waagbriefje hoeft er van hem niet te komen. Deze beperktheid der taak wordt bij het boekenkeuren vergeten, gevolg van de zelfzucht die ijdelheid heet, waarbij de keurder zijn eigen ik op de schaal legt met dat van den schrijver, vergetend dat zijn borderel niets hoeft te zijn dan een eerlijke, nauwgezette taxatie: van des schrijvers boek in verband met zijn, des boek-schrijvers, ik. Noodig is het niet - het mag, mits de taxatie er niet onder lijdt - dat de taxateur zich inbeeldt, ook iets als 'n boek of 'n brok van 'n boek met zijn arbeid te kunnen formeeren.
* * *
Een belangwekkend oogenblik mocht ik verleden jaar Mei doorleven, toen aan den disch van Willem Kloos Van Deyssel een dronk instelde op zijn oudsten en besten vriend, den jarige. Ik dacht erbij aan de hierboven in herinnering gebrachte verklaring van Kloos. Vrienden inderdaad, die twee, die toch zoo veel, zoo diep verschillen! En deze beiden schreven kritiek, welke behoort tot ons beste proza! Hoeveel Van Deyssel's oordeel telt, ik zag het in Couperus' oogen, toen Van Deyssel den zestigjarige toesprak bij de receptie in de Kunstzaal Kleykamp. Dat was, in deze moede oogen, de flits, de glans eener diepe vreugde. De klacht uit Metamorfoze was verstorven. Hoe hoog had Van Deyssel Extaze gesteld!
... Of het, naar mijn zin of meening, botertje tot den boom moet lijken? moet zijn in de literatuur? In wat dan de Lusthof onzer Letteren zou behooren te heeten! Ik zie er liever een boomgaard in en zelfs mijn realistische lippen gebruiken woorden daarbij als ‘bruidstooi’ voor 't wit der bloesemende boomen, en mijn hart heeft ze lief, de knoestige takken, die trouwe vruchtendragers zijn.
Een man als zoo'n boom is Couperus geweest.
Kent u het boek Tex van Stephen Mc Kenna? Het is zeven jaar oud. Een Engelsche vriend teekent er den Nederlander Alexander Teixeira de Mattos en getuigt: ‘By 1914 Teixeira stood in the forefront of English translators, and, through his labours, translation had won a place in the forefront of English literature.’ Hij vertaalde Fabre en Ewald en Maeterlinck en - Couperus. Den zomer vóór zijn dood ('21) heeft hij druk meegedaan om den Nederlandschen romanschrijver een eervolle ontvangst in literaire en mondaine Londensche kringen te bereiden. Couperus is in Engeland veel meer gelezen en bewonderd dan men in zijn vaderland weet.
Gooische eerbied heeft nu het ‘Genootschap Louis Couperus’ gesticht. Met voordrachten en het bijeenbrengen van handschriften of zeldzame drukken heeft het bestuur al teekenen van leven gegeven. 'n Liefhebberij? Pardon, een vereering. Het in den eeredienst der letteren voortvarende èn getrouwe Frankrijk geeft met zijn genootschappen ‘les amis de ...’ een voorbeeld, dat dikwijls waarderijk is gebleken, bijvoorbeeld tijdens en tegen de inzinkingen, welke bijna elke literaire reputatie ondergaat.
* * *
Merkwaardig is, wat Polen doet voor zijn kunst en zijn literatuur. Ik weet u, buiten de dagbladredacties, onmiddellijk een half dozijn Nederlanders te noemen, die van de administratie te Warschau (1, Boduenastraat) geregeld het als een vrij groot en rijk verlucht dagblad er uitziende maandschrift Pologne Littéraire toegestuurd krijgen. Met levensbeschrijvingen, karakteristieken en overzichtelijke opstellen licht het in over dichters en schrijvers, schilders, beeldhouwers en musici. Telkens een bladzij met afbeeldingen van schilderijen en portretten op de andere pagina's. Men legt het nooit ongelezen weg. Wie ... betaalt deze groote ‘reclame’? Waartoe wordt zij ondernomen? Dit, uit nationalistischen zin. Uit den mooien hoogmoed, die vaderlandsliefde heet. Polen is tienmaal zoo groot en heeft viermaal zooveel inwoners als Nederland; de landen noch de bevolkingen zijn te vergelijken; maar tot de talen, die men kent, hoort het Poolsch evenmin als het Nederlandsch. Toch beukt zoo'n reclame den roem door de wereld. Een ijdele faam? Ten deele wel. Maar dat belangstelling buitenslands invloed op het land zelf kan hebben, bewijst de glorie van een schrijver, die aanvankelijk in Polen een matige aandacht, laat staan iets als roem vond. 'k Bedoel den schrijver van De Boeren, Reymont. Een Pool, die het Duitsch geheel machtig is, heeft dien roman in vier deelen (naar de jaargetijden) volledig overgebracht in het Duitsch en Diederichs te Jena heeft de uitgaaf aangedurfd. Financieel leek ze veel op een strop. Toen kreeg de vertaler verlof van Reymont om het verhaal tot één deel te condenseeren en deze editie ging prachtig ‘erin’; vond een bewondering zoodanig, dat Reymont niet lang vóór zijn dood den Nobelprijs heeft gekregen. De vertaler, de heer de Kokacsky (pseudoniem d'Ardishah), Poolsch consul-generaal te Rotterdam, heeft voor zijn landgenoot dus nog veel meer gedaan dan Teixeira de
Mattos voor Couperus. Ook is hij voortgegaan met vertalen en naar deze Duitsche boeken zijn al drie romans van Reymont in het Hollandsch verschenen. Nu is Reymont óók ‘groot’ in Polen!