vrijwel volkomen gelukkig; maar Targett wordt eerst op de paarderennen bestolen, waardoor hij zoo goed als geruïneerd is en kort daarop in een bokswedstrijd, waarbij gemeenheid werd gepleegd, wordt hem de schedel verbrijzeld. Daarop volgt spoedig Tulips ondergang. Om te beletten dat Targett's familie haar het kind afneemt, vlucht ze naar Southampton, in de hoop daar te kunnen scheep gaan met bestemming naar haar vaderland. De kapitein wil echter onder geen voorwaarde een vrouwmensch aan boord nemen, maar verklaart zich ten slotte bereid den kleinen Sambo mee te nemen en hem bij Tulip's neef, prins Choodaton van Dahomey, te brengen. Liever dan hem in een Engelsch weeshuis te zien terecht komen, waar hem als nikker niets dan leed te wachten staat, laat de moeder haar jongentje vertrekken. Na eenigen tijd al bedelend te hebben rondgezworven, komt zij opnieuw terecht in Zeemans Thuisvaart, waar de nieuwe waard haar in dienst neemt om het vuilste werk te doen. Daar zij thans niet meer als dame, maar vrijwel als slaaf tegenover de blanke gemeente stond, nam de hostiliteit der bevolking spoedig geheel af. Tulip zelf verwonderde zich weinig over dat alles. ‘Want ze had geleerd waar haar plaats was in het leven en ze deed er haar plicht héél goed.’
* * *
Naast de boeiende eigenaardigheid van het onderwerp en de kostelijke vertelkunst van den auteur, is de groote aantrekkelijkheid van het boekje de fijngevoeligheid waarmede de eigenaardige psychologie van het negerprinsesje onder de blanken wordt ontleed. Fijngevoeligheid kenmerkt het werkje op vele plaatsen. Te beginnen met de opdracht, die het wijdt aan den uiterst fijn besnaarden romanschrijver George Moore. Verder door het motto, twee verzen van Donne: Perfection is in unity, prefer One woman first, and then one thing in her. Met de eenigszins onbehouwen figuur van den oud-kapitein en herbergbaas Targett, die in menig opzicht aan Timmermans' Pallieter doet denken, maar reëeler is, kontrasteert de kiesche behandeling van de figuur van Tulip op bewonderingwekkende wijze. Nergens slaat de fijngevoeligheid over tot sentimentaliteit, geen enkel oogenblik verflauwen de schrijnende situaties tot weekelijkheid. Garnett beoefent trouwens een zeer eigenaardige techniek. Zijn tragiek geeft nooit aanleiding tot misbaar of zwaarwichtigheid. Hij behandelt haar op dezelfde luchtige wijze als den humor. Met het meeste gemak springt hij trouwens van het een op het andere en zonder uiterlijk ontroerd te lijken, kan hij de schrijnendste dingen zeggen, zooals b.v. den slotzin, die we geciteerd hebben aan het eind van de samenvatting. We kunnen dien kant van zijn kunst niet beter vergelijken dan met die van Charlie Chaplin. Zooals in de filmen van Chaplin geven sommige details uit Garnett's werk blijken van de diepste menschenkennis. Boven allen haat en bitterheid uitgegroeid, kent hij geen genade en kan hij met treffende juistheid in één enkelen trek de schaduwzijde van een karakter naast de lichtzijde doen uitkomen. Zoo kon hij niet nalaten, ter wille van de waarheid, op de laatste bladzijde, als het uur der afrekening is gekomen en het slot van de som moet worden gemaakt, even er op te wijzen dat, hoewel Targett steeds in den vollen
zin des woords goed is geweest voor Tulip, het toch aan haar bruidschat was dat hij zijn welstand en zijn vrijwel zorgeloos leventje had te danken. Op het oogenblik dat voor haar begint het rampspoedig hoofdstuk van haar leven, wordt door die nauw te speuren toespeling de vraag opgeworpen of de kleine Tulip niet oneindig meer heeft geofferd aan Targett, dan Targett aan haar. Het antwoord op die vraag kan niet twijfelachtig zijn, wat de tragiek der laatste regels nog verhoogt. En toch werkt dit geweldig ontroerend slot niet terneerdrukkend. Hoeveel levensbejahung, hoeveel onverwoestbare levenskracht en gedegen berusting tevens spreken niet uit de woorden: ‘want ze had geleerd waar haar plaats in het leven was en ze deed er haar plicht héél goed’? Pakkend is het, als het slot van Chaplin's Circus, waar Charlot het geluk nastaart, waarvoor hij niet in de wieg was gelegd, spijtig tot in 't diepst van zijn gemoed, maar niet gebroken, en ten slotte weer opstaat om rechtop de toekomst tegemoet te stappen.
We mogen mevr. N. van Krimpen-Brunt dankbaar zijn door haar zeer geschikte vertaling dit pareltje uit de Engelsche literatuur binnen het bereik te hebben gebracht van ons Nederlandsche publiek.
KAREL LEROUX