Den Gulden Winckel. Jaargang 28
(1929)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdVan de planken naar den inktpotWilly Corsari als componiste en schrijfster
| |
[pagina 27]
| |
WILLY CORSARI
| |
[pagina 28]
| |
weg liggen, rent zij vlugvoetig onvermoeid ons kunst-stadion binnen. Dat is van een voortvarendheid, waar de laksche Hollander wel eens meesmuilend tegenover staat. Willy Corsari is de cosmopolitische artieste in ons kunstleven. Ik geloof, dat ze negen vreemde talen kent. Als de fijn-typeerende teekenaar Jo Spier haar in beeld zou moeten brengen, dan ware een stapel van literair-belletristische boeken rond haar beeltenis niet misplaatst. En toch zouden we met een variant op Vondel's vers kunnen zingen: O Spier, beschans haar niet met boeken en met blâren,
Al wat in boeken steekt is in dat hoofd gevaren.
Willy Corsari zou zonder den ijver, zonder de actieve daadkracht, nooit de plaats hebben bereikt, welke zij in ons kunstleven hecht en stevig bezet. Een talent met ijver, wilskracht, doorzettingsvermogen, bereikt meer dan een ‘genie’, die zijn dagen verdroomt en de juweelen zijner gaven niet op vernuftige wijze weet rond te strooien. Wie Willy Corsari van nabij heeft gezien, overdag lezend en schrijvend in den trein, 's avonds vol natuurlijke en toch wel eens opgezweepte levendigheid volbrengend haar taak als zuiver en melodieus-zingende ‘diseuse’, zal deze vrouw bewonderen in haar bijna verblindenden hartstocht voor het werk, den arbeid, het kunstnijvere métier van zingen, spelen, schrijven, componeeren ... Wie Willy Corsari 's avonds heeft gezien en gehoord, in een tapageus avond-toilet, aan den vleugel, op het ‘schavotje’, - het podium, - zal zich erover verwonderen, dat deze vrouw, na haar dag- en avondtaak, tijd en genegenheid vond om 'n schetsje, een sproke, een droom, te schrijven, haar werk als brief te posten op een vroegmorgen te Appingedam, zoo, dat de lezer eenige dagen later dat verhaal in een Hollandsch blad of in... de B.Z. am Mittag kon lezen. Willy Corsari praat niet maar doet. Willy Corsari lanterfant niet, zij werkt. Willy Corsari is het typisch-levende kind van den tijd. Deze eigenschappen zijn ook in haar werk te vinden. Een vloeiend rhythme, een aardig rijm, een tikje weemoed en een beetje liefde, wat schrijnend leed en het is al ‘Verloren Spel’. Zij voelt fijnvrouwelijk, heeft fantazie en kan zoo'n liedje op zeer welklinkende wijze ‘brengen’. Geen overdaad, geen franje, geen woordgegoochel; sober, eenvoudig en toch doordringend. Nu is je arme vrouw gestorven,
En alles, scheen het, kwam weer goed,
Maar om haar plaats in te gaan nemen,
Daarvoor heb ik niet meer den moed.
