaardigheid ten allen tijde, zooveel hij kon en waar hij kon. Het schildersatelier naast zijn Sanatorium was dikwijls een toevluchtsoord voor velen, die tóen zijn hulp noodig hadden en ontvingen en dit gedurende zijn ziekte vergeten hebben.
De laatste jaren hoorde men niet veel meer van hem als schrijver. Tegenslag noodzaakte hem zijn Sanatorium te sluiten en de practijk, daarna, in een klein Betuwsch dorpje liet hem blijkbaar geen tijd over veel aan zijn lievelingswerk te doen.
* * *
Zijn laatste stuk, geschreven in verzen: ‘Het Blinde Geluk’ dateert ongeveer van 1920. De proloog begint als volgt:
May, slank jong meisje, zielvolle oogen ligt stervend op de divan.
Max. Man van ongeveer 40 jaar, grijzend haar reeds, los gekleed, staat bij het geopend venster in droom verzonken.
Een laagstaande avondzon verlicht de divan.
May richt zich moeilijk overeind, staart eenige oogenblikken naar Max die onmiddellijk omziet en bij haar komt.
(iets zangerig geluid)
Nu is mijn pijn voorbij -
(Hij buigt zich over haar - kust haar voorhoofd en oogen. Zij grijpt zijn hand, dan ziet zij hem diep in de oogen)
Mijn leven staat nu in mijn geest
De ziel bevrijdt zich van het moederlijf
(hij kust haar aangedaan)
De jaren van ons samen-zijn
beteek'nen één groot feest
Ik voel verdriet noch angst
Want eens moet komen toch
het eind van allen jubel.
De ouderdom is niet voor mij
Ik sterf als jeugd gaat kwijnen -
Ons leven was een blij gedicht
Maar jong is nog mijn hart
Verlaat mij niet, want zonder jou
wordt 't leven mij een pijn,
een kwelling zonder einde
(Innig)
(Zij strijkt hem door het haar, liefkoost zacht met streelende handen)
Ik was je speelpop - de dwaasheid
Ik was de bloesem, die nu dort.
Maar voorbereid is reeds de vrucht
De bloeitijd kan niet eeuwig duren
Maak geen gebaar van afkeer.
Wil jij een bloem slechts om den geur?