haar het hof maakte, heeft voorzeker haar vrouwelijke ijdelheid gestreeld. Wellicht heeft zij hem aanvankelijk aangemoedigd ook. Maar wij weten eveneens dat hij zich enkele scherpe terechtwijzingen op den hals heeft gehaald, toen hij opdringerig werd; er zijn bewijzen van zijn ongenade, toen hij een zekere grens overschreden had.
Edmond Pilon toont hoe de gevoelens van den afgewezen minnaar in haat zouden verkeeren. Dat affront zal hij noch vergeten, noch vergeven. Geleidelijk, vooral na zijn verhouding met de marquise de Coigny die eveneens door vrouwelijke jaloezie gedreven werd, wordt hij een der hardnekkigste tegenstanders van de koningin. Van dan af vinden wij hem in de omgeving van den hertog van Orléans, den lateren Philippe Egalité, waar op alle mogelijke wijzen tegen het hof wordt geïntrigeerd.
Het verwondert dan ook niet dat wij, bij het uitbreken van de revolutie, Lauzun onder de eerste jacobijnen aantreffen. Met den hertog van Orléans moet hij verantwoordelijk gesteld worden voor de bloedige opstootjes te Versailles, in October 1789. Later wordt hij generaal van de Conventie. Hij strijdt eerst tegen de Oostenrijkers, dan tegen de opstandelingen in Vendée. Maar wij wezen er reeds op: hij was geen schitterend soldaat. Hij was toen 46 jaar oud, geblaseerd, zonder geestdrift, zonder overtuiging. Wat was zoo'n generaal Biron, een ci-devant, vergeleken bij de jonge generaals van de jonge Republiek, een Hoche, een Kleber, een Marceau! Zijn weelde, zijn uitspattingen, zijn maîtressen, wat een tegenstelling met zijn soldaten, ‘sans pain et sans souliers!’ Hij bleef een man van het oude régime, die aan de puriteinen van het Comité du Salut Public geen vertrouwen inboezemen kon. In Juli 1793 wordt hij in zijn hoofdkwartier aangehouden en gevankelijk naar Parijs overgebracht. Het was een korte weg, van het Palais Royal met zijn intrigues, naar de ‘prison de l'Abbaye’, waar zooveel andere aristocraten hun laatste uur afwachtten. Vijf maanden later, op een kouden wintermorgen, was het zijne beurt ...
Het is jammer dat wij, van den politieken achtergrond waarop dit leven zich afspeelt, minder in de Mémoires zelf aantreffen, - Lauzun was daarvoor al te ingenomen met zich zelf en met zijn liefdesavonturen - dan wel in de inleiding van Edmond Pilon. Zoo hebben deze gedenkschriften eerst al hun interesse voor iemand die reeds eenigszins op de hoogte is van de intieme geschiedenis van dien tijd.
Ook voor de niet geïnitieerden blijft er veel te genieten. Die achttiende eeuwers konden schrijven! hoe luchtig en ongedwongen, hoe levendig, vlug en pikant wordt alles neergepend, dartel en ondeugend, met een zekere hooghartigheid, die niettemin bekoort. Edm. Pilon wijst op de litteraire verdienste van dit werk; hij bewondert Lauzun's talent in het schetsen van vrouwenfiguren, waarbij hij in hem iets van Greuze en Boucher meent te herkennen. Stendhal daarentegen, waardeerde in de Mémoires vooral het psychologisch inzicht, dat zij ons geven van den auteur.
Lauzun is een typisch vertegenwoordiger van de XVIIIe eeuw, die toen met zoo rasse schreden haar ondergang tegemoet snelde. Hij heeft er de gebreken en hoedanigheden van: hij is hoogmoedig, ijdel, verwaand, zelfzuchtig, onbestendig, intrigant; daarbij geestdriftig, ridderlijk en dapper, belust op avontuur, een liefhebber van het gevaar, galant en stoutmoedig, spiritueel, steeds vroolijk en goed gehumeurd: ‘tout le jour aux coups de fusil et le soir souper avec ma maîtresse! c'était le genre de vie qui me convenait le mieux.’
Wij begrijpen den onweerstaanbaren indruk, dien zoo'n karakter op de vrouwen maken moest. Hij was een hartstochtelijk minnaar bovendien: wanneer hij eenmaal verliefd is, laat hij niet los vóór hij zijn doel heeft bereikt. Nu weten wij wel dat er meer ijdelheid, dan werkelijke liefde in het spel is; maar zoo'n volharding mist hare uitwerking niet. Hij volgt de uitverkorene overal, tot zij zich overgeeft; slechts weinigen zullen weerstaan. Niet ten onrechte vergelijkt Pilon de aldus achtervolgde bij een opgejaagde hinde, die ten slotte uitgeput neerzinkt.
Men heeft Lauzun wel eens bij Casanova vergeleken: de punten van overeenstemming, zoowel wat den mensch als het werk betreft, vallen in het oog. Maar beider mémoires hebben niet dezelfde waarde: die van Lauzun zijn voorzeker geestig en goed geschreven; de stijl zou aan menig boek tot voorbeeld mogen gesteld worden; bij dat eenige meesterwerk van brutalen durf en levenskracht, dat de mémoires van Casanova zijn, blijven ze ver ten achter.
Het groote gebrek van Lauzun, wij zeiden het reeds, is zijn fatterigheid. Zeker: Casanova is niet minder ingenomen met zich zelf, niet minder overtuigd van eigen voortreffelijkheid. Doch hij heeft ook een helderen kijk op de werkelijkheid rondom; hij kent de menschen en doorziet ze; hij onderschat de moeilijkheden niet en weet welken weerstand hem wacht. Juist om den brooddronken overmoed waarmee hij de dingen aanpakt, omdat hij dolkoen op allen tegenstand losrent, wordt hij zoo sympathiek en leeft de lezer zoo intens met hem mee. Ook bij Casanova gebeurt het dat hij zich zelf en den lezer bedriegt; maar hij doet het, wij zouden haast zeggen met