Als ik je vrouw eenmaal zou wezen,
Had ik geen rustig uurtje meer,
Ik weet te goed hoe jij kunt huich'len,
Wie zegt me, je doet het nooit weer?Ga naar voetnoot*)
De melodie vermooit zoo'n stukje en Willy Corsari was in de uitvoering ervan op haar best. Er ‘hing’ een stilte in de zaal, - om deze gemeenplaats eens te gebruiken, - hetzij in Dokkum of Uithuizermeeden, - waarbij de kastelein achter het buffet in een hoek het ‘tappen’ vergat. En tijdens de pauze, op de binnenplaats, waar de zoete geur van het warme hooi voor de slapende paarden en ronkende koeien onzen letterkundigen neus behagelijk streelde, hoorde ik eens een geestdriftige, maar wankelende boer op strooien beenen, uitroepen: ‘Reusachtig! Reusachtig! Wat heeft die vrouw een oogen-spel!’ Ja, dat spel der oogen is fascineerend, indien het niet ontaardt tot leêg-uiterlijk gedoe. Bij Willy Corsari wordt het innerlijk zielsbewegen weerspiegeld in de brandende lampjes onder het ovale, ei-vormige voorhoofd, hoog van bouw, door donkere haren omgolfd. De mond en oogen kunnen lachen of kwijnen boven dat ‘chique’ avondtoilet, terwijl zij 's morgens, altijd op tijd, altijd present, in een eenvoudige jumper van bruine wol aan de ontbijt-tafel van het hotel verscheen, vol initiatief, durf en élan. En of zij 's avonds in het Zuiden zich had gekleed in een kamer waar de regen bij stroomen nederplaste of den volgenden dag in het Noorden in een onderaardsche spelonk moest kruipen, plotseling staande tegenover een grauwe rat, die daar schijnbaar in afwachting zat, altijd was zij goed van humeur, nooit klagend of jammerend, en de kleurig-gekleede pop met de helle oogen boven de bolblozende wangetjes, geplaatst als mascotte op een toilet-tafel bij den spiegel, keek in starende verbazing naar deze vlijtige vrouw. Dergelijke karakters verfoeien de traagheid, de lusteloosheid, de inzinkingen van den ‘morbide’ kunstenaar, die in modder van stoffelijkheid verkwijnt en vergaat. Zij zijn niet gemakkelijk tegenover anderen, blijven veeleischend, omdat hun leven meer uit geven dan nemen bestaat.
Na deze kleine karakterschets een korte waardebepaling van haar nieuwste werk: ‘Jij en Ik’. Het zijn de figuren, Valentine, het kunstzinnige, hartelijke, opofferende meisje, en Paul, den naar beroemd- en grootheid strevenden violist, waaraan de schrijfster al haar fijne en teedere vondsten van vlotte, gevoelige schrijfwijze heeft besteed. Het hindert niet of hier, de zon haar stralen ‘werpt’ en daar de gretige oogen van Valentine aan boeken ‘hingen’, - de schrijfster bekommert zich niet om een saâmgedrongen prozastijl waarin gevoel, verbeelding, hartstocht, als gekristalliseerd liggen te schitteren, - zij schrijft, reist, analyseert, typeert en de beschreven beelden trek- | |
[pagina 29]
| |
ken bioscopisch-snel aan onze oogen en aandacht voorbij. Het geheele boek is als een zacht maar melodieus muziek-geruisch achter zware, donkere gordijnen. De schrijfster heeft niet een nieuw probleem in het licht van de eeuwige Wijsheid geheven, vol plastische kracht, zij heeft niet een kunstwerk voor de Eeuwigheid geschapen maar haar taak als knap-componeerende, vlot-schrijvende, teeder-beeldende kunstenares volbracht. Met welk een sensitieve, vrouwelijke innigheid is b.v. de figuur van den ouden musicus Slewak beschreven, daar, waar hij na een verhaal over kunst en karakter eenzaam achter-blijft, in een hoekjen van de sofa inslaapt, heel alleen bij z'n Kerstboompje. En menige bladzijde treft door een geestigheid, een originaliteit, oorspronkelijk van dictie, frisch van vorm. Daarom doen versleten uitdrukkingen als ‘werpende’ zonnestralen en ‘hangende’ oogen zoo hinderlijk aan. De Nieuwe Gids-kritiek heeft destijds terecht de individueele en scherpe visie op Natuur en Menschheid in de plaats gesteld voor de ouwbakken schrijfwijze waarvan de gebarsten beelden in onze herinnering zijn blijven hangen. Maar op de grootste kunstwerken van alle tijden kan kritiek worden uitgeoefend. Waarom zullen wij dan in de tijdelijke werken feilen zoeken en gebreken vinden? Al het werk van Willy Corsari is dat eener sensibele artieste, iemand, die met kunstzinnige vingertoppen de beelden en beeldjes van haar schrijfen rijmkunst vlot maar fijntjes heeft beroerd, alvorens zij ze op picturale wijze voor de lezende menschheid te-kijk stelt.
FRANS HULLEMAN |