A.W. Loenatsjarski, De bevrijde Don Quichotte. - N.V. Ontwikkeling, Amsterdam.
De volkskommissaris voor onderwijs heeft den held van Cervantes ingelijfd voor de sovjetpropaganda. Dit wil niet zeggen dat hij den Don Quichotte heeft gemoderniseerd en den ridder van de droevige figuur laat optreden onder de gedaante van een rooden gardist, die op de herbergtafels springt om den roem van Lenin en het sovjetregiem te verkondigen. De auteur is veel kiescher te werk gegaan.
Het stuk speelt omstreeks het einde van de XVIIe eeuw en in Spanje. Ware het door een ander geschreven en niet zoo precies in de eerste jaren dat het sovjetregiem zich in Rusland heeft gevestigd, men zou er misschien niet eens aan denken er een propagandastuk in te zien. Indien we het nu toch in verband brengen met den politieken toestand in 's schrijvers vaderland, dan komt dit doordat het de apologie is van de revolutie en aldus zijn speciale bedoeling onder geen stoelen of banken poogt te verbergen.
Het is noodig hierop nadruk te leggen. Niet alleen om aan te toonen dat het stuk een tendenzstuk is, maar vooral opdat deze eigenaardigheid niet langer als een bezwaar zou gelden, als is uitgemaakt, dat de inhoud algemeen genoeg is behandeld om boven het peil van het politiek pamflet uit te rijzen.
Het werk van Loenatsjarski voldoet aan dit eerste vereischte. Daarmee is evenwel niet uitgemaakt dat het een goed stuk is, of op zichzelf genietbaar. Maar ook dit moet men, zooniet voor gansch het stuk, dan toch voor groote deelen, toegeven bij de lectuur.
Wij zeggen: bij de lectuur, omdat we dit tooneelwerk niet hebben zien opvoeren. Onze restrictie zal zeker minder verwonderen, als men weet dat het stuk negen tafereelen telt en een epiloog. Het spreekt van zelf dat, waar de actie negen maal verspringt, aan nieuwe voorbereiding heel wat tijd moet worden ingeruimd, terwijl ondertusschen de handeling stil ligt. Op plaatsen schiet ook bij de detailleering die voorbereiding tekort, zoodat personnages zich uitlaten op een wijze die, zonder daarom in te druischen tegen hun psychologische structuur, al te verrassend is om niet storend te werken.
Als een van de meest inslaande gedeelten beschouwen wij het slot, waar Don Quichotte afscheid neemt van de leiders der revolutie en zegt:
‘- Gelijk geven kan ik u niet, ook kan ik u niet veroordeelen, noch zegenen. Ik kan u enkel kussen en in dezen kus ligt het bewustzijn van onze almenschelijke zwakheid en onze broederschap.’
Hoewel elders in het stuk meer bewogen momenten voorkomen, ligt in dit slot het dramatische zwaartepunt: Don Quichotte die, inwendig gebroken, den aftocht blaast, na in naam van de goedheid zooveel onheilen te hebben gesticht, en de volle maat geeft van zijn vertwijfeling in het volgend vaarwel:
‘- God behoede u, als hij zich met de kinderen van Adam nog bemoeit.’
Bij de lectuur is het werk van Loenatsjarski dus heel wel te genieten.
Voegen wij daaraan toe dat de uitgeefster den stoffelijken kant extra heeft verzorgd en de talrijke houtsneden van de Russische uitgave werden overgenomen.